• No results found

Afzonderlijke bedrijven

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 122-127)

Einde 1934 waren 49 door Inlandsche Zelfbesturen verleende mijnconcessiën van kracht

2. Afzonderlijke bedrijven

Metaalnijverheid. Evenals in de vorige jaren, waren in 1934 de financieels resultaten van de machinefabrieken zeer onbevredigend. De kleine opleving in de thee- en rubbercultuur, alsmede de door de Regeering genomen maatregelen om constructiewerk aan de in Indië gevestigde machinefabrieken te gunnen, brachten eenige verlichting.

Gestreefd werd naar aanpassing van de organisatie v a n deze nijverheid aan de gewijzigde omstandigheden. Enkele fabrieken zijn overgegaan t o t de fabricatie van massa-artikelen, welke voorheen voor het grootste deel werden geimporteerd, zooals oostpannen, straatpotten, vijzels e.d., terwijl één fabriek in Oost-Java de constructie van wegwalsen ter h a n d n a m . Door de contingenteering v a n den invoer v a n oostpannen heeft de Regeering in deze de behulpzame h a n d geboden.

Ook de metaalwarenfabrieken bleven den druk van de ongunstige tijden voelen.

N a a s t de algemeen verminderde koopkracht, welke van zeer ungünstigen invloed op den omzet was, was de toenemende concurrentie v a n J a p a n en China (Hongkong) vooral in de z.g. „blikdruk-artikelen" oorzaak, d a t de resultaten over 1934 wederom achterbleven bij die van (de toch reeds ongunstige) voorafgegane jaren. E e n dezer fabrieken ging over t o t de vervaardiging van stalen meubelen.

Tegen het einde van het jaar werd in Midden-Java de oprichting voorbereid van een emballage- en blikfabriek.

I n W e s t - J a v a valt t e vermelden de oprichting van een vatenfabriek en een fabriek van rijwielen.

E e n gunstige uitzondering op den in het algemeen slechten toestand van de Inheemsche metaalbewerkingsnijverheid m a k e n de edelmetaalbedrijven te Jogja-k a r t a , welJogja-ke, d a n Jogja-k zij de sedert 1933 ingevoerde verJogja-koopsorganisatie, aan velen nog een behoorlijk bestaan verschaffen.

Textielbedrijven. I n tegenstelling met hetgeen men elders kon waarnemen op het oebied van industrieele werkzaamheid, werd ten aanzien van de textielbedrijven, m e t n a m e de weverijen, een groote activiteit betoond. Niet alleen d a t de bestaande weverijen zich konden uitbreiden, doch ook vele nieuwe werden opgericht.

De door de Regeering genomen beschermende maatregelen m den vorm v a n af-schaffino- van invoerrecht op weefgarens eenerzijds en contingenteering van den invoer van bontgeweven stoffen anderzijds, hebben h u n stimuleerende werking met gemist. Duidelijk blijkt de uitbreiding dan ook uit de toeneming van de hoeveelheden ingevoerde weefgarens.

Invoer van weefgarens op J a v a en Madoera in bruto kg (ontleend aan de Mede-deelingen van het Centraal K a n t o o r voor de Statistiek):

Katoenen garens . . Kunstzij den garens .

1934.

. 2 164 432 210 475 31590

1933.

1 770 704 49 952 23 665

1932, 1 272 742

68 930

I n de Buitengewesten is een kleine achteruitgang in het gebruik van weefgarens

t e constateeren. . De toestand van de batikkerijen bleef echter zeer zorgwekkend. Hoewel OOK

andere redenen aanwijsbaar zijn, moet deze zeer slechte toestand, naast de prijs-stijging v a n cambrics en greys tengevolge van de coiitingenteermgsmaatrogelen, hoofdzakelijk geweten worden aan de sterk gedaalde koopkracht van de

be-3 E e ï verhoogde belangstelling voor het gebruik v a n in Indië voortgebrachte textielgrondstoffen viel waar te nemen. Met min of meer succes b.v. werden pogingen aangewend t o t handverspinning van de in Indië geteelde katoenvezel.

Ook de verwerking v a n andere vezelstoffen (cocos, agel, sisal) t o t halt- en eind-producten had meer belangstelling.

Vlechtnijverheid. Hoewel de export zich, vergeleken bij het vorig jaar,op peil heeft weten t e houden, waren de prijzen over het algemeen lager. De financieele uitkomsten waren dan ook verre van bevredigend.

Brouiverijhedrijf. De Nederlandsch-Indische brouwindustrie heeft in 1934 in ernstige m a t e de gevolgen ondervonden v a n den teruggang v a n het bieryerbruik.

