• No results found

Overzicht van den veestapel

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 81-88)

I n de provincie Oost-Java werd in verband met de vermindering v a n het veteri-nair personeel de jaarlijksche veetelling alleen op het eiland Madoera gehouden.

De sterkte v a n den veestapel is zoowel op J a v a als daarbuiten eemgszins achter-uitgegaan. De verdeeling v a n het a a n t a l paarden en het groothoornvee over den archipel einde 1934 (1933) blijkt uit het volgend overzicht

W e s t - J a v a . . .

Paardenstapel. De achteruitgang van den paardenstapel bedroeg in 1934 op J a v a ruim 6000 stuks (2,68 % ) . De vermindering van het aantal valt vooral m de Vorstenlanden (3,93 %) en in de provincie Oost-Java (4,05 %) te constateeren;

in W e s t - J a v a is het aantal paarden m e t 2,32 % achteruitgegaan, terwijl het m Midden-Java vrijwel constant is gebleven. H e t verdringen v a n het p a a r d door vracht- en personenauto's, w a a r a a n in de voorafgegane jaren de achteruitgang van den paardenstapel hoofdzakelijk was te wijten, heeft zich blijkbaar niet meer voort-gezet. I n de provincie Midden-Java werd voor het verkeer over kleine afstanden meer gebruik g e m a a k t v a n door dieren voortbewogen voertuigen.

I n de Buitengewesten is de sterkte v a n den paardenstapel vrijwel onveranderd gebleven Tegenover een kleine toename op de oostelijke eilanden, s t a a t een ongeveer even groote afname op Sumatra, hoewel hier in eenige streken de belangstelling voor de paardenfokkerij geenszins verminderd is.

Bunderstapel. De sterkte v a n den runderstapel is op J a v a van 4 079 349 in 1933 teruggeloopen t o t 3 839 687 in 1934, hetgeen een achteruitgang beteekent v a n 5 87 % Hoewel dit percentage door de geringe nauwkeurigheid v a n de gegevens niet geheel v a s t s t a a t , is het zeker, d a t de lage veeprijzen de aanfok m e t aanmoedigen en d a t in verschillende streken meer vee dan vroeger v a n de h a n d wordt gedaan

Zooals u i t de cijfers betreffende de verschillende deelen van J a v a blijkt, valt de vermindering v a n het a a n t a l runderen alleen in de Vorstenlanden en m de provincie Oost-Java waar te nemen, dus in streken, welke door de inkrimping v a n de suiker-industrie het meest zijn getroffen.

I n de Buitengewesten is het aantal runderen eveneens achteruitgegaan. Ve ver-mindering bedroeg op Bali ± 21 000 stuks (9 % ) , op S u m a t r a ruim 6 000 stuks (1 7 %) en op Borneo 350 stuks (1,5 % ) . Op Celebes is de runderstapel m het zuidelijk gedeelte (ambtskringen Makassar en Watampone) m e t enkele honderden dieren toegenomen, in h e t noordelijk gedeelte (ambtskring Manado) daarentegen m e t bijna 3 000 runderen achteruitgegaan. Op de overige eilanden buiten J a v a vxel een geringe toename t e constateeren.

7 6 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

De belangstelling van de bevolking voor de runderfokkerij bleef, ondanks de lage veeprijzen, vooral in de Buitengewesten bevredigend.

De volbloed Ongole-fokkerij op Soemba is in 1934 zoowel qualitatief als quanti-tatief vooruitgegaan. H e t aantal runderen n a m hier m e t ruim 20 % toe en steeg v a n 16 247 t o t 18 770.

Op Bali en Lombok liet de opkomst bij de selecties te wenschen over; verder bleek, d a t clandestiene castratie op groote schaal plaats gehad moet hebben.

De fokkerij van Balineesch vee in Zuid-Celebes ontwikkelde zich op zeer bevre-digende wijze; vooral in de dicht bevolkte streken, waar het economische n u t v a n het Bali-rund als ploegdier, melkproducent of slachtdier het grootste is. I n de ambts-kringen Makassar en W a t a m p o n e waren einde 1934 7979 Bali-runderen aanwezig, verdeeld over 315 koppels.

Op Timor ging het m e t de Bali-fokkerij, ondanks den geringen afzet, eveneens n a a r wensch.

De Madoereesche fokkerij op Flores breidde zich m e t 7 nieuwe koppels uit.

