• No results found

BIBLIOTHEEK KITLV •m

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK KITLV •m"

Copied!
386
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

IHBHBBI

• m

BIBLIOTHEEK KITLV

0154 3766

IUHlfSBdHMSMls&Bfffi&kiattnsfl&&äafiBnHHHHue^KMnBaMB^wMtt

(3)
(4)
(5)

I N D I S C H V E R S L A G 1935

I. TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN NEDERLANDSCH-INDIË OVER

HET JAAR 1934

GEDRUKT TER ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ — 1935/1936 —'S-GRAVENHAGE

(6)

a

(7)

HOOFDSTUK I.

DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

A . BETREKKINGEN MET HET B U I T E N L A N D .

1. Nederlandsch-Indië en de Volkenbond.

a. Organisatie van de statengemeenschap. Ten behoeve v a n het Technisch Comité v a n de Budgétaire Commissie der Ontwapeningsconferentie werden ook door Nederlandsch-Indië de gevraagde budgétaire gegevens over 1932 verstrekt.

Hierbij bleek, d a t het stelsel van publicatie v a n defensie-uitgaven overeenkomstig het opgesteld ontwerp-verdrag het bezwaar h a d een wel zeer omvangrijken arbeid t e vorderen, weshalve de Indische Begeering aandrong op vereenvoudiging v a n d a t stelsel. De bezwaren werden onder de aandacht van de conferentie gebracht.

N a a r aanleiding v a n de internationale actie om t e komen t o t een uitvoerverbod v a n wapenen n a a r Bolivia en Paraguay, waaraan ook de Nederlandsche Begeering, voor zoover de bestaande wettehjke bepalingen het toelieten, deelnam, werd nagegaan in hoever bijzondere maatregelen moesten worden genomen om t e verzekeren, d a t uitvoer v a n wapenen naar genoemde landen evenmin u i t Neder- landsch-Indië zou plaats hebben. Aangezien krachtens de vuurwapenordonnantie (I. S. 1925 n°. 498) voor den uitvoer van de in die ordonnantie genoemde vuur- wapens steeds een vergunning noodig is, waren voorshands geen nadere voor- zieningen noodig.

b. Economische, financieeïe en verkeersbetrekkingen. I n zijn eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1934/1935 bracht de Volksraad advies uit over de wetsontwerpen t o t toepasselijkverklaring op Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao v a n de Geneefsche wisselrecht-vevdmgen v a n 1930 (zie Indisch Verslag 1931, blz. 7) en behandelde het College tevens een ontwerp-ordonnant] e, waarbij het Indische wisselrecht in overeenstemming werd gebracht met het nieuwe internationale wisselrecht (onderwerp 21 en I. S. 1934 n°. 562).

I n zijn tweede gewone zitting v a n hetzelfde zittingsjaar behandelde de Volksraad een gelijksoortig wetsontwerp en ontwerp-ordonnantie met betrekking t o t de chèquerecht-veTdxsbgen en het Indische chèquerecht (onderwerp 118 en I. S. 1935 n°. 77).

H e t verdrag betreffende economische statistieken t r a d m e t ingang van 5 Mei 1934, doch onder bepaalde reserves (zie Indisch Verslag 1933, blz. 3, j°. 1932, blz. 5), voor Nederlandsch-Indië in werking (I. S. 1933 n°. 309).

N a a r aanleiding v a n het verzoek v a n het Volkenbondssecretariaat om de opmerkingen t e mogen vernemen, waartoe de door het Comité van Statistiek- deskundigen opgestelde minimumlijst van goederen voor de internationale handels- statistiek aanleiding gaf, deelde de Indische Begeering mede, d a t er naar zou worden gestreefd de Indische en de internationale naamlijst geleidelijk nader t o t elkaar t e brengen zonder a a n de waarde van de Indische statistiek — die haar eigen behoeften heeft — en aan haar continuïteit afbreuk t e doen.

H e t verdrag nopens de belastingheffing van vreemde motorrijtuigen (zie Indisch Verslag 1933, blz. 4) t r a d op 16 J u l i 1934 voor Nederlandsch-Indië in werking (I. S. 1934 n°. 122). De Directeur v a n Financiën werd gemachtigd om besturen van als rechtspersoon erkende, behartiging v a n verkeersbelangen ten doel heb- bende vereenigingen t e machtigen t o t het afgeven van internationale belasting- carnets, bedoeld in artikel 3 van het verdrag, en om m e t betrekking t o t verleening, weigering, intrekking en registratie dier bescheiden en t o t de verdere uitvoering van het verdrag de noodige voorschriften vast t e stellen. Deze vaststelling geschiedde

(8)

4 D E S T A A T K U N D I G E T O E S T A N D .

bij het besluit v a n genoemd departementshoofd v a n 10 April 1935 (Bb. n°. 13450).

De Indische Regeering kon zich in beginsel vereenigen met de nieuwe voor- stellen van het voorbereidend Volkenbondscomité betreffende de unificatie van de regelen inzake bebakening (zie Indisch Verslag 1931, blz. 8).

c. Bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen.

Tot wetswijziging, t e n doel hebbende het mogelijk t e m a k e n vreemdelingen, die zich schuldig hebben gemaakt a a n opiummisdrijven, uit te leveren (zie Indisch Verslag 1932, blz. 8), werd nog niet overgegaan, aangezien deze materie was be- trokken in het in 1933 door de Raadgevende Opiumcommissie opgesteld ontwerp- verdrag t o t onderdrukking v a n den smokkelhandel in verdoovende middelen en dus in breeder verband in beschouwing diende te worden genomen. De Nederlandsche Regeering gaf t e kennen, d a t Zij Zich in beginsel met d a t ontwerp-verdrag kon vereenigen. Aan de h a n d v a n de v a n de verschillende landen ingekomen antwoorden stelde de Raadgevende Commissie in 1934 een nieuw ontwerp op, d a t nog bij de Indische Regeering in studie is.

Ter zake v a n de voorgenomen beperking v a n den verbouw v a n papaver en cocablad (zie Indisch Verslag 1932, blz. 8) beantwoordde Nederlandsch-Indië de door het Volkenbondssecretariaat opgestelde vragenlijsten.

De Raadgevende Opiumcommissie vestigde de aandacht op hot gevaar v a n het binnensmokkelen v a n verdoovende middelen langs den luchtweg. De Neder - landsch-Indische wetgeving biedt voorshands voldoenden waarborg, d a t ook dit euvel k a n worden tegengegaan.

N a a r aanleiding v a n de door de deskundigen-commissie v a n den Volkenbond aanbevolen universeele onderzoekingsmethode voor het bepalen v a n het morphine- gehalte v a n r u w opium, vestigde de Indische Regeering de a a n d a c h t op de wen- schehjkheid om daarin alsnog een correctie aan te brengen in verband m e t den invloed van klimatologische omstandigheden.

d. Gezondheidszorg. I n verband m e t den toestand van 's Lands financiën werd de bijdrage v a n Nederlandsch-Indië aan het Epidemiologisch Bureau t e Singapore, t e beginnen m e t 1935, verlaagd v a n f 10 000 t o t f 7500.

Aan het o. a. op J a v a gehouden practische gedeelte v a n den door genoemd bureau t e Singapore georganiseerden internationalen malaria-cursus werd door de Nederlandsch-Indische autoriteiten volle medewerking verleend. Deelneming aan den cursus door Indische artsen was evenwel niet mogelijk, aangezien geen Gouvernementsmedici voor längeren tijd aan h u n werk konden worden onttrokken.

e. Kinderbescherming. N a a r aanleiding v a n de aanbevelingen v a n het Comité voor de bescherming v a n de jeugd nopens den weerslag van de crisis en de werk- loosheid op de kinderen en jonge menschen, deelde de Indische Regeering mede, d a t de Oostersche maatschappij in structuur en gesteldheid zoodanig verschilt v a n de Westersche, d a t noch de crisisnood op denzelfden voet bestreden, noch de bestrijdingsmiddelen op dezelfde leest geschoeid k u n n e n worden, doch d a t het vraagstuk der jeugdwerkloosheid onder het Europeesche bevolkingsdeel en de gevolgen d a a r v a n de belangstelling der Regeering hebben en d a t het mogelijke wordt verricht om dit euvel t e bekampen.

f. Intellectueele samenwerking. H e t door de organisatie voor intellectueele samenwerking opgesteld ontwerp voor een internationale regeling betreffende het gebruik v a n de radio in het belang v a n den vrede zal ook op Nederlandsch-Indië van toepassing k u n n e n worden verklaard, wijl de omroepconcessie van de Nirom reeds zoowel de noodzakehjke bepalingen bevat om het omroepen v a n voor de

(9)

goede internationale verstandhouding schadelijke mededeelingen tegen te gaan, als om het gebruik v a n de radio voor beter begrijpen der volkeren onderling t e T)p vordcrGH.

H e t ontwerp-verdrag nopens het terugzenden van ontvreemde kunstschatten gaf aan de Indische Regeering geen aanleiding t o t opmerkingen.

g Arbeidsorganisatie. I n L S . 1934 N°. 514 werd aanteekening gehouden v a n het Koninklijk besluit houdende bekendmaking v a n de m 1932 door de 4de Arbeidsconferentie aangenomen wijziging v a n het S t a t u u t der Internationale Arbeidsorganisatie, welke wijziging betrekking heeft op de samenstelling v a n den

R a a d van Beheer. _ ^ , De 18de Arbeidsconferentie, waaraan, evenals vorige jaren, Dr. K Moresco als

technisch r a a d s m a n v a n de Nederlandsche Regeeringsafgevaardigden deelnam, was voor Indië van weinig belang.

