• No results found

Binnenvisscherij en vischteelt

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 101-104)

Nederlandsch-Indische Veeartsenschool

D. VISSCHERIJ EN VISCHTEELT

2. Binnenvisscherij en vischteelt

De werkzaamheid van deze onderafdeeling van de afdeeling Landbouw, spe-ciaal op h e t gebied van voorlichting, ondervond in hooge m a t e den invloed_ van de sterke daling der vischprijzen. Die prijzen werden zóó gering, d a t de visch-kweekers veelal niet in s t a a t waren uit de geldelijke opbrengst die hoeveelheden pootvisch te koopen, welke zij voordien in hun vijvers uitzetten. Credieten dienden te worden gegeven om deze producenten h u n bedrijf te k u n n e n laten voortzetten. Bij de bemoeienissen bleek al spoedig, dat verscheidene afhankelijk waren geworden van geldschieters, die een t e hooge r e n t e eischten om het visch-teeltbedrijf in deze tijden nog aanlokkelijk te doen zijn. De credietbanken konden echter slechts goedkoope voorschotten verstrekken, als de onderafdeeling de nood-zakelijke controle op het kweekbedrijf uitoefende en zorgde voor een beperking van de crediet-verstrekking, zoodat terugbetaling zou zijn gewaarborgd. Daarbij kreeg de dienst gelegenheid om de kweekers er toe te brengen de bezetting m e t pootvisch t e verminderen, waardoor in korten tijd m e t betrekkelijk weinig^ stuk-verlies volwaardige marktvisch kon worden verkregen. I n W e s t - J a v a onderwierpen de vischkweekers zich gaarne aan de controle; de r e s u l t a t e n waren zooals zij door den dienst waren voorspeld, de voorschotten konden door de kweekers zonder uitzondering op tijd worden terugbetaald. Doch ook in andere streken, waar niet aan credietverleening tegen lagen rentevoet werd medegewerkt, vonden de vroeger meestal tevergeefs verstrekte raadgevingen van den dienst om vooral niet meer pootvisch uit t e zetten, dan m e t de vruchtbaarheid van vijver of sawah in overeenstemming was, t h a n s opvolging. Zoowel h e t broed en de pootvisch als de consumptie-visch, zooals die in 1933 op de pasars en door cle venters werden

aangeboden, voldeden — wat grootte en voedseltoestand betreft — aan veel hoogere eischen dan nog weinige jaren tevoren.

Voor den uitbouw van de voorlichting was voortzetting en zoo mogelijk uit-breiding van het onderzoek noodzakelijk, waarbij m e t succes gestreefd werd n a a r rationaliseering, zoodat dat onderdeel van de taak niet behoefde t e worden in-gekrompen al werden de fondsen belangrijk verminderd.

H e t zoo noodzakelijk onderzoek van verschillende vraagstukken op het gebied van de brakwatervijvers ( t a m b a k s ) kon slechts langzaam voortgaan, daar m e n daarbij niet kan steunen op ervaringen in E u r o p a en Amerika, waar over zoetwatervischteelt reeds veel onderzoekingswerk werd verricht, en voor dat t a m b a k -onderzoek nog geen -onderzoeker geheel kon worden vrijgemaakt.

De onderzoekingen op het gebied van vischteelt en vischkweek in zoetwater betroffen meest de intensiveering en stabiliseering van opbrengsten. N a d a t in vorige jaren de m e t h o d e van geleidelijke uitdunning van een vijverbezetting was uitgewerkt, werd deze m e t h o d e , welke t o t de mogelijkheid van een beperking van den opkweektijd voor consumptie-karpers (ook van ikan m a s ) t o t ongeveer 100 dagen heeft geleid, beter pasklaar gemaakt voor het I n l a n d s c h e bedrijf. Ook werd een middel t o t verhooging van de opbrengsten gevonden in de gelijktijdige bezetting v a n vijvers m e t twee, onderling in grootte en leeftijd sterk verschillende groepen visch, welke groepen in verband m e t h u n ontwikkelingsstadium niet op hetzelfde voedsel zijn aangewezen. E e n uit 141 proeven berekend gemiddelde toonde aan, dat op J a v a d a a r m e d e een opbrengstverhooging van r u i m 50 % k a n worden verkregen.

