• No results found

BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH!"

Copied!
388
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

HHHHHHHH!

BIBLIOTHEEK^KITLV

0154 3782

(3)
(4)
(5)

I N D I S C H V E R S L A G 1 9 3 4

I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN

NEDERLANDSCH-INDIË OVER HET JAAR 1933

GEDRUKT TER ALGEMEENE L A N D S D R U K K E R I J — 1934/1935 — 'S-GRAVENHAGE

(6)
(7)

BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 3

HOOFDSTUK I.

DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

A. BETREKKINGEN M E T H E T B U I T E N L A N D .

1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond.

I n verband m e t de zoowel op de Bijksbegrooting als op de Landsbegrooting noodzakelijke bezuinigingen, werden de uitgaven voor de plaatselijke bestudeering van in _Volkenbondskringen heerschende stroomingen op koloniaal gebied, in afwachting v a n betere tijden,, op de ontwerp-Eijksbegrooting voor 1934 pro- memorie opgebracht. Prof. Dr. E . Moresco, die de functie v a n w a a r n e m e r sinds 1929 vervulde, werd daarvan m e t ingang v a n 1 J a n u a r i 1934 eervol ontheven, onder dankbetuiging voor de door h e m t e dier zake bewezen diensten.

_ a. Organisatie van de statcngemeenschap. H e t door de Algemeene Com- missie der Ontwapeningsconferentie ingesteld comité voor de overzeesche effec- tieven, waarin voor Nederland o.a. zitting h a d Prof. Dr. E . Moresco, behandelde de vraag, of bij de over zee gelegerde troepen een onverminderbaar en vermin der- baar e l e m e n t dient t e worden onderscheiden. Deze vraag werd ontkennend be- antwoord, wijl h e t politie-element in de koloniale legers overheerscht en h e t defensie-element derhalve v a n veel m i n d e r belang is dan in de legers in h e t moederland. W a t de wijze v a n bepaling der later vast te stellen m a x i m u m sterkte betreft, besloot h e t comité aan t e bevelen een m a x i m u m t e stellen voor het moederland en een t o t a a l - m a x i m u m voor moederland en overzeesche ge- bieden t e z a m e n , zoodat overbrenging v a n troepen v a n h e t moederland n a a r de koloniën vrij zou zijn, doch in omgekeerde richting niet.

Ten behoeve v a n de ontwapeningsconferentie werden voorts door Nederlandsch- Indië gegevens verstrekt betreffende de wapenfabricatie daar te lande, terwijl n a a r aanleiding v a n de besprekingen in de budgétaire commissie dier conferentie werd nagegaan in hoeverre h e t indienen van budgétaire gegevens over een afgeloopen jaar zou k u n n e n worden vervroegd, teneinde een afdoend inter- nationaal toezicht mogelijk te m a k e n op de defensie-uitgaven. Daarbij bleek, d a t overlegging v a n geverifieerde gegevens mogelijk zou zijn in de m a a n d J a n u a r i van h e t derde jaar n a afloop v a n h e t kalenderjaar waarop de begrooting betrek- king heeft. W a a r bovendien niet alle gegevens zouden behoeven t e zijn geveri- fieerd, zou overlegging op een eerder tijdstip zonder wetswijziging (verkorting van den termijn, gedurende wélken de dienst openblijft) mogelijk zijn.

H e t verdrag van 26 S e p t e m b e r 1931 t o t ontwikkeling van de middelen t o t het voorkomen v a n den oorlog werd 30 Mei 1933 door Nederland, m e d e voor de overzeesche gebieden, bekrachtigd. H e t zal echter eerst in werking t r e d e n n a aanvaarding door tien s t a t e n .

b . Economische, financieele en verkeersaangelegenheden. De ingevolge een resolutie v a n d e Herstelconferentie v a n L a u s a n n e bijeengeroepen Economische

en Monetaire conferentie werd 12 J u n i 1933 t e L o n d e n geopend, doch ging 27 J u l i reeds uiteen, aangezien nopens de hoofdpunten v a n de agenda geen overeenstemming kon worden bereikt. I n t u s s c h e n zouden de w e r k z a a m h e d e n voor zoover mogelijk worden voortgezet door den Voorzitter, de beide Vice-Voor- zitters en h e t B u r e a u d e r conferentie. M e t betrekking' tot de door de conferentie genomen besluiten teneinde t e geraken tot een internationale productieregeling v a n cacao en koffie, adviseerde de Indische Begeering om voorshands een af- w a c h t e n d e houding aan t e n e m e n en t e volstaan m e t een bereidverklaring om de deelneming aan een eventueele conferentie t o t dat doel in overweging t e n e m e n . De conferentie leidde voorts t o t h e t opstellen v a n ontwerp-regelingen betreffende h e t vergemakkelijken van de handelsreclame en h e t douaneregiem nopens gewichtsberekening en verpakkingsmiddelen; deze ontwerpen bleken voor Nederlandsch-Indië aanvaardbaar, behoudens de daarin voorkomende voorwaar- delijke vrijdom v a n invoerrechten voor emballage-artikelen.

(8)

H e t voor den duur van de conferentie aangegaan tariefbestand was niet op Nederlandsch-Indië van toepassing.

Bij de behandeling door de Tweede K a m e r der Staten-Generaal van het verdrag tot het brengen van eenheid in de verkeersteekens werd gevraagd of het verdrag niet alsnog t e n aanzien van Nederlandsch-Indië van toepassing k a n worden verklaard (vgl. Indisch Verslag 1933, blz. 4 en 1932, blz. 7 ) . E e n hernieuwd onderzoek daar t e lande wees uit, d a t n u als gevolg van de op 1 S e p t e m b e r 1933 inwerkinggetreden nieuwe wegverkeerswetgeving wegbakens waren voorgeschreven geheel overeenkomstig het internationaal verdrag, vrij spoedig bij de voorschriften van dat verdrag zou k u n n e n worden aangepast. H e t werd echter o n r a a d z a a m geacht de invoering aan een bepaalden d a t u m t e binden.

c. Bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen.

N a a r aanleiding van aanbeveling X I van de slotacte der Bangkok-conferentie stelde de B a a d g e v e n d e Opiumcommissie een formulier op voor het aan het Volkenbondssecretariaat in t e zenden afzonderlijk jaarverslag betreffende ge- bieden, w a a r het gebruik v a n bereid opium nog is geoorloofd. De Nederlandsche Begeering deelde genoemd Secretariaat m e d e , dat er geen bezwaar bestond, t e beginnen m e t dat over het jaar 1933, een verslag overeenkomstig bedoeld formu- lier in t e zenden, ook al was de overeenkomst van Bangkok v a n 27 November 1931 nog niet in werking getreden.

M e t betrekking t o t de Xde aanbeveling van bovenvermelde slotacte, h a n d e - lende over h e t wetenschappelijk onderzoek n a a r het opiumrooken en eenige daar- mede verband houdende onderwerpen, werd het gevoelen van de Indische Begee- ring ingewonnen. Ingevolge dit overleg werd den Secretaris-Generaal van den Volkenbond, onder mededeeling van hetgeen in Nederlandsch-Indië terzake reeds was verricht, bericht, dat de Indische Begeering bereid is aan de onderzoekingen, die in aanbeveling X wenschelijk worden geacht, medewerking t e verleenen, doch d a t Zij Zich in verband m e t den nood der schatkist daarbij zal moeten bepalen t o t h e t verleenen van die faciliteiten, welke zonder uitbreiding v a n personeele of materieele hulpmiddelen mogelijk zouden zijn. Zoowel m e t het oog op de kosten als op de doelmatigheid werd voorts in overweging gegeven het onderzoek zooveel mogelijk t e centraliseeren en t e doen uitvoeren door eenige weinige bevoegde krachten, werkende m e t de best ingerichte hulpmiddelen.

Artikel V I van de bereid-opium-overeenkomst van 11 F e b r u a r i 1925 ( I . S.

1927 n°. 370) verbiedt den doorvoer van bereid opium in bepaalde-gebieden.

Deze bepaling had t e n gevolge, dat in 1926 moeilijkheden werden ondervonden bij den doorvoer te Singapore van regie-opium afkomstig van de opiumfabriek te B a t a v i a en bestemd voor het opiumdepôt t e Medan. De moeilijkheden werden toentertijd voorloopig door medewerking der autoriteiten van de Straits Settle- m e n t s opgelost, doch de Nederlandsche en Engelsche afgevaardigden ter confe- rentie te Bangkok k w a m e n overeen t e t r a c h t e n de kwestie definitief t e regelen.

D e Britsche Begeering had echter bezwaar tegen een onderhandsche regeling van deze aangelegenheid, o m d a t Zij, in tegenstelling m e t de Nederlandsche Begeering, m e e n d e dat genoemd verdragsartikel m e d e betrekking had op den doorvoer tusschen twee havens in Nederlandsch-Indië via Singapore of P e n a n g . I n verband hiermede vroeg de Nederlandsche Begeering in September 1933 langs diplomatieken weg aan de overige aan de genoemde overeenkomst deelnemende landen (Britsch-Indië, Frankrijk, J a p a n , Portugal en Siam) zich uit t e spreken, dat meerbedoelde doorvoer hunnerzijds niet wordt beschouwd als inbreuk t e m a k e n op artikel V I van de overeenkomst v a n 11 F e b r u a r i 1925. Deze interpre- tatie werd door de andere deelnemende landen en d a a r n a ook door Groot- B r i t a n n i ë aanvaard en 25 J a n u a r i 1934 door de Nederlandsche Begeering ter kennis van den Secretaris-Generaal van den Volkenbond gebracht. Sedert Mei 1933 wordt het regie-opium echter n a a r M e d a n en andere depots op S u m a t r a vervoerd door den zoutsleepdienst, zoodat doorvoer via Singapore niet meer noodig i s ; zoo noodig zal echter de oude route weer k u n n e n worden gevolgd zonder kans op moeilijkheden.