W a s in 1933 het t o t a a l van invoer en locale productie ± 124 000 hl, m 1934 hep dit terug t o t ± 80 000 hl. De nadeelige invloed van deze vermindering van de bier-consumptie kon slechts t e n deele worden goedgemaakt door de einde 19o3 afge-kondigde bier-invoer-contingenteering.

Begin 1934 toch bevonden zich nog groote voorraden buitenlandsch bier op üe m a r k t die eerst in consumptie moesten worden gebracht alvorens de gunstige invloed van de invoerbeperking zich kon doen gevoelen. Langzamerhand werd een evenwicht bereikt, d a t voor de binnenlandsche brouwindustrie bevredigend genoemd kan worden.

118 D B ECONOMISCHE T O E S T A N D .

De brouwerijen t e Soerabaja en B a t a v i a produceerden in 1934 ± 60 % van de totale bier consumptie v a n Nederlandsch-Indië.

E e n aan de bierbrouwerijen verwant bedrijf vormen de gistfabrieken. Hoewel de tijden ook voor deze, in Nederlandsch-Indië betrekkelijk nieuwe, bedrijven zeker niet gemakkelijk zijn, konden de omzetten zich gestadig vergrooten, zoodat verwacht m a g worden, d a t deze bedrijven in de toekomst een blijvende plaats in de rij der nijverheidsondernemingen zullen innemen.

Biscuitfabrieken. De biscuitfabrieken hielden zich voornamelijk bezig m e t de productie v a n zeer goedkoope producten, welke in het bereik v a n de massa vallen.

Hoewel de productie gestadig toenam, waren de financieele resultaten in verband m e t de geringe koopkracht v a n de bevolking niet gunstig.

Conserven)'abrieken. De conservenfabrieken — zoowel vleesch-, groenten-, als vruchten-conserven — behaalden in 1934 bevredigende bedrijfsresultaten, al onder-vonden ook zij den invloed v a n de lage conjunctuur. Op den nog zeer ruimen import hebben deze fabrieken langzaam m a a r zeker een steeds grooter wordend afzetgebied weten t e veroveren.

E e n nieuw bedrijf is een in Midden-Java opgerichte maizena-fabriek. H e t door deze fabriek afgeleverd product geniet allerwegen de noodige belangstelling.

Fabricatie van spijs-oliën. Hoewel de prijzen voor de in dezen t a k van nijver-heid benoodigde grondstoffen over het algemeen een dalende tendenz vertoonden, heeft dit niet k u n n e n voorkomen, d a t de financieele resultaten v a n de fabrieken in 1934 zeer slecht uitgevallen zijn. Scherpe concurrentie uit de Philippijnen, lage boterprijzen, alsmede de verminderde afname moeten als voornaamste oorzaken genoemd worden.

Tabaksindustrie. Ondanks de vermindering v a n den invoer v a n sigaretten, daalde de productie v a n de machinale sigarettenfabrieken t e n opzichte van 1933 m e t 7 % w a t betreft het aantal, en m e t 12 % wat betreft den omzet in geld. De goed-koopere prijsklassen werden relatief meer vervaardigd, door gebruikmaking van papier van binnenlandsche herkomst, d a t fiscaal buiten de omschrijving „sigaretten-p a „sigaretten-p i e r " valt.

I n de grondstof voorziening van de sigarettenf abrieken k w a m wijziging, doordat eensdeels de productie v a n binnenlandsche sigarettentabak toenam, anderdeels veel Virginia-tabak gekorven werd ingevoerd. I n 1934 werd gemiddeld in de machinale sigaretten-industrie reeds 42 % binnenlandsche t a b a k gebruikt.

De strootjes-industrie moest tegen nog iets dalende prijzen leveren en begon de concurrentie v a n krétèk-sigaretten geducht t e gevoelen, vooral n a d a t enkele sigarettenfabrikanten er in slaagden krétèk-sigaretten machinaal te vervaardigen.

De prijs v a n de kerftabak, de voornaamste grondstof v a n het strootje, was in het begin v a n het jaar door de slechte tabaksoogsten in 1932 en 1933 vrij hoog, doch daalde in den loop v a n 1934 sterk.

De sigarenindustrie neemt, voorzoover het de fabricatie v a n de allergoedkoopste soorten betreft — welke een vaak machinaal aangebracht papieren „ o m b l a d "

hebben — gestadig in omvang toe. Deze industrie is op Toeban geconcentreerd.

