• No results found

Geoogst en mislukt oppervlak Totale opbrengst

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 61-75)

Gemidd.

1923/1932.

3 044 157

20,16 21,18 64 550

100 100

1931.

3 073 194

19,84 21,09 64 826

102,1 100,4

1932.

3 263 153

20,16 21,09 68 844

106,7 106,7

1933.

3 324 188

19,96 21,08 70 074

110,0 108,1

Van de totale mislukkingen in 1933 v a n 188 494 h a k w a m 38,1 % voor m W e s t - J a v a , 20,2 % in Midden-Java en 41,7 % in Oost-Java. D e belangrijkste mislukkingen zijn in 1933 gerapporteerd voor de residenties B o d p n e g o r o

(37 502 h a ) , B a t a v i a (33 905 h a ) , B a n t a m (25 518 h a ) , Semarang^ (17 764 h a ) en Kediri (10 368 h a ) . D i t zijn over h e t geheel streken m e t een riskante padi-cultuur. De uitbreiding van de sawahpadi t e n opzichte v a n h e t tienjarige ge-middelde was voornamelijk in het tweede halfjaar relatief groot. Twee omstandig-heden werkten deze groote uitbreiding v a n de gadoe (Oostmoesson-padi). m de hand, namelijk de suikerrestrictie en de groote regenval, vooral m Oost-Java.

Padi-qoqo. D e padi-gogo-oogst v a n J a v a en Madoera (alleen op de .droge gronden) bedroeg in 1933 454 342 ha, d.i. 35 280 h a (8,4 % ) m e e r dan gemiddeld in de jaren 1923/1932.

De gogo-oogst was in 1933 zeer vroeg binnen. E i n d e April waren reeds belang-rijke uitgestrektheden afgeoogst.

H e t grootste aandeel in de geoogste uitgestrektheden h a d d e n achtereenvolgens Jogjakarta, Priangan, B a n t a m , Soerakarta en Malang.

De totale padi-gogo-productie werd voor 1933 geraamd op 5 253 000 quintalen, tegen 5 433 000 quintalen in 1932 en 5 132 000 quintalen gemiddeld in 1923/1932.

Ten opzichte v a n h e t tienjarige gemiddelde was de productie in h e t verslagjaar 121000 quintaal of 2,4 % meer.

De gemiddelde opbrengsten waren over h e t algemeen lager d a n in 1932 (voor geheel J a v a en Madoera 11,57 q / h a , tegen 12,72 q / h a in 1932).

Mais. De totale mais-oogst bedroeg 2 204 471 ha, waarvan 617 890 ha (28,0 %) afkomstig van sawahs en 1586 581 ha (72,0 % ) van droge gronden. I n totaal werd van 341807 ha (18,4 % ) meer geoogst dan gemiddeld in de jaren 1923/

1932. De toeneming der geoogste uitgestrektheden is voor een goed deel toe t e schrijven aan de groote westmoesson-aanplantingen 1933/1934, welke in de l a a t s t e m a a n d van 1933 zijn afgeoogst.

De belangrijkste maisgebieden zijn voor de sawahcultuur : Bodjonegoro, J a p a r a / K e m b a n g , Malang, Pekalongan, Besoeki, Kediri en S e m a r a n g ; voor de tegalan-cultuur: Madoera, Malang, Besoeki, Bodjonegoro, Kedoe, Soerakarta, J a p a r a / K e m b a n g en Banjoemas.

E r mislukte op sawahs en droge gronden in 1933 ( m e t inbegrip van voor vee-voer gesneden velden) 74 534 ha of 3,3 % (in 1932 24 601 ha of 1,2 % ) .

Voor geheel J a v a en Madoera werd de mais-productie geraamd op 21 268 000 quintaal gepeld, tegen 19 023 000 quintaal in 1932 en 18 321000 quintaal gemid-deld in de jaren 1923/1932. De vermeerdering t e n opzichte van het veeljarige gemiddelde 'bedroeg 2 947 000 quintaal of 16,1 %.

H e t uitvoer-excedent van mais voor geheel J a v a en Madoera bedroeg 80 000 ton, tegen 108 000 t o n in 1932 en 112 000 t o n in 1931.

