dacht. Hij weet niet, waarom hij het gedaan heeft. Hij gevoelde honger.
Hem wordt herinnerd het eerste verhoor, dat hij voor den
regter-sommissaris heeft ondergaan. Daar beeft de tweede beschuldigde
— 73 —
Pa Sono g e z e g d , dat a l l e n , te gelijker tijd, wilden sterven. Hij er-kende , dat hij een stuk steenkool uit de kombuis had genomen en in het zeildoek geworpen. Hij voegde er b i j , dat hij de waarheid sprak , • al laat ge me ook ophangen.» — P a Seno blijft bij die verklaring.
H e m wordt gevraagd, welke bedoeling hij gehad heeft, niet het leggen van een stuk vuur in de bezaan; of het zijne bedoeling was w a s , het schip in brand te steken. — Beschuldigde antwoordt, dat hij geen boosaardig of kwaad doel had. Zijne algemeene gedachte w a s , dat men toch moest s t e r v e n , en dat het dan beter w a s , allen gelijk te sterven, maar hij h a d c e e n kwaad oogmerk.
H e m wordt h e r i n n e r d , dat hem te Rotterdam gevraagd i s , waarom hij dat vuur in de bezaan heeft geworpen, en dat hij toen daarop g e -antwoord heeft, dat hij radeloos was van den h o n g e r , en dat hij bovendien door den tweeden stuurman was verwond.
De Voorzitter leest, in het belang van de waarheid en van het r e g t , voor, wat te dien aanzien, door den stuurman Vermeulen voor den regter-commissaris te R o t t e r d a m , is v e r k l a a r d , waaruit b l i j k t , dat P a Seno het stuk vuur uit de kombuis heeft genomen en het op de bezaan heeft geworpen. L a t e r heeft P a Seno e r k e n d , dat hij dat vuur heeft g e h a a l d , maar o n t k e n d , dat hij een groote boor heeft geno-men of gezien en die gebruikt had. Hij had het stuk vuur g e n o m e n , omdat hij radeloos was van den h o n g e r , en omdat hij verwond was.
P a Seno blijft o n t k e n n e n , dat hij vuur in het schip heeft geworpen.
Mr. VAN STJPRIAAN Lrjiscirjs merkt o p , dat de geinige Coopmans v e r -klaard heeft, dat hij door de vier eerste beschuldigden is aangevallen.
Intusschen is vroeger door hem gezegd, dat de Serang en P a Seno hem stelüg aanyevallen h a d d e n , maar dat hij zich niet kon h e r i n n e -r e n , wie de ove-rigen wa-ren. N u meent h i j , ve-rdedige-r, te moeten vragen , hoe dat overeenkomt Î
De Voorzitter vraagt aan den kapitein, hoe dat verschil is op te lossen? Hij heeft hem straks ook bepaaldelijk gevraagd, zoomogelijk te wijzen , de personen, die hem over boord wilden werpen. Vroeger kon de kapitein geeae personen juist opgeven. N u wil de Voorzitter hem niets opdringen, maar hij vraagt eenige inlichting ten deze.
Getuige Coo/imans antwoordt, dat h i j , naar zijn beste weten,_ d e opgave heeft gedaan. De twee eersten weet hij zeker. D e overigen geelt h i j , naar zijn beste weten, op.
De Voorzitter ondervraagt den getuige Coopmans nu nog omtrent het laatste p u n t , zijne terugkomst te Rotterdam.
V. Toen ge daar a a n k w a a m t , wat hebt ge daar gedaan ?
A. N a mijne aankomst met mijne vrouw en den stuurman Soff, ben ik het eerst naar A m s t e r d a m gegaan. Daar heb ik de klagte o p -g e m a a k t , die aan den officier van justitie te Rotterdam is in-gezonden.
V. Ge zijt toen met den stuurman Soff naar den waterschout gegaan ; waarom veilangdet gij , dat er eene verandering in de monsterrol zou k o m e n . De waterschout heeft, vooral in den stand der z a a k , geweigerd eeni»e verandering in de monsterrol te brengen, en toen hebt ga g e v r a a g d , of de waterschout zich niet h e r i n n e r d e , dat de Javanen op Javaansene voeding waren aangenomen ?
