• No results found

D E BEURZEN TE R OTTERDAM EN A MSTERDAM

In document Mededinging en verzekering (pagina 121-124)

verzekeringsmarkt in Nederland

4.2 Historisch perspectief: de geschiedenis van coassurantie

4.2.2.1 D E BEURZEN TE R OTTERDAM EN A MSTERDAM

De assurantiebeurzen ontstonden in Nederland ongeveer gelijktijdig met de opkomst van de handel in de 16e eeuw. Gedreven door de behoefte aan een centrale

ontmoetingsplaats voor het doen van zaken, besloot de overheid tot de oprichting van beursgebouwen. Het eerste beursgebouw in Nederland werd in opdracht van het stadsbestuur opgericht in Rotterdam in 1598. Amsterdam volgde met een beursgebouw in 1611 dat ontworpen werd door de stadsarchitect Hendrick de Keyser. Hoewel Rotterdam eerder dan Amsterdam een beursgebouw in gebruik kon nemen was Amsterdam in de 16e eeuw reeds het centrum van de handel

en zeeassurantie. Zij had deze vooraanstaande positie – historisch gezien – te danken aan de val van Antwerpen in 1585 waardoor vele buitenlandse (waaronder

25 Davids 1998, p. 192.

26 Wansink 2009, p. 213 omschrijft het begrip ‘ter beurze’ als volgt: ‘De zinsnede ‘ter beurze’ stamt nog uit de tijd dat voor het sluiten van de commerciële polissen (doorgaans, maar niet uitsluitend in coassurantie) twee assurantiebeurzen bestonden, te weten in Rotterdam en Amsterdam, waar verzekeringsmakelaars en assuradeuren elkaar ontmoetten om te onderhandelen over premies en (bijzondere)voorwaarden voor te sluiten verzekeringen als ook om overleg te hebben over de afwikkeling van schaden, gevallen op aldaar gesloten verzekeringen. Een circuit van ‘professionals’ die elkaar kenden en voor wiens handelen mede ook ter beurze gegroeide gewoonten en opvattingen een wezenlijke leidraad vormden. Dat circuit met de daaraan verbonden interne gewoonten en opvattingen bestaat nog steeds, ook zal zijn beide beurzen in 2004 als ‘fysieke’ ontmoetingsplaats gesloten.’

ONDER

Italiaanse) kooplui naar Amsterdam trokken.27 Er zijn aanwijzingen dat juist deze

zuidelijke kooplieden die al eerder vertrouwd waren met het verzekeringswezen, dit in Nederland tot ontwikkeling hebben gebracht.28 Amsterdam was toentertijd de

voor de hand liggende plaats waar zij zich wilden vestigen omdat daar onder meer de stapelmarkt tot ontwikkeling was gekomen. De stapelmarkt was het systeem dat producten in voorraad werden opgeslagen om prijsschommelingen zoveel mogelijk te voorkomen. Bovendien was gedurende de 16e eeuw de beurshandel

juist in Amsterdam exponentieel gegroeid. Er werd gehandeld in partijen graan, hout, haring en bulkgoederen. Ook ontstonden de goederentermijnhandel en de handel in aandelen. Al voordat de beurs in Amsterdam in 1611 in gebruik werd genomen, ontmoetten de kooplieden elkaar. Vergouwen beschrijft in zijn historische overzicht dat dat bij mooi weer op de Nieuwe Brug was, bij regenachtig weer in de Warmoesstraat onder de luifels en gedurende de winter in de Oude Kerk.29 Zowel de Rotterdamse als de Amsterdamse beurs kende (dus)

een levendige beurshandel. Het Rotterdamse beursgebouw van 1598 werd al snel te klein waardoor de handel in 1635 werd verplaatst naar de vismarkt, gelegen nabij de Gapersbrug. Amsterdam zou het beursgebouw tot 1836 in gebruik houden totdat, door verzakking van het beursgebouw van 1611, verhuizing naar de beurs van Zocher aan het Damrak plaatsvond.

