• No results found

Overheidszorg voor den landbouw

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 69-75)

Hoewel gedurende 1934 steeds berichten binnenkwamen, dat de bevolking haar sereh-aanplantingen verwaarloosde, zelfs geheel verliet en omzette in cultures

3. Overheidszorg voor den landbouw

Met ingang van 1 Februari 1934 werden de Afdeeling Landbouw (omvattende landbouwvoorlichtingsdienst, landbouwonderwijs, landbouweconomie, tuinbouw, zee- en binnenvisscherij) en het Algemeen Proefstation voor den Landbouw samen-gevoegd t o t één Dienst voor Landbouw en Visscherij ( L S . 1934 n°. 24). H e t Hoofd van den nieuwen dienst bleef belast m e t de directe leiding v a n genoemd proefstation.

I n den aard der werkzaamheden v a n den Landbouwvoorlichtingsdienst kwam in zoover eenige verandering, d a t verscheidene landbouwconsulenten betrokken werden in aangelegenheden samenhangende m e t de getroffen restrictie-maatregelen.

Groote a a n d a c h t werd besteed aan opvoering en qualiteitsverbetering v a n de Inheemsche landbouwproductie, terwijl tevens het zoeken naar en het beproeven v a n nieuwe gewassen in verschillende gebieden een onderwerp v a n bemoeienis uit-m a a k t e n . I n geheel Nederlandsch-Indië eischte de voedsellandbouw bijzondere opmerkzaamheid. Vooral in de Buitengewesten zijn het echter ook de handels-gewassen, welke a a n d a c h t vragen, daar zij voor de bevolking nog steeds een nood-zakelijke bron v a n inkomsten vormen.

H e t a a n t a l variëteiten-, kunstmest-, groenmest- en cuJtuurmethodeproeven, genomen in overleg m e t het Landbouwkundig I n s t i t u u t v a n het Algemeen Proef-station voor den Landbouw, was wederom aanzienlijk.

De in eenig opzicht superieur gebleken rassen v a n eenjarige cultuurgewassen werden weer meer verbouwd als uitvloeisel v a n de demonstraties, welke volgden op de variëteitenproeven. Speciale vermelding verdienen in dit verband de rijstsoort Tjina, de tegen slijmziekte resistente Arachis Schwarz n°. 21 en de witte en zwarte kedelé respectievelijk nos. 29 en 27.

Ondanks de moeilijke tijdsomstandigheden, hebben de proefnemingen m e t kunstmest voortgang gehad. I n verschillende gewesten zijn bij zeer uiteenloopende gewassen, zooals rijst, padi gogo, mais, aardappelen, uien en peper, rendabele t o t zeer hooge opbrengstvermeerderingen verkregen bij toepassing van bepaalde kunst-meststoffen, waarbij uiteraard de grondsoort een voorname factor is.

Aan het groenmest-vraagstuk werd wederom veel a a n d a c h t besteed. H e t gebruik v a n groenbemesters is in vele streken t o t een gewoonte geworden bij de bevolking, niet alleen door de opbrengstvermeerdering of de aanplantmogelijkheid v a n de gewassen, doch vooral door de geringe arbeids- en onkostenver meer dering. Combinaties m e t kunstmest kwamen ook voor. Op J a v a is het de Crotalaria juncea, welke herhaalde-lijk op den voorgrond treedt, waar een korte groeiduur noodzakeherhaalde-lijk is. I n het Oosten v a n den Archipel bemoeilijkte de langdurige droogte het vinden van een geschikten leguminoos.

Met de in het vorig Verslag afzonderlijk genoemde proeven m e t het ensileeren v a n gras op Madoera werden gunstige resultaten verkregen. De proefnemingen m e t de boschveldbouwmethode op steile, armelijke terreinen in het grensgebied Cheribon—

Priangan werden t o t 170 ha uitgebreid.

H e t onderzoek naar landbouwtechnische en agronomische of aanverwante aange-legenheden m a a k t e n a a s t de proefnemingen een deel v a n de werkzaamheden uit, welke behooren t o t de t a a k van het personeel van de landbouwvoorlichtingsdiensten.

Voor het m a k e n v a n propaganda voor locaal mogelijk gebleken bedrijfsver-beteringen werd wederom v a n verschillende, aan de omstandigheden aangepaste middelen gebruik gemaakt.

