• No results found

Edel Groot Achtbare Heeren, President en Raden !

In September van het afgeloopen jaar werd in ons vaderland de

mare verspreid, dat het Nederlandsche barkschip Twenthe temidden

van den Oce'aan was geweest een tooneel van afschuwelijke misdaden,

oepleegd door eene kwaadaardige bende Maleijers, tegen eene onge?

— 168 —

lukkige Europesche eqnipagie. Die Maleijers zouden oproer aan boord hebben g e m a a k t ; zij zouden hebben m i s h a n d e l d , g e m o o r d , brand gesticht, en dat a l l e s , zoo meende m e n , zonder eenige redelijke a a n -leiding.

Het was geen wonder, Mijne H e e r e n ! dat het Openb. M i n . , na het vernemen van dat gerucht, begreep een n a a u w k e u r i g onderzoek omtrent al die gruwelen te moeten provoceren.

E n toch , Mijne H e e r e n ! nu dat onderzoek heeft plaats gehad, nu het heeft opgeleverd de resultaten , die ik straks in het breede zal be-spreken , nu geloof i k , dat wij E u r o p e a n e n , wij N e d e r l a n d e r s , voor de eer van ons l a n d , voor de eer van ons volk , als beschaafde natie , moeten wenschen , dat al het gebeurde aan boord van de Twenthe met den sluijer des geheims ware bedekt gebleven.

W a n t , Edel Groot Achtbare H e e r e n ! wat is er g e b l e k e n ? E r is g e b l e k e n , dat de kapitein der Twmthe aan 22 van hem afhankelijke schepelingen willekeurig heeft onthouden het voedsel, w a a r -op zij regt h a d d e n , dat hij hen heeft uitgehongerd en uitgedorst in strijd met de e e u w i i e w e t e n van billijkheid en menschelijkheid, dat hij hen heeft behandeld op eene wijze, die men gruwt te beschrijven, en dat die ongelukkige schepelingen , prijs gegeven aan de magt en de willekeur van den k a p i t e i n , na met onbegrijpelijk veel lijdzaam-heid het schrikkelijk onregt te hebben geduld, ten laatste, tot wanhoop v e r v o e r d , ter verdediging h u n n e r r e g t e n , ter verdedijing van h u n l e v e n , h u n n e n aanvaller in de verdere uitvoering zijner plannen hebben gestuit.

En wie was die kapitein? en wie waren die schepelingen?

Die het niet wist, zou welligt geheel anders gissen, dan de w a a r -heid is. En w i j , die het w e t e n , zouden het anders wenschen.

De gezagvoerder is een Nederlander. En de verdrukte schepelingen, die zóó geduldig en gedwee hunne pligten, niettegenstaande schrik-kelijk onregt hebben v e r v u l d , dat wij in hen gaarne landgeoooten de hand met medelijden zouden d r u k k e n , zijn J a v a n e n , behooren tot een stam, dien wij onbeschaafd plegen te noemen, dien sommigen als half wild plegen te beschouwen,

W i e onzer gevoelt geen diep medelijden met hen , die , n a zooveel ondervonden l e e d , thans nog als beschuldigden te regt staan?

E n dat medelijden klimt nog m e e r , bereikt den hoogsten t r a p , w a n n e e r men b e d e n k t , dat die ongelukkige beschuldigden bij de ver-a n t w o o r d i n g , wver-aver-artoe zij geroepen zijn, missen, wver-at ieder ver-ander beschuldigde hier te lande heeft, nl. de mogelijkheid om zelve zich voor den regter te verdedigen.

Zelfs de meest diep gezonken l a n d g e n o o t , die hier te regt s t a a t , k a n uit de h e m b e t e e k e n d e acte van beschuldiging en uit de voordragt van het Openb. Min. vernemen , welke bepaalde a a n k l a g t , in welke bepaalde bewoordingen, tegen hem wordt geformuleerd; hij k a n hoo-ren en verstaan de getuigen , die tegen hem optreden ; hij k a n van den regter v e r n e m e n , welke inlichtingen men van hem v e r l a n g t , welke bezwaren hij heeft op te lossen ; hij kan van mond tot mond spreken met den r e g t e r , die over zijn lot beslissen moet; hij k a n m e t eigen mond zijne verdediging aan zijnen regter mededeelen en zich t e r zijde zien gesteld eenen r a a d s m a n , aan wien hij in persoon zijne belangen heeft kunnen toevertrouwen.

Dat alles moeten deze beschuldigden missen.