De daling van den export bij een zoo sterk toegenomen productie bracht, hoewel het binnenlandsch verbruik vrij sterk is toegenomen, onvermijdelijk een prijsdaling m e e . Gele mais t e Soerabaja k w a m van f 2,40 in J a n u a r i op f 1,85 , per 100 kg in December.

Buitengewesten.

Rijst. H e t rijstinvoer-excedent daalde van 276 000 ton in 1932 t o t 265 000 t o n in 1933.

Door de rijstinvoerregeling werd de rijstuitvoer van de surplus-gebieden ge-stimuleerd en de rijstinvoer uit het buitenland in de gebieden m e t rijsttekort t e n deele vervangen door rijst aanvoer uit het binnenland.

H e t terugdringen van Java-rijst door de goedkoope buitenlandsche rijst van 1932 af en de werking van het rijstinvoerverbod in de tweede helft van 1933 komen in cle volgende tabel t o t uiting.

Totale invoer v a n gepelde rijst in de Buitengewesten, uit J a v a en Madoera en uit h e t buitenland, verminderd m e t den uitvoer n a a r die b e s t e m m i n g e n

(in t o n n e n van 1000 k g ) .

Jaar.

1929 1930 1931 1932

1933 1ste halfjaar. . . '.

1933 2de „

Totaal 1933 . . .

Uit Java.

20 289 25 139 22 411 6 234 1088 19 169 20 257

Uit het buitenland.

388 141 378 279 317 336 269 519 128 392 116 292 244 684

Totaal.

408 430 429 187 339 747 275 753 129 480 135 461 264 941 De vermindering v a n den t o t a l e n invoer v a n rijst h o u d t m e d e verband m e t het terugloopen van de koeliebevolking in de gewesten m e t Europeesche cultures.

LANDBOUW. 51) I n Atjeh en Onderhoorigheden is in h e t afgeloopen jaar groote uitbreiding gegeven aan h e t sawah-areaal, vooral in de afdeelingen Oostkust en W e s t k u s t van Atjeh, terwijl ook een intensiveering viel op t e merken, onder anderen door omzetting v a n ladangs in een p e r m a n e n t e cultuur. Door het B m n e n l a n d s c h B e s t u u r en den Voorlichtingsdienst voor L a n d b o u w en Visscherij werd een sterke propaganda gevoerd voor het telen v a n rijst variëteiten, geschikt voor export, bijv. naar de Oostkust van S u m a t r a .

H e t import-excedent daalde van 7800 t o n in 1932 t o t 5300 t o n m 1933.

Ter Oostkust van Sumatra werd in 1933 133 000 t o n rijst geïmporteerd, tegen 126 000 ton in 1932.

I n Tapanoeli, Sumatra's Westkust en Benkoelen waren de oogsten over het algemeen goed en vooral ter S u m a t r a ' s W e s t k u s t had uitbreiding van den joedsel-landbouw p l a a t s ; h e t import-excedent bedroeg 1750 ton, tegen 2100 t o n in 1932.

I n de Lampoengsche Districten n a m het sawah-areaal m e t + 1000 ha t o e ; het import-excedent n a m m e t 2200 ton af tot 60 t o n in 1933.

Mede door een zeer goeden oogst van de lebaks à 1900 t o n daalde h e t mvoerexcedent in Palembang t o t 1200 ton. N a a r J a v a , Djambi, B a n g k a en de L a m -poengsche Districten werd 7000 ton uitgevoerd, voornamelijk rijst v a n mindere

kwaliteit. , I n Djambi waren de oogsten, vooral aan het begin van het jaar, zeer

be-vredigend; het invoer-excedent bleef r u i m 9000 ton.

H e t invoer-excedent bedroeg op Bangka 31400 ton, tegen 33 300 ton m 1932.

I n de Westera]deeling van Borneo waren de oogsten op de n a t t e rijstvelden in M a m p a w a en Bangkajang veel hooger dan t e n vorigen jare. Toch zal deze afdeeling een groot tekort behouden ( 2 6 1 0 0 ton in 1933) door de ± 100 000 Chineezen, die slechts gedeeltelijk aan den voedsellandbouw deelnemen.

De opbrengsten waren in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo normaal, d e zeer riskante padi-salah-tahoen cultuur mislukte t e n deele; h e t import-exce-d e n t n a m m e t 2500 t o n toe tot 28 300 ton.