A. I k zou toch bij geen publiek ambtenaar op de vervalschmg v a n een authentiek s t u k , waarvan vele afschriften waren uitgegeven, aan-dringen. I k heb alleen aan den waterschout, den heer Rijk, gevraagd, of hij zich niet herinnerde, dat de aanmonstering van de J a v a n e n op Javaansch voedsel had plaats g e h a d , maar de heer Rijk wist zich dat niet meer te herinneren.
5
74
-V. Waarom stelJet gij b e l a n g , dat de aanmonstering op den ouden voet zou plaats vinden ?
A. I k weet geen reden daarvoor op te geven.
V. I k wenschte gaarne in uw eigen belang daarvan eene oplossing te verkrijgen. Er moet toch eene reden daarvoor geweest zijn. De wet op de tucht der koopvaardijschepen is met 1 Julij in werking gekomen. De monsterrol had dus n a a r die wet moeten zijn ingerigt.
Dat is niet geschied, en nu heeft men v e r n o m e n , dat ge bepaald h e t verlangen hebt te kennen gegeven, om de aanmonstering naar de
•oude , en niet naar de nieuwe monsterrol Ie doen geschieden. E r werd bijgevoegd, dat de kapitein daardoor vrijer was ten opzigte van de voeding dan vo'gens de nieuwe monsterrol. W a a r o m steldet ge dan zooveel belang in die oude monsterrol?
A. J a r e n lang was ik met de oude monsterrol bekend ; juist o m -dat ik daarmede zoo bekend w a s , meende ik h a a r te moeten volgen.
V. Bestond daartoe geen andere reden ? W a s de nieuwe monsterrol reeds gedrukt voorhanden ? H a d t gij geen tijd moeten wachten om de nieuwe monsterrol te krijgen?
A. I k herinner mij daarvan niets. E r bestond daarvoor geen andere reden dan de door mij opgegevene.
Hierop wordt de getuige Jonkheer nog nader over dit punt gehoord.
Deze verklaart, dat de kapitein verlangd heeft, dat de a a n m o n -stering naar de oude monsterrol zou plaats hebben. Zij had naar d e nieuwe monsterrol k u n n e n geschieden. De aanmonstering is niet volgens de nieuwe wet geschied, want anders hadden sommige artikelen moeten zijn voorgelezen. Intusschen kon de a a n m o n s t e -ring nog volgens de oude monsterrol plaats hebben.
Getuige Coopmans meent, dat de vorige getuige zich eenigzins ver-gist. I n allen gevalle behoefde hij van geen nieuwe monsterrol to weten.
Ten ongeveer 4 ure wordt de voortzetting van dit geding bepaald op den volgenden morgen ten 10 ure.
Zitting van Zaiurdag, 3 October.
De geschorste teregtzitting heropend zijnde, zegt de Voorzitter, dat hij nog eenige vragen aan den getuige Coopmans heeft te doen over eene omstandigheid, die hem gisteren was ontgaan. I n de proces-stukken heeft hij gebonden eene oppervlakkige teekening van het schip. Onder vei tooning dier teekening vraagt b i j , of zij met den vorm en de inrigting van de Twenthe overeenkwam, waarop get. toestemmend antwoordt, die, op de vraag van den Voorzitter, aanwijst, waar hij zich in den och-tend van den 12 Aug. bevond, toen de Serang tot hem kwam , zijnde dat gedeelte bepaaldelijk , waar zich geen touwwerk bevond, maar waar het dek was omgeven door een ijzeren hek.
Voorn. Nu vraag i k , of tusschen die twee plaatsen (op de teekening aangewezen) zich het hek bevond , om hetwelk gij uwen voet hadt ge-slagen om te beletten, dat gij over boord werdt geworpen.
A. J a , dit gedeelte (aangewezen) is geheel omgeven door een ijze-ren hek.
V. Op welke plaats zijt gij met de Europesche equipage g e v l u g t n a den aanval?
Getuige wijst hierop de plaats a a n , waar de worsteling is geschied, en de ée'nige plaats, die nog overbleef om dadelijk daar heen te v l u g t e n .