Van de drie onderwerpen, welke in tweede lezing werden behandeld — vermin- dering van den arbeidsduur, verzekering tegen werkloosheid en verschillende vormen van hulpverleening aan werkloozen, en regeling van de rusttijden en v a n de wisseling van werkploegen in glasblazerijen —, betroffen de eerste twee een vraagstuk ten aanzien w a a r v a n in Nederlandsch-Indië een wettelijke regeling nog m e t mogelijk werd geacht terwijl het derde onderwerp alleen betrekking h a d op automatische glasfabrieken, waaronder de Indische niet zijn t e rekenen. Voorts behandelde de conferentie o. a. in eerste lezing een herziening v a n het op Nederlandsch-Indie v a n toepassing zijnd verdrag betreffende den arbeid van vrouwen gedurende den nacht.

2. Economische en verkeersbetrekkingen.

a Handelspolitiek. De Nederlandsch-Indische handelspolitiek bewoog zich in 1934 verder op het gebied van contingenteering en licentieering. Ook de wijze waarop de handelsbetrekkingen m e t andere landen werden geregeld onderging wijziging Was vroeger hoofddoel der onderhandelingen elkaar een behandeling te verzekeren gelijk aan die van de meestbegunstigde natie, t h a n s worden zij veel eer gevoerd op de basis van het „do u t des"-beginsel. Tegenover afneming van of verleening van contingenten aan Indische producten moest Nederlandsch-Indie ook den Invoer uit het betrokken land bevorderen, hetzij door het reserveeren van contingenten, hetzij door tarief-concessies. E e n belangrijke rol bij de onderhande- lingen speelt dan de activiteit of passiviteit der handelsbalans. I n sommige gevallen kon voor den uitvoer v a n Indië voordeel worden verkregen, doordat de gezamenlijke Nederlandsche en Indische handelsbalans tegenover het betrokken land passief was, ook al wees de Indische handelsbalans, op zich zelf beschouwd, een actief saldo aan.

I n 1934 deed voorts een nieuw element zijn intrede in de Indische handels- politiek: de regeling van het betalingsverkeer. I n I. S. 1934 F . 632 werd afgekondigd de „ W e t Internationaal Betalingsverkeer 1934", houdende regeling t o t afweer v a n nadeelige gevolgen v a n beperkende bepalingen inzake d a t verkeer en m N . t>34 het

„Besluit Internationaal Betalingsverkeer Nederlandsch-Indië 1934", uitgevoerd bij regeeringsverordening en besluit van den Gouverneur-Generaal (I. S. 1934 JNos. b\)ó en 694) De in 1934 m e t Chili, Duitschland en Turkije gesloten clearmgsverdragen konden n u ook op Nederlandsch-Indië van toepassing worden verklaard (Chili:

I. S. 1935 N°. 2, Duitschland: I. S. 1935 F . 302).

b Handelsbetrekkingen met verschillende landen. In verband m e t de zeer sterke passiviteit v a n de handelsbalans tusschen Nederlandsch-Indië en Japan en de noodzaak om steeds meer maatregelen t e nemen t o t bescherming v a n het economisch bestel van Nederlandsch-Indië noodigde de Nederlandsche Regeerrng de J a p a n s c h e uit t o t het houden van handelsbesprekingen over een aanvullend

(10)

6 D B S T A A T K U N D I G E T O E S T A N D .

handelsverdrag. Die besprekingen zouden in het bijzonder t e n doel moeten hebben door het verzekeren van een grooteren uitvoer van Indische producten naar J a p a n verbetering te brengen in de handelsbalans en in het algemeen kunnen dienen voor het behandelen v a n alle punten, die v a n belang zijn voor de economische relaties tusschen beide landen, waaronder begrepen de contingenteering v a n den invoer in Nederlandsch-Indië en de vrachtverdeeling tusschen de Nederlandsche en J a p a n s c h e vlag m het goederenverkeer tusschen Nederlandsch-Indië en J a p a n .

De conferentie werd op 8 J u n i 1934 officieel te B a t a v i a geopend, doch moest eind December worden geschorst, aangezien het voorshands niet mogehjk bleek speciaal m e t betrekking t o t de scheepvaartkwestie en de verhooging van den Indischen export t o t overeenstemming t e komen. Hoewel derhalve het gesteld doel nog niet kon worden bereikt, hadden de besprekingen toch dit resultaat, d a t zij leidden t o t een beter begrijpen v a n eikaars s t a n d p u n t en moeilijkheden.

De Vervangend Eerste Minister en Minister v a n Buitenlandsche Zaken v a n het Australisch Gemeenebest, J . G. L a t h a m , die een zending ter bevestiging en ver- sterking van de vriendschappelijke betrekkingen met het Verre Oosten ondernam verbleef van 4 t o t 11 April op J a v a als gast der Indische Regeering.

Dr W. M. F . Mansvelt begaf zich op 20 Februari 1934 in opdracht der Regeering n a a r Australië, t e n einde gegevens te verzamelen o m t r e n t de mogelijkheden welke de Australische m a r k t biedt voor den afzet van Nederlandsch-Indische producten welk vraagstuk door hem niet alleen uit een zuiver commercieel, m a a r tevens uit een handelspolitiek oogpunt moest worden bezien. Dr. Mansvelt verbleef daar t e lande ongeveer zeven maanden.

I n zijn eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1934/1935 bracht de Volksraad advies uit over het ontwerp van wet t o t goedkeuring van de op 6 J u n i 1934 te Berlijn gesloten overeenkomst nopens het goederenverkeer tusschen Nederlandsch-Indië en Dmtschland. Tegenover de door Duitschland verleende concessies werden voor den d u u r der overeenkomst eenige Indische invoerrechten verlaagd (onderwerp 31)

I n dezelfde zitting adviseerde de Volksraad t o t aanneming v a n het wetsontwerp houdende goedkeuring van het op 29 J a n u a r i 1934 te Montevideo tusschen Nederland en Uruguay gesloten verdrag v a n handel en scheepvaart (onderwerp 46).

Op 9 April 1934 werd t e 's-Gravenhage gesloten een aanvullende overeenkomst op h e t Nederlandsch-Tsjechoslowaaksch handelsverdrag van 20 J a n u a r i 1923 ( L S . 1925 N°. 36); over de desbetreffende goedkeuringswet bracht de Volksraad advies uit m zijn tweede gewone zitting v a n het zittingsjaar 1934/35 (onderwerp 136).

+ ^ A; T W' 1 5 2 W e r d a a n t e e k e n i ng gehouden van de op 31 J a n u a r i 1934 tusschen Nederland en Argentinië gewisselde nota's ter voorloopige regeling van de wederzij dsche handelsbetrekkingen en v a n het deviezen verkeer.

C. Rubberrestrictie. Op 7 Mei 1934 werd t e Londen tusschen de Regeeringen van I r a n k n j k , Engeland, Britsch-Indië, Nederland en Siam een overeenkomst f f Q 0 t^ > * ?f^d e r n d e beperking van de productie en den uitvoer v a n rubber (I. b . 1934 J\ . 541). Ter uitvoering v a n deze overeenkomst, die op 1 J u n i in werking t r a d werden m Nederlandsch-Indië de noodige wettelijke voorzieningen afgekondigd

in I. S. 1934 Nos. 342 t/m 348. & s ö

d Dubbele belasting. Tot dusver voorzag de Indische wetgeving op de in- komsten- en vermogensbelasting alleen in voorkoming v a n dubbele belasting t e n aanzien van binnen Nederlandsch-Indië wonenden, die in Nederland, Suriname of Uiracao aan die belastingen waren onderworpen. Bij Ord. van 5 Mei 1934 (I. S. N ° 291) werd die mogelijkheid ook geopend t e n aanzien van personen die aan een belasting n a a r inkomen of vermogen zijn onderworpen in landen, welker wetgeving m een wederkeerige vrijstelling ter vermijding v a n dubbele belasting

(11)

voorziet. Ten aanzien van landen, wier wetgeving geen bepalingen k e n t ter vermijding van dubbele belasting, zou ter voorkoming d a a r v a n bij verdrag een regeling moeten worden getroffen.

De m e t J a p a n getroffen regeling t o t wederzijdsche vrijstelling v a n belasting op inkomsten en winsten voortvloeiende uit het internationaal zeescheepvaartbedrij f (Indisch Verslag 1934, blz. 9) werd ook van toepassing voor Noorwegen, Duitschland en Italië.

I n I. S. 1934 N°. 535 werd afgekondigd een ordonnantie t o t wijziging v a n de ordonnanties op de vennootschapsbelasting 1925, de inkomstenbelasting 1932 en de vermogensbelasting 1932, t e n einde de heffing v a n dubbele belasting van lucht- vaartmaatschappijen te vermijden.

e. Internationaal Landbouw Instituut te Rome. I n 1934 werd alles in het werk gesteld om de activiteit van dit I n s t i t u u t meer aan t e passen aan de behoeften v a n den nieuwen tijd door er naar te streven die gegevens t e verzamelen en t e verspreiden, die in deze tijden v a n crisis van direct n u t k u n n e n worden beschouwd en kunnen leiden t o t goed begrip van de oorzaken en gevolgen v a n de heerschende economische verwarring. H e t publiceeren v a n zuiver technisch-wetenschappelijke gegevens zou meer worden overgelaten aan wetenschappelijke periodieken, die buiten het I n s t i t u u t verschijnen.

Hoewel de Indische Regeering kon instemmen m e t het door het Landbouw I n s t i t u u t opgeworpen denkbeeld om t e t r a c h t e n door een internationale conventie eenheid t e brengen in de methoden v a n het analyseeren v a n wijn, zou een des- betreffende regeling voorloopig toch niet in Nederlandsch-Indië kunnen worden toegepast wegens het ontbreken van een regeling in den geest van het wijnbesluit of de warenwet in Nederland, m e t den daarbij behoorenden keuringsdienst. Invoering van een zoodanigen dienst stuit t h a n s af op de d a a r a a n verbonden kosten.

f. Luchtvaart. I n I. S. 1934 N°. 205 werd afgekondigd de „Luchtvaartordon- nantie 1934" ter uitvoering v a n enkele bepalingen v a n het Luchtvaartbesluit. De ordonnantie sluit aan bij de voorschriften v a n het L u c h t v a a r t v e r d r a g (I. S. 1928 N°. 536) en de daarbij behoorende besluiten van de Commission Internationale de Navigation Aérienne.