Voortgezet onderzoek leerde, dat de voordeelen van de bijbezetting van karper-vijvers of -sawahs m e t de zich vegetarisch voedende tawes varieerden van 20—•

100 °/0. Zij bleken afhankelijk te zijn van de dichtheid der in de vijvers aan-wezige en zich ontwikkelende p l a n t e n ; in sterk begroeide vijvers was de opbrengst aan tawes grooter d a n die van karper. Langdurige sterke bezetting m e t karper be-nadeelt blijkbaar den plantengroei en daardoor den groei van t a w e s . I n voldoende voedsel bevattende, slibrijke vijvers bevordert de karper-bezetting de ontwikkeling

7

98

van wieren, welke het voedsel vormen van de t a m b a k a n . Gemengde bezetting geeft in die gevallen tot 100 % meeropbrengst.

De proeven m e t organische bemesting werden voortgezet, waarbij bleek, dat voor een rendabele vischteelt het inbrengen van organische stoffen vaak nood^

zakelijk is, speciaal in door koele bronnen gevoede vijvers. De opbrengstverhoo-gingen door bemesting gaven in 1933 voordien onbekende cijfers t e zien; zoo werd m vijvers t e Soemberporong bij gemengde bezetting m e t karpers, tawes en t a m -b a k a n een productie per jaar en hectare geconstateerd van 11 000 kg viseh.

Bemestingsproeven werden ook genomen in de tambak-vijvers. Stedelijke afvalstoffen uit sceptic-tanks hadden weinig bemestende waarde, copra-slijm ver-meerderde het aantal Chironomus-larven, die zich echter voeden m e t de blauw-algen-bodembedekking, welke ook een belangrijk onderdeel van het bandeng-vo°edsel u i t m a a k t . Proeven m e t gecomposteerde algen, gras en ander groen werden ingezet.

Vooral de nauwkeurig geregistreerde u i t k o m s t e n van eigen proefvijvers leerden bij de verwerking, d a t voedselvoorraden in tropische vijvers in zeer snel t e m p o worden verwerkt. Stabiliseering van de oogsten zal dan ook alleen verkregen k u n n e n worden door stelselmatige bemestingen en verstrekking van zoogenaamd kunstvoedsel. Dedek bleek van uiteenloopende kwaliteit en bleef in uitwerking verre achter bij rijstslijpsel, dat niet alleen de dubbele gehalten aan eiwit en vet bevat, doch zeer waarschijnlijk ook door het relatief hooge vitamine^gehalte gunstig werkt.

Te Buitenzorg op h e t laboratorium P a n t j a s a n werden voederproeven m e t de l a n g z a a m groeiende, en t o t n u toe niet rendabel t e kweeken goerami verricht.

Niettegenstaande veel zorg en een rijke voedering m e t bladeren van Colocasia kostte het 253 dagen om goerami v a n gemiddeld 79 gram op gemiddeld 434 g r a m t e brengen.

De vraag n a a r de zwart gekleurde, en daardoor minder aan roofdieren t e n offer vallende Poenten-karper stijgt; het proefbedrijf t e B a n d o e n g kon niet aan alle aanvragen voldoen. De I n l a n d s c h e kweeker zal dat werk nog niet k u n n e n over-n e m e over-n , daar hij over-n i e t voldoeover-nde maatregeleover-n over-n e e m t om terugkruisiover-ng m e t deover-n ikan m a s te voorkomen.

Voorts werd a a n d a c h t besteed aan h e t scheikundig onderzoek van water en grond van meren, welke bijv. in W e s t - J a v a in groot aantal voorkomen, doch door t e groot zuurgehalte lage visch-producties hebben.

Bijzondere vermelding verdient de bemoeienis van de onderafdeelmg B i n n e n -visscherij m e t de uitvoering van rendabele werken, bekostigd uit de fondsen bij suppletoire begrooting 1932 toegestaan, ter verkrijging van nieuwe vijvers of ter verbetering van oude, door verbetering van toe- en afvoerkanalen of door op-ruiming van dichte begroeiing. I n 1933 werd r u i m f 100 000 verwerkt, in 1932 en 193°3 t e z a m e n f 1 8 5 000, waarvoor gereed k w a m e n 580 ha nieuwe vijvers, 26 417 m toevoerkanalen, 500 m leidammen, 17 745 m zoetwater-afvoerkanalen en 17 745 m scheidingsdijken, terwijl 300 ha vijvers en 250 ha sawahs werden verbeterd, 5700 m kali werden verbreed, 10,5 ha malaria-gevaarlijke moerassen werden geassaineerd en in de E a w a h P e n i n g 1000 ha van schadelijke p l a n t e n en drijvende gronden gezuiverd vischwater werd verkregen. Ook werd voor een deel van dat geld vischbroed aangekocht en 600 stuks nieuwe vijversluizen aange-m a a k t . E n k e l e eerste afvisschingen gaven reeds een opbrengst van + 400 kg visch per jaar en hectare t e zien. De w e r k z a a m h e d e n in S e m a r a n g b r a c h t e n m e d e verbetering in de watervoorziening van aangrenzende sawahs, waardoor zeer belangrijke, zekere oogsten konden worden verkregen.