D e rijstoogst v a n sawahs en droge gronden was in Celebes zeer overvloedig, zoodat het overschot voor 1933 geraamd werd op 300 000 t o n beras boven den normalen jaarlijkschen uitvoer van + 18 000 ton.

I n 1933 is in Manado een belangrijke uitbreiding van den voedselaanplant geconstateerd, behalve in enkele gebieden zooals de klapperstreek in Tonsea rondom den voet van de Goenoeng Klabat, waar vrijwel geen goede gronden meer aanwezig zijn; in Gorontalo werd plaatselijk het sawah-areaal m e t 200 ha uit-gebreid.

Op Bali en Lombok is de productie door geringer opbrengst san sawah-padi per oppervlakte-eenheid gedaald; h e t uitvoer-excedent bedroeg 18 300 ton, tegen 21 200 t o n in 1932.

H e t invoer-excedent daalde in de Molukken m e t 800 ton tot 14 200 ton in 1933.

Ladang-rijst. De ladang-rijstcultuur leverde over h e t algemeen goede be-schotten op, hoewel plaatselijk, bijv. in Tapanoeli, S u m a t r a ' s W e s t k u s t en de Westerafdeeling van Borneo de opbrengsten onbevredigend waren. Op -Bangka bedroeg deze op de m i n s t onvruchtbare gronden 6—8 q u m t a l e n elders aldaar 3 ^ 4 quintalen per h a ; in Benkoelen was de opbrengst zeer goed. I n M a n a d o had een opmerkelijke uitbreiding van het ladangareaal p l a a t s .

Mais. Door h e t hooge w a t e r leverde in het merengebied van Celebes de mais-cultuur zeer slechte resultaten op.

I n de eerste plaats vielen er vrijwel geen gronden droog, zoodat minder ge-plant kon worden. Bovendien was de weersgesteldheid in de l a a t s t e drie m a a n d e n van het afgeloopen jaar zóó slecht, dat ook m e t de beplanting van de sawahs en droge gronden groote moeilijkheden werden ondervonden. Zoodoende wordt het overschot aan mais geraamd op slechts 6000 ton.

De uitvoer in de afgeloopen 5 jaar was als volgt.

Uitvoer van mais uit Celebes (in t o n n e n n e t t o ) .

Jaar.

1929 . 1930

1931 1932 1933

Naar Java en Madoera.

1707 1163 385 226

Naar het buitenland.

65 837 39 696 54 696 65 620 30 733

Naar andere Buiten-gewesten.

284 2 027 1600 370

± 250

Totaal.

67 828 42 886 56 681 66 216

± 31 000

2. De rijstmarkt in 1933.

I n verband m e t overvloedige rijstoogsten in B u r m a , Siam en Indo-China waren de eerste m a a n d e n van het jaar verre van gunstig. De prijzen op J a v a volgden in verband m e t de patjeklik-periode, de daling niet, doch m e t den hoofd-oogst voor de deur was het duidelijk d a t de verkoopbaarheid v a n groote hoeveel-heden padi in het binnenland problematiek zou worden, indien de k u s t p l a a t s e n konden voortgaan m e t d e n invoer van buitenlandsch product tot steeds lagere prijzen.

De animo om de vrijkomende padi-surplussen op te koopen, was bij de pelle-rijen dan ook zeer gering.

De publicatie van het invoerverbod gaf aanvankelijk aanleiding t o t groote speculaties. Door ruime afgifte van licenties werd deze beweging t o t s t a a n ge-bracht, doch daar de handel de juiste waarde van de invoerregeling niet volledig besefte, ontstond vervolgens een prijsdaling, welke evenmin gemotiveerd was als de kortstondige hausse. I n de eerste dagen van Mei bereikten de rijstprijzen in de groote centra op J a v a het laagste p u n t .

I n den loop van J u n i en J u l i verbeterden de rijst- en p a d i e r i j z e n op J a v a en Madoera, zoowel als in de Buitengewesten nagenoeg over de geheele linie.

