• No results found

Overzicht van de verschillende landbouwgewassen

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 53-56)

Een meer gedetailleerd overzicht van de geoogste oppervlakten der voornaamste éénjarige Inlandsche landbouwgewassen is in onderstaanden staat opgenomen

2. Overzicht van de verschillende landbouwgewassen

a. G r a n e n . Aanplant en productie.

Java en Madoera.

Sawahpadi. H e t totale sawahpadi-areaal bedroeg 3 611227 ha, tegen 3 512 076 ha in 1933 en 3 240 797 ha gemiddeld in 1924/1933. De mislukkingen waren in 1934 relatief groot, nl. 273 101 ha, tegen 188 494 ha in 1933 en 159 376 gemiddeld in 1924/1933. De geoogste uitgestrektheid was daardoor slechts weinig grooter d a n het vorig jaar en bedroeg 3 338 126 ha, tegen 3 323 582 ha in 1933 en 3 081 421 h a gemiddeld in 1924/1933.

De uitbreiding v a n de sawahpadi ten opzichte v a n het tienjarig gemiddelde h a d voornamelijk plaats in h e t tweede halfjaar. Deze groote uitbreiding v a n de oostmoesson-padi (padi-gadoe) moet worden toegeschreven aan de suikerrestrictie, den, vooral in Oost-Java, gunstigen regenval, en de minder goede oogstresultaten v a n de westmoesson-padi.

Van de totale mislukkingen in 1934 kwamen 31,1 % voor in W e s t - J a v a , 23,9 % in Midden-Java en 45,0 % in Oost-Java. De belangrijkste mislukkingen werden gerapporteerd voor de residenties Bodjonogoro (55 491 ha), B a t a v i a (39 144 ha), Soerabaja (24 224 ha), Cheribon (20 081 ha), Semarang (17 323 ha), J a p a r a / R e m b a n g (17 103 ha), Banjoemas (16 993 ha), B a n t a m (15 360 ha), Malang (12 203 ha) en Kediri (11 694 ha). Dit zijn in h e t algemeen streken m e t een riskante padicultuur.

De mislukkingen werden voor twee derden veroorzaakt door ziekten en plagen, vooral mentek, overigens door overstroomingen, droogte en andere oorzaken.

Volgens de gebruikelijke methode is de totale opbrengst van sawahpadi op J a v a en Madoera in 1934 geschat op 66 236 764 quintalen droge padi, tegen 70 073 816 quintalen in 1933 en 65 359 520 quintalen gemiddeld in 1924/1933.

Aan de h a n d v a n deze cijfers wordt de gemiddelde opbrengst voor J a v a en Madoera in 1934 geraamd op 19,8 quintaal droge padi per geslaagde hectare, tegen 21,1 q/ha in 1933 en 21,2 q/ha gemiddeld in de jaren 1924/1933. De mindere opbrengst in 1934 moet in hoofdzaak aan ziekten en plagen en ongunstige weersomstandigheden worden geweten.

Padi-gogo. De geoogste (geslaagde) uitgestrektheid padi-gogo op J a v a en Madoera bedroeg in 1934 392 475 ha, tegen 454 342 h a in 1933 en 428 936 ha ge-middeld in 1924/1933.

E e n deel v a n den westmoesson-aanplant 1933/1934 werd, zooals bereids op-gemerkt, reeds in December afgeoogst, a a n welke omstandigheid de mindere uit-gestrektheid in 1934 voor een deel moet worden geweten.

Van de belangrijkste padi-gogo-gebieden hadden B a n t a m en Priangan een groot aandeel in den achteruitgang t e n opzichte v a n 1933 v a n de geoogste uit-gestrektheid v a n geheel J a v a en Madoera; in Soerakarta, Malang, Kediri en Madioen was de inkrimping v a n de cultuur niet groot, terwijl in J o g j a k a r t a een geringe uitbreiding plaats vond.

De mislukte uitgestrektheid padi-gogo bedroeg 2726 ha, tegen 1856 ha in 1933 en 2870 ha gemiddeld in 1924/1933. De grootste mislukkingen werden vermeld voor Kediri, B a n t a m en Bodjonegoro.

48 D E ECNOMISCHE T O E S T A N D .

De totale padi-gogo-produotie wordt voor 1934 geraamd op 4 622 000 quintalen droge padi, tegen 5 253 000 quintalen in 1933 en 5 247 000 quintalen gemiddeld in 1924/1933.

Aan de h a n d v a n deze cijfers wordt de gemiddelde productie in 1934 geschat op 11,8 q/ha droge padi, tegen 11,6 q/ha in 1933 en 12,2 q/ha gemiddeld in 1924/1933.