Stonden zij op J a v a , voor den inlandschen regter , zij stonden te regt in een l a n d , waarin zij te huis behoorden, voor personen , die h u n n e

169 —

t a a l , h u n n e zeden en gewoonten kenden', en zij zouden dàiir hebhen al de waarborgen , die voor eeue volledige verdediging noodig zijn.

Maar hoe geheel anders is dat nu met h e n gesteld ; ik behoef niet in bijzonderheden te treden ; in korte woorden kan ik het ongeluk-kige van h u n n e positie schetsen. I k herinner eenvoudig, dat de beschul-digden te regt staan ver van h u n vaderland, in een voor hen geheel vreemd oord, op eene teregtzitting en onder eene regtspleging, waarvan zij niets hoegenaamd begrijpen, terwijl zij alle waarborgen voor vol-komene kennis der bezwaren en voor volledige verdediging missen. E n boven dat alles ste! ik nog één p u n t , dat in deze zaak van onbere-kenbaar gewigt is te achten. De beschuldigde Oosterlingen zien zich hier omringd door Europeanen; waar zij de oogen ook wenden , overal zien zij blanken en niets dan blanken; z i j , die met hen over deze zaak gesproken h e b b e n , die in de instructie, in de openbare zittingen hen hebben o n d e r v r a a g d , die in de gevangenis als v e r -dedigers hun vertrouwen hebben g e w e n s c h t , het zijn uitsluitend blanken. E n nu spreke men e l k , die den Javaan in waarheid k e n t , men vrage het aan de vele hier te lande aanwezige Nederlandsch-Incü-che ambtenaren , militairen en particulieren, die den J a v a a n i n zijn land hebben gezien en leeren k e n n e n , en men zal v e r n e m e n , dat d e J a v a a n in den blanke iemand van eeue andere n a t u u r , een hooger wezen ziet. Wilt gij nog een bewijs? Bedenkt dan eenvoudig, hoe een handvol blanken in Nederlandseh-Iudië in staat is eene duizenden malen sterkere Indische bevolking rustig te houden en de Nederlandsehe koloniën voor het moederland te bewaren. De Javaan bevindt zich in Nederland op een t e r r e i n , waarop hij zich niet vrij gevoelt; te mid-den van blanken gevoelt hij zich onder wezens ,die oneindig ver boven h e m verheven zijn en met wie hij niet spreken durft dan onder zoo-danigen druk van eerbied en v r e e s , welke een volledig onderzoek in eene criminele procedure noodwendig verhindert.

Onder dien d r u k , onder die diep ongelukkige omstandigheden staau deze beschuldigden voor u te regt.

Gelooft h e t , Edel Groot Achtbare Heeren ! de beschuldigden hebben zich over meer te beklayen, dan over hunne voeding. H e t openbaar gerucht zeide dat reeds sedert lang. Een onderzoek k w a m ons raadzaam voor. Gold het Nederlandsehe beschuldigden, het onderzoek zou niet moeijelijk zijn geweest, want gretig zouden zij de gelegenheid hebben w a a r g e n o m e n , om ten aanhoore van e l k , die het wilde v e r n e m e n , bijzonder van hunne verdedigers, op te geven , welke verdere redenen van klagt zij tegen hunnen aanklager h a d d e n . Maar dat is geheel anders met deze beschuldigden. De klagt over de voeding is nu eenmaal g e -daan. Maar verder te g a a n , meerdere bezwaren tegen den blanke en aan blanken te doen k e n n e n , dat durven zij niet. Een waarachtig feit is h e t , dat deze beschuldigden (andere zijn hieromtrent minder schroom-vallig), hoe veel reden van kla;:t zij ook h a d d e n , nog n i m m e r , zelfs niet tegen o n s , eenige harde u i t d r u k k i n g omirent den kapitein hebben gebezigd. E n daar komt nu bij , dat wij herhaaldelijk, onophoudelijk bij elk bezoek aan elk afzonderlijk en aan allen gezamenlijk steeds hebben gevraagd, of zij geene andere g r i e v e n , nl. over mishandeling, hadden. Wij vroegen dat telkens w e d e r , en met meer aandrang , omdat wij daaromtrent meer en meer inlichtingen van ter zijde ontvingen.

Maar steeds was het antwoord ontkennend. De Javaan moet te groote overwinning op zich zelven b e h a l e n , om den blanke te bezwaren.