Ten behoeve van de deelnemers aan de luchtrace Londen—Melbourne werden in Nederlandsch-Indië voor zoover noodig maatregelen getroffen.

I n verband m e t het openen v a n de luchtlijn tusschen Singapore en Australië werd aan de Britsche luchtlijn het recht gegeven passagiers, post en vrachtgoederen te vervoeren tusschen alle Nederlandsch-Indische luchthavens eenerzij ds en alle buitenlandsohe, w. o. Nederlandsche, anderzijds; voorts v a n Soerabaja n a a r alle beoosten de luchthavens in Nederlandsch-Indië gelegen plaatsen en terug.

g. Post- en radioverkeer. H e t op 23 Maart 1934 op het X d e Congres der Alge- meene Postvereeniging t e Cairo geteekende Algemeene Postverdrag en 5 van de op d a t Congres geteekende overeenkomsten t r a d e n op 1 J a n u a r i 1935 ook voor Neder- landsch-Indië in werking (I. S. 1934 N°. 652). De uitvoeringsregelingen werden afgekondigd in I . S. 1934 Nos. 754 en 755.

Op de in het najaar v a n 1934 t e Lissabon gehouden 3de bijeenkomst v a n het Comité Consultatif International des Radiocommunications was ook Nederlandsch- Indië vertegenwoordigd.

3. Juridische betrekkingen.

a. Arbitrage en verzoeningsverdragen. I n I . S. 1934 Nos. 31, 93 en 151 werd aanteekening gehouden van de Koninklijke besluiten houdende bekendmaking van

(12)

8 D E S T A A T K U N D I G E T O E S T A N D .

de door Nederland onderscheidenlijk m e t Turkije, Venezuela en Noorwegen op 16 April 1932, 5 April 1933 en 23 Maart 1933 gesloten verdragen t o t beslechting v a n geschillen door rechtspraak, arbitrage en verzoening.

T TT-, 1 • n o n i r • -. /. -r 1. 3 1 A u g U S t U S

b. Uitlevering. Op 22 Mei, 16 J u l i en — - — ^ — z — 1934 werden bil notawis- 5 September

seling onderscheidenlijk m e t Tsjechoslowakije, Finland en Estland de bepalingen vastgesteld nopens de toepasselijkheid op de buiten E u r o p a gelegen gebieds- deelen v a n het Koninkrijk der Nederlanden van de met die landen door Nederland gesloten verdragen betreffende uitlevering en rechterlijken bijstand in strafzaken (I. S. 1934 Nos. 522, 583 en 699).

I n 1934 werd door de Nederlandsch-Indische Regeering één Maleier uitgeleverd aan het Bestuur v a n Johore en één Portugees aan d a t van Timor-Dilli. Tot de auto- riteiten der Straits Settlements werden twee verzoeken om uitlevering gericht, beide een Chinees betreffende; uitlevering vond echter niet plaats, wijl betrokkenen onvindbaar waren.

c. Toelating en uitzetting. H e t Toelatingsbesluit werd nader gewijzigd en aan- gevuld teneinde eenerzijds de mogelijkheid t e openen, d a t bij ordonnantie wordt voorzien in welke gevallen en t o t welk bedrag aanspraak k a n worden gemaakt op terugbetaling van het ontschepingsgeld en anderzijds t e bepalen, d a t Nederlanders, aan wie binnen zes weken na h u n ontscheping de toelating wordt geweigerd, door en ten laste van de scheepvaartmaatschappij of reederij met welker schip zij in Nederlandsch-Indië zijn aangekomen, worden teruggezonden n a a r de plaats v a n inscheping (I. S. 1934 Nos. 397, 607 en 608).

De voor 1935 vastgestelde immigratie-quota zijn gelijk aan die voor 1934 (I. S.

1934 N°. 690).

H e t aantal personen, d a t in 1934 in Nederlandsch-Indië werd toegelaten bedroeg 11 899, waarvan 2354 Nederlanders. Voor de overigen bedroegen de aantallen, gegroepeerd volgens de landaarden genoemd in de immigratieregeling in I. S. 1933 N°. 492: Inheemsche bewoners van Fransch Indo-China en Siam: 2; Inheemsche bewoners van Arabië, Palestina, Trans Jordanië, Syrië en I r a k : 2 8 1 ; Britsch-Indiërs, Ceylonneezen en Birmaneezen: 458; Chineezen: 7542; J a p a n n e r s en inheemsche bewoners der Japansche mandaatgebieden: 741; Inheemsche bewoners van Malakka, Britsch Noord-Borneo, Broenei, Serawak, Portugeesch Timor en de Filippijnen: 2;

Overige inheemsche bewoners v a n Azië : 3; Australiërs, Nieuw-Zeelanders en inheemsche bewoners der Australische mandaatgebieden: 7; Inheemsche bewoners van Afrika: geen; Noord-Amerikanen: 109; Zuid-en Midden-Amerikanen: 1; overige Britsche onderdanen : 138 ; Duitschers, Oostenrijkers, Denen, Noren, Zweden en Zwitsers: 211; Franschen, Italianen, Belgen, Spanjaarden, Hongaren en Portu- geezen: 28; overige bewoners v a n E u r o p a : 22.

De toelating werd geweigerd a a n 15 personen (3 Nederlanders, 2 andere Euro- peanen, 1 J a p a n n e r en 9 Chineezen).

Intrekking der toelatingskaart en uitzetting vonden plaats in 13 gevallen (12 wegens gevaar voor de openbare rust en orde en 1 wegens veroordeeling t o t een misdrijf n a de toelating), allen betreffende Chineezen. Aan één Chinees werd voorts krachtens art. 35 der Indische Staatsregeling het verblijf in Nederlandsch-Indië ontzegd.

d. Indische werkkrachten in het buitenland. I n 1934 werd één werfvergunning op den voet der regeling in I. S. 1887 N°. 8 verleend, nl. voor 1610 arbeiders voor Nieuw-Caledonië, naar welk gebied 1041 contractarbeiders vertrokken. I n 1934 keerden 1498 werklieden uit het buitenland terug. Voor verdere bijzonderheden nopens de arbeidsvoorwaarden, enz. van in het buitenland werkende J a v a a n s c h e werklieden wordt verwezen n a a r de daarop betrekking hebbende § in hoofdstuk V.

(13)

e. Voeren van rechtsgedingen. De Volksraad adviseerde in zijne eerste gewone zitting van het zittingsjaar 1934/35 (onderwerp 30) over het ontwerp v a n een alge- meenen maatregel v a n bestuur, bevattende voorzieningen t o t uitvoering van het op 31 Mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Britannië gesloten verdrag, houdende bepalingen t o t het vergemakkelijken van het voeren v a n rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (vgl. Indisch Verslag 1933, blz. 7). H e t verdrag en de uitvoeringsregeling t r a d e n voor Nederlandsch-Indië in werking m e t ingang van 21 Maart 1935 (I. S. 1935 Nos. 93, 94 en 95).

4. Overige aangelegenheden.

a. Grenskwesties op Timor. I n J u l i en September 1934 werden door Amanoe- baners ± 400 karbouwen en paarden van onderhoorigen van Miomaffo gestolen;

een 70-tal verdachten werd aan den gezaghebber van Noord- Midden-Timor over- gegeven. Op Nederlandsch gebied werden in 1934 107 paarden en 100 karbouwen vermist, die vermoedelijk door Portugeesche onderdanen waren gestolen; slechts een zeer gering gedeelte werd achterhaald.

I n 1934 werden twee Nederlandsche onderdanen door een Portugeesche militaire patrouille gedood; één in do neutrale zone, gevormd door de grensrivier en één op Nederlandsch gebied; voorts werden twee Nederlandsche onderdanen door Portu- geezen meegevoerd, doch later weer vrijgelaten. Invallen v a n Portugeesche benden hadden niet plaats.

b. Bedevaart. H e t a a n t a l Mekkagangers bedroeg in het seizoen 1934—1935 2830.

Op 31 December 1934 werden tusschen de Nederlandsche en de Pritsche Regee- ring nota's gewisseld, waarbij de duur v a n de op 19 J u n i 1926 gesloten overeenkomst nopens het beheer van het quarantaine-station op het onder Britsch gezag staande eiland K a m a r a n (I. S. 1927 N°. 488) werd verlengd voor onbepaalden tijd met een opzeggingstermijn v a n één jaar.

I n Maart 1932 bracht een Russisch schip t e Djeddah pelgrims aan wal zonder, overeenkomstig artikel 127 der Sanitaire Conventie (I. S. 1931 N°. 150), K a m a r a n te hebben aangedaan. Aangezien een dergelijke overtreding gevaren kan opleveren voor de sanitaire belangen van de pelgrims, werd zij door den gedelegeerde van Nederlandsch-Indië gezamenlijk met dien v a n Britsch-Indië ter kennis gebracht v a n het Internationaal Gezondheidsbureau t e Parijs.

c. Gezondheidszorg. Als havens waar de in artikel 28 der Sanitaire Conventie van 1926 bedoelde certificaten, strekkende t o t vrijstelling v a n ontratting kunnen worden afgegeven, werden aangewezen: Tandjoengpriok (m. i. v. 1 December 1933), Soerabaja (m. i. v. 15 J u n i 1934), Belawan-Deli en Makassar (m. i. v. 15 October 1934), Sabang (m. i. v. 1 November 1934) en Semarang (m. i. v. 1 Maart 1935) (Bb. Nos. 13129, 13268, 13331 en 13442).

I n afwachting v a n een herziening der quarantaine-ordonnantie, teneinde daarin de voorschriften v a n het sanitair verdrag te verwerken, t r a d op 1 J u l i 1934 een nieuwe faciliteitenregeling in werking voor onbesmette (pestvrije) schepen, komende uit pest-besmette havens (Bb. N°. 13298).