H e t P e r m a n e n t Centraal Opiumcomité opperde bedenkingen tegen opvolging van de suggestie van de I n d i s c h e Begeering om in het algemeen op de drie-

(9)

BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. B

maandelijksche invoerstatistieken van cocablad t e doen vermelden hoeveel van de ingevoerde hoeveelheid in een voorafgegaan kwartaal uit het land v a n her- komst is verzonden, teneinde aldus verschillen t u s s c h e n de uit- en invoerstatis- tieken gemakkelijker t e k u n n e n ophelderen (zie Indisch verslag 1933, blz. 4 ) . Bedoeld comité had er namelijk bezwaar tegen aan de Begeeringen inlichtingen te vragen, tot het verstrekken w a a r v a n zij op grond van de bepalingen van het Geneefsche Opiumverdrag van 1925 niet verplicht zijn. N a n a d e r overleg tusschen de Nederlandsche Begeering en het Comité verklaarde dit l a a t s t e zich bereid bij wijze v a n proef en alleen in de gevallen dat verschillen tusschen de statistieken van uit- en invoer schijnen voort te vloeien uit het overelkaar vallen van verschillende kwartalen, aan het land van invoer inlichtingen t e vragen over de zendingen die ter p l a a t s e van bestemming zijn aangekomen in een ander kwartaal dan waarin zij zijn verzonden.

H e t verdrag van Genève van 15 J u l i 1931 tot beperking van de vervaardiging en tot regeling v a n de distributie van verdoovende middelen,> m e t protocol van onderteekening, trad m e t ingang van 20 Augustus 1933 voor het Koninkrijk in werking ( I . S. 1933 n°. 310).

N a a r aanleiding van eenige door de Baadgevende Opiumcommissie in h a a r 15de zitting gedane aanbevelingen welke t e n doel h a d d e n een betere bestrijding van den sluikhandel t e verzekeren, werd, w a t het Koninkrijk betreft, geantwoord, 1°. dat geen bezwaar bestond tegen de overlegging in het eerstvolgend jaarverslag van een volledig overzicht v a n de bepalingen w a a r a a n de uitoefening van het apothekerschap is onderworpen en van h e t toezicht, dat op den koop en verkoop van verdoovende middelen door apothekers wordt uitgeoefend; 2°. dat de straffen, welke de huidige Nederlandsche en Indische strafwetgeving bedreigt tegen over- tredingen van de opiumwetgeving, voldoende hoog worden g e a c h t ; 3°. dat de Nederlandsche Begeering bereid is de vraag of het wenschelijk is den handelaar in narcotica, wiens ongeoorloofde transacties zich geheel in het buitenland af- spelen, strafbaar t e stellen, in welwillende overweging t e n e m e n ; en 4°. dat reeds t h a n s bij uitzetting v a n vreemdelingen (bijvoorbeeld smokkelaars m narcotica) van die uitzetting via den consulairen weg kennis wordt gegeven aan de betrokken autoriteiten in den v r e e m d e ; verder t e gaan a c h t t e de Begeering bezwaarlijk, aangezien de uitzetting alsdan zou k u n n e n ontaarden in verkapte uitlevering.

Ter betere bestrijding van den smokkelhandel in opium in Nederlandsch- Indië werd voorts de verdoovende middelen-ordonnantie in dien zin aangevuld, dat t h a n s behalve de gezagvoerder ook de exploitant van een schip, aan boord waarvan verdoovende middelen, papaver, Indische h e n n e p of cocabladeren worden aangetroffen in strijd m e t de bepalingen dier ordonnantie, k a n worden vervolgd ( I . S. 1933 n°. 368).

d. Gezondheidszorg. Op voorstel van de malaria-commissie stelde h e t Hygiënisch Volkenbondseomité de vraag aan de orde of h e t gewenscht is een bijeenkomst bijeen t e roepen van vertegenwoordigers van landen w a a r malaria heerscht, onverschillig of in die landen kina wordt verbouwd of niet. Deze bijeen- k o m s t zou t e n doel m o e t e n hebben de werkelijke behoefte aan kinine in de malaria-landen vast t e stellen en te beraadslagen over de middelen om deze kinine tegen lagen prijs te verkrijgen, teneinde alle malaria-landen in s t a a t t e stellen het t e verkrijgen. Ter voorbereiding v a n deze bijeenkomst werd aan de betrokken regeeringen verzocht een a a n t a l vragen t e beantwoorden. D e ver- zochte gegevens werden door de Indische Begeering in 1932 verstrekt, terwijl in 1933 aanvullende gegevens werden ingezonden. De d a t u m van een eventueele conferentie is nog niet vastgesteld.

e. Bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen. Kinderbe^^nerming.

H e t op 11 October 1933 t e Genève gesloten verdrag, k r a c h t e n s hetwelk ook meerderjarige slachtoffers van d e n internationalen handel in vrouwen de be- scherming der wet zullen genieten, werd door Nederland m e d e voor de over- zeesche gewesten onderteekend (vgl. Indisch Verslag 1931, blz. 13). W e t s - of ordonnantiewijziging m a a k t dit verdrag niet noodig, aangezien ook de Indische

(10)

wetgeving terzake geen onderscheid m a a k t tusschen minderjarige en meerder- jarige vrouwen.

De 12de Volkenbondsvergadering (1931) vestigde de a a n d a c h t op de goede resultaten, welke in verschillende landen door vrouwelijke politie waren ver- kregen in den strijd tegen den vrouwenhandel. Hoewel in Indië geen vrouwelijke politie bestaat, werd in verband m e t de goede r e s u l t a t e n zoowel in Nederland als in h e t buitenland een onderzoek ingesteld naar de wenschelijkheid om m e t dit i n s t i t u u t ook daar t e lande een proef t e n e m e n . Bedoeld onderzoek wees uit, dat, hoewel in beginsel geen bedenkingen b e s t a a n tegen het werk van vrouwe- lijke politie-ambtenaren, m e t het oog op de over h e t algemeen gunstige toet- s t a n d e n in Nederlandsch-Indië op het gebied v a n vrouwen- en kinderhandel en m e d e in verband m e t de ontwikkelingsphase, waarin de inheemsche m a a t - schappij verkeert, voorshands geen t e r m e n b e s t a a n om zelfs t o t een proef m e t vrouwelijke politie over t e gaan, t e minder wijl doorvoering van dezen maatregel zou leiden t o t een uitgaaf voor den L a n d e , welke onder de geldende tijdsomstan- digheden niet verantwoord voorkwam. W e l werd de Directeur van B i n n e n - landsch B e s t u u r op 18 December 1933 gemachtigd om op plaatsen, waar zich de behoefte d a a r a a n doet gevoelen t o t aanstelling over t e gaan van reeds bij parti- culiere instellingen pp h e t gebied van vrouwen en kinderbescherming werkzame vrouwen, t o t onbezoldigd politie-ambtenaar.

N a a r aanleiding van den wenk, vervat in het rapport van de enquête-com- missie v a n den Volkenbond inzake den internationalen handel in vrouwen en kinderen in hot Oosten m e t betrekking t o t de toestanden in den Biouw-Archipel

(vgl. Indisch Verslag 1983, blz. 4 ) , onderzocht de Indische Begeering w a t ter zake zou k u n n e n worden verricht. Zij k w a m daarbij t o t de conclusie, dat h e t niet wel mogelijk was maatregelen t e n e m e n om te voorkomen, dat van de vrij- heid in het verkeer tusschen dien archipel en Singapore door vrouwenhandelaars misbruik wordt g e m a a k t , doch dat het wellicht mogelijk zou zijn in Singapore de verklaringen van uit China afkomstige personen, die voorgeven n a a r Neder- landsch-Indië t e willen doorreizen, op h a a r juiste waarde t e doen toetsen. Op uitnoodiging van de Indische Begeering stelde de Consul-Generaal der Neder- landen t e Singapore zich daarop in verbinding m e t de autoriteiten der Straits S e t t l e m e n t s . De door "deze consulaire vertegenwoordigers genoemde besprekingen leidden hen t o t de overtuiging, dat in de gewraakte toestanden — zoo zij al in die m a t e h a d d e n b e s t a a n als de enquête-commissie verklaarde — wijziging was gekomen en nog zou k o m e n als gevolg van de invoering in de Straits v a n de ,,Alliens Ordinance 1932". I n verband hiermede a c h t t e ook de Indische Begeering h e t voorshands niet noodig terzake nadere maatregelen te treffen.

I n de jaren 1932 en 1933 werden gegevens verstrekt m e t betrekking t o t Volkenbondscireulaires en -aanbevelingen nopens h e t blinde kind, h e t onwettige kind en inrichtingen waarin misdadige of afgedwaalde kinderen k u n n e n worden opgenomen. Gevolggevend aan een uitnoodiging v a n h e t Comité voor de kinder- bescherming machtigde de Indische Begeering den Directeur v a n J u s t i t i e op 24 October 1933 om ter kennis v a n de a m b t e n a r e n v a n den burgerlijken stand te brengen, dat geen bezwaar b e s t a a t tegen h e t afgeven op verzoek van belang- hebbenden van uittreksels uit de acten van den burgerlijken stand, dan wel v a n verklaringen van geboorte, welke niet van onwettige geboorte melding m a k e n .

f. Intellectueele samenwerking. De v a n 3 t o t 11 October 1933 t e Genève gehouden conferentie betreffende de vergemakkelijking v a n den omloop van opvoedkundige films werd door Prof. Dr. E . Moresco als w a a r n e m e r bijgewoond.

g. Arbeidsorganisatie. Ook de 17de Arbeidsconferentie, w a a r a a n wederom Dr. E . Moresco als technisch r a a d s m a n van de Nederlandsche Begeerings- afgevaardigden deelnam, had geen onderwerpen op h a a r agenda, die van speciale beteekenis voor Nederlandsch-Indië waren. Bij de aanbieding aan de S t a t e n - Generaal van de ter conferentie vastgestelde ontwerp-verdragen (betreffende het verbod v a n bureaux voor arbeidsbemiddeling, welke voor de bemiddeling betaling vragen en betreffende invaliditeit«- en ouderdomsverzekering en verzekering van uitkeering bij overlijden van den verzekerde) deelde de Nederlandsche Begeering

(11)

BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 7

aan de Tweede K a m e r mede, d a t Zij mede in verband m e t de tijdsomstandig- heden er m e d e volstond de verdragen overeenkomstig artikel 105, lid 5 van h e t Vredesverdrag van Versailles over t e leggen, zonder voorstel t o t goedkeuring of verzoek o m machtiging t o t toetreding. E v e n t u e e l e toepassing dier verdragen op Nederlandschrlndië k o m t derhalve voorshands evenmin ter sprake.

