• No results found

Diverse rekeningen

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 178-187)

Totaal

aar

en 9,7 6,3 48,8 5,5 19,3 159,1 6,2 35,9 290,8

31-12-1932.

8,8 19,3 35,0 0,4 14,1 150,0 6,0 27,3 260,9

30-12-1933.

9,0 0,9 53,1

14,1

143,2

5,9

12,4

238,6

MUNT-, CEEDIET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 175 Passiva..

2-1-1932.

K a p i t a a l 9,0 Eeservefonds 13,5 Bijzondere reserve 2,8 Pensioen- en onderstandfonds 4,6

Bankbiljettencirculatie 232,0

Bankassignatiën 0,9 Eekening-courant-saldi :

van h e t Gouvernement —

van anderen 24,6 Diverse rekeningen 3,4

31-12-1932.

9,0 5,0 3,0 4,2 204,8 0,7

31,5 2,7

30-12-1933.

9,0 5,1 2,8 4,6 186,4 0,4

25,9 2,4

Totaal 290,8 260,9 238,6 W e e s de rekening van het Gouvernement per einde 1932 nog een debet van f 0,4 millioen aan, het jaar 1933 eindigde m e t een creditsaldo van + f 2 millioen, waaruit een verbetering van de kaspositie in Indië blijkt.

De goudvoorraad van D e J a v a s e h e B a n k n a m m e t f 4,6 millioen toe, de zilvervoorraad daarentegen n a m , doordat een belangrijk bedrag a a n zilveren t e e k e n m u n t van h e t hopge gehalte aan 's L a n d s k a s s e n werd overgedragen, m e t f 11,5 millioen af. W a a r tegelijkertijd de obligo's m e t + f 22,3 millioen terug-liepen, kon het dekkingspercentage stijgen van 63,28 % op 31 December 1932 tot 66,57 % op 30 December 1933.

H e t bovenstaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat het bank-wezen de vele nieuwe moeilijkheden, welke ook h e t jaar 1933 weer bracht, t e n volle h e t hoofd k u n n e n bieden. Weliswaar is op de reserves ingeteerd en zijn verliezen voor de aandeelhouders niet uitgebleven, m a a r de positie der crediteuren is volkomen onaangetast gebleven, terwijl de liquiditeit eveneens onveranderd gunstig is.

D e wisselmarkt ondervond sterk d e n terugslag van de verdere ontwrichting der monetaire verhoudingen tengevolge van h e t onverwacht loslaten van den gouden s t a n d a a r d door de Vereenigde S t a t e n van Amerika in April 1933. De afgiftekoers op Nederland, welke bij den aanvang van het jaar 1001 bedroeg en n a een tijdelijke verhooging in de tweede helft van F e b r u a r i t o t 100^ begin April t o t 100J was ingezakt, liep omstreeks het m i d d e n van die m a a n d in enkele dagen t o t lOOf op, toen — als gevolg v a n de gebeurtenissen in Amerika — een algemeen wantrouwen tegen de valuta der overgebleven goudlanden in Indië een plotselinge en vrij omvangrijke vraag naar remise H o l l a n d deed o n t s t a a n . Begin J u l i eerst kreeg de m a r k t een rustiger aanzien en toen in den loop van die m a a n d talrijke forward-eontracten in vreemde valuta moesten worden afgedekt, waar-door de m a r k t allengs krapper werd en zelfs eenige vraag n a a r Indische guldens ontstond, kon de afgiftekoers in twee e t a p p e n tot 10Q^ worden verlaagd. I n de eerste helft van October ontstond door een geleidelijk repatrieeren van aanvankelijk n a a r H o l l a n d overgebrachte saldi aanbod van Nederlandsche guldens en kon dientengevolge een verdere verlaging van den afgiftekoers tot pari t o t stand komen, welke noteering zich t o t aan h e t einde v a n h e t jaar kon h a n d h a v e n .