Wegens de moeilijkheden een afzetgebied te vinden, beperkte de economische beteekenis v a n den rundveestapel zich hier voorloopig t o t plaatselijke slacht- en mestproductie.

Bujfelstapel. De sterkte v a n den buffelstapel op J a v a is wederom achteruit-gegaan en wel m e t ruim 40 000 dieren (2 % ) . I n de provincie W e s t - J a v a bedraagt de achteruitgang bijna 3 %, in de Vorstenlanden ruim 7 % en in de provincie Midden-J a va 0,4 %. Daartegenover s t a a t een kleine vermeerdering van het a a n t a l buffels in Oost-Java (met 0,34 % ) .

Ook in de Buitengewesten is de buffelstapel bijna overal numeriek achteruit-gegaan. Op S u m a t r a werden in 1934 bijna 12 000 buffels (ruim 3 %) minder geteld d a n in 1933.

Kleinveestapel. Voorzoover gegevens o m t r e n t den kleinveestapel op J a v a bekend zijn geworden, was de sterkte ervan einde 1934 (1933) als volgt:

Gewest.

Prov. West-Java . . Prov. Oost-Java . . . Soerakarta

Schapen.

703 124 (786 831) 183 245 (227 994) 48 507 (53 815)

Geiten.

886 672 (965 895) 842 292 (936 620) 343 185 (352 984)

Varkens.

63 088 (58 910) 21 141 (26 121) 6 674 H 306)

Uit dezen s t a a t blijkt d a t het a a n t a l schapen en geiten belangrijk is verminderd.

Voor de geitenfokkerij, in het bijzonder voor de verbetering van het inheemsche ras door kruising m e t het Etawa-ras, bestond vrijwel in alle streken van Nederlandsch-Indië groote belangstelling.

De varkensfokkerij, op J a v a uitsluitend gedreven door Chineezen en een klein a a n t a l Europeanen, was niettegenstaande de belangrijke daling v a n de kosten van het voer niet zeer loonend, aangezien de prijzen der varkens laag bleven.

Omtrent den varkensstapel in de Buitengewesten kan alleen vermeld worden, d a t op Lombok de animo voor de varkensfokkerij tengevolge v a n de slechte prijzen gedaald is en d a t het gelukt is voor de varkens van het eiland M a s een afzetgebied op de Oostkust van S u m a t r a te vinden.

Met de fokkerij v a n de Roomsch-katholicke Missie op Elores m e t Europeeschc varkens ging het ook in 1934 n a a r wensch.

Pluimveestapel. De belangstelling van de inheemsche bevolking voor de ratio-neele hoenderfokkerij bleef gering.

O m t r e n t de door Europeanen gedreven fokkerijen v a n raskippen valt te vermelden, d a t een a a n t a l werklooze Europeanen begonnen is kleine hoenderparken op t e zetten.

De eendenfokkerij op Bali en Lombok, langs de Noordkust v a n J a v a en m enkele streken v a n S u m a t r a en Borneo, kon tengevolge v a n den levendigen handel in eendeneieren haar beteekenis behouden.

Algemeene gezondheidstoestand. De algemeene gezondheidstoestand v a n den veestapel was op J a v a en in het grootste gedeelte v a n de Buitengewesten gunstig.

Alleen op R o t i en Soembawa en in de Minahasa werd de veestapel door miltvuur- en

surra-uitbraken vrij ernstig getroffen. , , _ , • • Voor het pluimvee vormde de pseudovogelpest een voortdurende bedreiging;

hoewel de ziekte vrijwel in alle streken v a n Nederlandsch-Indië voorkwam, heeft zij niet zulke groote verliezen als in vroegere jaren veroorzaakt.

Voedselgebrek deed zich nergens voor; hier en daar was in sommige maanden de hoeveelheid vee-voer wel w a t schaarscher dan in andere perioden v a n het jaar.

H e t systematisch onderzoek op Bali naar het voorkomen v a n Cysticercose bij runderen en buffels werd voortgezet, evenals de propaganda ter bestrijding v a n deze ziekte. I n 1934 werden onder 3838 geslachte en aan keuring onderworpen runderen 1006 m e t cysticerci behept bevonden, d a t is dus 26,21 %. Bij buffels was het besmettingspercentage 9,66 % . Medio 1934 werd begonnen de herkomst v a n m e t cysticerci behebt bevonden dieren na t e gaan, t e n einde zoo mogelijk vast t e stellen, in welke streken v a n Bali de Cysticercose het uitgebreidst voorkomt.