I n I . S. 1933 n°. 117 is aanteekening gehouden v a n h e t Kon. besluit houdende bekendmaking van h e t door de 12de Arbeidsconferentie vastgestelde verdrag betreffende de aanduiding v a n h e t gewicht op groote stukken vervoerd per schip.

Evenzoo in I . S. 1933 n°. 261 v a n h e t t e r 14de conferentie vastgestelde ver- drag nopens den gedwongen of verplichten arbeid, bij de aanvaarding waarvan voor Nederlandsch-Indië een tweetal voorbehouden werden g e m a a k t (zie Indisch Verslag 1932, blz. 10). Voor zoover de Indische wetgeving voor h e t overige nog niet in overeenstemming was gebracht m e t de eischen v a n h e t verdrag, is dit geschied bij de wijziging der heerendienstordonnanties in I . S. 1931 n°. 483 en bij de nieuwe voorschriften ter uitvoering dier ordonnanties ( B b . n°. 13093), terwijl einde 1932 op de Indische begrooting een post voorkomt voor h e t onder- houd van arbeiders, die door een ongeval of ziekte tengevolge van h u n arbeid geheel of gedeeltelijk ongeschikt zijn om in h u n behoefte t e voorzien ( a r t . 15, lid 2 van het v e r d r a g ) .

I n antwoord op de vraag, of h e t mogelijk zou zijn het ter 16de conferentie vastgestelde verdrag inzake den leeftijd waarop kinderen k u n n e n worden toe- gelaten tot het verrichten van niet-industrieelen arbeid, in Indië toe t e passen, deelde de Indische Begeering m e d e , dat de plaatselijke omstandigheden zulks niet toelieten. De financieele omstandigheden v a n Nederlandsch-Indië m a a k t e n een effectief toezicht op de naleving van het verdrag — zelfs bij slechts ge- deeltelijke toepassing ervan — niet mogelijk.

2. Economische en verkeersbetrekkingen.

a. Handelspolitiek. Aan de door internationaal overleg tot stand gekomen nieuwe productiebeperkingen van thee en kina n a m ook Nederlandsch-Indië deel, doch het was vooral h e t verschijnsel van de overvoering van de Indische m a r k t m e t verschillende producten tegen buitengewoon lage prijzen, welke de Begeering tot actieve afweermaatregelen dwong, waarbij m e d e van invloed was, dat ver- schillende landen door monetaire maatregelen een voorsprong h a d d e n gekregen in de onderlinge mededinging. De Indische Begeering kon er niet in berusten, d a t als gevolg daarvan levenskrachtige bedrijven grootendeels zouden verdwijnen of worden verdrongen. Daartoe de beginselen der handelspolitiek t e wijzigen a c h t t e de Begeering vooralsnog o n r a a d z a a m : het zou teveel tijd kosten en zou misschien in een verkeerde richting leiden. D a a r e n t e g e n bood het stelsel van contingenteering een doeltreffend middel om tijdelijk de moeilijkheden t e weer- s t a a n . H e t eerst k w a m tot s t a n d een regeling v a n den invoer van rijst en een crisis-eement-invoerordonnantie ( I . S. 1933 nos. 116 en 282), vervolgens werd in I . S. 1933 n°. 349 afgekondigd een crisisinvoerordonnantie, krachtens welke bij regeeringsverordening voor den duur v a n t e n hoogste tien m a a n d e n de invoer van bepaalde goederen of groepen v a n goederen kan worden beperkt. B i n n e n dien termijn moet, voor zooveel noodig, bij ordonnantie in het bij de verordening geregelde onderwerp worden voorzien. De crisis-invoerordonnantie k o m t in hoofd- lijnen overeen m e t de Nederlandsche Crisisinvoerwet ; zij kent echter als regel slechts het stelsel v a n vrije contingenteering, waarbij het, binnen de grenzen van het totale contingent, den handel vrijstaat de goederen t e betrekken uit die landen, waar deze tegen d e n laagsten prijs verkrijgbaar zijn; zij heeft geen protectionistische strekking en heeft evenmin t e n doel prijsstijging t e bevorderen.

V a n die ordonnantie werd in 1933 gebruik g e m a a k t voor de voortzetting van de beperking van den invoer van rijst en c e m e n t ( I . S. 1933 nos. 300 en 358), als- m e d e voor de contingenteering v a n den bierinvoer ( I . S. 1933 n°. 484).

N a a s t de invoerordonnantie k w a m t o t stand een crisis-uitvoerordonnantie ( I . S. 1933 n°. 353), krachtens welke in h e t belang v a n de voorziening in de eerste levensbehoeften der bevolking of ter voorkoming van ongewenschten uit-

(12)

voer v a n in Nederlandsch-Indië verkregen p l a n t m a t e r i a a l , de uitvoer tijdelijk k a n worden verboden d a n wel aan beperkende bepalingen onderworpen.

b. Handelsverdragen en handelsbetrekkingen. De Volksraad bracht in 1933 advies uit over h e t wetsontwerp t o t goedkeuring van het op 2 J u l i 1932 te W a s h i n g t o n tusschen Nederland en P a n a m a gesloten verdrag van handel ^ en scheepvaart, alsmede van h e t daarbij behoorend slotprotocol (zitting 1932/'33, onderwerp 121).

Aan Dr. W . M. 'F. Mansvelt werd opgedragen zich op 10 F e b r u a r i 1933 n a a r Zuid-Afrika t e begeven, teneinde zich in verbinding t e stellen m e t den Gezant der Nederlanden te Pretoria en m e t dezen overleg t e plegen nopens maatregelen, welke in Nederlandsch-Indië dienden t e worden getroffen voor het doen welslagen van in Zuid-Afrika t e houden tentoonstellingen van Indische producten en ter bevordering van het handelsverkeer m e t Zuid-Afrika. De tentoonstellingen slaagden n a a r wensch, voor de bevordering van de handelsbetrekkingen werd besloten een handelswaarnemer voor Nederlandsch-Indië t e plaatsen t e Durban, die zijn opdrachten zou ontvangen v a n den Gouverneur-Generaal, doch overigens ter beschikking zou worden gesteld van den Gezant, teneinde onder diens alge- m e e n e leiding werkzaam t e zijn. Als zoodanig werd in M a a r t 1934 uitgezonden de heer F . H e e k m a n .

c. Internationaal Landbouw Instituut te Borne. I n verband m e t de nood- zakelijke bezuiniging werd besloten t o t terugplaatsing v a n Nederlandsch-Indië v a n de 4de naar de 5de groep, waardoor dit gebied slechts één eenheid in de kosten behoeft bij t e dragen en ook slechts één s t e m uitbrengt, alsmede t o t stopzetting van de berichtgeving door D r . v a n H a l l .

H e t op 16 April 1929 onder auspiciën v a n het L a n d b o u w i n s t i t u u t tot stand gekomen verdrag t o t bescherming van p l a n t e n , ' t r a d voor Nederland in werking op 7 M a a r t 1933 (N. S. 1932 n°. 494). Hoewel in 1930 was beslist, d a t tegen aanvaarding v a n h e t verdrag voor Nederlandsch-Indië geen bezwaar bestond, werd hiervan toch afgezien. De ervaring had geleerd dat in I n d i ë , als voor- namelijk p l a n t e n m a t e r i a a l invoerend land, keuring, ook voor volledig gecertifi- ceerde zendingen niet k a n worden gemist, terwijl m e d e bezwaren bestonden tegen het in het verdrag opgenomen verbod om aan niet-aangesloten landen_ in geen geval gunstiger voorwaarden t e stellen. Zendingen v r u c h t e n uit _ China worden namelijk, zij het na keuring, doorgelaten zonder gezondheidscertificaat.

Ook wegens het feit d a t nog geen der landen rondom Indië h e t verdrag had aanvaard, had aanvaarding voor dat gebied weinig zin.

d. Automobielverkeer. Tegelijk m e t de inwerkingtreding van de "Weg- verkeersordonnantie ( I . S. 1933 n°. 86) werd ingetrokken h e t G . B . 25 J u n i 1931 n°. 35 ( B b . n°. 12592), betreffende de afgifte van internationale bewijzen voor motorrijtuigen en internationale rijbewijzen. Tevens werd de Directeur van Binnenlandsch B e s t u u r gemachtigd o m besturen van als rechtspersoon erkende, behartiging v a n verkeersbelangen t e n doel hebbende vereenigingen t e machtigen t o t h e t afgeven dier bewijzen, als bedoeld in de artikelen 4 en 7 van het inter- nationaal automobielverdrag ( I . S. 1930 n°. 184) en o m m e t betrekking t o t ver- leening, weigering, intrekking en registratie dier bescheiden en t o t verdere uit- voering van het verdrag de noodige voorschriften vast t e stellen. Deze vaststelling geschiedde bij besluit van genoemd departementshoofd van 27 Mei 1933 ( B b . n°. 13019).

e. Scheepvaart. De Volksraad adviseerde t o t aanneming van het wets- ontwerp, betreffende toepassing op Nederlandsch-Indië van het op 31 Mei 1929 te L o n d e n gesloten verdrag voor de beveiliging v a n menschenlevens op zee (zitting 1932/'33, onderwerp 6 9 ) .

I n I . S. 1933 n°. 328 werd aanteekening gehouden van het Kon. besluit bepalende de bekendmaking van de op 22 Mei 1933 t e Stockholm tusschen Nederland en F i n l a n d gesloten overeenkomst inzake de wederzijdsche erkenning van meetbrieven.

(13)

BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND. 9

Van het Kon. besluit bepalende de bekendmaking v a n de tusschen den Nederland sehen Gezant t e Tokio en den J a p a n s c h e n Minister van Buitenlandsche Zaken gewisselde n o t a ' s van 26 J a n u a r i 1933, houdende een regeling t o t weder- zijdsche vrijstelling v a n belasting op inkomsten en winsten voortvloeiende uit het internationale zeescheepvaartbedrijf, werd aanteekening gehouden in I . S.

1933 n°. 259.

f. Luchtvaart. I n I . S. 1933 n°. 339 werd aanteekening gehouden v a n h e t Kon. besluit bepalende de bekendmaking van een tweetal protocollen t o t wijziging van het L u c h t v a a r t v e r d r a g ( I . S. 1928 n°. 536). Evenzoo in I . S. nos. 99 en 344 onderscheidenlijk van het op 14 F e b r u a r i 1930 te Madrid tusschen Nederland en Spanje gesloten luchtvaartverdrag en van h e t op 12 October 1929 t e _Warschau gesloten verdrag t o t het brengen van eenheid in eenige bepalingen inzake h e t internationale luchtvervoer.

