• No results found

Overheidszorg voor de delfstoffenwinning

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 127-133)

Tapaibekin Soemoer Mas

8. Overheidszorg voor de delfstoffenwinning

Mijmvetgeving. Bij G . B . 10 J a n . 1933 n°. 15 ( I . S. n°. 24) is h e t natuur-m o n u natuur-m e n t „ H a r a u - k l o o f " (res. S u natuur-m a t r a ' s W e s t k u s t ) onatuur-m redenen van algenatuur-meen belang gesloten voor mijnbouwkundige opsporingen.

Hetzelfde geschiedde bij G . B . 11 Oct. 1933 n°. 16 ten aanzien van het n a t u u r m o n u m e n t „ P a g e r w o e n o e n g - D a r o e p a n a " (res. Semarang, prov. Midden-J a v a ) .

Bij G . B n . 11 Mei 1933 nos. 10 en 11 is m e t toepassing van het derde lid van art. 35 der Indische Mijnwet de door h e t fd. hoofd van den dienst van den mijnbouw voor de mijnconcessies „ S i n g k e p " en „ E q u a t o r " van de t e 's-Graven-hage gevestigde naamlooze vennootschappen „Singkep Tin M a a t s c h a p p i j " en

„Mijnbouw Maatschappij A e q u a t o r " voor het jaar 1931 vastgestelde cijns t e n bedrage van f 81538,40 respectievelijk f 17 929,39 verminderd tot f 4 5 225,05 respectievelijk f 4482,35.

Ditzelfde geschiedde bij G . B . 3 Aug. 1933 n°. 10 t e n aanzien van de mijnconcessie „Goenoeng B a t o e B e s a r " van de t e Bandjermasin gevestigde

N . V. Mijnbouw- en Handel-Maatschappij Goenoeng B a t o e Besar, voor welke de voor het jaar 1931 vastgestelde cijns t e n bedrage van f 6134,66 verminderd werd tot f 1533,66, zijnde 1 % van de bruto-opbrengst.

Ontginningen van gouvernementsivege. H e t a a n t a l ontginningen van gouver-nementswege in eigen beheer onderging gedurende 1933 geen verandering. De eigen mijnbedrijven van het Gouvernement o m v a t t e n twee kolenbedrijven (de Oembilin- en de Boekit Asam-mijnen) en één tinbedrijf (de B a n g k a - t i n w i n n i n g ) .

I n 1933 werden geen nieuwe aannemingsovereenkomsten gesloten, noch be-staande ontbonden, zoodat het aantal (9) aannemingsovereenkomsten geen ver-andering onderging.

Overeenkomsten op den voet van art. 5a der Indische Mijnwet. I n 1933 werd een overeenkomst m e t de N . V. „ D e Bataafsche P e t r o l e u m M a a t s c h a p p i j "

voor de opsporing en ontginning v a n aardolie, enz. ontbonden, namelijk de over-eenkomst voor h e t „ L e b e h - B a t o e - b l o k " (res. Zuider- en Oosteraideeling van B o r n e o ) . Nieuwe overeenkomsten werden niet aangegaan, zoodat het aantal z.g.

5a-overeenkomsten 34 bedraagt.

D a a r n a a s t was einde 1933 één overeenkomst voor de opsporing v a n t m en wolframium v a n kracht.

Bij de w e t t e n van 9 Dec. 1933 (N. S. nos. 679 t / m 681, I . S. 1934 nos. 64/66) is machtiging verleend tot h e t sluiten v a n een overeenkomst, als bedoeld bij art. 5a der Indische Mijnwet m e t respectievelijk de t e 's-Gravenhage gevestigde N . V. D e Bataafsche P e t r o l e u m Maatschappij, de t e B a t a v i a gevestigde N . V.

P e t r o l e u m Maatschappij Sadjira en de t e 's-Gravenhage gevestigde N . V. D e Bataafsche P e t r o l e u m Maatschappij, betreffende de opsporing en ontginning van aardolie, enz. resp. in een terrein, gelegen in h e t gouv. der Molukken, in twee terreinen, gelegen in de prov. W e s t - J a v a en in drie terreinen, gelegen in het gouv. Oostkust van S u m a t r a .

Gemengde bedrijven. H e t aantal gemengde bedrijven onderging geen ver-andering: het zijn de N. V. „Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij B i l l i t o n " en de N . V. ,.Nederlandsen-Indische Aardolie-Maatschappij".