6 4 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

De duizenden over alle ressorten verspreide demonstraties bewezen wederom goede propaganda-diensten. W a a r de beoogde bedrij fsver beteringen navolging vonden, moesten zij niet zelden worden opgevolgd door uitbreiding van de aan-plantingen, zoodat de behoefte aan zaad of plantmateriaal grooter werd. I n eenige gevallen leerde de bevolking zelf in de behoefte voorzien (groenbemesterszaden en zaden van enkele cultuurgewassen), in andere kon het particuliere initiatief de t a a k overnemen (kunstmest-verkoop).

I n de Buitengewesten trekken vooral die demonstraties de aandacht, welke verband houden m e t de cultuur v a n handelsgewassen. Genoemd worden in dit v e r b a n d : bestrijding van wantsenaantasting v a n peper op Bangka en in West-Borneo, bodembedekking van koffietuinen in Tapanoeli m e t gesneden alang alang, gebruik van grooter formaat aardappelpoters ter S u m a t r a ' s Westkust, verbeterde instal-laties voor de bereiding v a n volledig marktwaardige native smoked sheet in eenige rubberstreken, verbeterde coprabereiding in Atjeh, in Manado en West-Borneo, vervanging v a n Inheemsche rijst variëteiten door witte exportsoorten, enz.

I n W e s t - J a v a vond conversie v a n oude bevolkings-theetuinen in Assam-tuinen verderen v o o r t g a r g .

De dienst n a m m e t landbouw-stands deel aan verschillende pasar malams.

I n de provincie Oost-Java bleven 9 permanente landbouwtoonkamers talrijke be-zoekers trekken; ook de stands op de regentschapspasars van Malang hadden succes.

Voordrachten m e t of zonder lichtbeelden gaven wederom in vele ressorten gelegenheid t o t het propageeren van uiteenloopende zaken.

De 9 bestaande landbouwtijdschriftjes, waarvan 3 op J a v a en 6 in de Buiten-gewesten, bleven gehandhaafd. De landbouwvoorlichtingsdienst t e P a d a n g zette naast de uitgave v a n een m a a n d b l a d ook de wekelij ksche prijsberichtgeving voort en gaf een zeer goedkoope almanak t a n i voor 1934 uit, w a a r v a n de oplaag spoedig was uitver-kocht. Elders verschenen gedrukten voor bepaalde propagandistische doeleinden.

Behalve in Manado, op Celebes en Timor, vermeld in het vorig Verslag, werden ook tuinen wedstrijden georganiseerd in het regentschap Bondowoso en op Bali en Lombok. Als propagandamiddel werden in het ressort Bodjonegoro in 16 desa's tooneelvoorstellingen m e t landbouwkundige strekking gegeven. Excursies m e t groepen landbouwers n a a r proef- of demonstratie-aanplantingen werden in enkele ressorten wederom ondernomen.

Behalve de vorengenoemde meer algemeene propagandamiddelen h a d ook het persoonlijk contact niet zelden een belangrijke beteekenis. Een telling in het regent-schap Malang, waar bovendien speciale bijeenkomsten m e t landbouwers werden georganiseerd, wees uit, d a t het aldaar geplaatst personeel 4400 bezoekers ontving.

H e t n u t t i g effect van de ,,commissies-tani" als schakel tusschen de bevolking en den voorlichtingsdienst in de Vorstenlanden en op Celebes, kwam bij verschillende gelegenheden weder t o t uiting.

De aanraking m e t verschillende coöperaties of gelijksoortige organisaties bleef bestaan. I n het bijzonder verdient de organisatie van koolplanters in het ressort Besoeki vermelding, welke wegens haar groote activiteit succes boekte m e t recht-streeksche verzending van haar product n a a r Singapore, mede d a n k zij de intensieve hulp van den aan den Consul-Generaal der Nederlanden aldaar toegevoegden adjunct-tuinbouwconsulent.