JACHT EN INZAMELING VAN BOSCH- EN NATUURPRODUCTEN. 9 9

E, J A C H T EN I N Z A M E L I N G V A N BOSCH- EN A N D E R E N A T U U R P R O D U C T E N .

1. De jacht.

De nieuwe , , J a c h t o r d o n n a n t i e - 1 9 3 1 " en , , J a c h t v e r o r d e n i n g - 1 9 3 1 " ( I . S.

nos. 133 en 265) zijn alleen voor J a v a en Madoera van kracht verklaard en vinden geen toepassing op zelfbestuursgebied, zoodat de Vorstenlanden nog zonder jachtregeling zijn.

Bij E . V. van 9 Aug. 1933 ( I . S. n°. 331) werd h e t verbod, vervat in art. 5 der „ J a c h t v e r o r d e n i n g - 1 9 3 1 " , om m e t behulp van lichtbakken en zoeklichten te jagen t e n aanzien van de jacht op schadelijk gedierte opgeheven, terwijl hierbij eveneens een wijziging plaats vond van de bepalingen betreffende het aanvragen en verstrekken van j a c h t a c t e n , hetgeen t h a n s op veel eenvoudiger wijze kan p l a a t s vinden.

Tegen het einde van het jaar werd door den Directeur van L a n d b o u w , Nijver-heid en H a n d e l een commissie ingesteld, teneinde h e m te adviseeren o m t r e n t de noodig geachte wijzigingen in de bepalingen betreffende de jacht en de fauna-bescherming.

De voor elk der provincies West-, Midden- en Oost-Java ingestelde jacht-commissies deden n u t t i g werk en gaven in haar rapporten menige suggestie tot verbetering van de toestanden op jachtgebied.

Gegevens over de jacht werden ook dit jaar van de a m b t e n a r e n van het Boschwezen en het Binnenlandsch B e s t u u r ontvangen. W a t J a v a en Madoera betreft, blijkt wel, d a t de jacht op deze eilanden in het algemeen niet als bedrijf uitgeoefend wordt. D e jacht geschiedt alleen terwille van sport of ter voorziening in eigen behoeften. I n hoofdzaak wordt gejaagd op schadelijk gedierte.

J a c h t op grof wild k o m t veel minder voor, gedeeltelijk door schaarschte aan dit soort wild, gedeeltelijk door de daarvoor vereischte duurdere j a c h t a c t e n (f 50 tot f 200). Clandestien wordt echter nog menig stuk wild zonder acte neergelegd.

Door grooter activiteit van de zijde van het B e s t u u r en door de strengere straffen, die t h a n s veelal bij veroordeeling worden opgelegd, wordt dit euvel echter meer en meer bedwongen. Ten aanzien van de bantengjacht is m e n algemeen van oordeel, dat deze tot het uiterste beperkt moet worden, zal niet dit schoonste wild van J a v a binnen afzienbaren tijd uitgeroeid worden.

Invoering van de jachtordonnantie in eenig gewest buiten J a v a en Madoera vond nog niet p l a a t s ; hier is evenwel de dierenbeschermingsordonnantie van toe-passing, waarin ook voorschriften zijn opgenomen m e t betrekking tot de jacht op het grovere wild, m e t n a m e olifant, banteng, dwergbuffel, hertzwijn, h e r t e n , kidangs en dwergherten. Voor deze jacht kan het hoofd van gewestelijk bestuur vergunningen afgeven, m a a r een bepaalde acte wordt hiervoor niet vereischt, terwijl evenmin een jachtgeld verschuldigd is.

I n het algemeen zijn herten, kidangs en dwergherten (kantjils) nog zoo algemeen en wordt hiervan door de ladangbouw bedrijvende bevolking zooveel last ondervonden, dat vrijwel algemeen de jacht daarop onbeperkt wordt toegelaten.