Evenals in vorige jaren werd trichinosis bij varkens en honden alleen m de B a t a k l a n d e n en de Oostkust v a n S u m a t r a geconstateerd. I n eerstgenoemd gebied werden 3406 varkens en 1405 honden onderzocht, w a a r v a n 83 varkens (2,4 %) en 29 honden (2 %) trichineus werden bevonden.

Ter Oostkust v a n S u m a t r a bleken v a n 16 753 varkens 213 (1,27 %) en van 792 honden 6 (0,75 %) m e t trichinen besmet t e zijn.

Veehandel. De lage marktprijzen voor paarden, runderen, buffels en kleinvee bleven op J a v a over het algemeen stationnair; alleen in Besoeki en Madioen zijn de prijzen voor runderen en buffels, in Soerakarta die voor buffels en varkens en in W e s t - J a v a die voor varkens nog iets gedaald. Op Madoera vond een belangrijke

prijsdaling v a n alle diersoorten plaats. ..

Op de Kleine Soenda-eilanden zijn de veeprijzen nog verder gedaald, terwijl zij in de overige gewesten buiten J a v a vrijwel gelijk bleven aan die v a n 1933.

De lage prijs v a n Bali- en Lombok-vee heeft den invoer v a n dit vee in W e s t - J a v a van 7750 stuks in 1933 doen toenemen t o t 15 307 stuks in 1934, met het gevolg d a t daardoor het slachtvee v a n Midden-Java op de m a r k t t e Batavia gedeeltelijk is

verdrongen. . Overigens viel in den veehandel op J a v a geen noemenswaardige verandering

t e bespeuren. De doorvoer v a n runderen en buffels u i t Oost-Java door het gouver-n e m e gouver-n t Soerakarta gouver-naar J o g j a k a r t a egouver-n Middegouver-n-Java was belagouver-ngrijk; de igouver-nvoer v a gouver-n runderen uit Midden-Java in de provincie W e s t - J a v a onderging een geringe daling, terwijl die v a n buffels vrij aanzienlijk is gestegen (van 3920 dieren in 1933 t o t 4824

i n 1 9 3 4) - on ZOA o. i :

De uitvoer v a n runderen u i t Bali bedroeg 34 057 stuks, tegen 27 564 stuks m 1933. De waarde van dezen uitvoer was f 535 600, tegen f682000 in het jaar tevoren;

de gemiddelde prijs per exportdier daalde derhalve v a n f 24,70 t o t f 15,75.

O m t r e n t het verloop v a n den runderexport v a n Bali n a a r de verschillende havens verdient vermelding, d a t de export naar Tandjoengpriok en Palembang sterk toenam, terwijl die n a a r Singapore en Soerabaja vrij belangrijk daalde.

^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ i

7 8 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

H e t aantal uit Bali uitgevoerde varkens liep v a n 110 520 in 1933 terug t o t 108 253 in 1934. Deze achteruitgang k o m t uitsluitend op rekening van de mindere vraag v a n Singapore; naar Kederlandsch-Indische havens n a m de varkensexport m e t 151 dieren toe. De waarde der uitgevoerde varkens bedroeg f 730 700, tegen f 830 120 in 1933; gemiddeld bracht een varken f 7,25 op, hetgeen f 0,26 minder is d a n in 1933.

De uitvoer van buffels uit Soembawa en Lombok toonde een aanzienlijke toename vergeleken m e t die in 1933.

Invoer v a n slachtvee in Zuid-Sumatra uit J a v a , Madoera en Bali h a d geregeld plaats. Vergeleken met 1933 is de invoer v a n buffels van J a v a (Bantam) in de Lam-poengsche Districten sterk toegenomen.

De afzet v a n Atjeh-vee n a a r de Oostkust van S u m a t r a , welke in 1933 weinig bevredigend was, werd in 1934 in goede banen geleid en vertoonde tegen het einde v a n 1934 een merkbare opleving.

Door verlaging van de vrachttarieven der Koninklijke P a k e t v a a r t Maat-schappij, welke ook op andere trajecten werd doorgevoerd, kon de uitvoer van buffels u i t Sinabang n a a r de Westkust v a n S u m a t r a belangrijk worden opgevoerd.

