• No results found

Assimilatie en accommodatie

In document VU Research Portal (pagina 50-53)

Indeling van dit proefschrift

2.2. Onderzoek en theorie

2.2.5. Het ‘Assumptive World’ model van Janoff-Bulman

2.2.5.2. Assimilatie en accommodatie

Hoe dieper de schema’s in het conceptuele systeem liggen, hoe abstracter en meer gegene-raliseerd ze zijn en hoe moeilijker zij te wijzigen zijn. Wijziging van schema’s kan door assi-milatie, dat is aanpassing van de nieuwe informatie aan de bestaande schema’s, of door ac-commodatie, dat is wijziging van de bestaande schema’s om de nieuwe informatie zo goed mogelijk daarin te laten passen. Afhankelijk van de plaats van het schema in het conceptuele systeem vindt er assimilatie en/of accommodatie plaats, meestal geleidelijk. Assimilatie is een relatief gemakkelijk verlopend proces en vindt het meest plaats op de hogere niveaus van het conceptuele systeem en bij de minder abstracte schema’s. Accommodatie is een moeiza-mer proces, vooral bij de schema’s die op de diepere niveaus van het conceptuele systeem liggen en meer abstract zijn. Meestal blijven de diepliggende schema’s bestaan, zelfs bij in-formatie die daaraan tegengesteld is. Als ‘oplossing’ kan de nieuwe inin-formatie dan buiten be-schouwing gelaten worden, als irrelevant worden beoordeeld of worden geïsoleerd. Er kun-nen zelfs parallelle schema’s naast elkaar, dat wil zeggen gedissocieerd, blijven bestaan (van der Kolk, 1996; van der Kolk en MacFarlane, 1996). Een voorbeeld in het kader van dit onder-zoek is het wantrouwen dat nogal wat incestoverlevenden hebben ten aanzien van mannen, omdat voor velen van hen een man de dader was. De incestervaring is verworden tot een schema met de informatie ‘mannen zijn niet te vertrouwen’. Latere ervaringen met mannen die wél te vertrouwen blijken, kunnen geassimileerd worden (‘ondanks deze positieve

erva-uitkomst  waarneming gedrag  beleving waarnemen  herinneren  interpreteren schemata

ring met deze ene man, zijn mannen niet te vertrouwen’), kunnen geaccommodeerd worden (variërend van ‘misschien zijn mannen soms toch wel te vertrouwen’, tot ‘mannen zijn over het algemeen wel te vertrouwen’), of kunnen geïsoleerd worden (‘mannen zijn niet te ver-trouwen, alleen deze ene wel’). De moeizaamheid van accommodatie kan verklaard worden door de sterke behoefte van de mens aan stabiliteit en coherentie (ook wel cognitief con-servatisme genoemd, Ja noff-Bulman, 1992, p.26). Met het beeld van het eerder geschets-te continuüm van traumatisering kan gezegd worden dat aan het ene uigeschets-tersgeschets-te min of meer moeiteloos en/of na enige tijd assimilatie van de traumatiserende informatie plaatsvindt, via moeilijker en/of gedeeltelijke assimilatie, al dan niet gecombineerd met (gedeeltelijke) ac-commodatie van de betreffende schema’s, tot het andere uiterste van geen assimilatie en moeizame tot geen accommodatie. Payne et al. (2007) onderscheiden bij accommodatie dan ook nog accommodatie in negatieve richting en accommodatie in positieve richting, afhan-kelijk van de betekenisverlening en zingeving door de getraumatiseerde persoon. Zij verdui-delijken dit met het voorbeeld van een gebroken vaas: de stukken in elkaar zetten tot hij is zoals hij was (assimilatie), de vaas weggooien (negatieve accommodatie), van de stukken iets nieuws maken (positieve accommodatie). Falsetti et al. (2003) benoemen generalisatie als gevolg van de potentieel traumatiserende gebeurtenis als overaccommodatie. Een voorbeeld hiervan is het al eerder genoemde schema bij veel incestslachtoffers ‘alle mannen zijn niet te vertrouwen’. Deze overaccommodatie kan als een poging beschouwd worden om een toe-komstige traumatisering te voorkomen (Resick, 2001). Ook de term overassimilatie komt voor (Brewin, 2003) waarmee bedoeld wordt dat de ervaring van de traumatiserende gebeurtenis zó gewijzigd wordt, dat deze niet meer in tegenspraak is met de eerdere aannames. Een voor-beeld hiervan in het kader van dit onderzoek is de herinnering van sommige overlevenden dat zij niet beter wisten (en aangereikt hadden gekregen) dan dat alle vaders ‘dit’ met hun dochters doen, waarmee de eigen negatieve beleving van de incest geassimileerd is aan de normale vader-dochter relatie. Herhaaldelijke of aanhoudende traumatisering kan zowel lei-den tot de ontwikkeling van negatieve en disfunctionele (maladaptieve) schema’s als reeds bestaande maladaptieve schema’s versterken (van den Bout et al., 2007), te benoemen als respectievelijk accommodatie (schemawijziging) en assimilatie (namelijk van de nieuwe ne-gatieve informatie aan de al bestaande nene-gatieve schema’s). In het gewone dagelijkse leven vindt er voortdurend assimilatie plaats, evenals accommodatie op de hogere niveaus van het conceptuele systeem. Als assimilatie niet meer mogelijk is, maar accommodatie nog wel, dan kan er sprake zijn van een crisis (fig.4) (Ganzevoort, 1994a; Smith Landsman, 2002; Payne et al., 2007). Dit is afhankelijk van de plaats van de bedreigde of beschadigde schema’s in het conceptuele systeem. Herstel in de zin van terugkeer naar de oorspronkelijke schema’s is dan nog mogelijk (Smith Landsman, 2002). Als er geen accommodatie meer mogelijk is en/of het gaat om diep(er)liggende schema’s, dan is traumatisering het gevolg (fig. 4) (Smith Lands-man, 2002).