Van oudsher heeft een beursmakelaar een belangrijke rol ingenomen bij de handel op de beurs. Hoewel ik in paragraaf 4.4.2 de positie van een beursmakelaar nog nader zal bespreken, geef ik hier kort de historische achtergrond weer. Beursmakelaars waren personen die namens hun klant verzekeringen onderbrachten bij de assuradeuren. Zij legden het te verzekeren risico voor, stelden voorwaarden op en onderhandelden daarover met de assuradeuren op de beursvloer. Zij wisten – beter dan de potentiële verzekeringnemers – welke kooplieden bereid waren om in assurantiën te handelen. Bovendien was de makelaar door zijn ervaring ervan op de hoogte of zij aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Ook de assuradeuren wisten welke makelaars zij konden vertrouwen en met wie zij het beste in zee konden gegaan. Op den duur vaardigde het stadsbestuur regels uit ten aanzien van het makelaarsberoep. Deze regels zijn terug te vinden in de stede keuren op de zeeassurantie, zoals die van Amsterdam (1598) en Rotterdam (1604). Alleen door het stadsbestuur aangestelde makelaars die beëdigd waren door de rechtbank mochten als makelaar op de beurs handelen.30 Er waren echter ook niet-beëdigde makelaars

actief: de zogenaamde ‘bijlopers’ of ‘beunhazen’. Sommige auteurs stellen dat het Rotterdamse stadsbestuur zich in het algemeen coulanter opstelde ten opzichte van deze ‘bijlopers’ dan het Amsterdamse stadsbestuur.31 Davids

27 Vergouwen 1945, p. 29 en p. 31.

28 S.C.P.J. Go, ‘The Amsterdam and Rotterdam Insurance Markets in the Sixteenth to the Eighteenth Century: Inertia versus Adaptability’, International Journal of Maritime History (XXIII) 2011, p. 89.

29 Vergouwen 1945, p. 39 (noot 1).

30 Deze voorwaarde van beëdiging van de makelaar heeft tot 2001 bestaan. Vgl. art. 62 lid 1 WvK-Oud. Zie de wet van 7 december 2000, Stb. 2000, 540.

31 S.C.P.J. Go, ‘The Amsterdam and Rotterdam Insurance Markets in the Sixteenth to the Eighteenth Century: Inertia versus Adaptability’, International Journal of Maritime History (XXIII) 2011, p. 94 en Vergouwen 1945, p. 81-82.

ONDER

verklaart het feit dat de ‘bijlopers’ in Rotterdam nooit zo’n groot aandeel in de makelaardij hebben gehad als in Amsterdam uit de grondhouding van het Rotterdamse stadsbestuur om de voorschriften die zij oplegden te laten aansluiten bij de gebruiken van verzekeraars en verzekerden.32 Zo bestond in

Rotterdam vanaf het begin wel de mogelijkheid om ladingen tot de volle waarde te verzekeren.33 Pas in de loop van de 18e eeuw veranderde de grondhouding

van het Amsterdamse stadsbestuur naar de ‘Rotterdamse’ richting en werd ook daar meer aangesloten bij de geldende praktijken in de verzekeringswereld.34 Specialisering en schaalvergroting

Een belangrijke verandering die de geschiedenis van de assurantiebeurs kenmerkt, is de trend tot specialisering in verzekeringsactiviteiten.35 Deze trend

ontstond ongeveer vanaf 1700. Zo vermeldt Davids dat er in de Zaanstreek van 1694-1758 een syndicaat bestond van ongeveer vijftien leden die samen als tekenaars van verzekeringen optraden.36 Ook vermeldt hij een ‘kartel’

uit 1615 tussen tien kooplieden in Amsterdam dat werd gevormd om een minimumniveau in assurantiepremies te handhaven.37 In 1720 werd in Rotterdam

de eerste verzekeringsmaatschappij op aandelen opgericht, de ‘Maatschappij van Assurantie, Discontering en Belening der Stad Rotterdam’ (het latere ASR).38 Deze

gebeurtenis staat symbool voor het verdwijnen van de particuliere assuradeuren en de verschuiving naar meer specialisatie. Niet alleen de assuradeuren maar ook de makelaars specialiseerden zich. Waar de makelaar zich in het begin richtte op de bemiddeling in allerhande handelszaken, ontstonden in de 18e eeuw de