I n Oost-Java heeft de verhoogde activiteit bij de bevolkingsrietcultuur het ge-bruik van zwavelzure ammoniak in enkele streken doen toenemen; zoo in het gewest Madioen zelfs met 920 quintalen; in Malang verdubbelde het verbruik, ook in Soera-baja was toename te constateeren. I n Probolinggo n a m het kunstmestverbruik voor tabakskweekbedden toe. I n het gouvernement Soerakarta was de uiencultuur in de regentschappen Bojolali en K l a t e n oorzaak v a n een sterk vermeerderd gebruik v a n zwavelzure ammoniak, in totaal 218 quintalen, terwijl in Wonogiri de toepassing

v a n dubbel-superfosfaat op sawahs toenam. De provinciale landbouwvoorlichtings-dienst v a n W e s t - J a v a leverde 832 quintalen kunstmest; ter S u m a t r a ' s Westkust, waar het gebruik achteruitging, leverde de dienst nog 760 quintalen.

Op Timor werden 64 ploegen verkocht, in Oost-Java, waar particuliere ploeg-smeden bovendien aanzienlijke aantallen a a n m a a k t e n en aan den t a n i verkochten tegen zeer lage prijzen, nog 100 stuks geïmporteerde ploegen.

De provincie Oost-Java leverde voorts aan de bevolking 330 quintalen groen-mestzaden, 929 quintalen zaadpadi, 349 quintalen arachis en 183 quintalen kedelé-zaad. I n Atjeh werden 2335 oculaties van vruchtboomen geleverd. Dit gewest n a m 381 kg loodarsenaat op en S u m a t r a ' s Westkust 6900 kg. De voorlichtingsdienst in Tapanoeli leverde 60 000 koffie-bibits, die ter Westkust van S u m a t r a 138 000 kruidnagelzaden.

Behalve m e t betrekking t o t voornoemde werkzaamheden, hadden de ambtenaren van de landbouwvoorlichtingsdiensten nog bemoeienis m e t talrijke andere aan-gelegenheden, zeer uiteenloopende gebieden rakende en in 1934 niet zelden betrekking hebbende op of verband houdende met crisismaatregelen. Verschillende landbouw-consulenten hadden zitting in commissies. Met verscheidene diensten zooals het Boschwezen, het Volkscredietwezen, den Irrigatie- en den Veeartsenij kundigen dienst, werd samengewerkt, terwijl met het Binnenlandsch Bestuur uiteraard een nauwe samenwerking bestond.

De landbouwvoorlichtingsdiensten hadden bij de bestrijding van de in verscheidene rijstgebieden in grooten getale voorkomende veldratten allen steun v a n Bestuur en bevolking. Met groot succes werd de methode m e t het uitleggen van varkensvergift toegepast, waarbij voortdurend contact werd gehouden m e t het I n s t i t u u t voor Plantenziekten, d a t deze methode h a d uitgewerkt en meermalen op onderdeelen verbeterd.

W a t de irrigatie-aangelegenheden betreft, werd in 1934 door het hoofd van den dienst advies uitgebracht over 14 bevloeiïngsontwerpen, w a a r v a n 11 betrekking hadden op J a v a en 3 op de Buitengewesten.

Afzonderlijk mogen worden genoemd de bemoeienis m e t kolonisatie-aangelegen-heden in een viertal streken en wel m e t betrekking t o t de Javanen-kolonisaties in de Lampoengs en Benkoelen, en voorts de kolonisaties v a n Europeanen op Poeloe Laoet en Nieuw-Guinee.

I n verscheidene ressorten werden door proefsnitten groote aantallen opbrengst-be-palingen gemaakt, betrekking hebbende op uiteenloopende gewassen. Eenige ontwerp-gewestelijke keuren, meest productenkeuren, werden voorts in behandeling genomen.

De voorlichting aan klein-landbouwers n a m belangrijk toe; zij is vooral v a n beteekenis in de provincies Oost- en W e s t - J a v a , waar honderden adviezen werden verstrekt.

E e n der meest doeltreffende middelen ter verbreiding van landbouwkennis, ter propageering van verbeteringen en invoering v a n nieuwigheden, v o r m t het landbouw-onderwijs.