De vleeschprijzen zijn deels op het lage peil v a n 1933 blijven staan, deels nog verder gedaald. Voor een overzicht van die prijzen diene het volgende staatje:

Soerabaja . . (pasar)

Semarang . . (pasar)

B a t a v i a . . . B a t a v i a . . . Bandoeng . . Soerakarta

(pasar)

Makassar . . Medan . . .

Rundvleesch.

1 k a t i f 0,08 à f 0,15 1 „ f 0,25

1 kg (m. been) f 0,25 à f 0,30 1 k a t i (z. been) f 0,20 à f 0,35 1 ,. f 0,15 à f 0,30

1 „ f0,15 à f 0 , 1 8 1 kg f 0,40 à f 1 — 1 kg f 0,35 à f 0,55

Buffelvleesch.

1 k a t i f 0,08 à f 0,12 1 „ f 0,20

1 kg (m. been) f 0,20 à f 0,30 1 kati (z. been) f 0,15 à f 0,325

1 „ f 0,15 à f 0,25 1 „ f0,12 à f0,15 1 „ f 0,10 à f 0,20 1 kg f 0,35 à f 0,50

W a t de huiden aangaat, viel een verhooging van de prijzen voor n a t t e huiden en een verlaging van die van droge huiden te constateeren. N a t t e runderhuiden deden in 3 qualiteiten 12 à 13, 9 à 11 en 7 à 9 gulden per pikol; de prijzen voor n a t t e buffelhuiden lagen tusschen 4 en 7 gulden. Voor droge runderhuiden prima qualiteit werd einde 1934 te Soerabaja, Semarang en B a t a v i a respectievelijk f 38, f 48 en f 40 per pikol betaald.

Overheidszorg voor den veestapel.

H e t personeel bij den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst bestond einde 1934 uit 5 inspecteurs, v a n wie 1 fungeerend, 32 gouvernements veeartsen, 53 gouver-nements Indische veeartsen, 1 opzichter, 19 hoofdmantri's, 148 m a n t r i ' s , 15 schrijvers l s t e klasse en 12 schrijvers.

Aan de provincies op J a v a waren voor de h a a r opgedragen werkzaamheden op veeartsenijkundig gebied v a n bovengenoemd personeel ter beschikking gesteld 3 inspecteurs, v a n wie 1 fungeerend, 15 gouvernements veeartsen, 24 gouvernements

4

Indische veeartsen, 10 hoofdmantri's, 64 mantri's, 5 schrijvers 1ste klasse en 2 schrijvers.

O m t r e n t wijziging van de veeartsenij kundige ambtskringen en de standplaatsen v a n de gouvernements veeartsen zie men B b . nos. 13131, 13159 en 13312.

De werkzaamheden t o t verbetering van den paardenstapel en ter bevordering v a n de paardenfokkerij waren in hoofdzaak gericht op het bestendigen van reeds behaalde resultaten.

I n het gewest Manado werden 2 Sandel-Arabische hengsten ingevoerd, die m de onderafdeeling Paloe werden gestationneerd. Voor het regentschap Pekalongan (prov. Midden-Java) werd een dekhengst van Soemba betrokken, terwijl voor het gouvernement Soerakarta 3 Sandel-hengsten op J a v a werden aangekocht.

Voor de paardenfokkerij in W e s t - J a v a werden 4 Sandelhout-hengsten aange-kocht; verder kreeg de provincie v a n een particulieren paardenfokker een volbloed-hengst t e n geschenke. Einde 1934 stonden 37 Sandelhout-volbloed-hengsten en 4 Australische hengsten ter beschikking. Tengevolge v a n een in October ingevoerd premiestelsel voor de hengstenhouders n a m het a a n t a l dekkingen in het vierde k w a r t a a l vooral in de regentschappen Bandoeng en Soemedang belangrijk toe.

Op S u m a t r a heeft het Gouvernement m e t de paardenfokkerij alleen nog bemoeienis in de residentie S u m a t r a ' s Westkust. I n verband m e t het streven v a n den Minang-k a b a u e r om een grooter paard t e foMinang-kMinang-ken, is de vraag n a a r Sandel-Arabische hengsten zeer toegenomen. Aan de vele aanvragen kon slechts in 3 gevallen worden voldaan.

Door de over het gewest verdeelde 35 hengsten, waaronder 8 Sandel-Arabieren, werden 1676 merries met succes gedekt.