3. Volkscredietwezen.

H e t jaar 1933 onderscheidt zich van 1932 in zooverre in gunstigen zin, dat h e t desabankbedrijf zich weer in opwaartsehe richting bewoog en d a t de a c h t e r s t a n d der volkscredietbanken over het geheel genomen vrijwel stationnair bleef, doch hiertegenover s t a a t als bedenkelijke factor de nog i m m e r voortschrijdende daling

van de uitzettingen, welke in 1933 f 19 800 000 tegen f 28 000 000 in 1932 be-droegen, derhalve teruggeloopen zijn tot het peil van de jaren 1914/1915. De onderstaande staatjes geven daarvan een beeld. Alhoewel de gezamenlijke b a n k e n einde 1932 een zuiver vermogen h a d d e n v a n 17,8 millioen, tegen 1,7 millioen in 1914, tengevolge w a a r v a n de exploitatierekeningen uiteraard worden verlicht, zijn d e onkostencijfers sedert van dien aard, d a t verschillende instellingen het zwaar t e verantwoorden hebben, hetgeen voor een niet onbelangrijk gedeelte het gevolg is van de omstandigheid, dat h e t groote aantal achterstallige leeners een abnor-male personeelsformatie eischt. Veel is reeds bezuinigd door de bankbeheerders, die, hetzij u i t zich zelf, hetzij onder invloed v a n de bankbesturen dan wel op aandringen van de Centrale K a s , welke instelling geen gelegenheid voorbij heeft laten gaan om op de noodzakelijkheid van bezuiniging t e wijzen, de onkosten-oijfers hebben gedrukt. Dit alles heeft echter lang n i e t bij alle instellingen de exploitatierekeningen (inclusief het verlies op dubieuze vorderingen) sluitend k u n n e n m a k e n , tengevolge w a a r v a n verschillende volkscredietbanken m e t verlies hebben gewerkt. Ten einde het volkscredietbedrijf aan de gewijzigde omstandig-heden t e k u n n e n aanpassen, is aan verdere bezuiniging op de uitgaven niet te een kwart van het aantal personen van 1929 geleend.

B e h a l v e t e n aanzien van het a a n t a l leeners, zette ook de daling van de ge-middelde leensom zich verder voort. Op J a v a en Madoera bedroeg h e t gemiddeld leenbedrag in 1929 f 66, in 1932 f 43 om in 1933 t o t f 40 te dalen. De overeen-komstige cijfers bedroegen voor de Buitengewesten onderscheidenlijk f 229, f 133 en f 122. I n procenten uitgedrukt bedroeg derhalve h e t gemiddeld leenbedrag op J a v a en Madoera en in de Buitengewesten respectievelijk 60 en 53 % van d a t in 1929. Deze daling is nog niet t o t stilstand gekomen; immers was h e t gemiddelde leenbedrag in h e t 4de k w a r t a a l v a n 1933 op J a v a en Madoera gedrukt tot 59 % en in de Buitengewesten tot 50 % van d a t in h e t vierde k w a r t a a l van 1929. I n

MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 1 7 7

werkelijkheid is de daling van de aan landbouwers en handelaren verstrekte leeningen nog grooter dan uit bovenstaande cijfers blijkt, o m d a t de leeners m e t vaste inkomsten, als a m b t e n a r e n , loontrekkenden en gepensionneerden, over h e t algemeen hoogere leensommen k u n n e n krijgen. H u n b e t a a l k r a c h t is in vele gevallen niet in die m a t e gedaald als dit h e t geval is geweest t e n aanzien van het gros der leeners.

D e uitzettingen, welke op J a v a en Madoera in 1929 nog f 62 700 000 be-droegen, liepen terug t o t f 14100 000 in 1933 of tot 22 % . Voor de Buitengewesten bedroegen de overeenkomstige cijfers respectievelijk f 19 400 000 en f 5 700 000 of 30 %. D a t deze daling al evenmin t o t stilstand is gekomen, blijkt uit de cijfers over het vierde k w a r t a a l van 1933. I n deze periode werd op J a v a en Madoera uitgeleend f 3 556 000 en in de Buitengewesten f 1 481 000 of respec-tievelijk 19 % en 27 % van d e in het 4de kwartaal van 1929 uitgeleende gelden, toen deze onderscheidenlijk nog f 18 287 000 en f 5 438 000 bedroegen.

M e t de daling der leeningen ging een vermindering v a n h e t u i t s t a a n d bedrag gepaard. Dit l a a t s t e beliep einde 1933 op J a v a en Madoera f 23 766000 en in de Buitengewesten f 7 574 000 of respectievelijk nog slechts 49 % en 42 % van h e t einde 1929 u i t s t a a n d bedrag.