Op Billiton is de jacht op herten, kidangs en dwergherten gesloten, alleen in geval van schade worden jachtvergunningen afgegeven voor 3 m a a n d e n of langer.

Op Bali en Lombok is de jacht gedurende de tweede helft van het jaar open-gesteld, terwijl op Celebes als regel de open jachttijd valt van 1 J u n i of 1 J u l i tot en m e t 31 October of 31 December. I n de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo is van J u l i tot en m e t December de jacht op bantengs verboden, en die op herten, kidangs en dwergherten gedurende September en October, terwijl in P a l e m b a n g de jacht op olifanten van J a n u a r i t o t en m e t J u n i is toegelaten. I n de afdeeling Amboina is de jacht op h e r t e n het geheele jaar opengesteld, behalve voor de onderafdeeling Saparoera, w a a r de jacht van October tot en m e t M a a r t gesloten is.

Aangezien o m t r e n t den paar en drachttijd van h e t grof wild in de B u i t e n -gewesten nog zeer onvoldoende gegevens bestaan, werd door den Dienst van het Boschwezen aan alle boschbeheerders aldaar een rondschrijven gericht m e t ver-zoek o m opgaven o m t r e n t voorkomen, jacht, schade, paar- en drachttijd van de

voornaamste soorten wild, schadelijk gedierte en eenige beschermde diersoorten.

Dit onderzoek is nog niet beëindigd.

De jacht op olifanten is door de strengere bepalingen van de dierenbescher-mingsverordening (verbod van uitvoer van levende exemplaren en huiden en van t a n d e n , die minder dan 5 kilogram elk wegen) reeds afgenomen en wordt zooveel mogelijk beperkt. W a a r belangrijke schade van olifanten wordt ondervonden, wordt aan militaire jachtpatrouilles wel vergunning verleend deze dieren t e Seilest

6I1-Aan de hoofden van gewestelijk b e s t u u r is echter verzocht alleen in uiterste noodzaak tot dezen maatregel over t e gaan en steeds in de t e verleenen ver-gunningen het a a n t a l t e schieten dieren op t e n e m e n en dit zooveel mogelijk t e

beperken. . Als jachtmiddelen vinden in de Buitengewesten, behalve de ook op J a v a

gebruikelijke wapens, nog veel toepassing rotan-strikken (djarings), valkuilen en springlansen (belantik, b e t i k ) . I n het oosten van den Archipel spelen pijl en boog nog een belangrijke rol bij de jacht. Op Celebes hebben nog wel hertenjachten t e paard plaats, waarbij het wild door honden en drijvers wordt opgedreven. Bij zulke jachten wordt zelden gebruik g e m a a k t van een geweer, m a a r worden de h e r t e n gevangen m e t een strik of een soort lasso (tado) en afgemaakt m e t de lans. Op Timor kent m e n deze jacht te paard eveneens.

W o r d t over het geheel ook in de Buitengewesten de jacht zelden beoefend als bedrijf, bij de Dajak-bevolking op Borneo is de jacht n a a s t landbouw wel degelijk ook bestaansmiddel. Algemeen zijn hier nog in gebruik blaaspijpen (soempitans) en valstrikken m e t een enkele lus (djipah geheeten) en valkuilen afgedekt m e t takken en bladeren (perogon). Ook worden door Dajaks wel stukken bosch geheel afgerasterd en afgejaagd.

D a a r ingevolge de nieuwe dierenbeschermingsverordening de uitvoer v a n huiden van vrijwel alle zoogdieren en vogels verboden is, is aan de jacht terwille van dierlijke producten, zooals huiden, veeren en andere lichaamsdeelen vrijwel een einde gekomen. Alleen de reptielen, m e t uitzondering v a n de reuzenvaranen v a n Flores en Komodo, zijn nog onbeschermd; de jacht op deze dieren en de handel in de huiden ervan, in de eerste plaats die v a n slangen, varanen en kroko-dillen, is nog steeds zeer omvangrijk.

De uitvoer van varanenhuiden uit J a v a en Madoera bedroeg m 1933 /70 000 stuks (vorig jaar 311000) en van slangenhuiden 1269 000 stuks (vorig jaar 812 000). De uitvoer van krokodillenhuiden is van geringen omvang.

Door enkele regentschapsraden werd aangedrongen op bescherming van varanen (groote hagedissen), daar deze dieren als uiterst n u t t i g werden be-schouwd wegens het verdelgen van r a t t e n .

In document BIBLIOTHEEK^KITLV HHHHHHHH! (pagina 101-104)