"Speciaal in W e s t - J a v a , waarin het begin van het seizoen de padi-prijs gedrukt werd tot het buitenlandsch peil, t r a d een krachtig herstel in, voor een niet gering deel als gevolg van verschillende maatregelen der Overheid. Hoofdzaak evenwel was de algemeen opgewektere s t e m m i n g , welke zich tijdelijk ook op de buiten-landsche m a r k t e n u i t t e .

I n de tweede jaarhelft bleven de prijzen op J a v a practisch stabiel, terwijl in het buitenland, vooral in Augustus t / m October de prijzen tot een zeer laag p u n t daalden. H e t jaar sloot m e t een groothandelsprijs voor Krawang-rijst gelijk aan die in het begin v a n het jaar, terwijl de buitenlandsche rijstsoorten cif J a v a m e t 25 °/(> gedaald waren.

D a t de Nederlanclsch-Indische rijstmarkt zich sinds Augustus 1933 m e e r en meer heeft losgemaakt van het buitenlandsch niveau is een gevolg geweest van het t o e n e m e n d vertrouwen van den handel in de rijstpolitiek van de Begeering, waardoor steeds meer binnenlandsche m a r k t e n voor de export-gebieden ontsloten werden.

De aanvankelijk aarzelende houding v a n den rijsthandel, die zich n a de af-kondiging van de invoerregeling niet onmiddellijk instelde op de o n t w i k k e l i n g v a n het interinsulair verkeer, m a a k t e later l a n g z a m e r h a n d plaats voor een bevredi-gende activiteit, welke niet zonder vruchten bleef.

b. A n d e r e é é n j a r i g e g e w a s s e n . Java en Madoera.

Cassave. Cassave werd geoogst van 700 688 ha, hetgeen 17 000 ha minder is dan in 1932 en 27 000 ha m i n d e r d a n gemiddeld in 1923/1932.

LANDBOUW. 61 De streken m e t de belangrijkste cassave-cultuur zijn Soerakarta, Madoera, Madioen, Kediri, Bodjonegoro en S e m a r a n g .

Voor geheel J a v a en Madoera wordt de cassave-productie geraamd op 58 313 000 quintaal versehe wortels, tegen 62 220 000 quintaal in 1932 en 58 414 000 quintaal gemiddeld in 1923/1932.

De gemiddelde opbrengst wordt geraamd op 84 quintalen knollen per hectare, hooger dan het gemiddelde, doch lager dan in 1932.

De uitvoer van cassave-producten (echter gedeeltelijk v a n ondernemingen afkomstig) bedroeg 172 000 ton, tegen 226 000 ton in 1932 en 192 000 ton in 1931.

E x p o r t van tapiocaproducten.

Vlokken en siftings . . . .

Totaal . . . .

1933.

106 863 6 741 10 498 29 639 17 860 171 601

1932.

87 941 5 255 11124 40 285 81235 225 840

1931.

100 576 5 114 14 633 19 244 52 270 191 837

1930.

75 057 4 820 10 879 11022 28 621 130 399 De prijs van tapioca kon zich in de eerste helft van h e t jaar goed h a n d h a v e n , doch daalde sindsdien sterk. H e t door h e t Centraal Kantoor voor de Statistiek berekende prijsgemiddelde voor de verschillende kwaliteiten k w a m van f 8,90 per 100 kg in J a n u a r i op f 6,35 in December.

Gaplek handhaafde tot October het zeer laag peil van f 1,50 à f 1,50 per 100 kg o m in de l a a t s t e 2 m a a n d e n van het jaar te stijgen tot een niveau van f 2,20, dank zij grooter vraag uit h e t buitenland (speciaal u i t B a r c e l o n a ) .

Bataten. Na twee jaren van een iets kleineren omvang, werd de b a t a t e n -cultuur in 1933 weer m e e r uitgebreid. H e t totaal geoogste oppervlak was weer even groot als gemiddeld in de jaren 1923/1932.

I n totaal werd geoogst van 159 846 ha, w a a r v a n 68 622 ( 4 2 , 9 % ) sawahs en 91224 ha (57,1 %) droge gronden. I n 1931 en 1932 k w a m het geoogste opper-vlak niet boven 145 000 ha.

De totale bataten-productie in 1933 was + 11 420 000 quintalen versehe knol-len, tegen 9 578 000 quintalen in 1932; het gemiddelde in 1923/1932 is 10 566 000 quintalen. De productie was 854 000 quintaal of 8,1 % boven het veeljarig ge-middelde.