Aan de Middelbare Landbouwschool te Buitenzorg behaalden 15 leerlingen het einddiploma landbouw, 11 leerlingen dat voor boschbouw. Voor de Cultuurschool t e Soekaboemi waren die getallen 19 en 10. Aan de Cultuurschool t e Malang kon het gewone einddiploma landbouwkundige richting uitgereikt worden aan 26 lingen en het einddiploma v a n den technischen cursus (vierde klasse) aan 12 leer-lingen. De Cultuurschool te Soekaboemi werd einde 1934 gesloten, terwijl de beide gelijksoortige inrichtingen t e Malang werden samengevoegd, zoodat daar voortaan de landbouwkundige, boschbouwkundige en technische opleiding vereenigd zijn (een nieuw reglement is opgenomen in B b . n°. 13299).

H e t a a n t a l bedrij f sscholen — 6 op J a v a en 1 in de Buitengewesten — bleef constant door sluiting v a n de school te Madja en opening van die te Tegalgondo.

5

66

D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

De belangstelling v a n de bevolking voor landbouwonderwijs, zich in sommige streken uitende in een drang n a a r oprichting v a n desa-cursussen, was v a n dien aard, d a t in enkele ressorten het beperkte personeel niet meer kon voldoen aan de toenemende vraag. H e t a a n t a l cursussen steeg v a n 139 in 1933 t o t 171 in 1934, w a a r v a n 170 op J a v a m e t 3223 leerlingen.

H e t a a n t a l normaalscholen, waar door adjunct-landbouwconsulenten werd lesgegeven teneinde in enkele daarvoor in aanmerking komende v a k k e n meer landbouwkundige begrippen in t e voeren, verminderde van 7 t o t 4 door opheffing v a n de scholen t e Serang, Salatiga en Djember.

De opleidingsbedrij ven voor Inlandsche landbouwonderwijzers te P a n t j asan

— voorheen K o t a Batoe — en Tegalgondo leverden achtereenvolgens 21 en 10 gediplomeerden af. H e t laatstgenoemde bedrijf werd opgeheven. De gevormde krachten zijn bestemd om les t e geven aan daarvoor speciaal ingerichte 6de klassen v a n standaard- of vervolgscholen m e t landbouwleerplan, w a a r v a n er 76 bestonden, nl. 75 v a n het Gouvernement en 1 a a n een bijzondere school.

I n de wijze, waarop de voortzetting van de onderzoekingen en de voorlichting op tuinbouwgebied geschiedde, kwam geen wijziging; evenmin in de in onderzoek zijnde vraagstukken, daar uiteraard de proeven m e t overjarige tuinbouwgewassen gedurende verscheidene jaren dienen t e worden voortgezet.

H e t a a n t a l door den Tuinbouwkundigen Dienst geleverde planten steeg van 40 000 t o t 76 000, waar tegenover de waarde van deze en van geleverde vruchten en ander materiaal f 31 500 bedroeg.

De kooloultuur, waarmede in verschillende ressorten de landbouwconsulenten tevens een intensieve bemoeienis hadden, t r a d nog sterker op den voorgrond dan in 1933, vooral in Djember (Oost-Ja va). Zooals hierboven reeds is vermeld, n a m vooral de uit-voer n a a r Malakka toe. Ook de uituit-voer v a n kool v a n de Karo-hoogvlakte n a m toe. De uitvoer v a n aardappelen uit laatstgenoemd gebied ging evenals die u i t J a v a achteruit, t e n deele als een gevolg van de zeer lage vrachtprijzen van J a p a n , anderzijds door het terugloopen v a n de cultuur in het Karo-gebied tengevolge van het ernstig optreden van aardappelziekten, waartegen nog geen afdoende maatregelen zijn gevonden.

Door onderzoekingen en berichtgevingen van de adjunct-tuinbouwconsulenten t e Singapore, Cheribon en Malang werd het inzicht in de factoren, welke den handel in tuinbouwproducten beheerschen, verder verbeterd.

De werkzaamheden v a n het bijenstation t e Koetowinangoen werden met be-vredigend resultaat voortgezet.

H e t onderzoek n a a r den economischen toestand en de samenstelling v a n het bevolkingsvoedsel t e Koetowinangoen kon worden afgesloten. H e t r a p p o r t werd gepubliceerd tezamen m e t de bewerking van een uitgebreid chemisch onderzoek v a n aldaar gebezigde voedingsmiddelen, terwijl een beoordeeling van den gezond-heidstoestand het boekwerk besluit. Uit die onderzoekingen is gebleken, d a t het erf v a n groote beteekenis is in de geld- en voedselhuishouding; d a t de marge tusschen kosten der voeding en t o t a a l inkomen zeer gering is; d a t de voeding over het algemeen zeer voldoende mag worden genoemd; d a t alleen dierlijke eiwitten en dierlijke v e t t e n in de voeding t e weinig voorkomen, zoodat de productie d a a r v a n zoo mogelijk gesti-muleerd dient te worden.

