• No results found

China inclusief Hongkong en

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 138-141)

1931.

16 884 941

65,2 o/

0

26,8 o/

0

7,4 % 0,6 o/o

1932. 1933.

14 134 287

61,5 o/

0

31,1 % 7,4 %

7 564 974

55,7 o/

0

32,4 o/

0

11,9 %

De opbrengstcijfers waren zeer laag.

I n verband m e t bovenstaande cijfers valt nog t e vermelden, dat vooral de export van spiritus naar China steeds meer moeilijkheden ondervindt; zoo werden o.m. de invoerrechten, die de l a a t s t e jaren herhaaldelijk verhoogd zijn, in Mei 1933 van Gold Unit 0,264 tot G.U. 0,44 per I m p . gallon verhoogd. E e n andere voor den export nadeelige maatregel is de in medio 1933 door de havenautoriteiten van Hongkong ingevoerde bepaling, dat schepen m e t m e e r dan 4000 I m p . gallons ( + 18 000 1) alcohol aan boord niet meer aan de verschillende _ kaden mogen lossen, doch uitsluitend aan de z.g. „dangerous goods a n c h o r a g e " .

De spiritus-industrie ondervond verder in 1933 een t o e n e m e n d e concurrentie van Manilla, welke verband hield m e t valuta-depreciatie.

De ongunstige economische toestand is tevens van invloed geweest op het binnenlandsch verbruik van brandspiritus. De door den Dienst der I n - en Uitvoer-rechten en Accijnzen t e n behoeve van het denatureeren van alcohol gedurende

N I J V E E H E I D . 135 1933 verstrekte hoeveelheid methylatiemicldelen k w a m overeen m e t den a a n m a a k van 1902 000 1, tegen 2 080 000 1 in 1932 en 2 330 000 1 in 1931.

De verkoop van zuivere alcohol is nog steeds minimaal tengevolge van den omvang der clandestiene stokerij.

Verffabrihatie. Deze t a k van industrie werd voornamelijk uitgeoefend door de N. V. E e g n a u l t ' s Verf-, I n k t - en Blikfabrieken te Soerabaja en B a t a v i a en de Verffabriek van de firma E u h a a k & Co t e Soerabaja.

De productie der fabrieken van E e g n a u l t bedroeg in 1933 te Soerabaja en te B a t a v i a + 1150 000 kg, terwijl de fabriek van de firma E u h a a k & Co een capaciteit bezit van 600 000 kg per jaar. Volledigheidshalve zij hier vermeld, dat de totale invoer van strijkklare verven t h a n s 3 250 000 kg bedraagt.

H e t jaar 1933 was niet ongunstig voor die verf f abrieken. De fabrieken van E e g n a u l t konden er in slagen den omzet m e t + 20 % in vergelijking m e t 1932 t e vergrooten. De prijzen bleven echter zeer laag.

Olie-industrie. De productie van copra liep op J a v a en Madoera gedurende 1933 in vergelijking m e t het voorafgegane jaar vrij aanzienlijk terug, terwijl de Buitengewesten een tegenovergesteld beeld te zien gaven. De volgende tabel geeft globaal de vermoedelijke productie v a n copra in Nederlandsch-Indië weer.

Productie van copra in Nederlandsch-Indië (in t o n n e n ) . 1933 1932 J a v a en Madoera 170 546 207 283 Buitengewesten 510 045 443 916 Totaal 680 591 651 199

E e n voor de fabrikanten van klapperolie verheugend verschijnsel was de aan-zienlijke t o e n a m e van de consumptie van machinaal bereide klapperolie; volgens taxatie bedroeg het verbruik daarvan op J a v a en Madoera in het afgeloopen jaar + 92 500 ton. De financieele resultaten bleven echter door lage prijzen en scherpe concurrentie, als gevolg v a n de niet onbelangrijke uitbreiding in de laatste jaren, zoomede door de sterk verminderde mogelijkheid tot export, teleurstellend.

Desondanks werd, speciaal van Chineesche zijde, t o t oprichting van nieuwe bedrijven, dan wel uitbreiding van reeds b e s t a a n d e fabrieken overgegaan. H e t gevolg van een en ander is echter, dat deze industrie in haar geheel bij de huidige ongunstige oliemarktsituatie een kwijnend bestaan lijdt.

De export van klapperolie n a a r het buitenland bedroeg in 1933 r u i m 8000 ton, tegen + 16 000 ton in het d a a r a a n voorafgegane jaar.

Ook de afzet van het bijproduct, de boengkil, bleef niet vrij van moeilijk-heden, daar o.a. Duitschland, tot dusver een der voornaamste afzetgebieden voor de J a v a copra.-koeken, reeds in de eerste helft van 1933 zijn grenzen voor dit product sloot en Nederland tegen het einde van 1932 tot een invoer-contingen-teering overging.

Zeep- en parf urnerief abriltatie. V o o r d e in Nederlandsch-Indië gevestigde zeep-en parfumeriefabriekzeep-en is 1933 moeilijk geweest door de J a p a n s c h e concurrzeep-entie en de steeds dalende koopkracht der bevolking. De kleinere zeepfabrikatie n a m daartegenover nog toe.

De reeds eerder genoemde J a p a n s c h e concurrentie bleek tegen het einde v a n 1933 zoodanig scherp te zijn geworden, dat zij een bepaalde bedreiging ging vormen voor het voortbestaan van de inheemsche industrie.

Tabaksindustrie. De ontwikkeling van deze industrie ondervond in niet onbelangrijke m a t e de gevolgen van de invoering van den tabaksaccijns ( I . S.