V a n het u i t s t a a n d bedrag op J a v a en Madoera was einde 1933 f 12 552 000 of 53 % achterstallig, welke cijfers einde 1932 f 12 738 000 of 43 % beliepen. Dit achterstandsverloop k e n m e r k t zich door de eigenaardigheid, d a t de hierop be-trekking hebbende statistiek regelmatig elk jaar twee toppen vertoont, namelijk één omstreeks de M o h a m m e d a a n s c h e v a s t e n m a a n d (poeasa) en één omstreeks September. De m e t de poeasa s a m e n h a n g e n d e achterstandsstijging heeft zich in h e t afgeloopen jaar nog op duidelijke wijze in de cijfers afgespiegeld: van 31 December 1932, toen de a c h t e r s t a n d f 12 738 000 bedroeg, steeg deze per 28 F e b r u a r i 1933 t o t f 13 534 000 om d a a r n a voortdurend t e dalen t o t f 12 552 000 per einde 1933, een onafgebroken daling van de m a a n d M a a r t af m e t + één millioen. Vooral is h e t een verblijdend verschijnsel, dat de seizoensstijging, die omstreeks de m a a n d September valt, geheel achterwege is gebleven, en dat de a c h t e r s t a n d in die periode des jaars aanzienlijk daalde. De door verscheidene b a n k e n ingevoerde nieuwe m e t h o d e n van achterstandsbestrijding hebben de des-betreffende cijfers in vele gevallen op sprekende wijze beïnvloed.

Daalde de a c h t e r s t a n d op J a v a en Madoera, in de Buitengewesten n a m deze daarentegen nog toe en wel van f 2 450 000 of 27 % per einde 1932 t o t f 2 620 000 of 35 °/0 per einde 1933. Deze achterstandsvermeerdering vond echter over h e t algemeen in sterk afnemende m a t e plaats. I n de vier kwartalen van het jaar 1932 steeg de achterstand respectievelijk m e t f 418 000, f 243 000, f 204 000 en f 96 000.

I n de eerste drie kwartalen van 1933 n a m deze stijging nog m e e r af en bedroeg deze onderscheidenlijk f 87 000, f 32 000 en f 53 000, terwijl gedurende h e t l a a t s t e k w a r t a a l d e achterstand een weinig daalde ( m e t f 2 0 0 0 ) . Zelfs al n e e m t m e n hierbij in aanmerking, dat in deze daling een afschrijving van f 42 000 begrepen is, zonder welke de a c h t e r s t a n d m e t f 40 000 gestegen zou zijn, d a n nog m a g uit h e t verloop van de cijfers wel de gevolgtrekking worden gemaakt, dat m e n in de Buitengewesten t e n aanzien van de stijging van d e n a c h t e r s t a n d over het hoogste p u n t heen begint t e geraken.

D e liquiditeit van het Volkscredietwezen als geheel is zeer ruim gebleven, aangezien door de inkrimping der leeningen vele middelen zijn vrijgekomen. H e t op initiatief van de Centrale K a s ingezet streven tot vermindering van h e t bedrag v a n de voor de volkscredietbanken overtollig geworden jaardeposito's miste zijn uitwerking niet. V a n f 13 742 000 per einde 1932 verminderde h e t deposito per 30 November 1933 t o t f 9 063 000, terwijl een verdere belangrijke daling in het jaar 1934 zeker is. Desondanks was einde 1933 door de volkscredietbanken nog f 23,6 millioen bij de Centrale Kas geconcentreerd en f 10,7 millioen aan effecten als belegging van de zuivere vermogens bij deze instelling in open bewaring gegeven. De Centrale K a s had f 10.6 millioen in kas en bij grootbanken belegd f 18.6 millioen in effecten. De effecten v a n de b a n k e n en v a n d e Centrale K a s bestaan nagenoeg uitsluitend uit obligaties Indische leening.