(in zeeassurantie) gespecialiseerde firma’s. Bekende namen zijn die van David Chabot, Willem van Dam, Jan Havelaar en zoon, Daniel Madry en R. Mees en zonen.39 Naast zeeverzekering deed ook de brand- en levensverzekering

op grotere schaal haar intrede. In de 20e eeuw kwamen daar de zogenoemde

‘variaverzekeringen’ zoals de aansprakelijkheids-, reis- en inboedelverzekering bij. In 1736 betrok de Rotterdamse beurs een nieuw gebouw op de hoek van de Blaak en West-Nieuwland. Hier zou de beurs tot de verwoesting in de Tweede Wereldoorlog zijn gehuisvest. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde de Rotterdamse Assurantie Beurs zich aan de Coolsingel, later – tot het sluiten van de beurs in 2004 – in het WTC-gebouw. Tot de jaren vijftig van de 20e eeuw

kende de beursvloer in Rotterdam en Amsterdam vele vaste beursgangers. Het was een zogenoemd ‘beurscircuit’ waarin men elkaar kende. De makelaars waren veelal familiefirma’s die nauwe banden onderhielden met de assuradeuren.

32 Davids 1998, p. 199.

33 De achtergrond van deze regel was dat de overheid het morele risico wilde vermijden. Zij gingen van de gedachte uit dat schippers en kooplui zorgeloos zouden worden als de gehele waarde van de lading verzekerd kon worden. Daarom ontstond de regel dat tien procent van de lading onverzekerd moest blijven. Zie ook: Davids 1998, p. 197. 34 Davids 1998, p. 199. 35 Elink Schuurman 1917, p. 116. 36 Davids 1998, p. 194. 37 Davids 1998, p. 194. 38 Bothenius Brouwer 1920.

39 Voor de geschiedenis van de firma R. Mees en Zoonen verwijs ik naar het gedenkboek: Wakker zijn en in het

midden houden, 1720-1970, Rotterdam: Bank en Assurantie Associatie N.V. 1970.

ONDER

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat. Door schaalvergroting, fusies in de verzekeringswereld, en globalisering, kwamen kleine maatschappijen – zo beschreef Suermondt – in de etalage te staan.40 Ook de makelaars verminderden

in aantal en opereerden steeds internationaler. Zij beperkten zich niet meer tot risicospreiding maar werden risicomanagers die hun klanten begeleidden in het totale pakket aan risicobeheersing.41 Al met al werd de beurs – door de opkomst

van het elektronische beursverkeer – als fysieke ontmoetingsplaats steeds minder noodzakelijk. Zaken konden sneller en effectiever digitaal worden gedaan. In 2004 is dan ook besloten om de beurzen in Rotterdam en Amsterdam te sluiten. Vanaf dat moment vindt het beursverkeer elektronisch plaats door middel van het elektronische assurantiebeurssysteem (e-ABS) dat is ingevoerd door de VNAB. De assurantiebeurs is daarmee vooral een digitaal platform geworden, wat niet uitsluit dat veel communicatie ook buiten e-ABS plaatsvindt. Zo komt e-ABS in de praktijk vaak pas in beeld als het offertetraject is gepasseerd en de risicodragers zijn benaderd om deel te nemen in coassurantie op een polis. Het voortraject vindt daarmee buiten het digitale platform plaats.

In document Mededinging en verzekering (pagina 121-124)