D e Volksraad adviseerde t o t aanneming van h e t wetsontwerp houdende goed- keuring van de op 16 November 1932 te Washington tusschen Nederland en de Vereenigde S t a t e n van Amerika gesloten luchtvaartovereenkomst (zitting 1932/

'33, onderwerp 149 en zitting 1933/'34, onderwerp 9 ) .

g. Post- en radioverkeer. K r a c h t e n s artikel 27 van het „ I n t e r n a t i o n a a l Postbesluit 1 9 3 0 " ( I . S. 1930 n°. 278) j°. de machtiging bedoeld in artikel 16, lid 2 der „ I n t e r n a t i o n a l e Postverorclening 1 9 3 0 " ( I . S. 1930 n°. 279) werden op 17 J u l i / 1 9 S e p t e m b e r 1933 tusschen Neclerlandsch-Indië en den Australischen Statenbond en op 17 J u l i / 3 April 1933 tusschen Nederlandsch-Indië en Groot- B r i t a n n i ë en Noord-Ierland overeenkomsten gesloten tot regeling van den recht- streekschen pakketpostdienst. De overeenkomsten werden gehecht aan de des- betreffende goedkeuringsbesluiten van den Gouverneur-Generaal in onderschei- denlijk ï . S. 1933 n°. 436 en I . S. 1934 n°. 113.

H e t op 9 December 1932 t e Madrid op de I n t e r n a t i o n a l e Telegraafconferentie en de I n t e r n a t i o n a l e Kadiotelegraafconferentie geteekend verdrag betreffende de verre berichtgeving, alsmede de op die conferentie geteekende reglementen m e t de daarbij behoorende slotprotocollen zijn voor het Koninkrijk in werking getreden op 1 J a n u a r i 1934 ( I . S. 1934 n°. 123).

3. Juridische betrekkingen.

a. Arbitrage- en verzoeningsverdragen. H e t op 30 M a a r t 1931 t e 's-Graven- hage tusschen Nederland en Spanje gesloten verdrag t o t beslechting van geschil- len door verzoening, rechtspraak en arbitrage werd opgenomen in I . S. 1933 n°. 142.

b . Uitlevering. De werking van h e t Nederlandsch-Belgisch uitleverings- verdrag van 1889, zooals d a t sedert was aangevuld, werd bij verdrag van 1 November 1932 uitgebreid tot den Belgischen Congo en het mandaatgebied van E u a n d a - U r u n d i ( I . S. 1933 n°. 7 9 ) .

I n 1933 werd één Chinees door de Nederlandsch-Indische Begeering uit- geleverd aan de Begeering van de Straits S e t t l e m e n t s . Aan een ander verzoek van laatstgenoemde Begeering om uitlevering van een Chinees kon niet worden voldaan, wijl betrokkene onvindbaar was. Tot de Straits-autoriteiten werden drie verzoeken o m uitlevering gericht (betreffende twee Chineezen en één I n l a n d e r ) . De I n l a n d e r bleek onvindbaar; van de Chineezen werd er één uitgeleverd, de andere wordt nog gezocht. Door h e t B e s t u u r van den Maleischen S t a a t P e r a k werd één I n l a n d e r uitgeleverd.

De Consul-Generaal van China te B a t a v i a verleende zijn t u s s c h e n k o m s t om de uitlevering t e verkrijgen van een Chinees. Aan h e t verzoek kon niet worden voldaan, wijl de benoodigde bescheiden niet werden overgelegd en de i n h e t uitleveringsbesluit ( I . S. 1883 n°. 188) bedoelde termijn v a n twee m a a n d e n gedurende welken de betrokkene kon worden aangehouden, was verstreken. De Chinees werd echter op grond v a n h e t Toelatingsbesluit (I. S. 1916 n°. 47) uit Nederlandsch-Indië verwijderd, waarbij aan het verzoek van genoemden consu-

(14)

lairen vertegenwoordiger om verstrekking van politiegeleide niet kon worden voldaan, aangezien d i t de verwijdering het k a r a k t e r van een verkapte uitlevering zou geven.

Op grond van de in 1892 tusschen den E a d j a v a n Serawak en het B e s t u u r der Westerafdeeling v a n Borneo getroffen schikking o m t r e n t de aanhouding en uit- levering van misdadigers (zie Koloniaal Verslag 1893, blz. 2) overhandigde het B e s t u u r van Serawak een door de Nederlandsch-Indische autoriteiten gezochten Inlander, die door den landraacl t e P a l e m b a n g wegens doodslag was veroordeeld, aan een Indischen politieambtenaar, die daartoe naar Koetjing was gezonden.

c. Toelating en uitzetting. M e t ingang v a n 1 F e b r u a r i 1934 behoefden de voor toelating in Nederlanclsch-Indië vereischte paspoorten van onderdanen der V a t i c a a n s t a d niet meer voorzien t e zijn v a n een Nederlandsch visum ( I . S.

1933 n°. 451).

Op 1 J u l i 1932 t r a d in de Straits S e t t l e m e n t s een nieuwe paspoortregeling m werking, welke voor h e t verkeer m e t Nederlandsch-Indië enkele faciliteiten b e v a t ; zoo zijn personen van eiken landaard beneden de 15 jaar, alsook I n l a n d e r s die zieh naar Britsch Malakka begeven als handwerkslieden, veldkoelies, koelie- wervers of mandoers, en Chineesche arbeiders vrijgesteld v a n h e t bezit v a n een paspoort, terwijl aan personen afkomstig uit den Biouw-Archipel bij landing te Singapore bijzondere faciliteiten k u n n e n worden verleend. Aan een en ander werd in 1933 in Nederlandsch-Indië bekendheid gegeven.

Bij het Begeeringsrondschrijven in B b . n°. 12992 werd herinnerd aan de aan- schrijving v a n 1911 nopens de wenschelijkheid, dat in China vertoevende Neder- landsche onderdanen, ook die van Chineeschen bloede, zich bij de Nederlandsche consulaten in China l a t e n inschrijven.

H e t Toelatingsbesluit werd aangevuld m e t twee nieuwe artikelen (18a en 18b), k r a c h t e n s welke jaarlijks bij regeeringsverordening wordt vastgesteld hoeveel vreemdelingen in totaal en hoeveel per landaard in h e t volgend kalenderjaar k u n n e n worden toegelaten, onverminderd de overigens voor deze toelating ge- stelde eischen. Zoolang het totaal cijfer niet is bereikt, kan h e t ^ voor een be- paalden landaard vastgestelde aantal worden overschreden m e t één tiende van de totale immigratie van de tot dien landaard behoorende personen in h e t tijdvak van 1 J a n u a r i 1924 t o t 1 J a n u a r i 1934. Voor 1934 werd het totaal aantal toe te l a t e n vreemdelingen gesteld op 12 000, verdeeld over 15 landaarden ( I . S. 1933 nos." 438, 491 en 492).

H e t a a n t a l personen, d a t in 1933 in Nederlandsch-Indië werd toegelaten, bedroeg 9280, v a n wie 2065 Nederlanders. Voor de overigen bedroegen de ge- tallen, gegroepeerd volgens de landaarden van bovenbedoelde immigratieregeling:

1. I n h e e m s c h e bewoners van F r a n s c h Indo-China en Siam 6.

2. I n h e e m s c h e bewoners van Arabië, Palestina, Transjordanië, Syrië en I r a q 236.

3. Britsch-Indiërs, Ceylonneezen en B i r m a n e e z e n 677.

4. Chineezen 4954.

5. J a p a n n e r s en inheemsche bewoners der J a p a n s c h e mandaatgebieden 777.

6. I n h e e m s c h e bewoners v a n Malakka, B r i t s c h Noord-Borneo, Broenei, Serawak, Portugeesch Timor en de Filippijnen 3.

7. Overige inheemsche bewoners van Azië 3.

8. Australiërs, Nieuw-Zeelanders en inheemsche bewoners der Australische mandaatgebieden 5.

9. I n h e e m s c h e bewoners van Afrika geen.

10. Noord-Amerikanen 7 1 .

11. Zuid- en Midden-Amerikanen geen.

12. Britsche onderdanen, voor zoover niet vermeld onder 2, 3, 6, 8 en 9 151.

13. Duitschers, Oostenrijkers, Denen, Noren, Zweden en Zwitsers 244.

14. F r a n s c h e n , I t a l i a n e n , Belgen, Spanjaarden, H o n g a r e n en Portugeezen 65.

15. Overige bewoners van E u r o p a 23.

De toelating werd geweigerd aan 55 personen ( 1 Nederlander, 3 J a p a n n e r s , 37 Chineezen, 5 Arabieren en 11 andere Vreemde Oosterlingen).

(15)

BETREKKINGEN MET HET BUITENLAND.

n

I n t r e k k i n g van de toelatingskaart, zoomede uitzetting vond p l a a t s in 2 ge- vallen (één wegens gevaar voor de openbare rust en orde en één wegens opgave v a n een valsche hoedanigheid en veroordeeling tot een misdrijf na de t o e l a t i n g ) . I n beide gevallen betrof het een Chinees. Aan één Chinees werd voorts krachtens art. 35 der Indische Staatsregeling het verblijf in Nederlandsch-Indië ontzegd.

d. Indische werkkrachten in het buitenland. I n 1933 werden twee werf- vergunningen op den voet van de regeling in I . S. 1887 n°. 8 verleend, namelijk één voor een onderneming in de Gefedereerde Maleische S t a t e n en één voor Nieuw-Caledonië, n a a r welke gebieden onderscheidenlijk 7 en 808 contract- arbeiders vertrokken. Ook m e t het B e s t u u r van Britsen Noord-Borneo werden onderhandelingen gevoerd over de werving van arbeiders (zie hoofdstuk V, I ) . I n 1933 keerden 1438 werklieden uit het buitenland terug.

i. Overige aangelegenheden.

a. Grensbepaling op Nieuiv-Guinee. Bij de hydrografische opneming v a n de Noordkust van Nieuw-Guinee in 1924—1930 door het Nederlandsche opnemings- vaartuig Tydeman was gebleken, dat de meridiaan van 141° beoosten Green- wich, die de grens vormt t u s s c h e n Nederlandsch Nieuw-Guinee en h e t Austra- lisch mandaatgebied, r u i m twee kilometer m e e r n a a r het Oosten lag, dan voor- dien was aangenomen op grond van de opneming in 1896—1899 door het Duitsche opnemingsvaartuig Möivc.