12

Desabanken op J a v a en Madoera. tengevolge van de crisis aanzienlijk is geweest. H e t door de gezamenlijke desa-b a n k e n op J a v a en Madoera uitgeleende desa-bedrag was in 1933 nog slechts 36.6 % van d a t in h e t topjaar 1929, hetgeen voornamelijk is veroorzaakt door het sterk verlagen der per leening verstrekte bedragen. W e l is ook h e t aantal uitgegeven leeningen verminderd (tot 82.3 % van d a t in 1929), m a a r lang niet in die m a t e als de leensommen, waarvan het gemiddelde nog slechts 43 % bedroeg van het gemiddelde in 1929.

Zijn derhalve de gevolgen v a n deze voorzichtige politiek geweest, d a t de desa-b a n k e n h a a r inkomsten sterk achteruit zagen gaan, daartegenover s t a a t , d a t de achterstand t o t voor deze tijden normale proporties beperkt kon blijven. N a een stijging in h e t eerste kwartaal van 1933 t o t f 281 098 t r a d een vermindering in, die zich de overige drie kwartalen v a n dat jaar regelmatig voortzette. E i n d 1933 was de a c h t e r s t a n d + f 7000 lager d a n einde 1932.

I s dit op zich zelf reeds een gunstig verschijnsel, h e t feit, d a t v a n h e t derde kwartaal af de uitzettingen de op de leeningen terugbetaalde bedragen, zij het nog in bescheiden m a t e , geregeld overtroffen, wijst er op, d a t h e t desabankbedrijf zich t h a n s weer in opwaartsche richting begint t e bewegen. De gang v a n zaken bij de dorpsbanken in de Buitengewesten liep hiermede parallel, slechts m e t dit verschil, d a t daar p a s in h e t 4de k w a r t a a l van 1933 voor het eerst de uitgeleende 1931. I n eerstgenoemd gewest werden toen zelfs alle dorpsbanken opgeheven.

D e gemiddelde leensom, bij de dorpsbanken in d e Buitengewesten in 1929 f 27 bedragende, liep geleidelijk terug t o t f 9 in 1933. P e r gewest loopen de gemiddelden echter sterk uiteen (van f 8 voor S u m a t r a ' s W e s t k u s t en Bali, t o t f 19 voor Benkoelen en f 65 voor de M i n a h a s a ) , een en ander voorzoover betreft de gemiddelde leensommen in h e t 4de kwartaal van 1933. Ook d e achterstands-cijfers vertoonen per gewest belangrijke verschillen. De totaal achterstand daalde v a n f 67 400 einde 1932 t o t f 62 300 (16.27 % ) op 31 December 1933 (16.55 %).

D e achterstandspercentages bedroegen voor S u m a t r a ' s W e s t k u s t 11.26, Benkoe-len 1.87, Bali 45.18 en de Minahasa 32.02 % .

I n de Minahasa zijn de dorpsbanken hoofdzakelijk als coöperatieve instellingen georganiseerd. Dit is de reden, waarom de invloed v a n de Centrale K a s op die instellingen geringer is d a n elders, hetgeen o.a. t o t uiting k o m t in het feit, d a t de leensommen in dat gewest nog steeds zeer hoog bleven in vergelijking m e t de andere gewesten.

De verhoogde belangstelling voor credietverstrekking in n a t u r a op J a v a k w a m niet alleen t o t uiting i n een t o e n a m e v a n het a a n t a l leeners en een ver-grooting der bedrijfsvoorraden van vele loemboengs, m a a r ook in het in jaren zich

MUNT-, CREDIET- EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 179 niet of slechts sporadisch m e e r voorgekomen verschijnsel, d a t v a n de zijde dei-bevolking verzocht werd om heropening v a n opgeheven loemboengs. H e t aantal dezer instellingen bedroeg een vijftiental jaren geleden bijna h e t dubbele v a n t h a n s en verminderde sindsdien v a n jaar t o t jaar. Ook 1933 vertoonde een ver-mindering, doordat wederom verschillende loemboengs, die geen levensvatbaar-heid meer bezaten, werden opgeheven. E c h t e r h a d de heropening v a n 21 loem-boengs tot gevolg, d a t deze vermindering, die de l a a t s t e jaren gemiddeld 75 in-stellingen p e r jaar bedroeg, in 1933 geringer was en per saldo slechts 37 loem-boengs beliep, waarmede h e t aantal a a n het einde v a n h e t loemboengboekjaar (30 September 1933) op 5545 k w a m .