W a t de andere soorten sigaren — v a n Y2 cent per stuk af —• betreft, n a m zoowel import als productie af doordat men t o t goedkoopere producten — meestal siga-r e t t e n — ovesiga-rging. De uitesiga-rst goedkoope „cigasiga-rillo" won tesiga-rsiga-rein voosiga-rnamelijk op het strootje en de machinaal-vervaardigde sigaret.

De financieele toestand v a n de tabaksindustrie was over het algemeen slecht, niettegenstaande lage tabaksprijzen, gestadig dalende loonen en verschillende

aan-passingen (gebruik van binnenlandsch papier op home made bobines, machinale vervaardiging van krétèk-sigaretten, semi-machinale a a n m a a k van cigarillos).

Cementfabricage. De in het vorig Verslag reeds besproken contingenteering heeft niet nagelaten haar gunstigen invloed t e blijven uitoefenen op de bedrijfsre-sultaten van de groote fabriek te P a d a n g .

Chemisch-technische bedrijven. Gasfabrieken. I n het kader v a n de algemeene toestanden mogen de gasbedrijven niet meer beschouwd worden als monopolie-bedrijven. Behoudens straatverlichting wordt het gas nog zelden als verlichtings-middel gebruikt, terwijl de toestellen t o t opwekking v a n w a r m t e door verlichtings-middel v a n olie, brandhout, steenkolen, houtskool en electriciteit een zoodanige verbetering hebben ondergaan, d a t het gas en ook de geproduceerde cokes als brandstof met energie-vorm in prijs scherp moeten concurreeren.

De bijproducten cokes en koolteer vonden vroeger tegen loonende prijzen afzet in de suikerindustrie. Door de inkrimping van deze industrie moesten voor de bij-producten andere afzetgebieden worden gezocht (voor cokes: brandstof voor kalk-branderijen, locomotieven, stadstrams, fabrieken en huishoudelijke doeleinden, waar in concurrentie moet worden verkocht m e t de steeds in prijs dalende steenkolen, brandhout, olie, houtskool, enz.).

Tengevolge v a n de depreciatie v a n de yen werd de Indische m a r k t overvoerd met koolteer uit J a p a n , waardoor de normale koolteerprijzen t o t ongeveer % ge-deelte werden teruggebracht.

De rentabiliteit van de gasbedrijven is in 1933 en nog sterker m 1934 t o t een ongekend laag peil gezonken. De fabrieken kunnen nog slechts m e t uiterste kracht-inspanning het gasdebiet handhaven, niettegenstaande de tarieven met ± 30 % werden gereduceerd.

Verffabricatie. De algemeene daling van de prijzen der grondstoffen m a a k t e een verlaging v a n de verkoopprijzen mogelijk, waardoor over het algemeen de om-zetten grooter waren dan in de voorafgegane jaren.

De verkoop in de zeer kleine verpakking van % kg moest als gevolg v a n de buitenlandsche concurrentie bijna geheel worden prijsgegeven.

Twee nieuwe fabrieken werden opgericht.

Inkt-, lak- en kantoorlijm-fabricatie. E e n nieuw bedrijf werd in W e s t - J a v a ge-sticht als dochterinstelling eener bekende Hollandsche fabriek. De bestaande fa-brieken behoefden, mede d a n k zij de Gouvernementsleveranties, hare bedrijven m e t in t e perken.

Zeep- en parfumerie-industrie. Deze industrie breidde zich gestadig uit. De pro-ductie van goedkoope waschzeepen geschiedde veelal in kleine bedrijfjes (vaak eenmansbedrijven), waarvan het aantal nog steeds toeneemt.

De import v a n caustic-soda, een der essentieele grondstoffen v a n de zeepziede-rijen, n a m evenredig toe.

De toestand in de fabricatie van toiletzeepen toont een minder gunstig beeld.

De verminderde koopkracht v a n de bevolking en de buitenlandsche concurrentie deden de verkoopprijzen scherp en in heviger m a t e dalen dan de grondstoffen m prijs terugliepen. De groote onderlinge concurrentie en de oprichting van tallooze kleine bedrijven stonden mede aan een verbetering van den toestand in den weg.

E e n belangrijk internationaal concern bouwde in W e s t - J a v a een groote zeep-fabriek, welke "begin 1935 in bedrijf kwam,

120 DE ECONOMISCHE TOESTAND,

Verbandstoffenfabricatie. De N.V. Eerste Nederlandsch-Indische Verbandstof-fenfabriek t e Soerabaja ondervindt stork de concurrentie m e t het buitenland, d a t tegen zeer lage prijzen verbandwatten op de m a r k t brengt. Tengevolge van den zeer teruggeloopen afzet moest de fabriek in het afgeloopen jaar ruim 4 maanden stilgezet worden.