D a a r de aanduiding ter plaatse van den 141sten graad, w a a r deze de noord- kust snijdt, voorziening behoefde, werd m e t de Australische Begeering overleg gepleegd. De vastlegging ter plaatse van de grens vormende meridiaan heeft daarna plaats gehad in samenwerking tusschen den c o m m a n d a n t van de Wiïïe- brord Snellius en den m e t een Australischen schoener uitgezonden Surveyor A. A. Chauncy. Op 2 S e p t e m b e r 1933 werd aan de k u s t een grenssteen, voor- zien van een inscriptie, opgericht, welke grenssteen den 141sten meridiaan aan- geeft 167,7 m . Oostelijker dan uit de Nederlandsche waarnemingen werd afgeleid en 230,3 m . Westelijker dan uit de Australische w a a r n e m i n g e n zou volgen.

b. Grenskwesties op Timor. H e t a a n t a l grenskwesties n a m af, voornamelijk als gevolg van intensievere militaire patrouillediensten en van het instellen van bevolkingsbewaking door de hoofden v a n het Nederlandsch gebied, die voor door eigen onderdanen gepleegde diefstallen verantwoordelijk worden gesteld. I n 1933 h a d d e n geen invallen van dievenbenden uit Portugeesch Timor plaats, wèl m a a k t e n Portugeesche Beloe's individueel zich hieraan schuldig. Vijf Portu- geesche onderdanen werden bij het plegen v a n veediefstallen door de Nederlandsch- Indische bevolking gedood. I n totaal werden in 1933 gerapporteerd 45 gevallen van diefstal, waarbij werden gestolen 130 paarden, 123 karbouwen en 5 geiten.

De verhouding tusschen de b e s t u u r s a m b t e n a r e n aan weerszijden v a n de grens was gunstig.

c. Institute of Pacific Relations. I n 1933 k w a m een Nationale B a a d voor Nederland en Nederlandsch-Indië, b e s t e m d om deel uit t e m a k e n van het I n s t i t u t e of Pacific Belations, tot stand. De B a a d is samengesteld uit twee afdeelingen, een Nederlandsche en een Nederlandsch-Indische. De Nederlandsche afdeeling is gesticht door samenwerking van de Koninklijke Academie van W e t e n s c h a p p e n , h e t Koninklijk I n s t i t u u t voor de Taal-, L a n d - en Volkenkunde, het Koninklijk Koloniaal I n s t i t u u t en h e t Indisch Genootschap; de Indische afdeeling wordt gevormd door de Afdeeling voor de Studie v a n I n t e r n a t i o n a l e Vraagstukken van h e t Koninklijk B a t a v i a a s c h Genootschap v a n K u n s t e n en W e t e n s c h a p p e n .

Op d e t e Bawff ( C a n a d a ) gehouden Vde conferentie v a n h e t I n s t i t u t e was ook bovengenoemde B a a d vertegenwoordigd.

d. Boxerindemniteit. Op 4 April 1933 had t e Nanking een notawisseling plaats nopens de b e s t e m m i n g van de gelden, welke Nederland geregeld ontvangt als schadeloosstelling voor de eertijds tijdens den Boxer-opstand geleden schade.

(16)

12

B e p a a l d werd, dat een bedrag van f 4 0 0 000 h e t kapitaal zou vormen eener intusschen in het leven geroepen stichting en d a t de r e n t e zou worden gebruikt voor doeleinden, welke de cultureele betrekkingen t u s s c h e n China en Nederland bevorderen, terwijl h e t resteerend bedrag zou worden b e s t e m d voor waterbouw- kundige werken. Op een desbetreffende vraag van het lid v a n den Volksraad, d e n heer H . H . K a n , antwoordde de Eegeering, dat het in verband m e t de reeds getroffen regeling niet mogelijk was een gedeelte van laatstbedoeld bedrag ter beschikking t e stellen van de Indische Eegeering, doch Zij wees erop dat onder de cultureele betrekkingen tusschen China en Nederland zeker m e t m de l a a t s t e plaats die tusschen Cbina en Nederlandsch-Indië zijn te begrijpen.

e. Bedevaart. H e t aantal Mekkagangers bedroeg voor h e t seizoen 1933—

1934 2260.

Als gevolg v a n de benarde tijdsomstandigheden geraakte een aantal personen van inheemschen oorsprong, die, in vorige jaren t e n bedevaart n a a r Arabië ver- trokken, zich aldaar om godsdienstige of andere redenen tijdelijk h a d d e n ge- vestigd en een bestaan h a d d e n gevonden, in moeilijkheden. Door samenwerking v a n particulieren (giften) en h e t G o u v e r n e m e n t van Nederlandsch-Indië (ter beschikkingstelling van loterij-aandeelen) werd het benoodigde bedrag v a n ± f 100 000 gevonden om deze personen n a a r Nederlandsch-Indië te doen terug- keeren. Bijzondere vermelding verdient de medewerking welke hierbij v a n de betrokken scheepvaartmaatschappijen werd ondervonden, terwijl ook de Eegee- ring v a n Saoudijah faciliteiten verleende. E i n d April 1933 vertrok h e t laatste schip uit Djeddah en waren in 't geheel 2196 armlastigen teruggezonden.

(17)

DE I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND. 13 B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND.

1. Inleiding.

I n den aanvang van h e t verslagjaar gaf de algemeene politieke toestand een beeld t e zien, overeenkomend m e t dat van h e t vorig j a a r ; slechts manifesteerde de verscherping van de verhoudingen zich duidelijker dan tevoren, zulks tenge- volge van de op menig gebied toenemende verwording van den economischen toestand.

Tot die verscherping droeg de omstandigheid bij, d a t zich allengs ook van bepaalde groepen der Europeesche bevolking gevoelens van onrust meester m a a k t e n , t e n n a u w s t e s a m e n h a n g e n d m e t de voortschrijdende beperkingen, welke op de landsuitgaven moesten worden toegepast. Inzonderheid worde in dit ver- b a n d melding g e m a a k t v a n de agitatie onder bepaalde categorieën van h e t Over- heidspersoneel tengevolge van nadere kortingen op de salarissen, waartoe in h e t begin van h e t jaar moest worden overgegaan. Verschijnselen van verslapping der discipline en ontaarding van h e t ambtelijk plichtsbesef culmineerden in talrijke gevallen van dienstweigering onder h e t Marinepersoneel t e Soerabaja en in de muiterij aan boord van h e t pantserschip ,,De Zeven P r o v i n c i ë n " , waarover elders in dit Verslag wordt gesproken.

I n t u s s c h e n z e t t e n de extreem-nationalistische vereenigingen P . I . ( P a r t a i Indonesia) en P . N . I . (Pendidikan Nasional Indonesia) rusteloos hare actie onder de inheemsche bevolking voort; voornamelijk op J a v a , doch ook in eenige land- streken der Buitengewesten. H e t streven dezer vereenigingen is gericht op ver- krijging van de onafhankelijkheid van land en volk door georganiseerde massa- actie, d.w.z. op aankweeking onder de bevolking van een geest van verzet tegen de economische en staatkundige ordening, welke m e t „ k a p i t a l i s m e " en „ i m p e - r i a l i s m e " werden aangeduid en als de oorzaken werden voorgesteld van de ook op de inheemsche bevolking drukkende gevolgen van de crisis.

Nevens deze beide vereenigingen werkten op S u m a t r a , in h e t bijzonder ter Westkust, de P e r m i ( P e r s a t o e a n Moeslim Indonesia) en de P . S . L I . (Partij Sarekat I s l a m I n d o n e s i a ) , die, m e t gelijke doelstelling doch op anderen grondslag, de plichten van den geloovigen I s l a m i e t om t e strijden tegen een ongeloovige Overheid in h e t middelpunt van hare propaganda plaatsen.

D e Indische Begeering zag zich genoopt in J u n i 1933 een a a n t a l maatregelen te treffen, m e t het doel het verder doordringen van t u c h t - en gezagondermijnende propaganda in h e t korps landsdienaren t e verhinderen. Bij G . B . 27 J u n i 1933 n°. l z werden de vier genoemde vereenigingen aangewezen als organisaties, waar- van h e t lidmaatschap voor landsdienaren is verboden. Ook werd bij dit besluit bepaald, dat in h e t b e s t u u r van vakvereenigingen, waarvan landsdienaren lid zijn, t e n m i n s t e één actief dienend landsdienaar zitting moet h e b b e n ; deze heeft voor h e t aanvaarden van zijn functie als bestuurslid de verklaring af t e leggen, d a t hij ook als zoodanig de belangen van den S t a a t in het oog zal houden en voorstaan, en zich zal verzetten tegen propaganda en actie, welke n a a r redelijk inzicht schadelijk k u n n e n zijn voor de discipline en d e n goeden geest in h e t korps a m b t e n a r e n .

Voorts moesten maatregelen worden genomen ter bescherming van de bevol- king tegen de bovenbeschreven actie. H e t oogenblik daartoe deed zich voor, toen de vermelde vereenigingen zich o p m a a k t e n om op 2 en 31 Augustus 1933 aller- wegen z.g. moment-acties t e ondernemen.

Door toepassing van de beperkte reisregeling werd den propagandisten geen vrijheid gegeven zich t e begeven n a a r die gebiedsdeelen, welke verschoond waren gebleven van extremistische agitatie, doch waarop de volksleiders voor de ver- breiding v a n agitatorische denkbeelden het oog hadden l a t e n vallen. Vervolgens werden vermelde vereenigingen bij G . B . 1 Aug. 1933 n°. l z onderworpen aan de beperking van h e t vergaderrecht, omschreven in art. 8 b van K. B . in I. S. 1925 n°. 582 j°. 1926 n°. 228.

Ten slotte moest de interneeringsmaatregel worden toegepast op een aantal voor de openbare orde en r u s t gevaarlijk gebleken volksleiders.