Op 22 December 1934 werden te Parijs een tweetal overeenkomsten gesloten betreffende afschaffing van de consulaire visa op gezondheidspassen en betreffende de afschaffing van gezondheidspassen, (vgl. Indisch Verslag 1933, blz. 8). Aangezien de Indische Regeering afschaffing der gezondheidspassen zelve slechts mogelijk a c h t t e ten aanzien v a n buitenlandsche havens, waarover het Singapore Bureau volledig is ingelicht, en v a n Nederlandsch-Indische havens, welke telegrafisch of telefonisch zijn aangesloten, werd alleen de eerstgenoemde overeenkomst mede voor

(14)

10 D E S T A A T K U N D I G E T O E S T A N D .

Nederlandsch-Indië a a n v a a r d . Zij t r a d daar t e lande in werking op 1 April 1935 (I. S. 1935 N°. 154). Hoewel Indo-China niet t o t die overeenkomst toetrad, werd in onderling overleg besloten in de havens v a n Indo-China en v a n Nederlandsch-Indië geen consulaire visa t e vorderen v a n de in die gebieden ingeschreven schepen.

d. Boode Kruis. De Nederlandsche afgevaardigde n a a r de in October 1934 t e Tokio gehouden XVde Internationale Roode-Kruis Conferentie, de gepensionneerde luitenant-generaal-tit. Dr. J . C. Diehl, vertegenwoordigde aldaar tevens de Neder- landsch-Indische Regeering en het Indische Roode Kruis.

e. Koeltechniek. De voorstellen t o t wijziging van" het Verdrag v a n 1920 t o t oprichting van het Internationaal I n s t i t u u t voor Koeltechniek (I. S. 1922 N°. 569) gaven de Indische Regeering geen aanleiding t o t opmerkingen.

(15)

B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND.

1. Inleiding.

Ondanks de ongunstige economische omstandigheden bleef de politieke toestand gedurende het verslagjaar rustig. Niet in de laatste plaats was dit t e danken aan de omstandigheid, d a t aan de extremistische politieke actie paal en perk was gesteld.

Hoewel de in dit opzicht in 1933 getroffen maatregelen alleen betrekking hadden op de activiteit v a n enkele radicale vereenigingen — de P a r t a i Indonesia (P. I.) en Pendidikan Nasional Indonesia (P. N . I.) op J a v a , benevens de Persatoean Moeslim Indonesia (Permi) en Partij Sarekat Islam Indonesia (P. S. 1.1.) op S u m a t r a — is het effect d a a r v a n nochtans v a n verdere strekking geweest. Door de beperking v a n h e t vergaderrecht ten aanzien v a n deze vereenigingen toch werd het haren leiders onmogelijk g e m a a k t op openbare bijeenkomsten voort te gaan met hunne actie t o t verzet tegen de Overheid, die als oorzaak v a n de ongunstige economische omstandigheden placht te worden voorgesteld en in de bestaande maatschappehjke, godsdienstige en economische tegenstellingen als partij werd betrokken. Dienten- gevolge bleek de aantrekkelijkheid v a n deze actie dermate t e zijn verminderd, d a t de opschuiving naar links, welke onder haren druk voorheen merkbaar was, t o t staan kwam, terwijl in genoemde radicale organisaties zelve een snel verval zich afteekende in het verloop v a n het ledental en de groote vermindering v a n de inkomsten. Trachtte in den eersten tijd vooral de Pendidikan Nasional Indonesia (P. N . I.) haar streven nog voort te zetten door propaganda langs ondergronds che wegen, ook deze activiteit verminderde snel n a de interneering v a n enkele harer leiders.

D a n k zij deze maatregelen kon de openbare orde en rust voor verstoring behoed blijven, terwijl mede daardoor de beletselen, welke de legale politieke en economische werkzaamheid onder de bevolking ondervond, overstemd als zij was door de gerucht- makende radicale massa-actie, u i t den weg geruimd werden. De toenemende moei- lijkheden v a n den strijd om het bestaan voor groote groepen der ingezetenen vormden een beletsel voor een breede ontwikkeling v a n het staatkundig leven, zoodat over het algemeen de politieke actie een m a t beeld vertoont.

Onder de Europeesche bevolkingsgroep hebben de elders zich ontwikkelende fascistische en nationaal-socialistische denkbeelden eenigen weerklank gevonden.

N a een periode van groote onderlinge verdeeldheid zijn deze gedachten sedert in hoofdzaak geconcentreerd in de Indische vertakking v a n de Nationaal Socialistische Beweging (N. S. B.) in Nederland.

2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking.

De samenstelling van het hoofdbestuur v a n den Politiek-Economischen Bond bleef gedurende 1934 ongewijzigd. Voor de staatkundige beginselen van deze partij (zie blz. 14 v a n het vorig Verslag) bestond een toenemende belangstelling in de bovenste lagen der inheemsche samenleving.

De interne moeilijkheden in de Indische Katholieke Partij (orgaan „De Nieuwe Tijd") werden in 1934 goeddeels geliquideerd. I n Mei 1934 werd het hoofdbestuur als volgt samengesteld: P . A. Kerstens voorzitter, H . Th. v a n Goor vice-voorzitter, R. Schlechter l e secretaris, J . M. Versnel 2e secretaris, M. Kleefstra penningmeester.

Een nieuw volksraadsprogramma werd aanvaard.

De Vaderlandsche Club hield op 20 en 21 Mei 1934 t e B a t a v i a haar algemeene vergadering. Een motie t o t nadere herziening v a n het partijprogramma werd aan- genomen. Voor het overige k w a m geen wijziging in doelstelling en werkmethode dezer partij. Kolonisatie en emigratie bleven de bijzondere belangstelling der ver- eeniging behouden; zij steunde o. m. Dr. B . Vrijburg bij zijn exploratie-reis naar Nieuw- Guinee. H e t desbetreffend rapport verscheen in „Ons Orgaan" v a n 15 J u n i 1934.

(16)

12 DE STAATKUNDIGE TOESTAND.

H e t ledental van het Indo-Europeesch Verbond vertoonde in 1934 een geringe daling. Onder leiding v a n den bondsvoorzitter, den heer F . H . de Hoog, zette het verbond zijn werkzaamheden op sociaal, economisch en s t a a t k u n d i g terrein onge- wijzigd voort.

V a n de overige partijen vallen in het algemeen geen bijzonderheden te vermelden.

3. De Inlandsehe beweging.

Algemeen beeld. Tengevolge v a n de in Augustus 1933 en gedurende 1934 ge- troffen Regeeringsmaatregelen, gericht tegen verschillende extremistische partij - groepeeringen, zoowel op J a v a als daarbuiten, veroorzaakte de politieke beweging gedurende 1934 geen moeilijkheden.

V a n de federatie v a n nationalistische vereenigingen, de Persatoean Perhimpoenan Politiek Kebangsaan Indonesia (P.P.P.K.I.) ging geringe actie uit.

Begin 1935 besloot de P a r t a i Indonesia (P.I. of Partindo) zich uit de federatie terug t e trekken, om aan deze organisatie gelegenheid t e geven grooter activiteit te ontwikkelen, aangezien de P . P . P . K . I . tengevolge v a n het op de P . I . toegepast vergaderverbod t o t h a a r bijeenkomsten geen P.I.-leden m a g toelaten.

Gedurende 1934 werd herhaaldelijk beraadslaagd over een fusie tusschen de Persatoean Bangsa Indonesia (P.B.I.) en Boedi Oetomo (B.O.). Begin 1935 is deze fusie in beginsel a a n v a a r d onder den n a a m Partij Indonesia Raja.

A a n 77 personen werd op grond van I.S. 1932 n ° . 494, jo I.S. 1933 n°. 372, do bevoegdheid t o t h e t geven van onderwijs a a n minderjarigen ontnomen, hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbepaalden tijd.

Behalve de hierna bij de behandeling van de desbetreffende vereenigingen t e noemen personen werden acht oud-leden der voormalige Partij K o m m u n i s t Indonesia, n a straf-expiratie geïnterneerd. Dezelfde maatregel werd getroffen t e n aanzien v a n den wegens haatzaaien en opruiïng herhaaldelijk veroordeelde Abdul H a m i d Loebis (G.B. 15 Aug. 1934 n ° . 28)".

Islamietische actie. De Partai Sarekat Islam Indonesia (P.S.I.I.) hield v a n 20 t o t 26 Mei 1934 h a a r jaarlijksch congres t e Bandjarnegara, w a a r a a n werd deelge- nomen door 70 harer 140 afdeelingen. H e t belangrijkste onderwerp, d a t op dit congres werd besproken, betrof de bezwaren tegen allerlei m e t den Islam als strijdig gevoelde adatinstellingen.

Besloten werd voorts t o t de instelling —• voor zoover dit plaatselijk gewenscht wordt geacht — v a n afzonderlijke afdeelingen voor vrouwen onder hot uitvoerend comité v a n het Centraal bestuur.

Tijdens een begin December 1934 t e Tanggoelan (West-Java) gehouden pro- vinciale conferentie heeft de P.S.I.I. h a a r afwijzend s t a n d p u n t t e n opzichte v a n de miltpunctie laten varen en d a a r v a n mededeeling gedaan a a n de autoriteiten.

De Partai Islam Indonesia (Par. I.I.), de vereeniging die zich n a a r aanleiding- v a n een geschil der Jogjasche P.S.I.I.-leden m e t de partijleiding heeft afgescheiden v a n de P.S.I.I., betoonde geringe activiteit.

De vereeniging Moehammadijah hield v a n 19 t o t 25 J u l i 1934 t e J o g j a k a r t a h a a r 23ste Congres, waarop o.m. werd besloten t o t instelling v a n een commissie ter be- studeering v a n het v r a a g s t u k nopens het zenden van jongelieden n a a r het buitenland voor studiedoeleinden. De vereeniging telt ruim 700 afdeelingen en groepen over geheel Nederlandsch-Indië verspreid.