Particuliere ontginningen. I n 1933 werden 7 nieuwe mijnconcessies^van gouvernementswege verleend, namelijk de mijnconcessies „ P a s i r G o m b o n g " en

„ P a s i r A n a g a " voor de winning van goud, zilver, lood, zink en koper (res.

B a t a v i a , prov. W e s t - J a v a ) ; de mijnconcessies „Goenoeng P a r a n g " en „ T j i s e u t i ' voor de winning van goud, zilver, lood, zink, koper en kwik (res. B a t a v i a , prov.

W e s t J a v a ) ; de mijnconcessies „ P a s i r B e n t a n g " , „ M o e r o e j o e n g " en „ P a n g -l a k s a ä n " voor de winning van m a n g a a n (res. Priangan, prov. W e s t - J a v a ) .

Op verzoek werd ingetrokken de mijnconcessie „ W a d j a k " , terwijl v a n rechts-wege zijn komen t e vervallen de mijnconcessies „ T jilat j a p " , „ W i d a r a p a j o e n g l l " ,

„ A d i r e d j a " , „ B a b a k a n " , „Pasirdjati M a l a n g " en „ K e t a w a n g " .

E i n d e 1933 waren 225 mijnconcessiën van kracht, terwijl 22 aanvragen voor mijnconcessiën in behandeling waren.

Gedurende 1933 werden geen nieuwe door de Eegeering goed t e keuren mijn-concessiën door I n l a n d s c h e Zelfbesturen verleend. E i n d e van dat jaar waren 52 door I n l a n d s c h e Zelfbesturen verleende mijnconcessiën van kracht.

Vergunningen tot het winnen van niet in de Indische Mijnwet genoemde delfstoffen. Voor de winning van deze delfstoffen werden 4 vergunningen ver-leend, waarvan 3 door het College van Gedeputeerden van den Provincialen E a a d v a n W e s t - J a v a (2 voor de winning van kalksteen en 1 voor de winning van natuurlijk koolzuurgas) en 1 door h e t College van Gedeputeerden van den Provin-cialen E a a d van Midden-Java (voor de winning van k a l k s t e e n ) .

I n den loop van 1933 werden 6 vergunningen ingetrokken en zijn 3 ver-gunningen door tijdsverloop komen t e vervallen.

Op het eind van dit jaar waren 166 vergunningen van kracht, terwijl 13 aan-vragen om winningsvergunningen in behandeling waren.

W I N N I N G VAN D E L F S T O F F E N . 125 Mijninspectie. Door het personeel van de Mijninspectie werden in 1933 voor erts en kolen 33 en voor aardolie 111 mijn- en opsporingswerken bezocht. Boven-dien werden op J a v a 36 vergunningsterreinen bezocht voor de aantooning van olie en/of gas. Door den aan de Mijninspectie toegevoegden werktuigkundig-electrotechnischen a m b t e n a a r werden 7 mijnwerken geïnspecteerd. I n die cijfers zijn ook de Gouvernementsmijnen medegerekend.

H e t personeel van de Mijninspectie bestond uit h e t Hoofd der Mijninspectie, 2 mijninspecteurs, 2 adjunct-mijninspecteurs en 1 werktuigkundig-electrotechnisch a m b t e n a a r .

I n h e t afgeloopen kalenderjaar hadden bij den kolenmijnbouw 21 doodelijke ongevallen plaats, waarbij 19 personen overleden, tegen 6 in 1932; bij de erts-mijnen h a d d e n 12 doodelijke ongevallen p l a a t s , waarbij 11 personen overleden, tegen 8 in het voorafgegane jaar.

De explosie in h e t schachtenveld der Boekit Asam-steenkolenmijnen op 7 October 1933 eischte 5 slachtoffers.

Voorts had een ongeval, d a t aan 4 arbeiders h e t leven kostte, p l a a t s op 20 Mei 1933 in de aan h e t mijnwerk „ B a t o e - P a n g g a l " (Oost-Borneo-Maat-schappij) toebehoorende mijn Loa-Koeloe.

H e t aantal door bedrijfsongevallen doodelijk getroffen personen per 1000 onder- en bovengrondsche arbeiders bedroeg voor den kolen- en ertsmijnbouw respectievelijk 3,21 en 1, tegen 0,83 en 0,41 in 1932, terwijl dit cijfer voor de aardoliewinningen is gedaald t o t 0, tegen 0,69 in 1932.