(18)

14

Deze maatregelen b r a c h t e n de gewenschte ontspanning in den politieken toestand, zoomede de zekerheid onder de bevolking, dat de Overheid in het algemeen belang w a a k z a a m blijft.

2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking.

O m t r e n t den Nederlandsch-Inclischen Vrijzinnigen Bond vallen geen bijzonder- heden te vermelden; het hoofdbestuur heeft in zijn samenstelling geen wijziging ondergaan.

De Christelijk Staatkundige Partij hield in 1933 h a a r partijdag t e B a t a v i a , waarop werd behandeld de crisis in verband m e t de Landsfinanciën en m e t het economische, geestelijke en sociale leven. I n Oost- en W e s t - J a v a vormden zich provinciale kringen. De partij b e v a t 16 afdeelingen. H e t hoofdbestuur bestond uit de heeren Mr. C. O. van Helsdingen, voorzitter, Mr. M. de Vries, secretaris, benevens 6 leden.

• De Politiek-Economische Bond bestond in het verslagjaar 15 jaar. H e t hoofd- b e s t u u r werd gevormd door de heeren J . J . Nederburgh, voorzitter, B . Boep, honorair-secretaris, en 7 leden; de regenten van Karanganjar en K r a w a n g m a a k t e n d a a r v a n deel uit. De propaganda voor de beginselen van den Bond werd door h e t hoofdbestuur opnieuw ter h a n d genomen. De richtlijnen zijn gebaseerd o p : 1. de gelijkwaardigheid van I n d i ë in het Staatsbestel t e n aanzien van Nederland;

2. de erkenning van de eigen economische belangen van Nederlandsch-Indië; 3. de nationale waarden van Vorstin, Volk en V a d e r l a n d ; 4. de geestelijke en zedelijke waarden van Godsdienst, Overheid, Gezin, Familie en Groep voor S t a a t en Maatschappij.

Ook gedurende h e t verslagjaar deden zich interne moeilijkheden m de Indische Katholieke Partij voor. I n Augustus 1933 werd een nieuw hoofdbestuur gekozen, bestaande uit de heeren P . A. E e r s t e n s , voorzitter, Mr. H . J . Ch. B u u r m a n van Vreeden, vice-voorzitter (afgetreden 31 December 1933), H . A. van Goor, secretaris, en 2 leden.

De Vaderlandsche Club hield in 1933 een algemeene vergadering t e Jogjakarta.

Onderwerpen als industrialisatie en kolonisatie, alsook de bezuiniging op d e L a n d s - uitgaven h a d d e n in bijzondere m a t e de belangstelling der vereeniging. E i n d e 1933 bedroeg h e t ledental r u i m 3000. V a n h e t hoofdbestuur bleef de heer Mr. B . A. A.

Bruin voorzitter, bijgestaan door 9 leden.

H e t Indo-Europeesch Verbond zette, onder leiding van den bondsvoorzitter, den heer F . H . de Hoog, zijn werkzaamheid in beproefde richting voort.

De Vereeniging voor Vrouwenrechten (voorzitster van het hoofdbestuur Mevrouw I . van Overveldt—Biekart, secretaresse Mevrouw J . A. V e r h a a r t — Bodderij) m a a k t e moeilijke tijden door, hetgeen zich u i t t e in achteruitgang van h a a r ledental.

D e Indische Sociaal-Democratische Partij bleef h a a r werkzaamheden voort- z e t t e n in den geest van h e t koloniaal beginselprogram der Nederlandsche Sociaal- Democratische Arbeiders P a r t i j , zooals dit door d e l . S . D . P . op h a a r jaarvergadering- van 21 en 22 October 1930 ongewijzigd is overgenomen. H e t hoofdbestuur bestond gedurende 1933 uit de heeren H . J . de Dreu, voorzitter, P . F . Dahler, secretaris, en H . v a n B o h e e m e n , penningmeester, benevens 4 leden.

Tenslotte zij volledigheidshalve aangeteekend, d a t in Nederlandsch-Indië een toenemende belangstelling voor aan het fascisme verwante staatkundige en m a a t - schappelijke denkbeelden tot uiting k w a m .

3. D e Inlandsche beweging.

Algemeen beeld. I n sterker m a t e dan tevoren werden de verhoudingen en uitingen op politiek en vakvereenigingsgebied beheerscht en verscherpt door den economischen nood. Gemakkelijker nog dan gewoonlijk verkregen aangekondigde acties om vermindering van lasten t e verkrijgen aanhang en vonden verzeke- ringen van h e t ophouden van de huidige maatregelen voor de inning van belas- tingen e.d., wanneer een „ B a t o e A d i l " de plaats der huidige Begeering zou

(19)

DE I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND. 1 5

hebben ingenomen, geloof. Ten slotte waren er onder deze omstandigheden velen, bij wie door ontslag of door de onmogelijkheid iets t e verdienen h e t gevoel ontstond niets m e e r t e verliezen t e hebben, waardoor zij voor een verzetsactie zouden zijn t e vinden.

D e tegen het gezag gerichte actie der radicale vereenigingen h a d tot onafwijs- baar gevolg een verscherpt politioneel optreden op vergaderingen en, toen dit niet tot een gewenscht r e s u l t a a t leidde, t o t h e t uitvaardigen van een verbod voor a m b t e n a r e n om lid t e worden van de P a r t i n d o ( P a r t a i I n d o n e s i a ) , de P . N . I , of van een vakvereeniging in welker b e s t u u r niet m i n s t e n s één a m b t e n a a r zitting- heeft, gevolgd door eenzelfde verbod m e t betrekking t o t de P . S . L I . en de P e r m i en door de toepassing van de vergaderbeperking op de P . I . en P . N . I . in geheel Nederlandsch-Indië en op de P . S . L I . en de P e r m i in S u m a t r a ' s W e s t k u s t , Tapanoeli en Benkoelen, terwijl sedert J u l i 1933 de reisregeling ( I . S. 1924 n \ 212) toepasselijk werd verklaard op de gewesten Tapanoeli en B a n g k a .

Hierop volgde de inhechtenisstelling van Ir. Soekarno op J a v a en van Moech- t a r Loetfi en enkele andere politieke leiders ter W e s t k u s t van S u m a t r a . De interneering van eerstgenoemde op h e t eiland Flores werd bevolen bij G . B . 28 D e c . 1933 n°. 2z.

I n de Buitengewesten onderging de politieke en godsdienstige beweging van J a v a uit grooten invloed. Hierbij valt onderscheid t e m a k e n tusschen vereeni- gingen, welker actie van J a v a uit wordt b e s t u u r d ( P . I . , P . N . I . , P . S . L I . en M o e h a m m a d i j a h ) en die, welke in verschillende streken buiten J a v a plaatselijk zijn o n t s t a a n ( P e r m i en t a l van kleinere organisaties).

Sommige vereenigingen in de B u i t e n g e w e s t e n t r a c h t t e n van bepaalde centra uit h a a r invloedssfeer uit t e breiden; zoo hebben zich de P . I . , P . S . L I . en Moe- h a m m a d i j a h van S u m a t r a ' s W e s t k u s t uit over Tapanoeli verbreid, terwijl de P . I . en P . N . I . uit S u m a t r a ' s Oostkust in Atjeh doordrongen.

I n S u m a t r a ' s W e s t k u s t ontwikkelde zich h e t politiek vereenigingswezen in ongunstigen zin. Steeds heftiger werden de uitingen op vergaderingen, gericht op verscherping der b e s t a a n d e sociaal-politieke tegenstellingen en op verbreiding van een anti-Westerschen geest, waarbij herhaaldelijk ook godsdienstige gevoelens werden geprikkeld. D e v a n Overheidswege genomen maatregelen hebben aan die agitatie een einde gemaakt.

Hierbij worde nog melding g e m a a k t van de toepassing der persbreidelordon- nantie ( I . S. 1933 n°. 394) op enkele inheemsche bladen en van h e t o n t n e m e n der onderwijsbevoegdheid in h e t belang van rust en orde aan onderwijzers, leden van extreem-politieke vereenigingen.

Op J a v a en Madoera werd die maatregel op 72 personen, in de B u i t e n - gewesten op 15 personen toegepast, terwijl twee onder godsdienstige leiding s t a a n d e scholen ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t op last van den Besident werden gesloten wegens den aard van het daar gegeven onderwijs.

Islamietische actie. I n November 1933 noopte h e t optreden van eenige fana- tieke aanhangers van de Nahdatoel Arifin, een sedert eenige jaren in de residentie Cheribon gevestigde godsdienstige vereeniging, waarin mystiek-javanistische invloeden n a a s t opstandigheid tegen h e t gezag een rol speelden, t o t ingrijpen van de Overheid.

De actie van Moehammadijah en v a n de P . S . L I . in verschillende zelf- besturende landschappen gaf voorts aanleiding tot moeilijkheden, ook b.v. ten aanzien v a n godsdienstige vergaderingen en godsdienstscholen.

E v e n e e n s bleven in rechtstreeks bestuurd gebied, o.a. in P a l e m b a n g , B e n - koelen, S u m a t r a ' s W e s t k u s t en Tapanoeli, oneenigheden tusschen modernisme ( K a o e m Moeda) en orthodoxie (Kaoem Toea) onderling en t u s s c h e n eerst- genoemde groep en de adathoofden niet uit. Niet alleen h e t verschil in o p v a t t i n g op godsdienstig gebied en het verzet dier vereenigingen tegen allerlei adat- gebruiken, m a a r ook de houding der leiders tegenover zelfbesturen en adat- hoofden gaf aanleiding t o t menig conflict.

D e Partij Sarehat Islam Indonesia ( P . S . I . I . ) , die volgens de bij h a a r in M a a r t 1933 gehouden congres bekend g e m a a k t e gegevens 135 afdeelingen en

(20)

30 000 leden telt, neemt niet in beteekenis toe. Vermelding verdienen twee onderwerpen, welke op dat congres uitvoerig besproken werden, n.1. het agranscn program en de afschaffing van de huwelijksordonnantie. Het eerste plan van actie bevat punten, welke ook door andere vereenigingen worden nagestreefd:

uitgifte van woesten grond met uitzondering der boschreserve aan de bevolking, beëindiging van de uitgifte van gronden in erfpacht, geen verlenging van den termijn der erfpacht, vervallenverklaring van erfpachtsrechten wanneer de o-ronden niet in cultuur worden gebracht. Daarnaast: opwekking van de bevolking tot het vormen van boerenbonden, in de verwachting dat daardoor de mogelijk- heid zal ontstaan om collectieve bedrijven te stichten. , , , , - , ,

Tengevolge van onderlinge geschillen tusschen de leden van het hoofdbestuur heeft zich in de P.S.I.I. een splitsing voltrokken. Een nieuwe parti] vormde zich onder den naam Partai Ra'jat Islam Indonesia (Paru).