De vereeniging v a n rechtzinnige schriftgeleerden Nahdatoel Oelama hield v a n 21 t o t 26 April 1934 t e Banjoewangi h a a r 9de congres. E r werden eenige moties aan- genomen, o.m. m e t betrekking t o t geschillen over den Vrijdagsdienst, den tegengang v a n het concubinaat, h e t vergemakkelijken v a n de huwelijksformaliteiten voor

(17)

Christenen, die t o t den Islam overgaan, en het opleggen v a n zware straffen a a n personen, die den K o r a n beleedigen.

I n October 1934 h a d t e Semarang de oprichting plaats van een vereeniging v a n Indo-Arabieren onder den n a a m Persatoean Arab Indonesia (P.A.I.) ten doel heb- bende werkzaam t e zijn op sociaal, economisch en politiek gebied, uitgaande van het s t a n d p u n t d a t Nederlandsch-Indië als vaderland wordt beschouwd.

Actie buiten den Islam. De actie van de Pendidikan Nasional Indonesia (P.N.I.) en de Partai Indonesia (Partindo of P.I.) h a d als gevolg v a n de getroffen Regeerings- maatregelen weinig t e beteekenen. H e t ledenaantal v a n beide vereenigingen ver- minderde sterk.

I n F e b r u a r i 1934 h a d de arrestatie plaats v a n Mohamad H a t t a , Soetan Sjahrir, Maskoen, Bondan, Boerhanoeddin en Soçka, hoofdbestuursleden v a n de P . N . I . , terwijl tegelijkertijd op t a l van plaatsen huiszoekingen werden gehouden. Uit het d a a r o p gevolgd onderzoek, bleek de noodzakelijkheid om evengenoemde personen t e interneeren, hetgeen geschiedde bij G. B. 16 Nov. 1934 n°. 2.

Onmiddellijk n a de arrestatie vormde de P . N . I . een nieuw hoofdbestuur, d a t niet lang d a a r n a in hechtenis werd genomen in verband m e t een tweetal persdelicten.

Bij referendum werd toen nogmaals een nieuw hoofdbestuur gekozen, d a t Semarang als zetel koos.

De P . N . I . en de P . I . streefden er naar om. politieken invloed uit t e oefenen op de jeugd- en vrouwenbeweging. Op S u m a t r a ging die invloed u i t v a n de Persatoean Moeslim Indonesia (Permi) en de Partai Sarekat Islam Indonesia (P.S.1.1.). I n verband hiermede werd bij G.B. 18 Mei 1934 n°. \z de vergaderbeperking op den voet van art. 86 van het K. B. in I. S. 1919 n ° . 27 op de jeugdvereenigingen Himpoe- nan Pemoeda Islam Indonesia (H.P.I.I.) en Penioeda Moslimin Indonesia (P.M.I.) toegepast. Voorts werden bij G. B . 2 Maart 1934 n ° . 13 en 19 J u l i 1934 n°. 15 Hadji Moechtar Loetfi, Iljas J a k o e b , Hadji Djalaloedin Thaib gelar Datoek Pang- hoeloe Besar, hoofdbestuursleden v a n de Permi, Sabilal R a s a d alias R a s a d J a c u b gelar D a t o e k B a n d h a r o en Hadji Oedin R a h m a n y , bestuursleden v a n de P . S . L I . en bij G. B . 13 Nov. 1934 Achmad Chatib gelar D a t o e k Singo Maharadjo, eveneens bestuurslid v a n de P.S.I.I., geïnterneerd.

De Persatoean Bangsa Indonesia (P.B.I.) hield v a n 29 Maart t o t en m e t 2 April 1934 te Malang h a a r 3de congres, w a a r a a n door 25 v a n haar 38 afdeelingen werd deelgenomen. Op d i t congres werden voornamelijk 2 p u n t e n besproken, n.1. de interinsulairo zeevaart v a n de inheemsche bevolking en het onderwijs voor in- heemsche jongelieden in het buitenland, in het bijzonder in J a p a n ; dit laatste n a a r aanleiding v a n een reis, door een der leden in opdracht v a n de P . B . I . n a a r J a p a n gemaakt. Besloten werd, er n a a r te streven om door middel v a n coöperatie de In- landsche zeevaart t e bevorderen; voorts d a t het onderwijs a a n de Inlandsche bevol- king m e t k r a c h t ter h a n d zou worden genomen volgens methoden, welke door de vereeniging het meest geschikt zouden worden geacht.

Ten aanzien v a n de organisatie der vakbeweging, welke voor de P . B . I . n a de omzetting (in Mei 1933) v a n de vakcentrale Persatoean Sarekat Sekerdja Indonesia (P.S.S.I.) in Centraal Perhimpoenan Boeroeh Indonesia (C.P.B.I.) van geringe beteekenis was gebleken, besloot het congres m e t algemeene stemmen de vak-actie t e doen herleven door de oprichting v a n een commissie v a n toezicht op de vak- beweging en van een adviesbureau voor de leiding v a n de arbeidersbeweging, voor zoover deze genegen zou zijn zich onder de P.B.I.-vlag t e scharen.

H e t congres besloot voorts t o t oprichting v a n een eigen padvinderij onder den n a a m ,,Wirawan".

I n J u l i 1934 herdacht de P . B . I . haar 10-jarig bestaan.

De vereeniging Pasoendan hield v a n 30 Maart t o t 1 April 1934 t e Tasikmalaja

(18)

14 D E S T A A T K U N D I G E T O E S T A N D .

en v a n 18—22 April 1935 te Bandoeng haar jaarlijksch congres; op dit laatste congres werd tevens het 20-jarig bestaan der vereeniging herdacht. Einde 1934 bedroeg het a a n t a l leden 3217, verdeeld over 52 afdeelingen, m e t uitzondering v a n de afdeeling Palembang alle in W e s t - J a v a . De vrouwenvereeniging Pasoendan Istri (bij afkorting Pasi) telt ongeveer 1700 leden over 25 afdeelingen verdeeld. Zij bezit een afzonderlijke afdeeling voor steun aan moeders, de Perkoempoelan Penolong Kaoem Iboe. Pasoendan bezit ook een jeugd-organisatie.

Behalve 3 gesubsidieerde scholen (1 Mulo-school, 1 H . I . S . en 1 schakelschool) beheert de vereeniging 25 ongesubsidieerde scholen. H a r e bemoeiingen strekken zich uit over reclasseering, onderwijs, een sociaal fonds, partij cursussen en een centraal adviesbureau.

Jeugdbeweging. Sterk verminderde het a a n t a l leden van de vereeniging Indonesia Moeda. De u i t de afdeeling Soerabaja getreden leerlingen v a n de aldaar gevestigde Gouvernementsscholen hebben zich aangesloten bij de Persatoean Anak Sekolah Indonesia (Peransindo of P.A.S.I.).

De actie v a n de onder den invloed van de P a r t a i Indonesia staande jeugd- vereeniging Persatoean Pemoeda Rajat Indonesia noodzaakte de politie t o t het doen van huiszoekingen en aanhouding van het hoofdbestuur en eenige andere bij die actie betrokken personen.

De onder den invloed v a n de Pendidikan Nasional Indonesia staande jeugd- vereeniging Soeloeh Pemoeda Indonesia kon slechts gedeeltelijk uitvoering geven aan haar voornemen om op 24 en 25 December 1934 t e Malang een congres te houden, vermits zij mede wegens h a a r révolutionnaire beginselen als P.N.I.-sub-organisatie is aan t e merken, zoodat ook zij onder het op de P N . I . toegepast vergaderverbod valt.

De studentenvereeniging Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia (P.P.P.I.) hield op 15 en 16 December haar jaarvergadering, waarin het extreme k a r a k t e r dezer organisatie wederom t o t uiting kwam.

Vakbeweging. De federatie v a n Inlandscho onderwijzersbonden Persatoean Goeroe Indonesia (P.G.I.) hield van 2 t o t 6 J a n u a r i 1934 h a a r 23ste congres te Soera- baja, waaraan werd deelgenomen door afgevaardigden v a n de bij h a a r aangesloten vereenigingen Persatoean Goeroe Ambachtschool (P.G.A.S.), Volksonderwijzersbond (V.O.B.), Oud-Kweekscholierenbond (O.K.S.B.), Persatoean Goeroe Bantoe (P.G.B.), Perkoempoelan Normaalschool (P.N.S.) en Hoogere Kweekschoolbond (H.K.S.B.).

De P.G.I. telt 175 afdeelingen en ongeveer 20 000 leden.

De hulponderwijzersbond P.G.B, heeft zich op een den 27sten J u l i 1934 gehouden buitengewoon congres uit de P.G.I. teruggetrokken, o m d a t de federatie niet in s t a a t zou zijn geweest den nood te lenigen v a n de P.G.B.-leden, waarin deze door de positie- en salarisverlaging zijn gekomen.

Veel kritiek werd er geoefend v a n de zijde der extremistische pers op de Persatoean Vakbonden Pegawai Negri (P.V.P.N.), de vakvereeniging v a n Inheemsche Gouver- nementsambtenaren, wegens h a a r houding tegenover de bezuinigingsmaatregelen, alsook tegen de nieuwe door de Persatoean Bangsa Indonesia (P.B.I.) in het leven geroepen Vakcentrale, de Centraal Sarekat Sekerdja Indonesia (P.B.I.) — waarbij aangesloten zijn de Perkoempoelan Soepir, de Persarekatan Pegawai Paberik Goda Indonesia en de Keroekoenan Koesir Indonesia — op grond d a t die vakcentrale vakbeweging en politiek scheidt, zulks in tegenstelling met de révolutionnaire vak- centrale Centrale Perhimpoenan Boeroeh Indonesia, sedert geheeten Centrale Persa- toean Boeroeh Indonesia.