Geologische en mijnbouwkundige onderzoekingen en adviezen. De geologische opname van Java leverde in 1933 de bladen 14 ( B a j a h ) , 30 ( P o e r w a k a r t a ) en 67 (Bandjarnegara) af. De kaarteeringswerkzaamheden strekten zich over ver-schillende deelen v a n h e t eiland uit. I n het Oosten werd langs het Kendeng-gebergte een plioceen-kwartaire serie, b e s t a a n d e uit afwisselende lagen m e t mariene schelpen en terrestrische werveldieren gevolgd, welke serie een gids-horizont va n d e n eersten rang v o r m t voor de geologische o p n a m e v a n dit ge-deelte van J a v a (bladen 93 Ngawi, 105 Kertosono, 110 Modjokerto). Voorts werden terreinwerkzaamheden in h e t westelijk deel der B e m b a n g s c h e petroleum-terreinen verricht (bladen 92 Bandoeblatoeng en 97 S e d a n ) .

I n Midden-Java werd de opname van het blad 66 (Karangkobar) voltooid, verder westelijk werd h e t blad 59 (Adjibarang) gekaarteerd. I n W e s t - J a v a zijn de terreinwerkzaamheden op h e t blad 26 ( S a g a r a n t e n ) voortgezet en op blad 10

(Malimping) afgesloten.

H e t onderzoek van de Solo-terrassen werd beëindigd. I n het terras van Ngandong zijn nog eenige schedels v a n oermenschen gevonden. V a n de af-zettingen werd 100 m2 ongerept gelaten t e n behoeve van toekomstige onder-zoekingen; hiervoor zal wettelijke bescherming aangevraagd worden.

De geologische kaarteering van Sumatra leverde de bladen 3 ( B e n g k o e n a t ) , 6 (Kroei) en 15 (Praboemoelih) af. Om bezuinigingsredenen werden de kaar-teeringswerkzaamheden gaandeweg belangrijk ingekrompen. Voltooid werd nog de opname van blad 9 (Gedongratoe) en 16 ( L a h a t ) . Op het blad 9 werden de m e e s t zuidelijke ontsluitingen bestudeerd der jongtertiaire formatie van P a l e m b a n g , waarin een aantal zoutwaterbronnen voorkomen. H e t blad 16 o m v a t de oudste en voornaamste petroleumterreinen van Z u i d - S u m a t r a ; hier werden aan den w e s t k a n t v a n h e t blad, bij Tebingtinggi, enkele nieuwe plooien ontdekt, die voor de olie-industrie van belang k u n n e n zijn.

M e t het oog op een opschorting der kaarteering v a n S u m a t r a einde 1933 werden van de overige terreinen (blad 11 P a g e r a l a m , 14 Kajoeagoeng, 17 Tebing-tinggi, 23 Sekajoe en 21 P a l e m b a n g ) nog zooveel gegevens verzameld, d a t de geologische s t r u k t u r e n op de kaartbladen in overeenstemming konden gebracht worden m e t de omgeving.

Voorts werd medio 1933 een begin g e m a a k t m e t de kaarteering v a n het eiland B a n g k a . Tengevolge van bezuiniging moest echter reeds n a den tweeden tocht van verdere opname worden afgezien.

126

I n Oost-Borneo vond nadere geologische opname plaats van de tertiaire kuststrook van Koetai (aid. S a m a r i n d a ) t e n Noorden v a n de Mahakam-rivier.

M e t h e t oog op de t e verwachten stopzetting van het onderzoek m begin Vdó%

werd getracht om in den nog beschikbaren tijd zooveel mogelijk terremgegevens te verzamelen, zoodat nog niet kon worden overgegaan tot definitieve uitwerking der verkregen resultaten. . ,

H e t in 1932 aangetroffen voorkomen eener pendotische breccie, die het moedergesteente v o r m t van de diamanten van Martapoera, werd door middel van een vijftal boringen gedetailleerder onderzocht. Daarbij bleek, d a t h e t prjp-vormige breccielichaam reeds op betrekkelijk geringe diepte door een opschuivings-vlak wordt afgesneden. Ofschoon kon worden vastgesteld m welke richting het onverplaatste deel van het lichaam zou zijn t e zoeken, is een onderzoen daarnaar onmogelijk doordat de oudere formaties ter plaatse worden overdekt door lagen die den d i a m a n t reeds op secundaire ligplaats bevatten. De breccie bleek direct onder den grondwaterspiegel zeer hard t e zijn, zoodat zij m e t de beschikbare middelen niet kon worden verwasschen. Uit verweerden en aangespoelden grond m e t een gewicht van ± 10 ton u i t 17 putjes werden 13 kleine diamantjes kregen, alle van m i n d e r dan 1/5 k a r a a t . Aangezien de d i a m a n t m dezen ver-weerinas^rond zeker nog eluviaal is geconcentreerd, is h e t duidelijk, dat de breccie niet ontginbaar is (in Zuid-Af rika ligt de ontginbaarheidsgrens van den d i a m a n t h o u d e n d e n Kimberliet bij een gehalte van + 1/5 k a r a a t per t o n ) .