H e t Algemeen Proefstation voor den Landbouw onderging in 1934 enkele wijzigingen.

H e t Scheikundig Laboratorium werd een onderdeel van h e t onder de Afdeeling Nijverheid ressorteerend Laboratorium voor Scheikundig Onderzoek, d a t t h a n s n a a r wensch de benoodigde analyses verricht. Voorts werd besloten het onderzoekings-werk op tuinbouwtechnisch gebied, d a t voornamelijk in enkele groote tuinen van den voorlichtingsdienst werd verricht, v a n den tuinbouwkundigen dienst over t e brengen n a a r het proefstation, waarop in de begrooting 1935 is gerekend.

De samenwerking v a n het Landbouwkundig I n s t i t u u t m e t de centrale en de

provinciale landbouwvoorlichtingsdiensten was wederom zeer vruchtbaar. D a n k zij die samenwerking kon in den oostmoesson een groot aantal variëteitenproeven met kedelé worden genomen. E r werden reeds aanwijzingen verkregen, d a t de nieuwe zwartzadige variëteiten K a w i en Tjeremai onder bepaalde omstandigheden nog beter zullen zijn dan de reeds zoozeer ingeburgerde n°. 27, terwijl de witzadige Gedeh waarschijnlijk n°. 29 plaatselijk zal verdringen. De in het vorig Verslag genoemde nieuwe en goedkoope proefveldmethoden werden vrij algemeen toegepast en bleken zeer bevredigende resultaten op t e leveren. Mede daardoor kon de door de tijdsomstandigheden geboden inkrimping van het a a n t a l veldproeven worden beperkt. Van bijzondere beteekenis is het bereikte snelle tempo van de verwerking en roneografische publicatie van de resultaten der in vroegere jaren genomen proeven.

I n verband m e t het feit, d a t in gebieden m e t rij stover schot steeds meer beteekenis wordt gehecht aan de uitlevering in de pellerijen werd een aanvang gemaakt m e t de bestudeering van de peleigenschappen van rijstvormen. Veel a a n d a c h t werd besteed aan import van katoenzaad en aan proeven m e t dit gewas, waarvoor de omstandig-heden t h a n s gunstiger bleken d a n in de voorafgegane periode met hooge prijzen voor de andere landbouwproducten. Van een 25-tal variëteiten werden onder voor katoen zoo gunstig mogelijke omstandigheden v a n k l i m a a t en bodemgesteldheid proefaanplantingen aangelegd. Bij de veredeling v a n de rijst werd in de tuinen op 4 belangrijke bodemtypen een steeds grootere plaats ingeruimd aan de bastaard-selectie, welke elders voor andere eenjarige gewassen zulke belangrijke resultaten heeft afgeworpen. De ressorten, waarin de geïntensiveerde rijst-selectie wordt toegepast, werden vermeerderd m e t twee in de provincie Midden-Java, terwijl daarmede werd begonnen in twee ressorten van de Buitengewesten, nl. Palembang en Makassar. Behalve van de boven reeds genoemde kedelé konden ook van Arachis enkele nieuwe rassen worden afgegeven ter toetsing onder verschillende omstandig-heden. Van beide gewassen werden door natuurlijke en kunstmatige bastaardeering eenige nieuwe kruisings-populaties verkregen voor verdere selectie. H e t selectie-werk m e t cassave ondervond tegenspoed door het mislukken van den zaad-aanplant

t e Patjet. De in het vorig Verslag genoemde planten van Zanzibar-kruidnagel werden n a a r verschillende centra verzonden, van waar meerendeels gunstige berichten o m t r e n t de ontwikkeling werden ontvangen. Voortgegaan werd m e t selectie en in-zameling v a n Derris-vormen, terwijl speciale a a n d a c h t werd besteed aan de ver-menigvuldigingvan de vormen m e t een hoog rotenon-gehalte in de wortels. Aanvragen om plantmateriaal v a n Aleurites verminderden; v a n kapok en van geselecteerde klapperboomen werd uit de eigen tuinen veel materiaal verkocht. Van kapok werden nieuwe kruisingen verricht, voornamelijk m e t een u i t den Congo verkregen groot-vruchtigen vorm. De importen v a n rozengeranium u i t Réunion leverden slechts een gering a a n t a l goedgroeiende planten.