D e uitgeleende hoeveelheid padj was m e t 1 061 000 quintalen nagenoeg gelijk aan die v a n h e t vorig boekjaar ( 1 0 6 2 500). De gemiddeld per loemboeng uit-geleende hoeveelheid steeg v a n 190 tot 194 quintalen in 1933.

H e t aantal leeners, d a t in 1932 1 0 8 6 700 'bedroeg, liep op t o t 1 1 1 5 1 0 0 of gemiddeld per loemboeng 204 ( v . j . 195). P e r leener werd gemiddeld uitgeleend 95 kg ( v . J . 98 k g ) .

De achterstand steeg v a n 18 500 t o t 29 350 quintalen, w a a r v a n 5010 quintalen a c h t e r s t a n d v a n vorige jaren. P e r loemboeng bedroeg de a c h t e r s t a n d gemiddeld slechts 5.3 quintalen. De in 1933 ontstane a c h t e r s t a n d was 2.3 % v a n de in d a t jaar uitgeleende hoeveelheid (v. j . 1 . 7 % ) .

Hoewel een grootere hoeveelheid padi werd verkocht d a n in h e t vorig boek-jaar, namelijk 173 821 quintalen (152 464), bedroeg de opbrengst slechts f 379 500 of f 65 800 m i n d e r d a n h e t jaar t e voren. D e gemiddelde opbrengst per quintaal, in 1930 nog f 6.79, daalde in 1931 t o t f 3.94, in 1932 t o t f 2.92 en in 1933 tot f 2.18. Desniettemin werd voor alle loemboengs op J a v a t e z a m e n slechts een verlies berekend van f 24 300, waarbij de padi werd gewaardeerd op laatstge-noemden prijs per quintaal. Voorts dient nog rekening t e worden gehouden m e t het feit, dat op gebouwen en inventaris belangrijk m e e r werd afgeschreven d a n tevoren (f 202 500, tegen f 152 500 in 1932), hetgeen noodzakelijk werd geacht m e t h e t oog op de sterke waardevermindering der schuren.

H e t gezamenlijk zuiver vermogen der loemboengs bedroeg 30 September 1933 in geld f 9 308 500 en in padi 1 307 900 quintalen of, herleid in geld tegen een middenprijs v a n f 2 . 1 8 f 2 851500, in totaal alzoo f 1 2 1 6 0 000. D e financieele positie dezer instellingen is dus zeer sterk.

E e n in 1933 ingestelde enquête n a a r de werking der loemboengs wees uit, d a t h e t meerendeel dezer instellingen haar oorspronkelijke taak, namelijk h e t uit-leenen van padi voor h e t b e p l a n t e n van de sawahs en voor levensonderhoud gedurende den schralen tijd, nog steeds n a a r behooren vervult, d a t de geleende hoeveelheden voor verreweg h e t grootste gedeelte uit eigen oogst of bawon (oogstloon) konden worden voldaan en d a t slechts een fractie v a n de overtollige padi (rente m i n u s kosten in n a t u r a ) aan anderen dan desalieden behoefde t e worden verkocht.

i. Coöperatie.

Hoewel h e t voorstel t o t uitbreiding v a n den coöperatiedienst in den Volksraad werd aangenomen en de begrooting werd goedgekeurd, moest om bezuinigings-redenen v a n deze uitbreiding v a n personeel worden afgezien. I n verband daar-m e d e daar-moest de propaganda voor coöperatieve organisatie onder d e bevolking practisch worden opgegeven. Niet zoozeer o m d a t geen tijd kon worden vrij-g e m a a k t voor de propavrij-ganda zelf, als wel om de consequentie dat inschrijvinvrij-g op d e n grondslag der z.g. ,,Regeling I n l a n d s c h e coöperatieve vereenigingen"

verder Overheidstoezicht meebrengt.

Desondanks steeg h e t aantal coöperaties m e t Inlandsche rechtspersoonlijkheid m e t 64, hetgeen tot n u toe een record is. H i e r u i t blijkt een toenemend vertrouwen in d e samenwerking m e t de coöperatie-ambtenaren ondanks de verminderde moge-lijkheid voor hen om vruchtbaar leiding te geven aan de ingeschreven coöperaties.