Verder werden nog op enkele andere p l a a t s e n in h e t Bobans-gebergte breccies gevonden, die v e r w a n t s c h a p bezitten m e t de bovengenoemde. Voor een daarvan is een d i a m a n t g e h a l t e niet onwaarschijnlijk.

Geoloqisch-technische onderzoehingen. Hydrologie. De belangstelling voor fabrieks-'en drinkwatervoorzieningen bleef b e s t a a n . E r werden 21 verslagen uit-gebracht, w a a r v a n 2 betrekking h a d d e n op plaatsen in de Buitengewesten. Meer m het bijzonder moet melding g e m a a k t worden van de geprojecteerde water-voorziening van Malang, w a a r v a n de technisch beste oplossing b e s t a a t m den aanlea van een 350 m lange capteeringstunnel. N a d a t door boringen de uitvoer-baarheid van dit project gebleken was, werd in December m e t de voorbereidende w e r k z a a m h e d e n een aanvang gemaakt, Hoewel de hulp v a n de afdeelmg der Geologisch-Technische Onderzoekingen bij de uitvoering v a n voor particuliere ondernemingen opgemaakte watervoorzieningsprojecten reeds herhaaldelijk is ver-leend, is h e t de eerste m a a l , dat de technische leiding van een project van dezen omvang in h a n d e n van dit b u r e a u gelegd werd. H e t fmantieel beheer blijft door de G e m e e n t e gevoerd. H e t is verder voor J a v a nieuw, dat het water van talrijke bronnen die uit eenzelfden lavastroom ontspringen, door middel van een t u n n e l op één p u n t wordt geconcentreerd. V a n dit ontwerp wordt bovendien een winst aan water verwacht, zoodat de watervoorziening der Gemeente Malang zonder schade voor irrigatiebelangen zou k u n n e n geschieden.

Bodemqesteldheid. Talrijke afschuivingen k w a m e n als gevolg van zware regens voor. I n totaal werden 28 adviezen verstrekt. De belangrijkste hiervan hebben betrekking op wegen, w a a r v a n in de eerste plaats genoemd k a n worden de afschuiving bij den Goenoeng Gombel aan den grooten verkeersweg die S e m a r a n g m e t Soerakarta verbindt. Bij h e t advies werden verschillende mogelijk-h e d e n van omlegging v a n dezen weg en bemogelijk-houd van mogelijk-h e t b e s t a a n d e t r a c é m beschouwing genomen. T e n slotte is een oplossing t o t s t a n d gebracht, die kort-heid aan een veilig autoverkeer p a a r t en tot de m i n s t kostbare behoort.

Bij den Zuid-Semeroe-weg bleek een groot deel v a n een bergwand t e m o e t e n worden afgegraven, alvorens m e n de brug kan monteeren, die de l a a t s t e schakel in dezen weg v o r m t . Dit werk geschiedde onder leiding van personeel v a n dezen Dienst. E e n derde belangrijk onderzoek betrof den geprojecteerden verkeersweg tusschen Tjisolok en Bajah in Z u i d - B a n t a m , waarbij verschillende tracé s m beschouwing genomen werden.

Industrie H e t onderzoek naar het voorkomen v a n fosfaten op J a v a werd m e t kracht voortgezet, waarbij bleek, dat in vrijwel alle daartoe geëigende streken

WINNING VAN DELFSTOFFEN.

127

fosfaat in holen voorkomt. De waarschijnlijke hoeveelheid bedraagt meer dan 1000 000 ton.