Einde.ijk, wij hadden de hoop reeds opgegeven, erkenden ons schoor-voetend een paar beschuldigden voorbeelden van mishandeling. Maar

U

170 —

wat wij voorzagen, g e b e u r d e : ter teregtzitting van j l . Zaturdag daar-naar g e v r a a g d , ontkenden zij het weder; eene nieuwe beschuldiging tegen den blanke was hun onmogelijk. Het geluk heeftors daarna echter gediend. Bij de beschuldigden troffen wij toevallig een missionaris aan;

deze onderhield de beschuldigden, op ons v e r z o e k , over h u n n e verpligting om de waarheid t e zeggen; niets te verzwijgen, zelfs al b e -zwaarde het een blanke. N a veel a a r z e l e n , n a herhaalde betuiging , dat zij onder al die «groote h e e r e n . niet durfden spreken, beloofden zij ons niets te verzwijgen. E n ter teregtzitting van j l . Maandag vernaamt gij n u , hoe Setro verklaard heeft, dat bij, door ziekte niet k u n -nende w e r k e n , daartoe door den eersten stuurman met behulp van een eind touw was gedwongen; gij hoordet Osman v e r k l a r e n , dat de k a p i t e i n , ter reede van Kottei dam , niet een ander Europeaan aan boot d komende, hem Osman een slag heeft gegeven, zonder a n d e r e d e n k b a r e aanleiding, dan dat hij den kapitein .mijnheer, in plaats van . k a p i t e i n , noemde.

E n wie nwer heeft niet gehoord het g e r u c h t , dat zoo algemeen ver-spreid is ? H e t bestaat hierin : een vriend van den kapitein vroeg hem te R o t t e r d a m , hoe hij met zooveel Maleijers durfde v a r e n , en het a n t -woord was : ga eens mede en ik zal u laten zien , hoe gedwee zij zijn en wat ik er mede doen kan. Men ging aan boord. Een der beschuldigden liep m e t een pak of een bak op het hoofd. De kapitein gaf den Maleijer een trap in den r u g , zoodat hij voorover viel; de Maleijer stond o p , n a m , wat hij gedragen h a d , weder o p , sprak geen woord en deed , als ware er niets gebeurd. Het gelukte ons nooit van eenen der beschuldigden in-lichting te verkrijgen omtrent dit voor den blanke zoo bezwarende punt. Maar nu hebt gij hier eindelijk den besch. Tjiplis hooren be-tuigen , dat dit met hem gebeurd is.

O , Mijne H e e r e n ! wij bidden h e t u , bedenkt, d a t , zoo deze o n g e -lukkige beschuldigden onwaarheid s p r e k e n , het niet is d à à r , waarbij den blanke b e z w a r e n , maar wel d a a r , waar zij beschuldigingen ten laste van den blanke ontkennen. Onze omgang met hen geeft ons daarvan de innige overtuiging en die overtuiging is onwrikbaar g e -worden na de vele inlichtingen , ons door deskundigen omtrent h e n gegeven.

Gij hebt hier beschuldigden voor u , die liever zich zelven, dan den blanke bezwaren. President en Raden ! vergeet het niet bij de beoor-deeling dezer zaak.

W i j , raadslieden der heschuldigden, zullen het niet ontveinzen, wij stellen het zelfs voorop, dat wij ons gelukkig r e k e n e n , dat onze wtelijke pligt in dit regtsgeding is de taak der verdediging ; wij stellen et-onze e e r e i n , dat et-onze roeping medebrengt deze hulpelooze medemen-scheu bij te staan en te verdedigen.

M a a r , Mijne H e e r e n , wij moeten e r b i j v o e g e n . d a t wij gebukt gaan onder de buitengewoon zware varantwoording, welke in deze zaak op ons rust. Niet zonder schroom hebben wij de eervolle taak der ver-dediging aanvaard ; en elke volgende dag , elk volgend onderzoek doet ons zien , dut de vervulling van onzen pligt nog moeijelijker, nog gewig-tiger w a s , dan wij ten vorigen dage bij een vroeger onderzoek meenden.

Wij hadden personen te verdedigen, wier k a r a k t e r , zeden en g e -woonten ons ten eenemale vreemd w a r e n ; onmogelijk was het ons door eigen onderzoek dat alles te leeren k e n n e n ; wij moesten ons bepalen bij het raadplegen van personen , met Indië b e k e n d , bij het naslaan van a u t e u r s , e n , schoon ook de inlichtingen, die ons van zoo vele zijden welwillend werden verstrekt, eenstemmig waren, hadden wij het toch meer wenschelijk geacht uit eigen ondervinding tot u te kunnen

spre— 171

-ken. Het meest noodige voor eene behoorlijke verdediging, het bestaan

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN