Diverse middelen
3. Belastingen in geld
Vcor de opbrengst der verschillende heffingen in 1933 moge worden verwezen naar deel I I van dit Verslag.
M e t betrekking t o t de belastingen in het algemeen zij vermeld, dat sedert de afsluiting van h e t vorig Verslag als nieuwe heffingen zijn tot stand, gekomen een crisisheffing 1934 op h e t inkomen en een coupon-belasting, terwijl h e t aantal opcenten op de vennootschapsbelasting een verhooging onderging.
Voor de toepassing van de personeele belasting is bij E . V . van 21 Dec. 1933 ( I . S. n°. 519) geheel herzien en opnieuw vastgesteld de staat, aangevende de h u u r w a a r d e , als bedoeld in h e t tweede lid van art. 12 der Ord. op de personeele belasting ( I . S. 1908 n°. 13). Deze algeheele herziening, welke 1 J a n u a r i 1934 in werking is getreden, betreft een verlaging v a n de z.g. grenshuurwaarde. Hier-m e d e is beoogd in de belastingheffing' rekening t e houden Hier-m e t h e t sterk gedaalde huurpeil.
Op 1 J a n u a r i 1933 is ter vervanging van de herziene ordonnantie op de inkomstenbelasting 1920 ( I . S. 1921 n°. 312) in werking getreden de ordonnantie op de inkomstenbelasting 1932 ( I . S. 1932 n°. I l l , juncto I. S. 1932 n°. 637).
D e inwerkingtreding van deze belasting is voor enkele bevolkingsgroepen in de residentie Eiouw en Onderhoorigheden en het gouvernement der Molukken uitge-steld ( I . S. 1933 n°. 566).
Bij Ord. van 30 Dec. 1933 ( I . S. n°. 563) is een bijzondere regeling getroffen t e n aanzien van den aanslag in de inkomstenbelasting over de jaren 1934 en 1935 van gepensionneerden, op wie de wet van 29 Dec. 1933 ( I . S. 1933 n°. 562), houdende tijdelijke korting der pensioenen, van toepassing zal zijn.
Ingevolge de Ord. in I. S. 1934 n°. 50 zullen op de aanslagen over h e t jaar 1934 van belastingplichtigen, bedoeld in art. 2, letter e der ordonnantie op de inkomstenbelasting 1932, 50 opcenten worden geheven.
E v e n a l s voor 1932 en 1933, bleek ook voor h e t jaar 1934 een extraheffing op het inkomen tot tijdelijke versterking der Landsmiddelen noodzakelijk. H e t tarief van deze „crisisheffing 1934 op h e t i n k o m e n " ( I . S. 1934 n°. 49) is ongeveer 60 % hooger dan dat van de in h e t vorig Verslag genoemde crisisheffing 1933 op h e t inkomen.
M e t ingang van 1 J a n u a r i 1934 is de Ord. v a n 29 Dec. 1933 ( I . S. n°. 523) in werking getreden, waarbij belangrijke wijzigingen in de b e s t a a n d e regeling van de motorvoertuigenbelasting in de Buitengewesten zijn aangebracht. Deze is namelijk zooveel doenlijk in overeenstemming gebracht m e t de motorvoertuigen-belastingordonnantie J a v a en Madoera 1933 ( I . S. n°. I l l ) , m e t h a n d h a v i n g evenwel van h e t b e s t a a n d tarief. Tevens is de uitvoering der belastingregeling geheel in h a n d e n van h e t Binnenlandsch B e s t u u r gelegd, zoodat de inspecties van Financiën d a a r m e d e t h a n s geenerlei bemoeienis m e e r hebben.
Ter versterking v a n 's L a n d s middelen worden op de aanslagen in de vennoot-schapsbelasting, betrekking hebbende op tijdvakken, welker einde v a l t tusschen 30 J u n i 1932 en 1 J u l i 1933, k r a c h t e n s de Ord. van 13 April 1933 ( I . S. n°. 141) 40 opcenten geheven; en op de aanslagen in die belasting betrekking hebbende op tijdvakken, welker einde valt tusschen 30 J u n i 1933 en 1 J u l i 1934, krachtens de Ord. van 27 F e b r . 1934 ( I . S. n°. 95) 100 opcenten geheven.
Met betrekking t o t de verponding s t a a t t h a n s reeds vast, dat de naar den toestand op 1 J a n u a r i 1932 vastgestelde verpondingswaarden over het loopende tijdvak 1933—1937 in verband m e t den achteruitgang der cultures en de daling der h u u r w a a r d e n , in vele gevallen niet zullen k u n n e n worden gehandhaafd.
Bijzondere maatregelen werden getroffen inzake de herziening van aanslagen van gesloten ondernemingen. Ook bij deze belasting valt een verhoogde achterstand in de aanzuivering t e bespeuren. Onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden dient het zakelijke verhaalrecht m e t de noodige omzichtigheid t e worden gehanteerd.
Art. 15a der verpondingsordonnantie 1928 ( I . S. n°. 342) onderging een wijzi-ging ( I . S. 1934 n°. 6 2 ) , teneinde de bedoeling van dit bij I . S. 1933 n°. ' 63 ingevoerde artikel duidelijker te doen uitkomen.
D e vermogensbelasting onderging in verslagjaar geen wijziging.
N a a r Nederlandsen voorbeeld werd overgegaan tot de invoering van een couponbelasting als een tijdelijke heffing, welke m e t ingang van 1 J a n u a r i 1939 zal komen te vervallen. Deze belasting werd geregeld bij Ord. van 28 Dec. 1933 ( I . S. n°. 516), welke ingevolge G . B . 29 J a n . ,1934 n°. 16 ( I . S. n°. 48) in werking is getreden m e t ingang van 25 Februari 1934. D e couponbelasting is een zakelijke heffing van 2 % (zonder verrekening m e t de inkomstenbelasting) van de opbrengst van effecten, uitgegeven door in Indië gevestigde lichamen, voor zoover die opbrengst niet b e s t a a t in uitdeeling uit de winst, welke reeds in de vennootschapsbelasting wordt betrokken. I n hoofdzaak zijn dus belast de binnen-landsche obligaties zonder onderscheid wie daarvan eigenaar is. D e heffing dezer belasting geschiedt bij de bron.
Bij Ord. van 16 Sept. 1933 ( I . S. n». 352) werd de belasting op het slachten van runderen, buffels, paarden en veulens verlaagd voor zooveel betreft de slacht buiten beroep of bedrijf. B e n verlaging van de varkensslachtbelasting werd op B a h en Lombok ingevoerd bij Ord. van 25 Oct. 1933 ( I . S. n°. 378).
D e liandshondenbelasting is 1 J u l i 1933 ingevoerd op de plaats Tebing Kisaran (gouv. Oostkust v a n S u m a t r a ) (T. S. 1933 n". 271).
Landelijke inkomsten op Java en Madoera. I n 1933 werd op de laatste tot het Landsdomein teruggebrachte particuliere landerijen in de r e s i d e n t e n Batavia en Buitenzorg, w a a r tevoren de in I . S. 1918 n°. 366 (sedert gewijzigd en aan-gevuld bij I . S. 1918 n°. 817, 1919 n°, 474, 1923 n°. 426 en 1926 n°. 105) opge-n o m e opge-n afzoopge-nderlijke voorloopige regeliopge-ng gold, de „ L a opge-n d r e opge-n t e - o r d o opge-n opge-n a opge-n t i e 1 9 2 7 "
( I . S. n°. 163, sedert gewijzigd en aangevuld bij I . S. 1931 n°. 168) van toe-passing verklaard. I n alle gouvernementslanden op J a v a en Madoera geschiedde de aanslag en de inning op den voet van deze ordonnantie, behoudens dat in de gebiedsdeelen, waar nog geen herziening plaats vond, de regeling vervat in I . S.
1907 n°. 277 (sedert gewijzigd en aangevuld bij I . S. 1912 n°. 605, 1916 n°. 735, 1922 n°. 472, 1925 n°. 544, 1927 n°. 164 en 1931 n°. 168) nog van toepassing bleef.
D e „ L a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e 1 9 2 7 " werd in 1933 ingevoerd in een 8-tal ge-wezen_ particuliere landerijen in de districten Tanggerang en Mawoek (res.
B a t a v i a ) en in 5 voormalige particuliere landerijen van het district Leuwiliang (res. B u i t e n z o r g ) . Voorts werd de landrente-aanslag op de basis van even-genoemde regeling herzien in 4 districten van de residentie Cheribon, 3 districten van de residentie Semarang, 3 districten v a n de residentie Kedoe, 4 distrieten van de residentie Madioen en 3 districten van de residentie Madoera.
I n totaal werd in deze 20 districten geregistreerd een oppervlakte aan land-renteplichtige gronden van 310 504 H . A . (waarvan 122198 H . A . sawahs) of 6667 H . A . (2,2 % ) m e e r dan volgens de l a a t s t e landrenteleggers, terwijl de landrente-aanslag in deze gebiedsdeelen van f 1 154 515 in 1932 terugliep tot f 1027 695 in 1933 en derhalve daalde m e t f 126 820 of 11 %.
Uit de afdeelings-verslagen nopens den aanslag en de inning van de landrente in 1933 blijkt, d a t de totale aanslag in dat jaar bedroeg f 34 989 639, tegen in 1932 f 35 138 293.
U i t hoofde van misgewas werd in 1933 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 1179 688, wegens onbeplant blijven van sawahs tot een bedrag van f 131 502
DE LANDSFINANCIEN. 29 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk in verband m e t de crisis, t o t een bedrag van f 8 659 915.
Hierdoor moest dus de landrente-aanslag in 1933 verminderd worden m e t f 9 971105 (in 1932 m e t f 6 764 804), zoodat werkelijk te heffen viel f 25 018 534
(in 1932 f 28 373 498).
Op 31 December 1933 was van den landrente-aanslag 1933 nog niet aan-gezuiverd f 4 507 473; door de m e t de inning belaste personen werd verduisterd f 4 1 6 3 2 (in 1932 f 3 3 711).
De toenemende geldschaarschte is in 1933 van belangrijken invloed geweest op de betaling der l a n d r e n t e . Ondanks de verleende crisis:ontheffingen ontstond een groot e achterstand, welke grootendeels hieraan m o e t worden toegeschreven.
Landrente in de Buitengewesten. De aanslag en de inning der landrente in de residentie Bali en Lombok vindt p l a a t s overeenkomstig de bepalingen der
„ B a l i - l a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e " ( I . S. 1922 n°. 812, j u n c t o I . S. 1925 n°. 193).
I n 1933 werd de l a n d r e n t e op den voet van genoemde ordonnantie herzien in de onderafdeeling T a b a n a n der afdeeling Zuid-Bali. De totale aanslag bedroeg f 2 776 826 in 1933, tegen f 2 796169 in 1932.
W e g e n s deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1933 ontheffing verleend tot een bedrag van f 6 9 904; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een bedrag v a n f 6904 en wegens andere buitengewone en gewichte redenen, hoofd-zakelijk in verband m e t de crisis, tot een bedrag van f 527 975.
Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1933 worden verminderd m e t f 604 783, tegen in 1932 f 229 318, zoodat werkelijk t e heffen viel f 2 1 7 2 043, tegen f 2 566 851 in 1932.
De vermindering van de heffing is voornamelijk een gevolg van de in verband m e t de tijdsomstandigheden verleende hoogere ontheffingen wegens gewichtige redenen tot een bedrag van 19 % der opgelegde aanslagen.
I n de afdeeling Hoeloe Soengai der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo geschiedt de aanslag en de inning der landrente overeenkomstig de regeling vervat in de „ B o r n e o - l a n d r e n t e - o r d o n n a n t i e " ( I . S. 1923 n°. 484, juncto I . S. 1925 n°. 193 en 1932 n°. 102).
I n 1933 werd de aanslag op den voet dezer regeling herzien in de onder-afdeeling B a r a b a i . De totale aanslag bedroeg f 8 8 1 4 5 9 in 1933, tegen f 8 8 1 8 0 5 in 1932.
W e g e n s deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1933 ontheffing verleend tot een bedrag van f 204 240; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een bedrag van f 108 959; in verband m e t andere buitengewone en gewichtige redenen tot een bedrag van f 1 3 8 275; aan vrijstellingen voor leden van h e t kampong-bestuur werd verleend f 6906.
Tengevolge van een en ander m o e s t de landrente-aanslag in 1933 worden ver-minderd m e t f 458 380, tegen in 1932 m e t f 266 605, zoodat werkelijk t e heffen viel f 423 079, tegen f 615 200 in 1932.
De vermindering van het t e heffen bedrag is geheel een gevolg van de in verband m e t de tijdsomstandigheden genomen maatregelen t o t verlichting v a n den landrentedruk.
Op 31 December 1933 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 271 070.
Aan boeten werd geïnd een som van f 5911.
I n het rechtstreeks bestuurd gebied van het gouvernement Celebes en Onder-hoorigheden heeft de aanslag en de inning der landrente plaats overeenkomstig de regeling vervat in de „Celebes-landrente-ordonnantie" ( I . S. 1927 n°. 179).
I n 1933 werd de regeling ingevoerd in de onderafdeelingen Djeneponto, Malakadji (Gowa) en B o n t h a i n , zoomede in de hier niet nader in beschouwing t e n e m e n zelfbesturende landschappen Barroe en P a r é p a r é . De totale aanslag be-droeg f 573 064 in 1933, tegen f 502 840 in 1932.
Wegens deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1933 ontheffing verleend tot een bedrag van f 94 000; wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. tot een som van f 9147 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen in ver-band m e t de crisis tot een bedrag van f 131 768.
.-so
Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1933 verminderd worden m e t f 234 915, tegen in 1932 m e t f 140194, zoodat werkelijk t e heffen viel f 338149, tegen f 362 646 in 1932.
De vermindering v a n h e t t e heffen bedrag, ondanks de nieuwe invoering in de bovengenoemde gebiedsdeelen, is geheel t e wijten aan de verleende ontheffingen in verband m e t d e heersehende crisis.
Op 31 December 1933 was v a n den landrente-aanslag nog m e t aangezuiverd f 146 680, terwijl door de m e t de inning belaste personen werd verduisterd een som v a n f 377.
Andere landelijke inkomsten. Voor de overige onder d e landelijke inkomsten begrepen belastingen: de I n l a n d s c h e verponding en de belasting op de visch-vijvers op J a v a en Madoera, de gebruiksgrondbelasting in d e Buitengewesten en h e t hoofdgeld v a n d e heerendienstplichtigen in de gouvernementslanden buiten J a v a en Madoera, worden de u i t k o m s t e n der begrootingsrekening 1933 gesteld op onderscheidenlijk f 150 000, f 27 000, f 5000 en f 90 000.
V a n de groep in- en uitvoerrechten en statistiekrecht bedroeg de opbrengst in 1933, vergeleken m e t die in 1932, als volgt :
1932 1933 Invoerrecht f 4 7 399 367 f 4 7 313 975
Uitvoerrecht 2 4 7 1 3 2 8 2 252 573 Statistiekrecht 2 303 694 1 987 669 f 52 174 389 f 51 554 397
Gedurende 1933 werden d e m e t ingang v a n 15 J u n i 1932 in h e t algemeen tot 50 verhoogde, aanvankelijk voor h e t geheele jaar 1932 op 20 vastgestelde opcenten op de invoerrechten ingevolge de wet v a n 24 D e c . 1932 (N. S. n°. 631, I . S.
n°. 642) op denzelfden voet gehandhaafd. . Bij de wet v a n 6 April 1933 ( N . S. n°. 158, I . S. n°. 255) werd bekrachtigd
de m e t ingang v a n 30 November 1932 in werking getreden ordonnantie v a n 25 Nov. 1932 ( I . S. n°. 573) strekkende tot wijziging en aanvulling van h e t t a n e i van invoerrecht m e t betrekking t o t garens en eenige andere door de Nederlandsch-Indische weefnijverheid benoodigde grondstoffen.
Voorts werd de gelegenheid opengesteld om voor n a t r i u m sulfide, n a t r i u m x a n t h a a t , pine-oil en propyl x a n t h a a t , voor zoover die stoffen worden gebezigd bij de verwerking v a n goud- en zilvererts, onder bepaalde voorwaarden vrijstelling van invoerrecht t e genieten ( I . S. 1933 n°. 316). _ _ _ •
E e n ontwerp v a n w e t t o t wijziging v a n h e t tarief v a n invoerrechten m Meder-landsch-Indië en bestendiging voor h e t jaar 1934 van de tijdelijke opcenten op dat gewijzigde tarief, t o t de aanneming waarvan de Volksraad m zijn vergadering van 15 September 1933 heeft geadviseerd, kreeg n a enkele sedert dien nog door de Begeering daarin aangebrachte wijzigingen aan h e t einde v a n h e t verslagjaar zijn beslag (wet v a n 29 D e c . 1933, N . S. n". 772, I . S. 1934 n». 1>. Deze w e t is 10 J a n u a r i 1934 in werking getreden ( I . S. 1934 n°. 2 ) . _
D e tariefsherziening heeft in hoofdzaak beoogd een verhooging v a n h e t t a n e i van invoerrechten voor artikelen, welke een karakter v a n weelde dragen, v a n 12 % tot 20 % der waarde. .
M e d e is bij de tariefswijziging voorzien in een verhooging v a n h e t invoerrecht van sommige materialen, waaruit speciaal luxe-artikelen worden vervaardigd.
Tevoren in h e t algemeen belast m e t een recht v a n 6 %, worden zij m h e t nieuwe tarief in beginsel door een r e c h t v a n 12 % der waarde getroffen.
I n de derde plaats is bij de herziening van h e t tarief een nivelleering beoogd tot 12 °/ v a n de voor sommige, niet tot de luxe-artikelen behoorende, verbruiks-o-oederen in h e t oude tarief voorkomende lagere heffingspercentages. D e belasting voor die goederen werd d a a r m e d e niet hooger opgevoerd dan t o t h e t algemeene peil v a n heffing v a n verbruiksgoederen volgens h e t oude tarief. Hoofdzakelijk betreft dit goederen, die bij h e t laatstbedoeld tarief a a n een recht v a n 10 % waren onderworpen.
DE LANDSFINANCIEN. 3 J
Handelspolitieke overwegingen zijn bij de grondbeginselen der herziening m e t voordacht niet betrokken.
Bij de wet van 22 Dec. 1933 (N. S. n°. 710, I . S. n». 515) werden de 50 opcen-t e n op de k r a c h opcen-t e n s h e opcen-t oude opcen-tarief geheven invoerrechopcen-ten, zoolang h e opcen-t nieuwe tarief van invoerrechten niet zou zijn ingevoerd, voor 1934 op denzelfden voet als voor 1933 bestendigd.
Wegens overtreding van de bepalingen op de tolrechten werden in 1933 afge-daan 616 bekeuringen (waarvan 538 bij onderhandsche schikking), tegen 510
(479) in 1932. ;
Bij G . B . 22 Sept. 1933 n°. 27 is ingesteld een commissie, welke t o t t a a k heeft om t o t voorlichting van de Regeering na t e gaan of en in hoever de douanewet-geving wijziging behoeft t e n aanzien van de regeling van de beslechting van douanegeschillen en de bepaling van de waarde der goederen t e n behoeve van de rechtenheffing bij overschrijding van de tolgrens, alsmede een onderzoek in t e stellen n a a r de mogelijkheid van een uitbreiding op ruime schaal van h e t systeem van specifieke rechten bij den invoer (commissie van advies voor partieele herzie-ning van de douanewetgeving).
Bij G . B . 26 J u l i 1933 n°. 44 ( I . S. n°. 319) is een regeling vastgesteld betreffende de doorvoer, ontvangst en verzendingsdiensten t e n behoeve van L a n d s -goederen.
D e bedragen, welke de accijnzen in de jaren 1932 en 1933 in 's L a n d s kas deden vloeien, blijken uit de volgende opgaaf.
1932 1933 Accijns op Inlandsen gedistilleerd ... f 628 517 f 462 450
Accijns op bier ..: 5 1 6 1 9 97 925 Borneo-tabaksaccijns 93 537 — Algemeene tabaksaccijns 101 611 10 566 275
. . . , , ( k e r o s i n e 1 1 0 6 8 779 10 377 790 Acciins op petroleum < . . „„ „ , _ „„„ _ „ „_„ „
1 1 1 \ benzine 20 817 538 16 626 143
Accijns op lucifers 4 759 025 3 1 4 1 2 1 8 f 37 520 626 f 41 271 801 D e accijns op bier, die gedurende twee jaar, gerekend van h e t tijdstip van het inwerkingtreden der „bieraccijnsordonnantie 1 9 3 1 " , mitsdien t o t en m e t 15 D e c e m b e r 1933, n a a r den maatstaf van f 3 per hl., instede van n a a r dien van f 5 per hl., zou worden geheven, werd t o t 10 J a n u a r i 1934 op den b e s t a a n d e n voet gehandhaafd ( I . S. 1933 n°. 488). M e t ingang van laatstgenoemden d a t u m werd de accijns op bier tijdelijk verhoogd m e t 50 opcenten ( I . S. 1933 n°. 489, j°. I . S. 1934 n°. 3 ) , zoodat van dat tijdstip af de bieraccijns wordt geheven n a a r den maatstaf van f 7,50 per hl. (f 5 plus 50 o p c e n t e n ) .
D e accijns op benzine, die m e t ingang v a n 1 J a n u a r i 1932 door heffing v a n 20 opcenten van 7,50 per hl. tot f 9 per hl. is verhoogd ( I . S. 1931 n°. 519, j°. n°. 534) en van 16 M a a r t 1932 af door tijdelijke verhooging der opcenten t o t 334 nader op f 10 per hl. is gebracht ( I . S. 1932 n°. 9 3 ) , is op laatstgenoemd bedrag voor het jaar 1933 gehandhaafd ( I . S. 1932 n°. 595).
Ook voor h e t jaar 1934 werden de op den benzine-accijns geheven wordende 20 opcenten t o t 33J- verhoogd ( I . S. 1933 n°. 505).
I n h e t verslagjaar k w a m de suikeraccijns-ordonnantie ( I . S. 1933 n°. 351) t o t stand, welke 1 J a n u a r i 1934 in werking is getreden. Voorschriften ter uitvoering van die ordonnantie werden vastgesteld bij E . V . van 18 Nov. 1933 ( L S. n°. 4 4 0 ) . H e t bedrag van den accijns op suiker werd bepaald op f 2 per 100 kg.
Wegens overtreding van de gedistilleerd-accijnsbepalingen werden in 1933 afgedaan 530 bekeuringen, tegen 397 in 1932, terwijl wegens overtreding van de tabaksaccijnsbepalingen 1513 bekeuringen werden afgedaan, waarvan 1443 bij onderhandsche schikking.
•
32 DE FINANCIEELE TOESTAND.
Pachten. Als gevolg van de reeds in h e t vorig Verslag vermelde afschaffing van h e t licentiestelsel in h e t gouvernement der Molukken en in de residentie Timor en Onderhoorigheden en de wederinvoering van de pandhuispacht in die gewesten ( I . S. 1932 n°. 527), vond verpachting van h e t recht t o t het houden, van pandhuizen p l a a t s t e Amboina, T e r n a t e en Koepang. Die p a c h t e n werden in verband m e t de onzekere tijdsomstandigheden slechts voor den tijd van één jaar gegund. D e p a c h t s c h a t voor dat jaar bedroeg respectievelijk f 500, f 70 en f 660.
Wegens h e t verstrijken van de termijnen der loopeude contracten tot het houden v a n pandhuizen in de gewesten Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en Djambi werden in den loop van verslagjaar een a a n t a l nieuwe pachtovereen-komsten gesloten, deels voor den tijd van één jaar en deels voor een driejarig tijdvak.
Aan den pachter v a n h e t recht tot den verkoop en h e t stoken van gedistilleerd (arak) in de residentie Eiouw en Onderhoorigheden, uitgezonderd den Poelau-toedjoeh-arcbipel en h e t op den vasten wal van S u m a t r a gelegen gedeelte van dat gewest, werd bij G . B . 17 J u l i 1933 n°. 13 voor h e t tijdvak 1 April 1933 tot en m e t 31 M a a r t 1934 een nadere verlaging van de p a c h t s c h a t toegestaan, waarbij deze werd vastgesteld op f 2500 's m a a n d s . Dit p a c h t c o n t r a c t werd m e t ingang van 31 M a a r t 1934 opgezegd. Na een gehouden herverpachting bij inschrijving werd het middel voor het tijdvak 1 April 1934 tot en m e t 31 M a a r t 1935 toege-wezen aan den eenigen inschrijver voor een p a c h t s o m van f 26 400 's jaars.
H e t recht t o t verkoop van laroe ter hoofdplaats Koepang van het gewest Timor en Onderhoorigheden ( I . S. 1895 n°. 205) werd opnieuw verpacht voor den tijd van één jaar tegen een p a c h t s o m voor dat tijdvak van f 3450, of f 1260 minder dan over het voorafgegane tijdvak.
D e opbrengst v a n de verpachtingen in de Buitengewesten bedroeg voor 1933 f 58 499, tegen f 90 916 in 1932.
D e licentiën voor h e t houden van Chineesche dobbelspelen hebben over 1933 f 119 338, derhalve ± f 26 000 meer opgebracht dan in 1932 (f 92 825).