Rubber fabricatie. D a n k zij de gouvernementsorders en opdrachten van groote ondernemingen stegen de omzetten, terwijl bevredigende prijzen konden worden be-dongen. De financieele resultaten waren daardoor beter dan in het voorafgegane jaar.

Door een groot buitenlandsch concern werd een aanvang gemaakt met den bouw van een fabriek in W e s t - J a v a voor de vervaardiging van autobanden.

Fabricatie van desinfectiestoffen, enz. Deze tamelijk jonge industrie mocht zich ondanks de malaise verheugen in een voortdurenden vooruitgang. De geringe opleving in de thee- en rubbercultuur deed de vraag naar insecticiden stijgen, zoodat de afzet d a a r v a n bevredigend was.

Lederindustrie. I n 1934 vertoonde de lederindustrie op J a v a en Madoera bijkans hetzelfde beeld als in 1933. Van eenige opleving in deze branche kan moeilijk worden gesproken. De grootere fabrieken werkten slechts op gedeeltelijke capaciteit, terwijl twee kleine leerlooierijen, een in Midden-Java en een t e Soerabaja, moesten liquidee-ren, hetgeen voor een gedeelte te wijten was aan de concurrentie, ondervonden v a n de zijde der kleine, meest Inheemsche looiers, die op zeer primitieve wijze leder bereidend, het product tegen zeer lagen prijs, soms met verlies, op de m a r k t brachten.

Deze kleine looiers waren hoofdzakelijk ontslagen toekangs v a n de grootere bedrijven, welke door de tijdsomstandigheden genoodzaakt waren te sluiten of het bedrijf in t e krimpen. Deze concurrentie gold vooral voor voering- en reptielen-leder.

I n zake het overleder, z.g. „ J a v a - b o x " , k a n worden medegedeeld, d a t ondanks de belangrijk verbeterde kwaliteit en den zeer lagen prijs, hierin nog een scherpe concurrentie uit Australië werd ondervonden. H e t in Indië bereide zoolleder onder-vond zware concurrentie door den invoer van zeer goedkoop z.g. afval- en splitleder.

Om hieraan het hoofd te kunnen bieden, werd veel minderwaardig product vervaar-digd, het z.g. Atjeh-leder (met mangrove-bast gelooid) en Solo-leder (met pilang en trenggoeli-bast gelooid). De vraag van de schoenmakers n a a r goedkoop en licht leder werkt het produceeren hiervan zeer in de hand.

Niet alleen de directe invloed van den invoer v a n goedkoopere buitenlandsche ledersoorten, m a a r ook de indirecte invloed v a n den invoer van gereed schoeisel door buitenlandsche schoenf abrieken werd in de leder branche zeer gevoeld.

Voornamelijk v a n de zijde v a n Tsjechoslowakije en J a p a n werd door de schoen-maker ij en zware concurrentie ondervonden.

Grafische bedrijven. De productie van de Landsdrukkerij bleef in 1934 practisch dezelfde als in 1933. H e t aantal afgeleverde werkorders bedroeg in 1933 5093 en in 1934 5183, een vermeerdering derhalve m e t 1,8 % .

H e t papierverbruik verminderde echter, en wel plano-papier m e t 6,7 % en sans fin m e t 1,7 % .

H e t verbruik v a n plano-papier was:

in 1932 42 155 riem, in 1933 46 097 riem en in 1934 42 982 riem

en d a t van sans fin-papier

in 1932 9 896 857 meter, in 1933 7 054 095 meter en in 1934 6 934 334 meter.

De personeelssterkte bedroeg einde 1934 442 man, tegen 448 op einde 1933;

zij bleef dus practisch dezelfde als na de reorganisatie v a n het bedrijf in 1932, waarbij de formatie v a n 630 t o t 450 m a n werd teruggebracht.

De bedrijfskosten zijn in 1934 wederom gedaald. Twee factoren waren hierop van invloed:

1°. de uitwerking v a n verschillende maatregelen en voorzieningen, welke bij de reorganisatie v a n het bedrijf in 1932 en 1933 werden doorgevoerd, kon eerst t e n volle t o t uiting komen in 1934;

2°. de invoering van de H.B.B.L.-1934 en van het maandlooners- en werklieden-reglement op 1 April 1934.

De ontvangsten van het bedrijf bedroegen over 1934 f 924 546 en de uitgaven f 637 948.

N a dekking van de rente en afschrijving ad f 89 977 en f 116 390, bedroeg het voordeelig saldo f 80 231.

De boekwaarde van de vaste activa bedroeg einde 1934 f 1 780 870.

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 122-127)