Mais. I n totaal werd 1 848 209 ha maïs geoogst, tegen 2 204 471 ha in 1933 en 1 916 960 ha gemiddeld in 1924/1933.

I n 1934 had 27,8 % van de geoogste uitgestrektheid maïs betrekking op sawahs en 72,2 % op droge gronden; voor 1933 waren deze cijfers practisch gelijk, terwijl de gemiddelden voor 1928/1933 respectievelijk 26,1 en 73,9 bedroegen.

De kleinere geoogste uitgestrektheid in 1934 t e n opzichte van 1933 moet, zooals reeds opgemerkt, voor een groot deel worden toegeschreven aan de vroege oogsten v a n den westmoesson-aanplant 1933/1934 in de laatste m a a n d e n v a n 1933.

I n bijna alle streken m e t een groote uitgestrektheid sawah-maïs liep de geoogste oppervlakte, vergeleken bij 1933, achteruit; op Madoera werd echter een practisch even groote uitgestrektheid geoogst, terwijl in Semarang een vrij belangrijke uit-breiding plaats vond. Ook in de tegalanmaïs-gebieden was de geoogste uitgestrektheid bijna overal kleiner dan in 1933; slechts op Madoera had een geringe uitbreiding plaats.

I n 1934 mislukte 56 394 ha maïs (relatief het meest op sawahs), tegen 74 534 ha in 1933 en 30 032 ha gemiddeld in 1924/1933. De grootste mislukkingen kwamen voor in de residenties Bodjonegoro, Madoera, Malang, J a p a r a / R e m b a n g , Besoeki, Kediri en Semarang.

De totale maïs-opbrengst wordt voor 1934 op 17 197 000 quintalen droog zaad geraamd, tegen 21 268 000 quintalen in 1933 en 18 901 000 quintalen gemiddeld in 1924/1933.

De uit laatstgenoemde cijfers berekende gemiddelde opbrengst bedroeg 9,3 q/ha droog zaad, tegen 9,6 q/ha in 1933 en 10,0 q/ha gemiddeld in 1924/1933. De lagere opbrengst per ha in 1934 moet in hoofdzaak aan minder gunstige weersomstandig-heden worden toegeschreven.

Buitengewesten.

Rijst. H e t rijstinvoer-excedent bedroeg 242 384 ton, tegen 265 826 t o n in 1933 en 275 753 t o n in 1932. H e t aandeel v a n J a v a in deze invoeroverschotten steeg van 6234 t o n in 1932 t o t 19 981 t o n in 1933 en 31 967 t o n in 1934.

Bij beschouwing v a n de gewestelijke rij stinvoero ver schotten blijkt, d a t het oostelijk gedeelte van de Buitengewesten, o m v a t t e n d e de gewesten Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, Celebes en Onderhoorigheden, Manado, Molukken, Bali en Lombok en Timor en Onderhoorigheden, als één geheel beschouwd self-supporting is geworden.

Sumatra — m e t uitzondering van de Oostkust v a n S u m a t r a — h a d een invoer-excedent van i 20 000 ton, de tineilanden hadden t e zamen een in voer o ver schot v a n ± 50 000 ton, terwijl dit overschot voor de W ester af deeling van Borneo ± 27 500 t o n bedroeg. Beide laatstgenoemde gebieden met een belangrijke Chineesche be-volking, die zich weinig m e t voedsellandbouw bezighoudt, zijn in het algemeen wegens groote bodemarmoede weinig geschikt voor de teelt v a n voedselgewassen.

Voor Atjeh en Onderhoorigheden verdween het rij stinvoer-overschot, d a t in de voorafgegane jaren als regel vrij belangrijk was. I n 1934 werd wederom eenige uitbreiding gegeven aan h e t sawahareaal.

Ter Oostkust van Sumatra bedroeg het rijstinvoer-excedent 139 408 ton, tegen

± 133 000 t o n in 1933. De invoer v a n rijst uit het buitenland beliep in 1934 niet minder d a n 133 629 t o n of bijna twee derden v a n den totalen invoer v a n buiten-landsche rijst in de Buitengewesten.

Tapanoeli, Sumatra's Westkust, Benkoélen en de Lampoengsche Districten bleken in de laatste jaren nagenoeg self-supporting. Alleen Benkoélen, S u m a t r a ' s Westkust en de Lampoengs hadden gedurende 1934 nog een rijstinvoer-overschot van res-pectievelijk 1000, 1000 en 2000 t o n t e n behoeve v a n de koelie-bevolking op de ondernemingen. De rijstoogst was in deze gebieden in het algemeen be-vredigend.