Voor de verbetering v a n den runderstapel op J a v a werden in 1934 v a n gouver-nementswege tegen normalen prijs 298 Ongole-stieren, 80 Ongole-vaarzen, w a a r v a n 1 m e t kalf en 3 Hissar-vaarzen w a a r v a n 1 m e t kalf, en verder tegen verminderden prijs 21 afgekeurde Ongole-stieren aan de bevolking verstrekt. De normale prijs bedroeg f 75 per dier franco plaats (station) v a n bestemming, terwijl de verminderde prijs f 30 was loco Pengarasan. Bovendien werden 8 stieren en 2 Ongole-vaarzen kosteloos vervangen.

I n de provincie W e s t - J a v a liep het a a n t a l met Overheidssteun aan de bevolking verstrekte Ongole-dekstieren v a n 59 door vermindering m e t 32 en vermeerdering m e t slechts 22 dieren terug t o t 49.

I n de provincie Midden-Java, waar begin 1934 1435 Ongole-stieren beschikbaar waren, verminderde dit aantal door verkoop, slacht of sterfte m e t 193 dieren, terwijl slechts 110 nieuwe stieren geplaatst werden, zoodat einde 1934 het aantal dekstieren 1352 bedroeg.

I n de Vorstenlanden liep het a a n t a l dekstieren v a n 228 terug t o t 206; ook het a a n t a l Ongole-koeien en kalveren — deze worden alleen in J o g j a k a r t a gehouden — ging achteruit en wel v a n 235 t o t 196 stuks.

I n de provincie Oost-Java vermmderde het a a n t a l dekstieren m e t 25; het bedroeg bij het begin van 1934 1908 en op het einde 1883 stuks, namelijk 1190 Ongole-stieren, 661 Madoereesche stieren en 32 in Indië gefokte zwartbonte Hollandsche stieren.

H e t a a n t a l Ongole-fokkoeien steeg v a n 512 t o t 544.

Op Soemba werden 52 nieuwe particuliere Ongole-koppels gevormd; 34 ervan kwamen in h a n d e n v a n personen, die tevoren geen veebezit hadden. H e t a a n t a l aangevraagde contractstieren bedroeg 110 stuks, w a a r v a n tengevolge v a n de in 1933 ingevoerde strengere selectie onder de jonge stieren slechts 62 verstrekt konden worden.

Op S u m a t r a werden voor de verbetering v a n den runderstapel uit P a d a n g Mangatas 46 stieren, 7 vaarzen en 2 kalveren uitgegeven.

I n de Zuider- en Oosterafdeeling v a n Borneo werden v a n Soemba 40 Ongole-stieren en 15 vaarzen ingevoerd.

80 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Evenals in vorige jaren beperkte zich de bemoeienis van den veeartsenij kundigen dienst m e t de buffelfokkerij in bijna alle streken van Nederlandsch-Indië t o t selectie en castratie v a n stieren en het tegengaan van het slachten v a n vrouwelijke buffels, die nog n u t t i g voor de voortteling worden geacht. Alleen in de provincie Midden-J a v a werd bovendien ervoor gezorgd, d a t speciale dekbuffels ter beschikking staan.

Ten einde voor de verbetering v a n den geitenstapel de beschikking te verkrijgen over een grooter a a n t a l fokdieren, werd einde 1933 besloten 120 à 150 Etawa-geiten en bokken in Britsch-Indië aan te koopen, waarvoor de Regeering f 15 000 beschik-baar stelde. I n t o t a a l werden 122 dieren aangebracht.

I n W e s t - J a v a werd v a n provinciewege t e Soemedang een station voor de teelt van volbloed Etawa-geiten opgericht. De in 1933 in de provincie Midden-Java opgerichte 7 fokkerijen van volbloed E t a w a ' s gingen goed vooruit. Met het ver-strekken v a n fokdieren aan de bevolking werd voortgegaan.

Van het gouvernementsfokstation te Pengarasan (nabij Tegal) werden 5 Etawa-bokken, 2 geiten en 1 lam aan de bevolking in Midden-Java verstrekt. Einde 1934 waren op dit station 2 dekbokken, 9 moedergeiten, 4 jonge bokjes en 10 geitjes aanwezig.

De Etawa-fokkerij te Lenang Toepang Beroe op het eiland Soembawa heeft ook in 1934 veel v a n wormziekten en schurft t e lijden gehad. Einde 1934 o m v a t t e de fokkerij 5 dekbokken, 21 jonge bokken, 28 volwassen en 34 jonge geiten (88 dieren, tegen 96 in 1933).