Aardappelen. Geoogst werd van 17 455 ha, w a a r v a n 2932 ha ( 1 3 , 7 % ) sawahs en 15 063 ha (86,3 % ) droge gronden. Vergeleken m e t het vorig jaar is de cultuur ingekrompen, op de droge gronden zelfs m e t 29 % .

De belangrijkste aardappelcentra zijn Malang, P r i a n g a n en Kedoe.

De productie kan voor 1933 geraamd worden op 793 000 quintaal, tegen 1158 000 quintaal in 1932 en gemiddeld 950 000 quintaal in de jaren 1923/1932.

Andere knolgewassen. H e t geoogst oppervlak bleef m e t 102 385 ha op het peil van 1932, eenigszins boven dat van de voorafgegane jaren.

Aardnoten. I n totaal werd geoogst v a n 218 054 ha, w a a r v a n 93 921 ha (43,1 % ) sawahs en 124133 (56,9 % ) droge gronden. I n totaal werd 13 065 ha of 6,4 % meer geoogst dan gemiddeld in de jaren 1923/1932,.

De belangrijkste productiegebieden voor scnua/i-aardnoten zijn Cheribon, Kediri, Soerabaja, Malang, Jogjakarta en J a p a r a / B e m b a n g ; die voor de tegalan-cultuuv Bodjonegoro, Madoera, J a p a r a / B e m b a n g , Jogjakarta, Kediri en Malang.

De productie v a n gepelde aardnoten was in 1933 + 1608 000 quintaal, tegen 1 6 1 5 000 quintaal in 1932 en het gemiddelde in de jaren 1923/1932 van 1 5 0 5 000 quintaal.

De uitvoer van gepelde aardnoten naar h e t buitenland is wederom gestegen en bedroeg 16 706 ton n e t t o , tegen 12 646 ton in 1932 en 10 241 ton in 1931; die van ongepelde aardnoten is verder gedaald tot 746 t o n (in 1932 1677 ton en m 1931 1872 t o n ) . V a n aardnoten-olie is meer uitgevoerd dan in beide vorige ]aren (5246 ton, tegen 4511 ton in 1932 en 2292 t o n in 1931).

Kedelé. De totale uitgestrektheid, w a a r v a n kedelé is geoogst, bedroeg 280 494 ha (sawahs 232 650 ha (82,9 %) en droge gronden 47 844 ha (17,1 % ) ) • I n totaal is 89 573 ha ( 4 6 , 9 % ) meer geoogst d a n gemiddeld in de ]aren

1923/1932. ..

De voornaamste gebieden voor de kedelé-cultuur op sawahs zrjn Madioen, Soerabaja, Kediri, Besoeki, Pekalongan en J a p a r a / B e m b a n g ; op de tegalans zijn de grootste aanplantingen geoogst in Soerakarta, Jogjakarta, J a p a r a / E e m b a n g , Madioen en Malang. , • ,

Op geheel J a v a en Madoera is in het afgeloopen ]aar mislukt op sa-wans 11176 ha en op droge gronden 1663 ha, t e z a m e n 12 839 ha, d.i. 4 , 4 % v a n de geoogste plus mislukte uitgestrektheid, tegen 6451 ha (2,6 % ) m 1932 en 3482 ha (1,8 %) gemiddeld in de jaren 1928/1932.

De totale productie wordt voor 1933 geschat op 1 815 000 quintaal droge zaden, tegen 1 4 9 0 000 quintaal in 1932. De gemiddelde productie in de jaren 1923/1932 bedroeg 1138 000 quintaal. De vermeerdering t e n opzichte van h e t veeljange gemiddelde bedroeg 677 000 quintaal of 59,5 % . _ _

Zooals reeds tevoren werd opgemerkt, is de invoer uit het buitenland van dit belangrijk voedingsmiddel weer gedaald en bedroeg voor 1933 47 655 t o n bruto, tegen°55 641 ton in 1932 en 98177 ton in 1931.