D a n k zij een goeden oogst v a n de padi in de lebakgebieden bleef het rijstinvoer-overschot voor de residentie Palembang beperkt t o t 6871 t o n : tegenover een invoer v a n 1 1 0 0 1 t o n (waarvan 10 217 t o n afkomstig v a n J a v a ) stond een uitvoer v a n 4130 ton, w a a r v a n 1620 t o n n a a r J a v a en 2510 t o n n a a r andere Buitengewesten.

De inferieure doch goedkoope Palembang-rijst bleek in de stad Batavia vrij goed t e k u n n e n worden geplaatst.

H e t rijstinvoeroverschot bedroeg voor Djambi in 1934 7700 ton. De invoer bestond voor de helft u i t buitenlandsche rijst, terwijl 2876 t o n uit J a v a werd betrokken.

I n Biouw en Onderhoorigheden, Bangka en Billiton zijn de j aarlij ksche rij stin voer-ex cedenten per hoofd van de bevolking zeer hoog. H e t afgeloopen jaar heeft daarin — m e t een invoeroverschot v a n 38 391 t o n — geen verbetering gebracht, o m d a t vooral Bangka en Billiton uit zeer schrale gronden bestaan, welke weinig geschikt zijn voor de teelt v a n voedselgewassen. Indien de consumptie van de bij de tinwinning werkzame koelies geschat wordt op 2000 ton, dan bedraagt het invoeroverschot voor de eigen bevolking van Bangka en Billiton ruim 36 000 ton. De ingevoerde rijst bestaat voor het overgroote deel uit gebroken Siam-rijst. De inkomsten, welke de bevolking van Bangka in s t a a t moeten stellen rijst aan t e koopen, worden hoofdzakelijk verkregen u i t de pepercultuur. I n 1934 waren deze inkomsten ruim voldoende, d a n k zij de vrij goede prijzen v a n de witte peper. D a a r de prijzen aan zeer groote fluctuaties onderhevig zijn, is de afhankelijkheid van de bevolking v a n deze cultuur een omstandigheid, welke bij zeer lage prijzen t o t ernstige moeilijk-heden k a n leiden.

H e t rijstinvoer-overschot van Riouw en Onderhoorigheden bedroeg 13 767 ton.

De invoer bestond nagenoeg geheel uit buitenlandsche rijst t e n behoeve v a n den Riouw-archipel.

H e t rijstinvoer-excedent v a n de W estera f deeling van Borneo bedroeg 27 516 ton, tegen 26 108 t o n in 1933. De import van rijst uit J a v a steeg van 5541 t o n in 1933 t o t 8131 t o n in 1934. De a a n p l a n t van rijst werd in het kustgebied, m e t uitzondering v a n Landak, belangrijk uitgebreid.

Gedurende 1934 werd in de Zuider- en Oostera)'deeling van Borneo 29 450 ton meer ingevoerd dan uitgevoerd. De invoer u i t het buitenland bedroeg slechts 336 ton, tegen 8784 t o n in 1933. Uit Zuid-Celebes werd 16 460 t o n rijst betrokken. I n 1933 bedroeg het rijstinvoer-overschot van dit gewest 28 269 ton, zoodat in 1934 nagenoeg geen wijziging in de situatie is gekomen.

Celebes en Onderhoorigheden. Zuid-Celebes heeft zich in de laatste jaren t o t een belangrijk uitvoergebied v a n rijst ontwikkeld. Terwijl in de jaren vóór 1931 het uitvoer-excedent van Celebes + 1 5 000 t o n per jaar bedroeg, steeg deze hoeveelheid t o t 28 378 t o n in 1933, mede d a n k zij gunstige oogstresultaten. I n 1934 bedroeg de uitvoer zelfs 41 347 ton tegenover een invoer van 1508 ton. De padi-oogsten zijn in het algemeen zeer goed geweest.

De invoer in Manado bedroeg 30 978 ton, tegen ± 33 000 t o n in de beide voor-afgegane jaren. De invoer was grootendeels afkomstig van Zuid-Celebes. Uit het buitenland werd 12 104 t o n ingevoerd, een vrij belangrijke import, welke t e ver-klaren is door het weder openstellen voor invoer v a n buitenlandsche rijst v a n de Sangir- en Talaud-eilanden in Maart en April 1934 en van het overige gebied van deze residentie in J u l i voor 50 % en v a n October af voor 100 % .

4

50

D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

Bali en Lombok had in 1934 een uitvoer-excedent van 31 980 ton rijst, tegen

18 334 ton in 1933. Dank zij gunstige oogstresultaten kon een dergelijke hoeveelheid rijst voor export ter beschikking komen.

Het rijstinvoer-excedent van Timor en Onderhoorigheden, dat van 1928 t/m

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 53-56)