De fokkerij v a n Etawa-geiten t e P a d a n g Mangatas (Sumatra) is door groote sterfte tengevolge van worminfecties belangrijk achteruitgegaan. H e t a a n t a l geiten verminderde m e t 26 en bedroeg einde 1934 46. Aan de aanvragen uit de verschillende streken v a n S u m a t r a t o t verstrekking van Etawa-bokken kon in vele gevallen wegens gebrek aan materiaal niet voldaan worden.

O m t r e n t de schapenfokkerij worde medegedeeld, d a t in het regentschap Cheribon van de provincie W e s t - J a v a 10 dekrammen v a n het Priangan-ras en in de regent-schappen Magelang, Temanggoeng en Poerworedjo v a n de provincie Midden-Java 9 r a m m e n en 6 ooien v a n dit ras gestationneerd werden.

I n de provincie Midden-Java werd door den veeartsenij kundigen dienst aan de bevolking de noodige voorlichting gegeven betreffende de pluimveeteelt.

Met ingang v a n 1 J a n u a r i 1934 werd het Veeartsenij kundig Instituut, d a t tevoren rechtstreeks ressorteerde onder den Directeur v a n Economische Zaken, onder-gebracht bij den Burgerlijken Veeartsenij kundigen Dienst. De Directeur werd onder toekenning van den titel „Onderhoofd van den Burgerlijken Veeartsenij-kundigen Dienst", nevens zijn eigen function belast m e t werkzaamheden op het hoofdkantoor v a n dezen dienst t e Batavia.

Evenals in vroegere jaren heeft het I n s t i t u u t door verstrekking v a n entstoffen krachtdadig medegewerkt t o t de bestrijding v a n besmettelijke veeziekten. Aangezien het zwaartepunt van de immunisatorische ziektebestrijding meer en meer op de voorbehoedende entingen wordt gelegd, n a m de bereiding van vaccins aanmerkelijk toe, terwijl de behoefte aan sera verminderde.

Ten behoeve van de bestrijding v a n de epizoötische (haemorrhagische) septi-chaemie werden 853 liter serum en 744 420 cc vaccin verstrekt, tegen 1178,2 liter serum en 629 940 cc vaccin in 1933.

I n de veeartsenij kundige ambtskringen Soerakarta, Madioen, Weltevreden en Soekaboemi werden bij ± 15 300 buffels prophylactische entingen tegen septi-chaemie toegepast.

De sedert jaren in B a n t a m op groote schaal verrichte prophylactische vaccin-entingen zijn in 1934 achterwege gebleven. Daarentegen werden, n a d a t de in 1933 in de Toradjalanden op Celebes toegepaste proef-vaccinaties bij buffels en varkens gunstige resultaten hadden opgeleverd, in 1934 massale entingen in genoemde streek

verricht en wel bij ruim 22 000 buffels en 15 000 varkens. Ook in de aangrenzende onderafdeeling Bone werd het vaccinatiegebied uitgebreid t o t 7 districten, waar ruim 21 000 buffels prophylactisch behandeld werden. Verder werden proefvacci-naties op de eilanden Soemba en Timor bij respectievelijk ± 6 000 en 2 400 buffels en runderen verricht. I n verband m e t het uitbreken v a n septichaemie werden m den ambtskring Makassar ± 5700 buffels en runderen gevaccineerd.

De u i t verschillende ressorten verkregen berichten omtrent de prophylactische en curatieve waarde v a n het septichaemie-serum luidden gunstig. Van 329 curatief behandelde dieren herstelden 64 % .

Voor de bestrijding v a n miltvuur werden 498,6 liter serum (in 1933 547,1 liter), 92950 cc vaccin B . R. S. en 25650 cc vaccin P . G. V. (in 1933 samen 151 910 cc)

afgeleverd. . Behalve twee groote, peracuut verloopende miltvuur-explosies m de landschappen

Dompoe en Seteloek (Soembawa) heeft de veestapel weinig van miltvuur t e lijden gehad. Entingen m e t vaccin, t e n deele simultaan m e t serum, werden op groote schaal uitgevoerd in de ressorten Soembawa-besar, R a b a en W a t a m p o n e respec-tievelijk bij ± 11 400, 5600 en 1800 dieren, waardoor het miltvuur m e t succes kon worden bezworen. Op het eiland Lombok, waar in 1933 ± 1400 buffels aan miltvuur zijn gesuccombeerd, werden in 1934 ruim 31 000 buffels preventief gevaccineerd.