Andere peulvruchten. Andere peulvruchten dan aardnoten en kedelé zijn op 91790 ha sawahs (40,5 % ) en op 134 767 ha droge gronden ( 5 9 , 5 % ) , in totaal van 226 557 ha geoogst, d. i. 15 642 ha of 7,4 % m e e r dan gemiddeld m de jaren 1923/1932. Deze groep o m v a t de katjang toenggak, katjang pandjang, katjang

idjo, katjang bogor, kratok, kornak e. a. _ H e t grootste aandeel in de geoogste oppervlakte van 1933 h a d d e n Madoera,

J a p a r a / B e m b a n g , Bodjonegoro, Malang, Kediri en Soerabaja.

De volgende s t a a t geeft een overzicht van de geoogste (geslaagde) uitgestrekt-heden van de overige I n l a n d s c h e landbouwgewassen.

G e w a s .

Inlandsche tabak . . . . Inlandsen suikerriet . . .

Overige Inlandsche

LANDBOUW. 63

Uien. De vermindering t e n opzichte van 1932 heeft uitsluitend op de sawahs plaats gevonden; op de droge gronden werd de cultuur een weinig uitgebreid.

De voornaamste gebieden voor de uiencultuur op sawahs zijn Cheribon, Kediri, Pekalongon en Malang, die op tegalans Priangan, Madoera, Soerakarta en Malang.

Ondanks de afneming v a n de geoogste uitgestrektheden is de uitvoer van gedroogde uien, welke vrijwel geheel uit Cheribon p l a a t s vindt, zeer belangrijk gestegen t o t 1853 t o n bruto, tegen 407 t o n in 1932 en 1293 ton in 1931.

Lombok. De lombok-cultuur is sedert 1930 voortdurend uitgebreid. 1933 had m e t 78 492 ha de grootste geoogste uitgestrektheid gedurende de l a a t s t e 11 jaren.

Groenten. Vergeleken bij 1932 is in verslagjaar van een kleinere uitgestrekt-heid geoogst. De afneming der cultuur in de l a a t s t e jaren is zoodanig, dat de geoogste uitgestrektheid van verslagjaar r u i m 60 % beneden die van 1923 bleef.

Katoen. Ten opzichte v a n 1932 is de cultuur in 1933, vooral op sawahs, ingekrompen. De voornaamste gebieden voor de katoencultuur zijn S e m a r a n g en Madioen.

De uitvoer zoowel van ontpitte als niet-ontpitte katoen vertoonde een stijging.

Aan ontpitte katoen is uitgevoerd 943 ton netto, tegen 373 ton in 1932 en 946 ton in 1931, aan niet-ontpitte 205 ton (in 1932 113 ton en in 1931 28 t o n ) .

Djarak (Ricinus). De djarak-cultuur werd in 1933 wederom uitgebreid. De uitvoer van djarakpitten bedroeg 7610 ton, tegen 5989 ton in 1932 en 5404 ton in 1931.

Widjen (Sesam). De widjen-cultuur n a m t e n opzichte van het vorige jaar toe.

Overige éénjarige landbouwgewassen. De cultuur van deze gewassen bleef vrijwel stationnair. De groep omvat o.a. allerlei grove groenten-soorten, zooals terong (eiervrucht) en vooral komkommerachtige gewassen; verder verschillende specerijen en geneeskundige kruiden.

Buitengewesten.

Voor Bali, W e s t - en Midden-Lombok bestond in 1933 een landbouwstatistiek, voor de overige deelen van de Buitengewesten niet.

I n Bali is de geoogste oppervlakte van alle gewassen, m e t uitzondering van aardnoten, kedelé en tabak, afgenomen vergeleken m e t de geoogste oppervlakte in 1932. Gedeeltelijk is hiervan oorzaak een inkrimping van het areaal, anderdeels de groote oogstmislukkingen bijv. van de andere dan de bovengenoemde peul-v r u c h t e n .

I n West-Lombok is de geoogste oppervlakte der p e u l v r u c h t e n grooter dan h e t vorig j a a r ; speciaal die van kedelé is sterk toegenomen, n.1. m e t de helft en daar-door gekomen op 1500 h a . V a n t a b a k is slechts 1800 ha geoogst of 21 % minder dan in 1932.'

I n Midden-Lombok is, evenals op Bali, de oppervlakte van de geoogste wassen afgenomen. V a n b a t a t e n werden 1400 ha en van aardnoten 1100 ha ge-oogst, hetgeen een achteruitgang beteekent van respectievelijk 33 %_ en 27 %.