De propaganda van de P.S.I.I. droeg vooral in de Buitengewesten dikwijls het karakter van actie tegen het gezag, waarbij aan de bevolking de zegeningen van den Moslimschen heilstaat werden beloofd en verdwijning der Wesuerhngen, althans van hun gezag, werd voorgespiegeld.

In het bijzonder ter Sumatra's Westkust, doch ook m Celebes en Onder- hoorigheden en in Manado bleek de actie van de P.S.I.I. dikwijls een gevaar voor de openbare rust en orde, terwijl in het gewest Timor en Onderhoongheden een einde moest worden gemaakt aan haar actie door veroordeeling der leiders.

De Persatoean Moeslim Indonesia (Permi) — ontstaan m 1930 uit de refor- mistische schoolverenigingen „Sumatra Thawalib" ter Sumatra s Westkust — noemt zich sedert Juli 1932 een radicale non-coöperatieve politieke organisatie voor de vrijheid van Indonesia. Uit haar optreden bleek, dat deze politiek-gods- dienstige vereeniging, die in verbinding staat met Partindo en de onder leiding van Dr. Soekiman opgerichte Partij Islam Indonesia een voor de openbare orde en rust bedenkelijke propaganda voerde.

Yan de vele andere vereenigingen worden hier genoemd Moehammadijah en

Nahdatoe'l Oelama. De laatste, een vereeniging dertraditioneel-geloovigen, werd

als verweer tegen het ingang vinden van de reformistische beginselen van Moe- hammadijah in het leven geroepen. Door het groote aantal schriftgeleerden, dat lid is van Nahdatoe'l Oelama, kunnen de beslissingen van deze vereeniging grooten invloed op de volksmassa hebben.

Hoezeer Moehammadijah zich buiten de politiek houdt haar absoluut af- wijzen van elke bemoeienis van de zijde der Overheid met onderwerpen die naast een administratieve, ook een godsdienstige zijde hebben stelt haar, waar het zuivere Mam-politiek betreft, op één lijn met de Sarekat Islam.

Moehammadijah hield in Juni 1933 haar 22ste jaarvergadering te Semarang.

Onder meer werd besloten pogingen aan te wenden om te komen tot afschatimg van de adat-voorschriften, die in strijd worden geacht met den Islam, zoomede van de adat-voorschriften en gouvernementsregehngen, die op de huwelijkssluiting betrekking hebben. Omtrent de al of niet toelaatbaarheid van de miltpunctie, welke hier en daar moeilijkheden opleverde, kon men met tot een beslissing

0 I

D e Qadian-secte der vereeniging Ahmadijah, die propaganda maakte in Atjeh en Onderhoorigheden en ter Sumatra's Westkust stuitte hierbij op grooten tegenstand van de zijde der bevolking, waarbij traditioneelen en reformisten m

eén

Z

k

oTnu

V

en

e

dan werden tusschen beide partijen langdurige debatvergaderingen gehouden, die door goede organisatie rustig verliepen, maar tot geen resultaat

61

Heftig was het verzet in Atjeh, waar openbare protestvergaderingen tegen Ahmadijah werden gehouden. Grooten aanhang heeft deze secte met.

Actie buiten den Mam. De Partai Indonesia (E.I. of _ Partindo); en de Pendidikan Nasional Indonesia (P.N.I.), beide revo utionnair-nationalistische

non-coöperatieve vereenigingen, zijn zeer nauw aan elkaar verwant, hoewel de

poain^en om tot samenwerking te komen slechts plaatselijk succes hadden.

(21)

DE I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND. 17 De P . N . I . t r a c h t vooral a a n h a n g t e vinden onder de desa-bevolking. De 32 afdeelingen en 33 candidaat-afdeelingen dezer vereeniging hebben een gering

a a n t a l leden, het juiste aantal is niet bekend. De P . I . had vóór de door de Eegeering genomen maatregelen m e t 47 afdeelingen en 24 candidaat-afdeelingen ruim 20 000 leden. Beide partijen streven n a a r een „vrij I n d o n e s i a " . De P . I . wil h e t doel bereiken door georganiseerde massa-actie, gesteund door een tot h e t uiterste doorgevoerde belangentegenstelling m e t de Eegeering en door uitsluiting van elke samenwerking m e t de Overheid.

De beginselen van de P . N . I . zijn: „ w a r e democratie en zuiver nationalisme, zelfwerkzaamheid en volkssouvereiniteit". Non-coöperatie is h a a r strijdmiddel.

I n beginselen en strijdwijze vertoonen deze partijen veel overeenkomst, waar- uit juist de onderlinge wrijving over ondergeschikte p u n t e n en het gebrek aan wederzijdsche waardeering te verklaren vallen.

D e P . I . streefde n a a r vergrooting van h a a r ledental en n a a r vorming van een massale volkspartij. E e n uitvoerig strijdprogramma, waarin alle denkbare m a a t - regelen op sociaal, economisch en politiek gebied zijn samengevat, die den weg n a a r de „ E e p u b l i e k I n d o n e s i a " zouden m o e t e n effenen, is bestemd om de belangstelling der massa levendig t e houden.

P.I.-afdeelingen of candidaat-afdeelingen zijn gevestigd in de L a m p o e n g s c h e Districten, P a l e m b a n g , Sumatra'_s W e s t k u s t , Tapanoeii, Oostkust van S u m a t r a , B a n g k a , Celebes en M a n a d o ; P.N.I.-afdeelingen in P a l e m b a n g , S u m a t r a ' s W e s t - kust, Benkoelen en S u m a t r a ' s Oostkust.

Ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t ondervond de P . N . I . moeilijkheden, doordat h e t door haar gepredikt „ c o l l e c t i v i s m e " in strijd werd geacht m e t den I s l a m .

De onvermoeide pogingen der P.N.I.-leiders om op bedekte wijze h u n n e organisatie in stand t e houden en u i t t e breiden, werd de n a a s t e aanleiding voor de arrestatie van de leden van h e t hoofdbestuur.

D e Persatoean Bangsa Indonesia ( P . B . I . ) , die ongeveer 30 afdeelingen en 2500 leden telt, hield zich inzonderheid bezig m e t de organisatie van landbouwers in z.g. tani-bonden. Door plaatselijke omstandigheden n a m de actie dezer bonden, die zich aanvankelijk — aan h e t einde van 1933 was dit niet meer h e t geval — in hoofdzaak op de moeilijkheden tusschen de bevolking en de suikerfabrieken in verband m e t de restrictie van den rietaanplant richtte, een voornamelijk in Sidoardjo bedenkelijken vorm aan.

I n J u l i 1933 hield de P . B . I . h a a r eerste Boekoen-Tani-jaarvergadering. Daarbij bleek, d a t er 111 erkende en 47 nog niet erkende Boekoen-Tani-afdeelingen waren m e t ruim 20 000 leden. D e voornaamste besprekingen op deze vergadering liepen over samenstelling en bevoegdheden van h e t desabestuur en andere desa- aangelegenheden.

Boedi Oetomo, die ± 1750 leden telt, heeft van 3 t o t 5 J u n i 1933 op h a a r 23ste congres haar 25-jarig b e s t a a n en, aangezien zij de oudste politieke ver- eeniging is, d a a r m e d e het 25-jarig b e s t a a n der I n l a n d s c h e politieke beweging herdacht.

Door verschillende afdeelingen had deze herdenking reeds plaats gehad op 21 Mei bij een z.g. moment-actie, uitgeschreven door de P . P . P . K . I . , welke tevens dienstbaar werd g e m a a k t aan een protest-actie tegen de beperking van het recht van vereeniging en vergadering. Op deze vergadering k w a m e n onder- meer maatregelen ter bevordering van landbouw en veeteelt en de oprichting van tani-bonden ter sprake.

Pasoendan, de Soendaneesch-nationalistische eveneens naar de nationale vrij- heid strevende vereeniging, die + 4000 leden telt, ging voort m e t hare actie op sociaal gebied, in het bijzonder op dat van het onderwijs en de reclasseering.

H a r e vrouwen-organisatie P a s o e n d a n I s t r i is t h a n s ook openlijk t o t politieke vereeniging verklaard; zij stelt evenals andere vrouwenvereenigingen zich t e n doel d e i n h e e m s e n e vrouw aan den nationalen strijd te doen deelnemen.

D e Pakem-palan Kawoelo Ngajogjokarto hield in J u l i 1933 haar jaarlijksch congres t e Jogjakarta. De openbare vergaderingen werden door duizenden per- sonen bezocht; zij h a d d e n een rustig verloop. D e vergadering n a m moties aan voor vermeerdering van het aantal desascholen, tegen het verzoek van de grond-

(22)

h u u r d e r s om de grondhuur t e halyeeren en voor afschaffing van de adatheffingen, die nog bestaan in de regentschappen Koelon. Progo en Goenoengkidoel.

Op initiatief van eenige P . B . I . - l e d e n werd in J u n i 1932 t e Solo de Pakem- valan Kawoelo Soerokarto opgericht, waarover in h e t vorig Verslag reeds is gesproken. I n November hield zij haar eerste algemeene vergadering. D e ver- eeniging breidt zich onder leiding van Mr. Singgih snel uit.

I n het Mangkoenagaransche k w a m de Pakempalan Kawoelo Mangkoenegaran t o t stand. Deze vereeniging stelt zich t o t doel de broederschap tusschen de inheemsche bevolking van h e t Mangkoenegarasche rijk t e versterken, de levens- omstandigheden der leden t e verbeteren en t e waken voor h e t heil van het Mangkoenagarasche Eijk. De vereeniging telde ± 30 000 leden.

Tusschen de Partai Selebes (Makassar) en de Persarikatan Selebea (Mina- h a s a ) is in Augustus 1933 een fusie tot s t a n d gekomen onder den n a a m Partai Sarekat Selebes ( P . S . S . ) , bij afkorting Paraas genaamd, welke ^streeft n a a r een volwaardig bestaan voor h e t volk van Celebes en n a a r een ,,vnj I n d o n e s i a " .