Bevordering van inheemsche coöperatie van Overheidswege bleek dan ook alles-zins geslaagd, m a a r een verbreiding in de practijk stuitte op de moeilijkheden van een ontoereikende financiering.

I n verband m e t de minimum-formatie en mede als gevolg van een krapper wordende personeelsbezetting bij de welvaartsdiensten, welker a m b t e n a r e n onder zekere voorwaarden beschikbaar zijn om, als h u n eigenlijk werk het toelaat, toe-zicht uit t e oefenen op ingeschreven coöperaties, trad h e t belang o m de zorging van het toezicht aan centrale coöperatieve vereenigingen toe te ver-trouwen steeds m e e r op den voorgrond. De inschrijving van 3 nieuwe centrales

(Bandoeng, Magoeng, Banjoemas) kreeg dit jaar haar beslag, w a a r m e d e het aantal op 7 k w a m , alle credietcentrales. De oprichtingsacte van een reeds functionneerende centrale van verbruiksvereenigingen was nog in behandeling.

V a n de beide adspirant-adjunct-landbouwconsulenten, die in het belang van de verkoopscoöperatie van landbouwproducten in 1932 ter beschikking gesteld werden van den coöperatiedienst (zie Indisch Verslag 1933, blz. 185), werd één n a zijn opleiding in coöperatie t e Toeloengagoeng geplaatst, in het c e n t r u m van de Inlandsche suikerrietcultuur, om d n afzet van de J a v a a n s c h e suiker (goela djawa) t e bestudeeren en t e onderzoeken, of deze langs coöperatieven weg zou k u n n e n worden georganiseerd. E e n en ander geschiedt in samenwerking m e t den Provincialen Landbouwvoorlichtingsdienst. Door den anderen landbouwkundige werd een onderzoek ingesteld naar den stand van zaken bij die verspreide coöperaties, welke bij gemis aan Overheidstoezicht noodgedwongen t e veel aan zichzelf moesten worden overgelaten.

De ongunstige voorwaarden waaronder gewerkt m o e s t worden in aanmerking genomen, waren de bedrijfsresultaten niet onbevredigend.

Uiteraard blijkt een a a n t a l vereenigingen minder levensvatbaar t e zijn, doch n a a r m a t e de coöperatieve beweging ouder wordt en aan de oudere organisaties meer vrijheid m o e t worden toegekend, zal deze differentiatie aan het geheel t e n goede komen.

H e t kapitaal, d a t als zuiver inheemsch bezit in de coöperatieve beweging werkzaam was, steeg van f 345 619 t o t f 386 489. Deze t o e n a m e kan niet alleen worden verklaard- uit de 64 bijgekomen vereenigingen, daar deze doorgaans m e t weinig middelen beginnen, doch zij wijst op toenemende draagkracht van de afzonderlijke vereenigingen. Weliswaar n a m de reserve slechts m e t + f 700 toe, doch dit is t e wijten aan den nivelleerenden invloed van een vischveilings-vereeniging en een landbouwvischveilings-vereeniging, welke respectievelijk voor ruim f 3000 a a n oude vorderingen afschreven en een bedrijfsverlies leden door dalende copra-prijzen. De meerderheid v a n de ingeschreven coöperaties — gevormd uit crediet-bankjes — boekte echter een t o e n a m e v a n + f 4400.

E e n andere aanwijzing, d a t de uitkomsten redelijk waren ondanks den slechten economischen toestand, levert het achterstandscijfer voor deze crediet-coöperaties. Deze achterstand was 31 December 1933 f 43 112 op een u i t s t a a n d bedrag van f 204 590, dus 21 %, een percentage, dat het midden houdt tusschen d a t voor de volkscredietbanken ( a c h t e r s t a n d gewone leeningen 51 %) en dat voor de desabanken ( 8 % ) . Gezien de veel geringer machtsmiddelen, die de coöperatie ter beschikking s t a a n om h e t n a k o m e n der verplichtingen v a n achter-stallige debiteuren af te dwingen, is dit cijfer bevredigend. I n toezichthoudende inheemsche kringen werd de noodzaak v a n orde en t u c h t op verblijdende wijze ingezien. V a n verschillende zijden werden echter klachten voorgebracht — klachten, welke onder de a a n d a c h t v a n de betrokken autoriteiten werden ge-b r a c h t •—• over de trage executie v a n tegen leden gewezen regentschaps- en districtsgerechtsvonnissen. Niet alleen d a t m e n zoodoende h e t geld niet binnen-kreeg, m a a r het schijnbaar onvermogen v a n de besturen o m voorbeelden t e stellen hield het gevaar in v a n verdere demoralisatie.