1932 n°. 517). Vooral voor de handbedrijven, welke als regel m e t een groot aan-tal thuiswerkers arbeiden, leverde de eisch van concentratie in werkplaatsen in d e n aanvang moeilijkheden op. Toch konden die moeilijkheden, w a a r a a n m e d e

door regelingen, die het thuiswerken onder controle t e n deele weer mogelijk m a k e n , is tegemoetgekomen, betrekkelijk spoedig worden overwonnen, al viel daarbij een niet onbelangrijke verplaatsing van de kleine naar de grootere be-drijven t e oonstateeren.

De verminderde koopkracht bracht m e t zich een voortgezette en yri] sterke prijsdaling in nagenoeg alle groepen van tabaksfabrikaten. De lage prijzen voor binnenlandsche t a b a k en de zeer geringe loonen, welke m e t n a m e in de hancl-bedrijven konden worden toegekend, werken dit proces in de h a n d .

Uit de nog slechts gedeeltelijk geanalyseerde gegevens van den tabaksaccijns valt op t e m a k e n , dat de middenprijzen voor de strootjes daalden van ± 5 voor 1 cent tot ± 8 à 10 voor 1 c e n t ; een soortgelijke prijsdaling valt voor sigaretten t e oonstateeren, waar de omzet in de categorie van 10 voor 3 cent voortdurend grooter werd, terwijl ook de vervaardiging van zeer goedkoope sigaren in de tweede helft van het jaar hand over h a n d t o e n a m .

H e t achterblijven van de opbrengst v a n den tabaksaccijns bij de raming is dan ook meer een gevolg van lagere prijzen dan van verminderde omzethoeveelheden.

De invoer van tabaksproducten daalde sterk, waarbij echter in aanmerking valt t e nemen, dat de importsigaren en -sigaretten vergelijkenderwijs luxeproduc-t e n zijn; de vervanging door binnenlandsch fabrikaaluxeproduc-t in dezelfde prijsklasse vond dan ook slechts op beperkte schaal plaats.

E e n groot deel van deze industrie — en dit geldt in het bijzonder voor de sigaretten en strootjes — leed onder een overmaat van productiecapaciteit en een zeer scherpe concurrentie. Daarbij was in h e t verslagjaar voor_ de sigaretten-industrie een ongunstige factor de handhaving van het hooge invoerrecht op sigarettenpapier, hetwelk juist op de goedkoopere soorten onevenredig zwaar drukte, terwijl bovendien door de machinale fabrieken, die dit recht in hoofdzaak betalen, concurrentie werd ondervonden van de zijde van handbedrijven, welke werkten m e t niet-belaste papiersoorten.

Fabricatie van rubberartikelen. Deze t a k van industrie wordt voornamelijk vertegenwoordigd door de N. V. Soerabaja Eubberfabriek Ngagel. Deze fabriek stelt zich ten doel allerhande rubberartikelen t e vervaardigen, welke bestand zijn tegen het Indische klimaat en welke niet door den handel geïmporteerd of m voorraad gehouden k u n n e n worden. Tengevolge van het sluiten van verscheidene suikerfabrieken zag ook deze fabriek een groot deel van haar afzet terugloopen.

W a t de prijzen der rubberartikelen betreft, kan worden vermeld dat de daling daarvan in vergelijking m e t 1932 t o t stilstand k w a m , terwijl de grondstof voor deze industrie, de ruwe rubber, een prijsstijging vertoonde van 5 tot 16 ets per pond.

Leerlooierij. H e t jaar 1933 is voor de lederindustrie in vele opzichten niet gunstig geweest; vele kleine, onder I n l a n d s c h e bedrijfsleiding staande leerlooierijen, waar over het algemeen zeer primitief gewerkt werd, moesten tot sluiting over-gaan. Met uitzondering van enkele grootere, onder Europeesche of Chineesche leiding staande modern ingerichte bedrijven, welke practisch op hetzelfde niveau konden blijven doorwerken, viel over het algemeen een niet onbelangrijke produc-tievermindering van de lederfabrieken t e oonstateeren. Vermelding verdient het sluiten van een groote leerlooierij t e B a t a v i a .

Hoewel de geproduceerde hoeveelheden leder desondanks niet ongunstig waren, liet de kwaliteit daarvan, speciaal w a t het overleder betreft, nog veel t e wenschen over.

De lederindustrie ondervond in zeer sterke m a t e Australische concurrentie door invoer van z.g. afvalleder tegen zeer lage prijzen.

Tengevolge van het feit, dat voornamelijk "een prijzenconcurrentie en geen kwaliteitsconcurrentie wordt gestreden, werden de betere leersoorten in niet onbelangrijke m a t e verdrongen, o.a. door h e t eerdergenoemde Australische afval-leder, het Atjeh-leder en het Solo-leder. •

De Chineesche en I n l a n d s c h e schoenmakerijen ondervonden in zeer sterke m a t e den nadeeligen invloed van de invoeren uit Tsjechoslowakije ( B a t a ) , terwijl de concurrentie van de J a p a n s c h e , zeer laag geprijsde rubber- en canvas-schoenen eveneens niet zonder beteekenis bleef. Aangezien de schoenmakerijen een

belang-N I J V E R H E I D . 137 rijk percentage van het product der inheemsche leerlooierijen afnemen, sloeg deze omstandigheid op laatstgenoemde bedrijven in volle m a t e terug.

De t o e n a m e van den import n a a r J a v a en Madoera van de Bata-schoenen, alsmede van die, welke in J a p a n worden gefabriceerd, wordt door de volgende cijfers weergegeven.

Schoenen, laarzen en

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 138-141)