De meest op den voorgrond tredende van de bij de C.P.B.I. aangesloten vak- organisaties is de Sarekat Sekerdja Oemoem, die einde 1933 in de plaats is gekomen v a n de Persatoean Boeroeh Kreta Api Indonesia, n a d a t deze spoor- en tramweg-

(19)

arbeidersbond bij G.B. 23 Oct. 1933 F . l z t o t een voor landsdienaren verboden

vereeniging was verklaard. . Aangezien de Sarekat Sekerdja Oemoem eveneens haar révolutionnaire begin-

selen onder het spoorwegpersoneel t r a c h t t e t e verbreiden, zag de Regeering zich genoodzaakt ook deze vereeniging bij G.B. 7 J u n i 1934 N ° . lz t o t een voor lands- dienaren verboden vereeniging t e verklaren.

4. De Chineesche beweging.

De actie van het speciaal ter behartiging v a n de belangen der Chineesche emi- granten gesticht regeeringsorgaan „Comité voor Overzee-Chineesche Zaken t e Nanking duurde in 1934 voort.

Van Chineesche regeeringszijde werd voortgegaan m e t het zenden van alge- vaardigden voor het instellen van onderzoekingen v a n verschülenden aard. Zoo werd Nederlandsch-Indië bezocht door den Minister v a n Industrie Ch en R u n g Po, Generaal Chang Chen, Generaal H u a n g Mu Sung, den luchtvaart-deskundige Lim Ou Chiang en de missie Ch'en Ch'un P ' u . De komst v a n al deze afgevaardigden leidde in de Chineesche samenleving t o t een sterke nationale opleving, welke m de kringen v a n de op Nederlandsch-Indië georiënteerde peranakan-Chineezen eemge

ongerustheid verwekte. , I n de nieuwe Gewijzigde Bepalingen betreffende het geven v a n leiding door

consuls in het buitenland aan het Overzee-Chineesche Onderwijs ( R e g e r i n g s m a n d a a t N° 3604 van 4 April 1934) werd aan de consuls (art. 1) de meest uitgebreide volmacht verleend om in alle kwesties betreffende het onderwijs der Overzee-Chmeesche

scholen leiding t e geven. . . . ' Tevens voerde de Chineesche Regeering een krachtige actie om dit onderwijs in

Chineesch-nationahstische banen t e leiden. Te dien einde werd o. a. door het Comité voor Overzeesche Zaken t e Nanking een kweekschool voor onderwijzers t e n behoeve v a n het Overzee-Chineesche onderwijs opgericht. Dit geschiedde ter voldoening aan a r t 3a van het op 11 April 1933 door den Uitvoerenden R a a d vastgestelde schema voor het Overzee-Chineesche onderwijs, hetwelk luidt: „ E r zal een instituut opgericht worden voor de opleiding v a n onderwijzers voor Overzee-Chineesche scholen en be- palingen zullen vastgesteld worden voor de selectie van onderwijzers voor deze

' H e t leerprogramma beoogt versterking v a n de nationale gevoelens der Overzee-

C^\~\ i n PPZGH

De leiding v a n de z. g. „Nieuw Leven Beweging", welke de zedelijke en staat- kundige opheffing v a n het Chineesche volk beoogt, is in Nederlandsch-Indie toe- vertrouwd aan de consuls.

Met uitzondering v a n de Thien Sung Yit P o (een Kuommtang-blad), welke de beweging aanmoedigde, n a m de Chineesche pers in Indië over het algemeen tegen deze beweging een onwelwillende houding aan.

(20)

16 D E I T O A N C I E E L E T O E S T A N D .

H O O F D S T U K II.

DE FiNANCIEELE TOESTAND

A. DE L A N D S F I N A N C I Ë N . 1. Algemeen overzicht.

Werd bij de begrotingsopstelling voor 1933 t o t voorloopige werkbasis gekozen het terugbrengen van het niveau der zuivere gewone uitgaven t o t f 400 millioen de daarbij tevens uitgesproken verwachting, d a t met het beperken v a n de lands- uitgaven t o t dit niveau vermoedelijk niet zou kunnen worden volstaan, werd door de verdere ontwikkeling van den economischen toestand en den terugslag d a a r v a n op de financiën van het L a n d ten volle bevestigd. H e t peil der landsinkomsten is sindsdien nog belangrijk gedaald. Onder die omstandigheid was het niet mogelijk voor 1934 een begrooting samen te stellen, waarin de landsuitgaven m e t de lands- inkomsten in evenwicht zouden zijn. H e t voor 1934 a a n v a a r d schema o m v a t t e eener- zijds een opvoeren van de middelen door nieuwe heffingen t o t een niveau v a n f 300 millioen, anderzijds een terugbrengen van het uitgavenpeil t o t f 350 millioen De daartoe te nemen maatregelen konden bij de samenstelling van de begrooting niet volledig m de cijfers worden verwerkt. Hieronder volgt een opgaaf van de eindcijfers volgens de gebruikelijke opstelling, d. w. z. na saldeering van de tegenover elkander te stellen inkomsten en uitgaven:

(In duizendtallen guldens.)

1934.

Gewone Dienst.

Belastingen

Saldi Landsbedrijven in zooverre de Indische Bedrijvenwet daarop niet van toepassing is verklaard

Saldi uitkeeringen van (aan) de Landsbedrij- ven in den zin der Indische Bedrijvenwet ten bedrage van het credit- (debet-) saldo v a n het bedrijf

Diverse middelen

Totaal gewone ontvangsten Zuivere gewone Landsuitgaven Nadeehg saldo

Buitengewone Dienst.

Ontvangsten Uitgaven

Voordeelig saldo

Nadeelig saldo geheele dienst

Uit-

komst. Raming.

De uitkomst is:

221 992

24 964

1 5 5 1 18 107 266 614 349 717 83 103

47 507 19 633 27 874

257 084

23 380

— 1 9 0 4 16 901

gun- stiger.

ongun- stiger.

295 461 374 490 79 029

25 122 16 826 8 296

1 5 8 4

3 455 1 2 0 6

35 092

24 773

22 385

19 578

28 847

4 074

2 807

55 229 70 733 I

15 504

(21)

Uit dit overzicht blijkt, d a t de totale opbrengst der gewone Landsmiddelen in 1934 slechts f 266 millioen heeft bedragen, d. i. f 29 millioen minder dan was geraamd.

Deze tegenvaller werd voor een bedrag van f 25 millioen opgevangen door de bereikte uitgaven-verlaging, welke het peil der uitgaven nog iets beneden de v o r e n v e r m e d e f 350 millioen-basis terugbracht, zoodat het saldo v a n den gewonen dienst slechts een nadeelig verschil t e n opzichte v a n de begrootingsraming vertoont v a n 1 4 millioen

Hiertegenover wijst het saldo v a n den buitengewonen dienst een gunstig verschil tusschen raming en uitkomst aan v a n f 19,5 millioen, zoodat het saldo v a n den geheelen dienst f 15,5 millioen gunstiger is d a n was geraamd. I n ronde cijfers vertoont de gewone dienst een tekort v a n f 83 millioen, de buitengewone d i e n s t e e n overschot van f 28 millioen en de geheele dienst derhalve een tekort van f 55 millioen

I n welke m a t e de Landsinkomsten in de laatste jaren zijn gedaald, blijkt uit het volgende aan de financieele n o t a betreffende de begrooting 1936 ontleend overzicht.

(Ontvangsten in millioenen guldens.) __________

Belastingen Landsbedrijven Diverse middelen

T o t a a l .

1929. 1930.

343,9 145,8 33,7 523,4

312,6 95,9 30,4 438,9

1931. 1932.

284,0 67,7 28,0 379,7

228,3 38,0 17,2 283,5

1933. 1934.

207,7 32,0 17,0 256,7

222,0 26,5 18,1 266,6

Deze cijfers geven echter v a n de daling der Landsinkomsten een te ongunstig beeld, doordat, als gevolg v a n de geleidelijke toepassing van de Indische Bedrij ven- wet sedert 1930, t e beginnen met dit jaar, de uitgaven voor rente en aflossing van leeningsschulden en voor de pensioenen gedeeltelijk t e n laste van de Landsbedrijven zijn gebracht. Om vergelijkbare cijfers t e verkrijgen dienen de volgende redressen te worden aangebracht.

Landsbedrijven Totaalcijfers . ,

1929.

145,8 523,4

1930. 1931. 1932. 1933. 1934.

102,4 74,4 445,4 386,4

53,7 299,2

64,3 288,9

64,2 304,3

Bii de beoordeeling van de cijfers voor de belastingopbrengst dient m aanmerking te worden genomen, d a t in 1934 de volgende sommen zijn verkregen uit nieuwe of verhoogde heffingen (minder belangrijke buiten beschouwing gelaten): ^ ^

crisisheffing op het inkomen ± * '^ m l 1

opcentenheffing op de vennootschapsbelasting ± I A,»

tariefswijziging invoerrecht • • ± * ^'_

couponbelasting f C5

suikeraccijns * ' "

f 23,2 millioen bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber • 1 n>5 »

Totaal £ 3 4>7 m i l l i°e n

__

(22)

10 D E Ï T N A N C I E E L E T O E S T A N D .

H O O F D S T U K II.

DE FiNANCIEELE TOESTAND

A. DE L A N D S F I N A N C I Ë N .

1. Algemeen overzicht.

Werd bij de begrotingsopstelling voor 1933 t o t voorloopige werkbasis gekozen het terugbrengen v a n het niveau der zuivere gewone uitgaven t o t f 400 millioen, de daarbij tevens uitgesproken verwachting, d a t m e t het beperken van de lands- uitgaven t o t dit niveau vermoedelijk niet zou kunnen worden volstaan, werd door de verdere ontwikkeling van den economischen toestand en den terugslag d a a r v a n op de financiën van het L a n d t e n volle bevestigd. H e t peil der landsinkomsten is sindsdien nog belangrijk gedaald. Onder die omstandigheid was het niet mogelijk voor 1934 een begrooting samen t e stellen, waarin de landsuitgaven met de lands- inkomsten in evenwicht zouden zijn. H e t voor 1934 a a n v a a r d schema o m v a t t e eener- zijds een opvoeren van de middelen door nieuwe heffingen t o t een niveau van f 300 millioen, anderzijds een terugbrengen v a n het uitgavenpeil t o t f 350 millioen. De daartoe te nemen maatregelen konden bij de samenstelling van de begrooting niet volledig in de cijfers worden verwerkt. Hieronder volgt een opgaaf van de eindcijfers volgens de gebruikelijke opstelling, d. w. z. na saldeering van de tegenover elkander te stellen inkomsten en uitgaven:

(In duizendtallen guldens.)