H e t vraagstuk der bruikbaarheid van aluminiumfosfaat als meststof bleef de a a n d a c h t behouden. D e aanvankelijk ingeslagen weg om aluminiumfosfaten. m e t kalirijke gesteenten van den Einggit-vulkaan t e verwerken, bleek op niets uit t e loopen, daar ook op groote diepte de oorspronkelijk leucietrijke gesteenten h u n kaligehalte door verweering verloren bleken t e hebben. D a a r o m werd een proef genomen m e t de verwerking van aluminiumfosfaat m e t behulp van zwavelzuur en ammoniumfosfaat tot aluin en fosforzuur. Aluin vindt bij de I n l a n d s c h e rubber-bereiding een flink afzetgebied, terwijl uit fosforzuur en calciumfosfaat de bekende k u n s t m e s t dubbelsuperfosfaat bereid kan worden. De in het laboratorium ver-richte proefnemingen gaven een goed resultaat.

I n t u s s c h e n werden aan verschillende proefstations en landbouwvoorlichtings-diensten monsters v a n fijngemalen aluminium- en van calciumfosfaat verstrekt, m e t het verzoek d a a r m e d e landbouwkundige proeven op gronden van uiteen-loopende samenstelling t e verrichten. Speciaal werd de a a n d a c h t gevestigd op de mogelijkheid, dat aluminiumfosfaat op mergelgronden een bruikbare meststof zou k u n n e n zijn. De afdeeling Cheribon van het Proefstation voor de Suikerindustrie berichtte, d a t potproeven bij mais als indicatorplant voor suikerriet een duidelijk positief r e s u l t a a t h a d d e n opgeleverd, w a t de werkzaamheid van deze meststof op weinig zure gronden betreft.

De Provinciale Landbouwvoorlichtingsdienst van Oost-Java kon bij vakken-proeven op mergelgronden bij den oostmoessonrijstoogst van 1933 een zeer goed r e s u l t a a t constateeren. H e t . v e r s t r e k t e aluminiumfosfaat, waarvan het gehalte aan P20s slechts 27 % bedroeg, bleek in de verhouding 2 : 1 dezelfde uitwerking t e hebben gegeven als h e t fosforzuur relatief rijkere dubbelsuperfosfaat. H i e r m e d e is bewezen, dat aluminiumfosfaat niet den slechten n a a m verdient, dien het als meststof in de wereldliteratuur bezit. Op kalkhoudende gronden, waaruit een groot gedeelte van het suikerareaal en de m e t rijst beplante oppervlakte van Midden- en Oost-Java b e s t a a t , blijkt het u i t n e m e n d dienst te k u n n e n doen.

N a a r andere delfstoffen, als bariet, d a t eventueel als dikspoeling Voor de petroleumindustrie dienst zou k u n n e n doen, en zwavel, d a t v a n belang is voor de zwavelbereiding, werden onderzoekingen niet ongunstig resultaat verricht.

Op het concessieterrein van een jodiumfabriek werd voor particuliere rekening een uitgebreid en zorgvuldig Onderzoek n a a r de gesteldheid der jodiumwater-b e v a t t e n d e lagen ingesteld.

Grondpeilwezen. K o n d e n in voorafgegane jaren door het Grondpeilwezen behalve op J a v a ook nog verscheidene putboringen in de Buitengewesten worden verricht, o.a. ter Oostkust en ter W e s t k u s t van S u m a t r a , zoo noopte de toestand van 's L a n d s financiën tot steeds dieper ingrijpende bezuiniging en moesten in 1933 de w e r k z a a m h e d e n op het gebied der artesische watervoorziening t o t het eerstgenoemde eiland beperkt blijven.

Gedurende 1933 waren 7 boorinstallaties, verspreid over West-, Midden- en Oost-Java, in bedrijf. Op 19 p l a a t s e n werd n a a r artesisch w a t e r geboord, terwijl 12 putboringen volledig konden worden afgewerkt. Bovendien werd een schoon-spoeling uitgevoerd aan een artesischen p u t in Madioen, die het stations-e m p l a c stations-e m stations-e n t van watstations-er voorzistations-et.

Alle putboringen werden verricht t e n behoeve van de drink- en waschwater-voorziening van afgelegen plaatsen, welke niet aan de voor de grootere steden aangelegde waterleidingen k u n n e n worden aangesloten. Voor tallooze kleine dorpen, die in den oostmoesson van behoorlijk drinkwater verstoken zijn, vormen deze artesische boringen de beste en goedkoopste wijze v a n drinkwatervoorziening.