V a n de 241 coöperaties, welke sedert het begin in 1928 t o t eind 1933 in het openbare register zijn ingeschreven, bleken op laatstgenoemd tijdstip 7 ont-bonden. W a n n e e r een onbevredigende s t a n d v a n zaken daartoe aanleiding geeft, zal een spoediger liquidatie van minder draagkrachtige organisaties niet k u n n e n uitblijven.

MUNT-, C R E M E T - EN BANKWEZEN. COÖPERATIE. 181 H e t reeds in h e t vorig verslagjaar waargenomen verschijnsel, dat m e n veel minder interesse had voor de wilde coöperaties, accentueerde zich nog sterker in 1933. Statistisch valt dit niet m e e r aan t e toonen, daar door administratie-beperking berichten m e t betrekking t o t deze vereenigingen niet meer geregeld b i n n e n k w a m e n . Als de voornaamste oorzaken van de veelvuldige mislukkingen k u n n e n worden beschouwd: de illusie, dat coöperatie een wondermiddel is, dat m e n k a n t en klaar aantrof en m a a r behoefde toe t e p a s s e n ; h e t oprichten van een vereeniging, zonder dat er een concreet p u n t was, d a t naar algemeen gevoelen onbevredigend verzorgd werd; het zich niet beperken in de doelstelling; het ver-zuim om de bestuursleden m e t zorg en critiek t e kiezen en h e t onderschatten van de beteekenis van een goede boekhouding.

5. D e pandhuisdienst.

I n 1933 werden noch op J a v a en Madoera, noch in de Buitengewesten nieuwe pandhuizen gevestigd. Door h e t hoofd van den pandhuisdienst werd m e t ingang v a n 1 J a n u a r i 1933 van de twee t e Salatiga (res. S e m a r a n g ) gevestigde instel-lingen, in verband m e t het teruggeloopen debiet in beide leenbanken, h e t p a n d h u i s Salatiga-Noord voorloopig voor den tijd van 1 jaar gesloten. Dientengevolge waren einde 1933 op J a v a en Madoera 374, in de Buitengewesten 84 of in totaal 458 leenbanken in exploitatie.

Ten einde de bevolking, die zich als gevolg van de tijdsomstandigheden veel minder dan eertijds verplaatst, in haar behoefte aan crediet tegemoet t e k o m e n en t e voorkomen dat zij genoodzaakt zou zijn h a a r goudbezit tegen lage prijzen aan reizende opkoopers van de h a n d t e doen, het o n t s t a a n van clandestiene pand-huizen tegen t e gaan, zoomede om zooveel mogelijk reeds voor h e t pandhuis-bedrijf opgeleid personeel aan h e t werk t e k u n n e n houden, is in 1933 overgegaan t o t de vestiging in belangrijke bevolkingscentra op J a v a en Madoera van filialen, die enkele dagen per week van uit het naastbij gelegen pandhuis worden bediend.

Zoo werden 28 filialen geopend, w a a r v a n echter een drietal wegens onvoldoenden omzet wederom moesten worden opgeheven. I n het filiaal te Tandjoengpriok, d a t in Mei 1933 geopend werd, werden 12 403 p a n d e n beleend waarop een bedrag v a n f 16165 werd uitgeleend. U i t de lossing werd reeds f 792 aan r e n t e ont-vangen, terwijl de kosten aan i n h u u r van lokaliteiten, transportkosten en eet-gelden van h e t personeel f 260 hebben bedragen.

De o m z e t t e n van den pandhuisdienst zoowel n a a r het aantal p a n d e n als n a a r de daarop voorgeschoten bedragen n a m e n verder af. N a a s t een vermindering v a n het bezit der bevolking aan beleenbare onderpanden, m o e t als oorzaak worden genoemd het sterk verlaagde prijspeil, d a t t o t gevolg heeft d a t bij inbreng van dezelfde p a n d e n als vroeger daarop een veel lagere leensom wordt verstrekt.