1934.

Gewone Dienst.

Belastingen

Saldi Landsbedrijven in zooverre de Indische Bedrij venwet daarop niet van toepassing is verklaard

Saldi uitkeeringen van (aan) de Landsbedrij- ven in den zin der Indische Bedrijvenwet ten bedrage v a n het credit- ( d e b e t ) saldo v a n het bedrijf

Diverse middelen

Totaal gewone ontvangsten Zuivere gewone Landsuitgaven Nadeelig saldo

Buitengewone Dienst.

Ontvangsten Uitgaven

Voordeelig saldo

Nadeelig saldo geheele dienst

Uit-

komst. Raming

221 992 257 084

24 964

1 5 5 1 18 107 266 614 349 717 83 103

47 507 19 633 27 874

23 380

— 1 904 16 901

De uitkomst is:

gun- stiger.

ongun- stiger.

35 092

295 461 374 490

55 229

79 029

25 122 16 826 8 296 70 733

1 5 8 4

3 455 1 2 0 6

24 773

22 385

19 578 15 504

28 847

4 074

2 807

(23)

Uit dit overzicht blijkt, d a t de totale opbrengst der gewone Landsmiddelen in.

1 9 3 ? echts f 266 millioen heeft bedragen, d. i. f 29 millioen nunder dan was geraamd^

Deze tegenvaller werd voor een bedrag v a n f 25 millioen opgevangen door de bereikte M t e a v e n - v l r l a l l welke het peil der uitgaven nog iets beneden de vorenvermelde A i l o l b a s t terugbraclît, zoodat het saldo v a n den 8 - 0 ^ ^ 0 ^ een nadeelig verschil t e n opzichte v a n de begrootmgsrammg vertoont van f 4 miLhoen

ffiertegLover wijst het saldo van den buitengewonen dienst een gunstig verschil i J S Z Ï Ï ^ S r i t o w * aan van f 19,5 millioen, zoodat het saldo v a n den S e e l e n dîenst f 15,5 millioen gunstiger is dan was geraamd. I n ronde cijfers vertoon f e gewone dienst een tekort v a l f 83 millioen, de b u i t e n g - o n e ^ e n s t e e n overschot

van f 28 millioen en de geheele dienst derhalve een tekort van f 5 , ™lhoen.

I n welke m a t e de Landsinkomsten in de laatste jaren __n gedaald, b h g k t m t het volgende aan de financieele n o t a betreffende de begrooting 1936 ontleend overzicht.

(Ontvangsten in millioenen guldens.) ________

Belastingen Landsbedrijven Diverse middelen

T o t a a l .

1929. 1930. 1931. 1932. 1933.

343,9 145,8 33,7 523,4

312,6 95,9 30,4 438,9

284,0 67,7 28,0 379,7

228,3 38,0 17,2 283,5

207,7 32,0 17,0 256,7

1934.

222,0 26,5 18,1 266,6

Deze cijfers geven echter v a n de daling der Landsmkomsoen een t e ongunstig beeld doordat als gevolg v a n de geleidelijke toepassing van de Indische Bedrijven- w7t s . d e r t T 9 3 0 t e beginnen met dit jaar, de uitgaven voor rente en aflossing van

^ g S u l d t n en voor de pensioenen gedeeltelijk ten laste ^ ^ _ £ J ^ zijn gebracht. Om vergelijkbare cijfers te verkrijgen dienen de volgend, redres te worden aangebracht.

Landsbedrijven Totaalcijfers .

),5 millioen Bii de beoordeeling van de cijfers voor de belastingopbrengst dient in aanmerking t e worden^ g e n o m e n , ° d a t in 1934 de volgende sommen zijn verkregen u i t nieuwe of verhoogde heffingen (minder belangrijke buiten beschouwing gelaten).

crisisheffing op het inkomen • -f f

opcentenheffing op de vennootschapsbelasting ± * g y

tariefswijziging invoerrecht - j - f Q'

couponbelasting f g'g

suikeraccijns ' \ bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber

Totaal

f 23,2 millioen f 11,5

f 34,7 millioen 2

(24)

IS D E E I N A N C Î E E L E T O E S T A N D .

De zuivere gewone Landsuitgaven hebben, gelijk uit hooger opgenomen staatje blijkt, f 349,7 millioen bedragen, d. i. f 24,7 millioen minder dan was geraamd.

W o r d t hierbij in aanmerking genomen, d a t de bij deze cijfers in mindering gebrachte rechtstreeks tegenover de uitgaven staande ontvangsten ± f 15,9 millioen beneden de raming zijn gebleven, dan blijkt d a t op de kredieten voor gewone uitgaven

± f 40,6 millioen is overgehouden. Deze gunstige uitkomst is voor ± f 8,4 millioen toe te schrijven aan lagere personeelsuitgaven als gevolg van de invoering van de H . B . B . L. en de M. B. R. - 1934.

H e t voordeeiig saldo van don buitengewonen dienst betreft hoofdzakelijk de ontvangsten, nl. voor f 7,7 millioen de reserveering ten bate v a n dien dienst van het voordeeiig verschil tusschen ontvangsten en uitgaven, verband houdend met de bevolkingsrubberrestrictie (raming memorie) en voor het overige de terugvloeiïng v a n kapitaal wegens waardevermindering v a n voorraden en vermindering van uitstaande voorschotten bij den Pandhuisdienst. Aan zuivere kapitaalsuitgaven werd f 3,1 millioen besteed bij een raming van f 5,5 millioen. Voor nader gedetailleerde gegevens betreffende de uitkomsten 1934 wordt verwezen naar de reeds aangehaalde financieele n o t a betreffende de begrooting 1936.

H e t slot der rekening van uitgaven en ontvangsten van Nederlandsch-Indië over het .dienstjaar 1929 is vastgesteld bij de wet van 30 Nov. 1934 (N S. 1934 n°. 630, I. S. 1935 n°. 46).

2. 's Landsvermogenstoestand—Leeningen.

a. Vlottende schuld. H e t volgende overzicht geeft een vergelijkend beeld van de bestanddeelen der vlottende schuld.

(In duizenden guldens.)

1. Rekening v a n het L a n d bij De Javasche B a n k :

Debet Credit

2. Muntbiljetten 3. Schatkistpromessen 4. Schatkistbiljetten

5. Belegde overtollige kasmiddelen der Zelfbesturen

Vlottende schuld in Indië . . . . 6. Rekening bij Rijksschatkist . . . . 7. Onbelegde gelden van het Munt-

Vlottende schuld in Nederland . . Totaal vlottende schuld

Einde December 1933.

1 9 8 4 1 142 1 0 0 0 10 030

620

238 605

1 6 1 0

10 808

240 215 251 023

Einde December 1934.

1 4 8 7

1 750 12 035

1 760

119 866 2 492

17 032

122 358 139 390

(25)

Volgens bovenstaande cijfers n a m de totale vlottende schuld over 1934 af m e t een bedrag van f 111 633 000. Bij de beoordeeling van dit bedrag moet echter rekening worden gehouden m e t een aantal factoren, die het verloop van de vlottende schuld op bijzondere wijze hebben beïnvloed, t. w.:

1°. de opbrengst v a n de Nederlandsch-Indische leening 1934 (3de uitgifte) t o t een bedrag van ± f 149 500 000;

2°. de overname door Nederland van f 28 670 000 aan teekenmunt in mindering van de Indische schuld aan 's Rijkskas;

3°. het afvoeren u i t de administratie v a n De J a v a s c h e Bank t e n gunste v a n de Landsrekening bij die instelling van buiten omloop gestelde muntbiljetten t o t een bedrag v a n f 1 100 000;

4°. de overname door het L a n d van De Javasche Bank van een bedrag van f 5 mil- lioen aan oude en van f 2 millioen aan nieuwe teekenmunt.

Indien deze factoren worden geëlimineerd, zou de Indische vlottende schuld over 1934 zijn toegenomen m e t een bedrag van i f 60,6 millioen.

V l o t t e n d e s c h u l d i n I n d i ë . De stand van de Landsrekening bij De Javasche Bank vertoonde in 1934 over het algemeen een gunstig beeld, in aan- merking genomen, d a t o. a. een bedrag v a n f 69 millioen (tegen f 26 millioen in 1933) geleidelijk naar Nederland kon worden overgemaakt ter afdekking van een deel van de Indische schuld aan 's Rijkskas. Onder dit bedrag van f 69 millioen is begrepen f 8,9 millioen wegens opbrengst in Nederlandsch-Indië v a n de Nederlandsch-Indische leening 1934 (3de uitgifte).

Niettegenstaande deze remises werd de grens v a n het renteloos voorschot bij de circulatie-bank v a n f 6 millioen slechts bij uitzondering overschreden.

De uitgifte v a n schatkistpapier beperkte zich in 1934 in hoofdzaak t o t schatkist- biljetten voor de voldoening van de Landsuitkeeringen aan de Militaire Weduwen- en Weezenfondsen, benevens voor verlenging van die biljetten, welke nog vóór de stopzetting van de Landsuitkeeringen aan de overige Indische Pensioenfondsen in 1933, aan die fondsen waren afgegeven en bij de uitgifte van Nederlandsch- Indische leeningen niet in obligaties. dier leeningen waren omgezet.