Aan het Plantkundig Laboratorium — n a de afscheiding v a n het Scheikundig Laboratorium t h a n s het eenige laboratorium van de Afdeeling Laboratoria in functie—

werd het onderzoek n a a r voor gomziekte immune onderstammen voor djeroek m a m s voortgezet. Enkele v a n de oudere planten werden aangetast, doch het aantal veel-belovende exemplaren werd m e t 55 uitgebreid. E e n publicatie verscheen over den invloed van t e m p e r a t u u r en vochtigheid op den verwekker v a n de gomziekte, de P h y t o p h t h o r a parasitica. H e t onderzoek naar de oorzaken v a n de mentek-ziekte v a n de rijst leerde, d a t de vergelingsverschijnselen aan de bladeren moeten berusten op een vergaanden afbraak v a n de in de bladeren aanwezige eiwitten. Die storing van de eiwitstofwisseling wordt, n a a r mag v/orden geconcludeerd, voor een belangrijk deel door klimatologische omstandigheden bepaald. H e t onderzoek over de knolletjes-bacteriën v a n kedelé werd voortgezet, waarbij een aanvang werd gemaakt m e t de bestudeering v a n het stikstof bindend vermogen van de vele geïsoleerde stammen.

N a a s t het omvangrijke advieswerk kon door den staf v a n het I n s t i t u u t voor

1)8 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

Plantenziekten voortgegaan worden met verschillende onderzoekingen over ziekten en plagen v a n cultuurgewassen. Ook in 1934 werkte het instituut met den landbouw-voorlichtingsdienst samen om in West-Brebes door middel v a n een zaai tijdsregeling den witten rijstboorder te bestrijden; het succes was minder dan in vorige jaren, doch de landrente-afschrijving ten bedrage van f 25 000 geeft zeer waarschijnlijk een overdreven indruk van de werkelijke schade. De bestrijdingsmethode van ook in 1934 locaal in groote aantallen optredende veldratten werd nog verbeterd; zij werd op J a v a m e t succes uitgevoerd over 245 000 h a rijstvelden. Bij rijstplanten m e t mentek-acht'ge verkleuringen werd meermalen het voorkomen v a n het aaltje Tylenchus oryzae geconstateerd. Tegen de Brachartona-plaag in de klappergebiedon v a n Midden-Java werd, behalve plaatselijke bekapping, op 5 plaatsen bestuiving m e t d u s t u r a n door motorverstuivers toegepast, waarbij slechts in één geval succes achterwege bleef. Ter biologische bestrijding van de Brontispa- en Aleurodicus-plagen van den klapper in Zuid-Celebes werd voortgegaan m e t parasieten-zendingen;

v a n Brontispa-parasieten werden 400 000 stuks verzonden m e t het resultaat d a t eind 1934 op de betreffende plaatsen een parasiteering van 60—80 % kon worden geconstateerd. H e t in 1933 onderbroken onderzoek omtrent het verband tusschen de geelziekte in de peper op Bangka en het voorkomen in de wortels van het aaltje Tylenchus similis kon worden h e r v a t ; voor het zoeken van bestrijdingsmaatregelen wordt bij het onderzoek samengewerkt m e t het Bodemkundig en het Landbouw-kundig I n s t i t u u t . I n de Lampoengsche Districten werd een variëteit peper gevonden, welke vrijwel o n v a t b a a r is voor voetrot; m e t het reeds door de bevolking toegepaste aanplanten v a n die „lada belantoeng" k a n groote schade worden voorkomen. I n verband m e t de reeds eenige jaren loopende bestudeering v a n de aardappel-slijm-ziekte werd het beproeven v a n zaailingen van Zuid-Amerikaansche „wilde" aard-appelen voortgezet, waarbij reeds menige vrij resistente t y p e n werden verkregen, welke echter door andere eigenschappen nog niet voor de praktijk geschikt zijn.