I n totaal werden in ^1933 beleend 27 098 615 (in 1932 34 986142) panden, waarop werd voorgeschoten een bedrag v a n f 78117 778 (in 1932 f 109 7 7 1 2 2 5 ) .

Uitgelost werden 2 6 1 8 6 1 7 8 (in 1932 32186 335) panden, waarop aan leen-s o m m e n werd terugontvangen f 7 8 000640 (in 1932 f 1 0 4 4 2 8 1 8 1 ) . D a a r v a n werden herbeleend 3 895 287 (in 1932 5 267 541) panden, waarop aan leensommen verschuldigd was f 2 0 600 454 (in 1932 f 2 7 618 8 8 7 ) .

E i n d e 1933 was h e t bedrag aan u i t s t a a n d e leensommen f 30 982 923 (in 1932 f 42 254 717) of 25.74 % (in 1932 25.49 % ) van h e t t o t a a l bedrag aan u i t s t a a n d e leensommen einde 1932, vermeerderd m e t de in 1933 verstrekte leensommen.

V a n de beleeningen, w a a r v a n in 1933 en 1932 de verstaantermijnen ver-streken, werden op de pandveilingen 3 265 875 (in 1932 4 735 857) p a n d e n publiek verkocht of 1 0 . 5 5 % (in 1932 1 2 . 7 5 % ) van de in die jaren beleende p a n d e n . De verdere verbetering van vermeld percentage m o e t worden toegeschreven aan het beter verband, dat tusschen de pandhuis-taxaties en de geldende markt-prijzen is o n t s t a a n , doordat h e t niveau van die markt-prijzen m e e r tot rust is gekomen.

Wegens onvoldoend bod moesten voor rekening van den L a n d e worden aan-gekocht 992 973 (in 1932 1 539 734) p a n d e n t o t een bedrag van f 5 501 200 (in 1932 f 9 555 752).

Voor verdere gegevens wordt verwezen naar deel I I van dit Verslag en n a a r het jaarverslag v a n den pandhuisdienst.

Medio 1933 zag h e t eerste gedeelte van het verslag van het onderzoek, d a t door den assistent-resident ter beschikking van den Directeur van Financiën, Dr. J . E . L e t t e , is gehouden n a a r de werking van h e t pandcrediet onder de I n l a n d s c h e bevolking, h e t licht, terwijl in den aanvang van 1934 het tweede gedeelte is verschenen. H e t verslag is door de betrokken instanties in studie genomen.

6. De Postspaarbank.

De in 1928 aangevangen decentralisatie van den dienst m e t de opening van h e t agentschap t e Makassar (1 S e p t e m b e r 1928), d a a r n a van d a t t e Soerabaja

(1 April 1931), heeft in eersten opzet h a a r voltooiing bereikt m e t de instelling op 1 April 1934 v a n een agentschap t e Medan, onder gelijktijdige omzetting van h e t hoofdkantoor t e B a t a v i a (C) in een agentschap B a t a v i a . L a a t s t g e n o e m d e wijziging is een maatregel, welke eenheid beoogt t e brengen in de administratie.

H e t agentschap Makassar o m v a t Celebes, h e t Oostelijk deel van Flores en de t e n Oosten hiervan gelegen eilanden; h e t agentschap Soerabaja de provincie Oost-Java, de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, zoomede enkele eilanden t e n Oosten v a n J a v a ; h e t agentschap M e d a n het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, het gouvernement Oostkust van S u m a t r a , de residentiën Tapanoeli en S u m a t r a ' s W e s t k u s t , de residentie Djambi en de residentie Biouw en Onderhoorigheden en het agentschap t e B a t a v i a (C) het overige deel v a n Nederlandsch-Indië.

Sedert h a a r oprichting in 1898 kon de postspaarbank zich gestadig op be-vredigende wijze ontwikkelen, hetgeen moge blijken uit h e t volgend overzicht.

Sedert h a a r oprichting in 1898 kon de postspaarbank zich gestadig op be-vredigende wijze ontwikkelen, hetgeen moge blijken uit h e t volgend overzicht.

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 178-187)