Voor de financiering v a n de Indische vlottende schuld in Nederland werd in 1934 mede gebruik gemaakt van de onderhandsche uitgifte v a n Indische schatkist- promessen t o t een bedrag van f 1 000 000, welk bedrag later werd verhoogd t o t f 1 750 000.

De vlottende schuld in Indië was einde 1934 ± f 6 , 2 millioen hooger d a n einde v a n het voorafgegane jaar. Bij de beoordeeling v a n dit bedrag moet rekening gehouden worden m e t een a a n t a l bijzondere factoren — hiervóór reeds ten deele genoemd — die het verloop v a n de eigenlijke kasontvangsten en -uitgaven hebben beïnvloed.

Ongunstig werd de vlottende schuld beïnvloed:

1°. door de remises naar Nederland t o t een totaal bedrag v a n f 69 000 000;

2°. doordat het L a n d v a n De Javasche B a n k voor een bedrag v a n f 7 000000 aan teekenmunt overnam;

3°. door de betaling van een bedrag van f 7 , 3 millioen aan schuldbewijzen van de per 1 October 1934 aflosbaargestelde Indische leeningen 1915, 1916, 1917, 1923 A, 1926 A/B, 1929 en 1932.

(26)

20 D E E I N A N C I E E L E T O E S T A N D .

Gunstig werd de vlottende schuld in Indië beïnvloed:

1 °. met een bedrag van f 1100 000 doordat de Landsrekening bij De Javasclie Bank werd gecrediteerd voor het bedrag der reeds buiten omloop gestelde munt- biljetten;

2°. met een bedrag van f 8,9 millioen als opbrengst in Indië van de Nederlandsch- Indische leening 1934 (3de uitgifte).

Indien al deze factoren worden geëlimineerd zou de vlottende schuld in Indië over het jaar 1934 zijn afgenomen met ± f 67.1 millioen.

V 1 o 1 1 e n d e s c h u 1 d i n N e d e r 1 a n d. De voorziening in de behoeften aan kasmiddelen voor den Indischen dienst in Nederland geschiedt in hoofdzaak door gebruik te maken van het crediet bij 's Rijksschatkist, d a t jaarlijks door den wetgever m Nederland ten behoeve v a n Indië wordt geopend en d a t bij de wet van 22 Dec. 1933 (N. S. n». 713, I. S. 1934 n°. 81) voor 1934, evenals voor 1933 werd vastgesteld op een m a x i m u m bedrag v a n f 350 millioen. Hiervan behoefde slechts t o t een m a x i m u m bedrag van f 285 millioen te worden gebruik g e m a a k t

De v ottende schuld in Nederland n a m over 1934 af met een bedra<? van + i 118 millioen als gevolg v a n :

1 °. de opbrengst in Nederland van de leening 1934 (3de uitgifte) vertegenwoordigende een bedrag v a n f 140 600 000;

2°. de overmaking uit Indië van f 69 millioen;

3°. de betaling aan Nederland van een bedrag van f 28 670 000 m e t Indische t e e k e n m u n t ;

4°. de omstandigheid, d a t een bedrag van f 7 300 000 uit de opbrengst der Neder- landsch-Indische Conversie-leening 1934 A niet behoefde te worden besteed voor de allossmg van schuldbewijzen der Indische leeningen 1915 1916 1917 1923 A 1926 A/B, 1929 en 1932, welke in Nederlandsch-Indië werden verzilverd. ' Indien de gunstige invloed van deze feiten op do vlottende schuld in Nederland wordt geëlimineerd, zou deze in 1934 m e t ± f 127,7 millioen zijn toegenomen

Ook m 1934 was het weer mogelijk om, d a n k zij de verdere daling van den rente- voet, in Nederland schatkistpapier tegen zeer voordeelige voorwaarden onder te brengen, waarmede ook de financiering van de tekorten op den Indischen dienst was gebaat.

Looptijd schatkistpapier.

3 maandspromessen . 6 maandspromessen .

2/ 4 % 1 jaar biljetten 3 % 3 „

3y2 % s „

Rentepercentage : gemiddeld. hoogste.

0,57 0,94 1,64 2,44 3,21

0,93 1,54 2,12 2,5 3,4

laagste.

0,36 0,57 0,88 2,3 2,9

Zooals uit dit overzicht blijkt, werd in 1934 gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen aannemelijke voorwaarden schatkistpapier m e t een längeren looptijd dan

een jaar te plaatsen. v J

(27)

b Vaste of geconsolideerde schuld. Deze schuld vertegenwoordigde bij den aanvang v a n 1934 een bedrag v a n f 1 248 200 000 x)

Aan nieuwe schuld werd gedurende 1934 aangegaan een.

, -, „ „ , 150 000 000

bedrag van "

f 1 398 200 000 terwijl de schuld afnam wegens aflossing m e t „ 28 600 000 zoodat de schuld eind 1934 bedroeg • . . . f 1 369 600 000 De verdere daling v a n de kapitaalrente m a a k t e in 1934 de conversie mogelijk van het grootste gedeelte der meer dan 4 % rentedragende Nederlandsch-Indische leeningen met behulp v a n het moederland, waardoor een belangrijke verlichting van het uitgavenbudget werd verkregen; niet het minst ook doordat bij deze conversie de looptijd v a n de nieuwe leeningen, vergeleken met den aflossingsduur van de gecon- verteerde leeningen, aanmerkelijk werd verlengd, terwijl voor de aflossing bet systeem van annuïteiten werd aangenomen.

N a d a t op 18 J a n u a r i in afwachting van de t o t standkoming van een wetsontwerp, waardoor de verwisseling zou worden mogelijk gemaakt van de schuldbewijzen der Nederlandsch-Indische dollarleeningen 1921 D, 1922 A, 1922 B/C en 1923 C tegen in guldens luidende obligaties, w a a r v a n rente en aflossing door het moederland zouden worden gegarandeerd, het voornemen t o t conversie v a n die leeningen was bekend gemaakt, werd aan houders van schuldbewijzen dier leeningen t o t 15 Februari d a v de gelegenheid geopend om v a n h u n bereidheid t o t medewerking aan het welslagen v a n de u i t t e geven conversie-leening te doen blijken door de in hun bezit zijnde dollarobligaties tegen ontvangstbewijs in t e leveren, waarbij de nominale waarde v a n de schuldbewijzen zou worden omgerekend tegen een koers van. f2,50 per dollar, voor zoover de inlevering zou plaats hebben vóór of op 14 Februari en tegen een koers van f 2,45 voor zoover de schuldbewijzen na dien d a t u m zouden worden ingeleverd.

N a d a t de opengestelde gelegenheid t o t inlevering van de dollar-schuldbewijzen een groot succes was gebleken en niet minder dan 95y2 % van het uitstaand bedrag der dollar-obligaties voor conversie bleek t e zijn aangemeld, werd op 1 Maart 1934 krachtens de Nederlandsch-Indische Conversieleeningwet 1931 (N. S. n° 274, L b.

n° 363) en de intusschen t o t stand gekomen wet v a n 24 Februari 1934 (N. b . n . 75, I S n° 112) overgegaan t o t de uitgifte van de Nederlandsch-Indische Conversie- leening 1934 tegen parikoers en een rente v a n 4 %', t o t een bedrag van t e n hoogste f 306 millioen, vertegenwoordigende het nog uitstaande bedrag v a n evengenoemde dollar-leeningen. Voor zoover de schuldbewijzen dezer leeningen niet ter conversie waren aangeboden, werd aan houders nog gelegenheid gegeven deze aan het L a n d t e verkoopen tegen een vasten koers van 2,39%-

De hiervoor benoodigde fondsen benevens de gelden, benoodigd voor allossmg v a n de niet ter conversie aangeboden dollarobligaties — waarvan het bedrag overigens v a n slechts geringe beteekenis was — werden verschaft door de opbrengst v a n den verkoop ter beurze der daarvoor nog beschikbare recepissen van de nieuwe leening.

K r a c h t e n s de Nederlandsch-Indische Conversieleeningwet 1934 (N. S. n . 42o, I S n°. 467) welke wijziging en aanvulling onderging bij de wet v a n 1 November 1934 (N b n° 5 5 9 , 1 - S- n°. 615) werd op 14 beptember 1934 overgegaan t o t de uit- gifte van de Nederlandsch-Indische Conversie-leening 1934 A, strekkende t o t conversie

M H e t Verslag 1934 (blz. 26) vermeldt een bedrag van f 1 254 415 000 als uitstaande op h e t eind van 1933. H e t verschil met den stand bij den aanvang van 1934 houdt verband met de op 1 J a n u a r i van d a t jaar vervallende aflossingstermijn van eeruge leenmgen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

! ) Deze ordonnantie behelst bepalingen voor de opium-regie in Tapanoel. Artiikel 6 bedreigt tegen zekere overtredingen de straffen genoemd in artikel 3, zijnde voor Europeanen en

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

•voor de verdere toekomst. Wanneer men de kolonie bezoekt en de uitgestrekte goed bebouwde melden voor zich ziet, waar het frissche groen van alfalfa afwisselt met

kalveren met de Balineesche merkteekenen uit roode ouders geboren worden, of als op Madoera zonder bedenking zwarte stieren, in zooverre deze met het gewenschte type overeenkomen,

1 *.. 8 Bepalingen omirent de invoering van, enz. justitie op Java, en de residenten op Java en Madura, mits- gaders de residenten en andere hoogste gezaghebbers, in de

wordt uitgedrukt, de grondwet alleen geschreven is voor het Rijk in Europa evenals dat met de andere, de ge- wone wetten het geval is. Dit artikel 118 ontneemt aan het eerste

rechtsonzekerheid. Zelfs acht die gewestelijke bestuurder het onge- wenscht, dat bij de zelfbesturen het vermoeden zou rijzen, dat zij eenige bemoeienis met de Christelijke adat

domein nooit; dat was uit een oogpunt van praktijk ondenkbaar. Men zou steeds zijn recht moeten hebben kunnen bewijzen, en'de laatste Radja van Lombok, die zelf zijn rijk had