Op Bali was van de totaal in verslagjaar geoogste I n l a n d s c h e éénjarige land-bouwgewassen 64 % afkomstig van s a w a h s ; voor de onderaf deelingen W e s t - en Midden-Lombok bedroeg dit percentage 94.

I n Atjeh en Onderhoorigheden heeft van de tweede gewassen de teelt v a n mais als nabouw op sawahs grooten opgang g e m a a k t in de af deeling P i d i ë ; ook de cultuur van kedelé en uien werd plaatselijk sterk uitgebreid.

De teelt van oebi, keladi en dergelijke gewassen werd op de m e e s t e plaatsen in Tapanoeli uitgebreid, behalve op de hoogvlakte van Toba, w a a r de oebi lang-z a a m verdrongen wordt door de koolcultuur.

Ter Sumatra's Westkust werd sterke uitbreiding gegeven aan de teelt van aardappelen, kool, uien, katjangsoorten, cassave en b a t a t e n . Plaatselijk werd de aardnootcultuur verdrongen door uien, welk gewas door droogte t e lijden h a d .

64

D a a r een groot gedeelte van den aardnoot-oogst in de omgeving v a n F o r t v a n der Capellen en Sidjoendjoeng door slijmziekte verloren gmg, wordt getracht een meer resistente variëteit van dit gewas (Schwarz n°. 21) m te voeren.

Proefnemingen, o m kedelé in Palembang m e e r ingang t e doen vinden, zijn

geslaagd- de afzet gaat echter m e t moeilijkheden gepaard. _ De Maleische bevolking op B a n g k a heeft den a a n p l a n t v a n cassave in net

afgeloopen jaar sterk uitgebreid.

I n de Westerafdeeling van Borneo werd zeer veel cassave aangeplant als aan-vulling op het, elk jaar voorkomend, n o r m a a l rijsttekort van de bevolking.

I n ° Gelebes en Onderhoorigheden werden door ongunstige weersomstandig-heden n.1. t e veel regen, afgewisseld door droogte, over het algemeen belangrijk minder tweede gewassen geplant dan het vorig j a a r ; op de sawahs v a n de onder-afdeeling W a d j o had m e n slechts 1100 ha katjang idjo en katjang toenggak geplant inplaats van 3550 ha, zooals het jaar tevoren. I n Gowa werden, m e d e door h e t tegenvallen van den rijstoogst, meer tweede gewassen op sawahs ge-plant, voornamelijk katjang idjo en b a t a t e n . I n Djeneponto k w a m een goede katjang-idjo-oogst af v a n droge gronden.

De oogst van tweede gewassen was in Manado bevredigend, ü e n t o e n a m e van de cultuur van pisang, b a t a t e n , cassave en kladi werd gemeld uit Gorontalo.

O o f t .

De vochtige oostmoesson had een zeer ongunstigen invloed op de v r u c h t d r a c h t van de mangga in Oost-Java. De prijzen waren betrekkelijk laag, de v r u c h t e n waren over het algemeen van slechte kwaliteit. I n totaal werd door de ^ t a a t s -spoorwegen 3300 t o n m a n g g a ' s ter verzending aangenomen, hetgeen loOO ton minder is dan in 1932. ... ., I n tegenstelling hiermede was de djeroek-oogst m Oost-Java ruk, de kwaliteit was echter ook hier slecht. E v e n a l s in 1932 werd door de Staatsspoorwegen m Oost-Java ± 1000 ton djeroeks verzonden.

Ook in Cheribon w a r e n de weersomstandigheden zoodanig, d a t op een ge-ringer mangga-oogst werd gerekend. Desondanks werd 7500 ton mangga s uit-gevoerd tegen 5600 ton in 1932. I n het cijfer van 1933 is voor het eerst h e t vrachtaütovervoer (650 ton) medegerekend. Vermoedelijk is een grooter deel der productie n a a r buiten verkocht.