Bij de studie van de schadelijke boschinsecten werd een uitvoerig onderzoek ingesteld naar de vatbaarheid v a n een groot a a n t a l houtsoorten voor ,,boeboek"-aantasting.

De maatregelen tegen de verspreiding van de groote achaat-slak bleken niet afdoende t e zijn; op J a v a werd de slak reeds op vier plaatsen geconstateerd. Ter biologische bestrijding v a n de Opuntia-plaag in het Paloe-dal (Celebes) werd u i t Australië de schildluis Dactylopius tomentosus ingevoerd. De plantenkeuring bleef bevredigend functionneeren; onderschept werden o.a. levende stadia van de gevreesde Middel-landsche Zee-fruitvlieg in nectarinen en perziken uit Zuid-Afrika en de cotton boll weevil (Anthonomus grandis) in katoenzaad afkomstig uit Florida. De opkweek van vlaszaad in quarantaine leverde volkomen ziektevrij zaad op, waarmede op verschillende plaatsen proefaanplantingen zullen worden aangelegd.

H e t Bodemkundig I n s t i t u u t ging voort m e t de kaarteeringswerkzaamheden in de noordelijke rijstvlakten v a n W e s t - J a va; behalve voor Noord-Bantam m e t West-B a t a v i a en Noord-Kr awang zijn bij den voorlichtingsdienst grondkaarten beschik-baar voor de vlakte v a n Indramajoe. D a a r n a a s t moest aandacht worden geschonken aan eenige geen uitstel gedoogende incidenteele opnamen of verkenningen, w a a r v a n de opname voor de uitbreiding der Javanen-kolonisatie in de Zuid-Lampoengs afzonderlijke vermelding verdient. Eenige copieën van de in 1930/1932 van de Vorsten-landen vervaardigde grondkaarten werden op aanvraag vervaardigd; in Soerakarta werd d a a r v a n gebruik gemaakt bij de pachtherzieningen. Van de afdeeling Monggot kon aan het Boschwezen een grondkaart worden afgeleverd. Aan het Indisch Comité voor wetenschappelijke onderzoekingen werden als resultaat van de onder zijn auspiciën ondernomen bodemkundige expeditie n a a r Noord-Nieuw-Guinee de verslagen over Hollandia, Manokwari, Angi-Angi, Momi-Ransiki-delta's en Sorong verstrekt, terwijl het laatste verslag, over Amber baken, in concept gereed kwam.

Behalve de vele analysen ten behoeve van de grondkaarteeringen werd in het

laboratorium voor grondonderzoek een drietal door de praktijk aan de orde gestelde onderzoekingen verricht, t.w. over de fijnheid waartoe het inheemsche natuurfosfaat dient t e worden vermalen, over de toepassingsmogelijkheden van het op verschillende plaatsen door den Opsporingsdienst v a n het Mijnwezen gevonden aluminiumfosfaat en een systematisch onderzoek naar mogelijk ook bodemkundige oorzaken v a n de reeds bovengenoemde geelziekte bij peper op Bangka.

I n het irrigatie-laboratorium werden in verband mot bevloeiingsplannen het water en slib v a n een aantal rivieren op bruikbaarheid gekeurd, terwijl ook klachten over water of slib van bestaande bevloeiingen werden onderzocht. Adviezen werden uitgebracht over de kolonisatieterreinen Perbo (Benkoelen) en Soekadana (Lam-poengs), terwijl een onderzoek werd ingezet omtrent de mérites v a n een plan om door een aftapping van de kali Serajoe groote rijstvlakten technisch t e bevloeien.

Voorts moet worden vermeld een algemeen bodemkundig advies over het voor kolonisatie van Europeanen beschikbaar gesteld terrein op Poeloe Laoet. _

H e t mineralogisch laboratorium van het Bodemkundig I n s t i t u u t verrichtte hoofdzakelijk analysen voor de bij de kaarteering benoodigde classificatie en nomen-clatuur der grondsoorten. H e t stelde uit de v a n Noord-Nieuw-Guinee verkregen gesteente-monsters een type-collectie samen.

Aan het klapperproefstation t e Manado werd voortgewerkt aan de selectie; de

Aan het klapperproefstation t e Manado werd voortgewerkt aan de selectie; de

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 69-75)