Figuur 4. Schematische weergave van assimilatie en accommodatie, crisis en traumatisering.

Een voorbeeld van deze processen is, wanneer een kind langzamerhand leert dat de ouders haar niet alleen maar lief vinden, maar dat ze ook wel eens boos kunnen zijn en dat dit dan niet betekent dat zij het kind niet meer liefhebben of het afwijzen. Met figuur 4 betekent dit, dat er bij een kind een schema is opgebouwd van zich geliefd en aanvaard weten door de ouders (het basisvertrouwen). Dan komt er de informatie dat de ouders boos zijn op het kind, omdat ze stout geweest is. Deze nieuwe informatie wordt geprobeerd te assimileren met het bestaande schema van de liefde van de ouders. Als dit lukt, is het schema behouden: ondanks dat de ou-ders boos zijn, voelt het kind zich toch nog geliefd. Lukt deze assimilatie niet, dan zal het sche-ma zich moeten wijzigen. De kracht van het oorspronkelijke schesche-ma, én het verdere handelen van de ouders, bepaalt mede of deze accommodatie lukt of niet en in welke mate. Het schema kan aangepast worden tot ‘mijn ouders houden van mij, maar soms zijn ze boos op mij’, maar ook tot ‘mijn ouders houden helemaal niet van mij’. Dit laatste betekent de verwerping van het oorspronkelijke schema. De aanpassingen kunnen variëren in aard en sterkte. Een voorbeeld in het kader van dit onderzoek is incest door de vader. Het schema dat zich ontwikkeld heeft, is dat haar vader erg lief is en goed voor haar zorgt. Dan vindt er op bijvoorbeeld 8-jarige leef-tijd de eerste incesthandeling plaats. Dit is een sterke aanval op het schema, want vader is dan niet lief, maar bedreigend. Assimilatie van deze nieuwe informatie aan het bestaande sche-ma is onmogelijk, omdat deze twee strijdig met elkaar zijn. Dan moet het schesche-ma aangepast worden. Dit is echter sterk verankerd bij een kind, als een van de diepliggende schema’s. Aan-passing is bovendien erg moeilijk omdat het nieuwe schema erg bedreigend is. Als de accom-modatie wel zou lukken, tot ‘mijn vader is slecht voor mij’, is er een existentiële crisis voor het kind. Haar lichamelijk en psychisch overleven wordt bedreigd, want haar vader die lief voor haar hoort te zijn en voor haar te zorgen, en waar ze afhankelijk van is, blijkt onbetrouwbaar en gevaarlijk voor haar te zijn. De tegenstrijdige schema’s veroorzaken grote verwarring. Als ook de accommodatie niet meer lukt, dan is er sprake van traumatisering: het bestaande schema ‘de lieve, zorgende en betrouwbare vader’ raakt beschadigd of wordt vernietigd. Maar ook als er wel sprake is van (gedeeltelijke) accommodatie (‘mijn vader is én goed én bedreigend’) of

ja

nee ja

nee Info/

PTE’ss

schema poging tot assimilatie

schema  behouden (poging  tot)  accom‐ modatie schema  aangepast of  verworpen; (mogelijk) crisis traumatisering

van het naast elkaar bestaan van twee tegengestelde schema’s (‘mijn vader is goed’, ‘mijn va-der is bedreigend’), is er sprake van traumatisering. Het betreft immers twee van de drie ba-sisassumpties, namelijk de goedwillendheid van de wereld en de waarde van het zelf. In dit voorbeeld is te zien dat crisis en traumatisering soms vrijwel kunnen samenvallen, of in elkaar kunnen overgaan. Immers, onderzoek leert dat er bij incest wel degelijk accommodatie van bijvoorbeeld het schema ‘mijn vader is goed’ kan plaatsvinden, van ‘mijn vader is bedreigend’ tot ‘alles wat vader heet, is bedreigend’. Ten slotte laat dit voorbeeld ook zien dat de processen van assimilatie en accommodatie complexer kunnen zijn dan uit figuur 4 af te lezen is. In het model van Janoff-Bulman betekent een potentieel traumatiserende gebeurtenis een gebeur-tenis die de basisassumpties sterk bedreigt, beschadigt of vernietigt. Traumatisering is dan de schade aan of de vernietiging van een of meer basisassumpties. Dit roept een hevige drievou-dige angst op (Janoff-Bulman, 1992, p.64), namelijk de instinctieve angst die de gebeurtenis zelf oproept, de bedreiging die de externe wereld ineens is voor het eigen biologisch en fysio-logisch overleven, en de cognitief-emotionele desintegratie en dreigende vernietiging van het conceptuele systeem, de innerlijke wereld, en daarmee het zelf.

2.2.5.3. Kritiek op het model van Janoff-Bulman

In document VU Research Portal (pagina 50-53)