I n Garoet was de djeroek-oogst middelmatig, evenals de kesemek-oogst. ü r werd 750 ton djeroek en 1300 ton kesemek per spoor verzonden. _

I n de O m m e l a n d e n van B a t a v i a worden de oogsten, welke in het begin van het jaar vielen, over het algemeen goed. Vooral geldt dit voor den r a m b o e t a n -ooo-st De pompelmoes-oogst en die van doekoe en sawo waren minder, die v a n salak evenwel was beter d a n in 1932. De oogst van mangga en djeroek siem was slecht. , . . . . . ,

P e r .spoor werd bijna 15 000 ton v r u c h t e n uit dit gebied verzonden, tegen 12 000 ton in 1932. H i e r v a n ging ruim 6000 ton naar B a n d o e n g en 1600 ton n a a r Midden-Java H e t vervoer n a a r Oost-Java verdubbelde t o t 800 ton, hetgeen zeer waarschijnlijk een gevolg is van speciale verlagingen der spooryrachten.

V a n Banjoewangi werd 1700 t o n pisang verzonden n a a r Australie, tegen

1400 t o n in 1932. . De mangga-oogst in Jogjakarta en Soerakarta was slecht, nog slecnter dan m

1932. De manggistan-oogst in Koeion Progo en Poerworedjo was m i d d e l m a t i g ; de djeroek-oogst in Boeloekerto was goed.

d. S u i k e r .

De aanvankelijke verwachting, dat de suikerprijs in 1933 zich zou herstellen werd niet bewaarheid. W e l bleef in de eerste helft van het jaar een betrekkelijk vrij vaste s t e m m i n g de m a r k t beheerschen en schommelden de superieur-prijzen op J a v a toen v a n f 5,80 t o t f 5,95 per 100 kg, doch in J u l i trad een daling m tot een niveau van f 5,25 in October en November en een herstel tot f 5,40 m December.

LANDBOUW. 65 De suikeruitvoeren (in duizenden t o n n e n ) bedroegen gedurende de l a a t s t e iaren (loopende v a n April t / m M a a r t ) : 1928/1929 2689, 1929/1930 2355, 1930/1931 2141, 1931/1932 1542, 1932/1933 1331 en 1933/1934 1109.

De uitvoer daalde vooral door den voortdurend afnemenden afzet naar Britsch-I n d i ë . Ook verminderde de afzet n a a r E u r o p a , die in 1932 den totalen uitvoer nog op peil had gehouden. De geringe t o e n a m e van de verschepingen n a a r J a p a n vormden hiervoor een zeer onvoldoende compensatie.

De suiker-productie verminderde van 2 612 000 t o n in 1932 t o t 1 396 000 t o n in 1933, terwijl de oogst in 1934 op 572 300 ton werd getaxeerd. Als gevolg v a n het uitschakelen van de minder goede gronden, steeg de gemiddelde productie per ha van 152 q in 1932 tot 158 q in 1933.

E e n overzicht van de yerdeeling van den suiker-aanplant m de verschillende streken wordt in de volgende tabel gegeven.

Suikeraanplant op J a v a . H e t vaste personeel, d a t in de suikerindustrie werkzaam was, onderging in 1933 een verdere vermindering, waardoor de werkloosheid werd vergroot. W e l is waar is m e n er in geslaagd den kostprijs op de goede ondernemingen aan t e passen aan den verkoopprijs, m a a r toch wordt algemeen ingezien, dat de afzet-gebieden in een dergelijke m a t e zijn ingeschrompeld, dat aan een d u u r z a m e verkleining van het productie-apparaat niet valt te ontkomen.

De vermindering van het suiker-areaal was uiteraard van ongunstigen invloed op den economisehen toestand van de betrokken bevolking, meer speciaal de koeliebevolking. Terwijl de a a n p l a n t 1930/1931 nog 202 259 ha bedroeg, werd de aanplant 1932/1933 t o t 84 663 ha ingekrompen; de verwerking van dezen aan-p l a n t in 1933 bracht heel w a t minder geld onder de bevolking d a n in normale

De vermindering van het suiker-areaal was uiteraard van ongunstigen invloed op den economisehen toestand van de betrokken bevolking, meer speciaal de koeliebevolking. Terwijl de a a n p l a n t 1930/1931 nog 202 259 ha bedroeg, werd de aanplant 1932/1933 t o t 84 663 ha ingekrompen; de verwerking van dezen aan-p l a n t in 1933 bracht heel w a t minder geld onder de bevolking d a n in normale

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 61-75)