Doch niet alleen voor de voorziening in de behoefte aan goed drink- en wasch-water spelen zij een groote rol; ook voor de bevloeiing van kleinen omvang van droge streken, waardoor veel grootere oogsten zijn t e verkrijgen, zijn zij een zegen gebleken. I n dit verband kan o.a. gewezen worden op h e t aan goed w a t e r zoo rijke artesische bekken van Noord-Madioen, waar uit t a l van p u t t e n h e t overtollige water b e n u t wordt voor irrigatie van de omliggende droge velden.

128

Paleontologisch Laboratorium. Aan onderzoekingen m e t een ver strekkend doel kon m e e r dan vorige jaren a a n d a c h t worden gegeven. Zij leverden o.a. stol de in de „Wetenschappelijke Mededeelingen" n u m m e r s 23 en 25 voor-komende verhandelingen van de h a n d van Dr. G. H . E . von Koemngswald,

Beitrag zur K e n n t n i s der fossilen Wirbeltiere J a v a s , I " en van Dr. T a n bin Hok, ,,Notiz über das Basalskelett von Verbeekina", en „ U b e r L e p t o d u s vom P a d a n g e r O b e r l a n d " .

Chemisch Laboratorium. N a a s t de gewone onderzoekingen van de meest ver-schillende delfstoffen en w a t e r m o n s t e r s t e n behoeve van den eigen dienst werden eveneens onderzoekingen verricht betreffende de herziening van de analyse-methodiek Verder werden proeven genomen m e t pyriethoudenden kaolien om dezen door slibben en floteeren voor de papierfabricage respectievelijk voor de keramische industrie geschikt t e m a k e n . I n de bodemkundige afdeelmg werden aan de hand van de verrichte grondanalysen, bij wijze van proef, korte agro-geologische beschrijvingen uitgewerkt en wel voor de agro-geologische k a a r t van b u m a t r a blad 3 ( B e n g k o e n a t ) en voor de geologische k a a r t van J a v a blad 30 ( P o e r w a k a r t a ) , blad 36 (Bandoeng) en blad 58 ( B o e m i a j o e ) .

Petrologisch Laboratorium. I n h e t 4de k w a r t a a l 1933 werden in verband m e t personeelsinkrimping de werkzaamheden, w a t betreft de gesteente-analysen naai-de chemische laboratoria overgebracht, terwijl het petrografische werk voortaan door de geologen zelf wordt verricht, zoodat dit laboratorium als zelfstandige afdeeling heeft opgehouden t e bestaan.

Publicaties. Verschenen zijn het Jaarboek van het Mijnwezen, 1931, algemeen, gedeelte; van de geologische haart van Java, schaal 1 : 100 000: Blad 14 (Bajah), Blad 30 (Poerwakarta), Blad 67 (Bandjernegara); geologische kaart van Sumatra, schaal 1 : 2 0 0 0 0 0 : Blad 3 (Bengkoenat), Blad 6 (Kroeï), Blad 15 (Praboe-moelih); in de serie Wetenschappelijke mededeelingen: N°. 23. Dr. G. H. B.

von Koeningswald. Beitrag zur K e n n t n i s der fossilen Wirbeltiere J a v a s , I . Teil;

N° 24 Dr P. Esenwein Die E r u p t i v - , Sediment- u n d Kontaktgesteine der K a r i m a t a - I n s e l n ; N°. 25. Prof. H. Gerth. Neue Beiträge zur K e n n t n i s der Korallenfauna des Tertiärs von J a v a . I . Die Korallen des E o c a e n u n d des älteren Neogen- Dr Tan Sin Hok. Notiz über das Basalskelett von Verbeekina; Dr. Tan Sin Hok. Über L e p t o d u s ( L y t t o n i a a u c t o r u m ) cf. tenuis W a a g e n vom Padanger Oberland (Mittel S u m a t r a ) ; in de serie Vulkanologische en Seism oio gis che Mede-deelingen • N°. 12. Dr. M. Neumann van Padang. De uitbarsting van den Merapi

( M i d d e n - J a v a ) in de jaren 1930—1931; Dr. M. Hartmann. Bijdrage tot de kennis van gassen, sublimatie- en inkrustatieprodukten, en t h e r m a l e w a t e r e n m de Merapiladoe's- van het Bulletin of the Netherlands India Volcano-logical Survey:

N° 59 ( S e p t . — O c t . ) , 60 (Nov.—Dec. 1932), 61 ( J a n . — F e b r . ) , 62 ( M r t . — A p r . ) en 63 ( M e i - J u n i 1933).

N I J V E K H E I D . 129 H. NIJVERHEID.

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 127-133)