De in de afdeeling P a d a n g sidimpoean (Sumatra) sinds 1931 ingestelde jaarlijksche miltvuur-vaccinaties werden ook in 1934 herhaald en wel bij ± 12 600 buffels.

Als curativum werd het miltvuurserum bij 124 patiënten toegepast, waarvan 75 ( ± 57 %) herstelden.

Voor de prophylactische entingen tegen b o u t v u u r werden 769 500 cc kiemvnj boutvuur-filtraat en 99,3 1 serum (tegen 792 000 cc en 91 1 in 1933) verzonden.

I n de bekende boutvuurstreken van Madioen, Soerakarta en Jogjakarta werden m e t filtraat alleen ± 63 000 runderen en m e t filtraat, voorafgegaan door serum-inspuitingen, ± 6000 dieren geënt.

Verder werden door het Veeartsenij kundig I n s t i t u u t nog verstrekt 12 1 serum en 1000 cc vaccin ter bestrijding v a n de septichaemie der varkens, 14 429 cc vaccin tegen diphtérie en pokken bij hoenders, 300 cc serum tegen hoendercholera, 12,5 1 polyvalent serum tegen colibaciUose en 18,7 1 serum en 140 cc gedoode abortus-cultuur voor de bestrijding v a n besmettelijke abortus der runderen.

H e t diagnostisch serologisch onderzoek (malleus, abortus, miltvuur, enz.) vond plaats bij 3208 ingezonden sera en andere materialen.

Ten behoeve v a n het diagnostisch onderzoek op malleus en tuberculose werden 10 929 cc onverdunde malleine, 3398 cc bovine tuberculine A en 24 339 co tuberculine B verstrekt.

H e t onderzoek naar het voorkomen v a n den gasbacil van Fraenkel m den darm-inhoud v a n gezonde dieren werd afgesloten. I n totaal werden gedurende de laatste jaren de faeces of de inhoud van den einddarm van 225 dieren (25 paarden, runderen, buffels, schapen, geiten, k a t t e n en honden en 50 varkens) onderzocht. Bij alle dieren kon genoemde bacil worden aangetoond.

Voortgezet werd het in verband met de Pathogenese van de Osteomyelitis bacillosa bubalorum opgezet onderzoek naar het voorkomen v a n anaerobe-bacillen in het beenmerg v a n gezonde buffels.

De stephanofilariosis genoemde huidaandoening bij runderen bleek op grond v a n materiaal, d a t u i t de ambtskringen Batavia, Magelang, Poerwokerto en Soera-k a r t a werd ontvangen, behalve in Noord-Celebes en Zuid-Sumatra, ooSoera-k op J a v a vrij veelvuldig voor t e komen.

H e t onderzoek n a a r de als „huidknobbelziekte" aangeduide buffelziekte werd door den betrokken afdeelingsleider gedurende zijn Europeesch verlof gecompleteerd, waartoe gastvrijheid werd genoten aan het Pathologisch I n s t i t u u t van de Faculteit

6

8 2 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

der Veeartsenijkunde t e Utrecht. Dit onderzoek, gevoegd bij de in vorige jaren aan het Veeartsenij kundig I n s t i t u u t verrichte bacteriologische experimenten en klinische waarnemingen, leidde t o t de conclusie, d a t deze ziekte een door zuurvaste micro-organismen veroorzaakte chronische infectieziekte is, welke zeer groote overeenkomst vertoont m e t lepra tuberosa van den mensch, op grond w a a r v a n aan de ziekte de n a a m „Lepra b u b a l o r u m " werd gegeven.

Van de door de Koningin Wilhelmina Jubileum-Stichting toegestane subsidie ten behoeve van het trypanosomen-onderzoek kon gedurende het geheele jaar een chemisch geschoolde medewerker in dienst worden gehouden. H e t onderzoek v a n trypanosomen-enzymen kon zoodoende t e n einde worden gebracht. De verkregen resultaten, welke een goed inzicht geven in het probleem der trypanosomen-stof-wisseling en -pathogeniteit, zullen t. z. t. in een a a n t a l publicaties worden samengevat.

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 81-88)