Uit h e t werkprogram voor 1933—1934 blijkt, dat de vereeniging onder meer zal ijveren voor de afschaffing van allerlei bepalingen, die voor de volksbeweging belemmerend worden geacht en voor verruiming van h e t vergaderrecht en de drukpersvrijheid. Op economisch gebied zal de P a r s a s streven n a a r afschaffing van de domeinverklaring en de heerendiensten en n a a r bevordering van de wel- vaart van het „Indonesische v o l k " .

H e t hoofdbestuur der vereeniging is t e Makassar gevestigd.

D e Sarekat Ambon, een t e Soerabaja gevestigde politieke vereeniging, stelt zich t e n doel te strijden voor de stoffelijke en zedelijke belangen van de bewoners der Molukken, in het bijzonder van Ambon. Zij zal steeds samenwerking zoeken m e t alle andere I n h e e m s c h e politieke vereenigingen t o t de vorming van „ I n d o - nesia B a j a " (Groot I n d o n e s i ë ) . D e vereeniging streeft wel n a a r de „vrijheid van I n d o n e s i a " , doch onderschrijft niet de leuze „ A m b o n los van H o l l a n d " .

I n J a n u a r i 1933 werd aan deze vereeniging rechtspersoonlijkheid toegekend.

H e t Timoersch Verbond en de Persarikatan Timoer zijn t e g e n s t a n d e r s . D e laatste bepaalt zich in hoofdzaak t o t de eilanden Sawoe en Boti en de n a a s t e omgeving van Koepang en heeft, door h a a r afdeelingen op genoemde eilanden, meer aansluiting m e t de eigenlijke inheemsche bevolking. H e t doel van deze loyale vereeniging is t e streven n a a r zelfstandigheid van de inheemsche bevolking van h e t gewest Timor en Onderhoorigheden op economisch, cultureel en politiek gebied in samenwerking en m e t behoud en versterking van den b a n d m e t Nederland.

D e afdeelingen van het Timoersch Verbond (hoofdzetel Soerabaja) b e s t a a n voornamelijk uit van de inheemsche bevolking geïsoleerde groepen van Boti- neesche, Timoreesche en Sawoeneesche lands- en landschapsdienaren. De ver- eeniging is van links-nationalistischen aard. . .

D e Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia ( P . P . P . I . ) , de vereeniging van s t u d e n t e n t e B a t a v i a , is in h a r e opvattingen zeer v e r w a n t aan de P . I . en 3P.N.I.

Bij de Persatoean Perhimpoenan Politiek Kebangsaan Indonesia ( P . P . P . K . I . ) waren aan het einde van het verslagjaar aangesloten: Boedi Oetomo P a s o e n d a n , Sarekat S u m a t r a , Sarekat Ambon, Timoersch Verbond, Parti] Sarekat Gelebes, P a r t a i Indonesia en Persatoean B a n g s a Indonesia. I n Mei 1933 werden door deze federatie op verschillende plaatsen gelijktijdig vergaderingen gehouden tegen de beperking van h e t recht van vereeniging en vergadering, terwijl tevens de her- denking plaats vond van h e t 25-jarig b e s t a a n der nationale beweging.

Begin Augustus 1933 verscheen een manifest v a n de P . P . P . K . I . , gericht tegen de tot op dien d a t u m genomen, boven nader omschreven r e g e e n n g s m a a t - regelen, w a a r a a n h e t besluit was verbonden tegen die maatregelen te protesteeren en voor h u n afschaffing t e ijveren en t e n slotte h e t volk op t e wekken t o t een krachtige actie. Of dit besluit t o t uitvoering k w a m , is m e t bekend. D e federatie werd geheel in beslag genomen door de voorbereiding van het tweede Indonesia Baja Congres, d a t gedurende de Kerstdagen t e Solo zou worden gehouden.

Enkele daoen vóór de opening werd het van Overheidswege verboden, o m d a t de

(23)

DE I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND. 19 P a r t a i Indonesia er aan zou deelnemen en de voor deze geldende beperkingen daardoor van toepassing werden geacht op de federatie in h a a r geheel.

De Inheemsche Vrouwenbeiveging. Voor zoover de v r o u w e n v e r e n i g i n g e n niet t o t de godsdienstige behooren en dan in de eerste plaats, n a a s t hare werk- z a a m h e d e n op sociaal gebied, de belangen van den godsdienst behartigen, willen de m e e s t e harer, onder m e e r de federatie van vrouwenvereenigingen P e r i k a t a n P e r h i m p o e n a n Isteri Indonesia ( P . P . I . I . ) , P a s o e n d a n I s t r i en I s t r i Sedar, de emancipatie der vrouw op matrimoniaal en sociaal gebied t e n goede laten komen aan de nationale beweging.

Bij m e e r dan één gelegenheid gaven sommige der genoemde vereenigingen bij hare werkzaamheid blijk van een t o t het non-coöperatieve naderende, ver door- gedreven neiging tot zelfwerkzaamheid.

Jeugdbeweging. Onder de jeugdvereenigingen blijft een streven n a a r eenheid merkbaar. Zoo werd in S e p t e m b e r 1933 te B a n d o e n g een gecombineerde ver- gadering gehouden van afgevaardigden v a n nagenoeg alle aldaar gevestigde jeugd- organisaties, waar door den voorzitter van Indonesia Moeda werd uiteengezet, d a t een federatie noodig is teneinde de jeugdbeweging, de voorloopster v a n de nationale beweging, t e versterken en vooruit t e brengen. Ter vergadering werd ingestemd m e t de oprichting van een federatie onder d e n n a a m „ G a b o e n g a n Pergerakan Pemoeda I n d o n e s i a " (samenvoeging der Indonesische jeugdbeweging).

E v e n e e n s wenscht de radicale jeugdvereeniging Persatoean Pemoeda Ba'jat Indonesia ( P . P . E . I , of P e r p r i ) , waarover hierbeneden meer, een fusie t o t stand t e brengen t u s s c h e n de b e s t a a n d e jeugdvereenigingen t o t een revolutionnair eenheidsfront van jongeren onder den n a a m van Gaboengan Pemoeda Marhaen Indonesia.

De wijze waarop in h e t afgeloopen jaar de vereeniging Indonesia Moeda over geheel J a v a en daarbuiten op een en denzelfden d a g verschillende onderwerpen behandelde, rechtvaardigde de gevolgtrekking dat zij onder de politieke ver- eenigingen zou m o e t e n worden gerangschikt. H e t doorvoeren van een grondige wijziging van hare actie in socialen zin ligt echter in de bedoeling van h e t hoofd- b e s t u u r . I n t u s s c h e n heeft, n a a r aanleiding van voortdurende klachten over den op vergaderingen van deze vereeniging heerschenden geest, de Directeur van Onderwijs en Eeredienst het l i d m a a t s c h a p van deze vereeniging verboden voor leerlingen v a n de Mosvia's, kweekscholen en normaalscholen.

Door de eischen voor het l i d m a a t s c h a p van deze vereeniging t e wijzigen werd de vereeniging toegankelijk ook voor jongeren u i t de lagere klassen der bevolking.

Verder worden hier genoemd: 1°. de Persatoean Pemoeda Ba'jat Indonesia, m e t gelijk doel en streven als Indonesia Moeda, doch in 't bijzonder b e s t e m d voor de min- of onontwikkelde jeugd; 2°. Gempar, die zich t e n doel stelt den Partindo-geest bij de jongeren aan te wakkeren; voorts 3°. Soeloeh Pemoeda Indonesia ( S . P . I . ) , welke niet in federatief verband s t a a t t o t andere jeugd- vereenigingen en zich t e n doel stelt bewustmaking van het volk en versterking van het gevoel voor „ c o l l e c t i v i s m e " .

Beide eerstgenoemde vereenigingen s t a a n onder den invloed der P . I . , de l a a t s t e onder dien van de P . N . I . Zij hebben een radicaal en revolutionnair karakter.

De Jong Islamieten Bond ( J . I . B . ) , een jeugdvereeniging op godsdienstigen grondslag, uit zich op vergaderingen in h e t algemeen rustig en overdacht. Deze vereeniging heeft wel belangstelling voor politieke vraagstukken, doch beweegt zich als zoodanig niet op politiek terrein.

Als onderbouw van de P . S . L I . b e s t a a t voorts op verschillende plaatsen, ook in d e Buitengewesten, de jeugd-organisatie Pemoeda Moeslimin Indonesia.

I n enkele landstreken der Buitengewesten veroorzaakte deelname van een te groot a a n t a l volwassenen aan de padvinderij eenige moeilijkheden, zoodat h e t Binnenlandsch B e s t u u r zich genoopt zag de vrijheid d e r padvindersvereenigingen, waarvan de voornaamste in het vorig Verslag zijn vermeld, te beperken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

! ) Deze ordonnantie behelst bepalingen voor de opium-regie in Tapanoel. Artiikel 6 bedreigt tegen zekere overtredingen de straffen genoemd in artikel 3, zijnde voor Europeanen en

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

•voor de verdere toekomst. Wanneer men de kolonie bezoekt en de uitgestrekte goed bebouwde melden voor zich ziet, waar het frissche groen van alfalfa afwisselt met

kalveren met de Balineesche merkteekenen uit roode ouders geboren worden, of als op Madoera zonder bedenking zwarte stieren, in zooverre deze met het gewenschte type overeenkomen,

1 *.. 8 Bepalingen omirent de invoering van, enz. justitie op Java, en de residenten op Java en Madura, mits- gaders de residenten en andere hoogste gezaghebbers, in de

wordt uitgedrukt, de grondwet alleen geschreven is voor het Rijk in Europa evenals dat met de andere, de ge- wone wetten het geval is. Dit artikel 118 ontneemt aan het eerste

rechtsonzekerheid. Zelfs acht die gewestelijke bestuurder het onge- wenscht, dat bij de zelfbesturen het vermoeden zou rijzen, dat zij eenige bemoeienis met de Christelijke adat

domein nooit; dat was uit een oogpunt van praktijk ondenkbaar. Men zou steeds zijn recht moeten hebben kunnen bewijzen, en'de laatste Radja van Lombok, die zelf zijn rijk had