• No results found

De wisselmarkt in Indië had in 1934 een rustig voorkomen, doordat vlagen van onverwacht opkomend wantrouwen tegen den Indischen gulden met daaruit

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 165-172)

voortvloeiende plotselinge vraag naar remise Holland, welke de jaren 1931 t/m

1933 kenmerkten, geheel achterwege bleven. Integendeel bestond van de zijde der particuliere banken regelmatig aanbod van Hollandsche guldens — in de balans in een oploopen van den post „Rekening-courant-saldi van anderen" tot uiting

31 Dec.

160 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

komende —, hetwelk De J a v a s c h c B a n k in s t a a t stelde h a a r kas-positie in Neder-land regelmatig t e versterken en de maandelij ksche remitteeringen v a n het Gouver-n e m e Gouver-n t v a Gouver-n NederlaGouver-ndsch-IGouver-ndië Gouver-naar NederlaGouver-nd t e bewerkstelligeGouver-n zoGouver-nder daavoor een beroep op h a a r goudvoorraad behoeven t e doen. Deze goudvoorraad kon integendeel, zooals hierboven reeds vermeld, in 1934 nog m e t ± f 5 millioen toe-nemen. De afgiftekoers uit Holland, welke in October 1933 t o t pari was terug-gebracht, kon gedurende het geheele jaar 1934 op dit niveau worden gehandhaafd.

3. Volkscredietwezen.

De organisatie v a n het Volkscredietwezen onderging in 1934 een belangrijke verandering. Medio April 1934 t r a d de bij Ord. v a n 19 Febr. 1934 (I. S. n ° . 82) inge-stelde Algemeene Volkscredietbank in werking, waarin de Centrale K a s en alle volkscredietbanken (met uitzondering v a n die in de residentie Manado) werden opgenomen. Gemakshalve wordt hieronder bij de beschouwing v a n de cijfers v a n het uitleenbedrijf v a n de Algemeene Volkscredietbank gesproken, waarbij echter t e bedenken valt, d a t daarin ook die der vroegere plaatselijke volkscredietbanken be-grepen zijn. Deze reorganisatie beteekent voornamelijk d a t er, in den vorm v a n een Directie m e t een Centrale Commissie v a n Toezicht en Bijstand, centrale leiding is gekomen en d a t de afzonderlijke vermogens t o t één kapitaal zijn vereenigd ; zij laat overigens de continuïteit v a n de bedrijven onaangetast; de afzonderlijke banken zijn als plaatselijke kantoren m e t plaatselijke commissies v a n toezicht en bijstand blijven bestaan, behoudens een enkele opheffing (Djambi en Lombok) en samen-voeging in overeenstemming m e t de samensamen-voeging v a n regentschappen.

De uitkeering door de Algemeene Volkscredietbank a a n het L a n d ter tegemoet-koming in de kosten v a n pensioen, verloven, wachtgelden, nonactiviteitstrakte-menten, enz. v a n h a a r personeel is geregeld bij G. B . 6 J u n i 1934 n°. 18 (I. S. n ° . 356).

De instructie voor de centrale commissie en de plaatselijke commissies v a n toe-zicht en bijstand v a n en den gouvernementscommissaris bij de Algemeene Volks-credietbank is opgenomen in I . S. 1934 n ° . 490.

Leiding en controle v a n de Inlandsche-gemeente-credietinstellingen is van de Centrale K a s eveneens overgegaan op de Algemeene Volkscredietbank, die de be-heerders harer plaatselijke kantoren tevens m e t de functie v a n controleur dezer instellingen heeft belast.

J a a r . Uit deze staatjes blijkt, d a t in de uitleening zoowel bij de desabanken als bij de Algemeene Volkscredietbank stabilisatie is ingetreden. H e t totaal uitgeleend bedrag daalde nog slechts weinig, vergeleken bij 1933. W a t de desabanken betreft, valt die daling in de eerste vier m a a n d e n van 1934. Sindsdien is het bedrijf gesta-biliseerd; het a a n t a l leeningen is zelfs nog iets grooter dan in 1933 en 1932 en blijft slechts 10 % beneden d a t v a n 1928; de aanpassing is hier nagenoeg geheel gevonden in een verlaging v a n de gemiddelde leensom van f 14,— op f 5,70, dus t o t 40 % v a n 1928, hetgeen overeenkomt m e t de index-cijférs 1934 (1928 = 100) v a n padi boeloe, textielgoederen en kosten v a n voeding der inheemsche bevolking ad res-pectievelijk 36, 44 en 4 1 . Ook de achterstand der desabanken is nog slechts in de eerste vier m a a n d e n v a n het verslagjaar t o t 9,76 % gestegen en daalde d a a r n a geleidelijk t o t 8,47 % . Van dezen achterstand heeft nog een aanzienlijk bedrag betrekking op leeningen v a n 1932 en vroeger, na aftrek v a n welken crisis-achterstand (waarvan het bedrag nog niet berekend is) waarschijnlijk blijken zal, d a t de achter-stand op het nieuwe bedrijf wederom op betrekkelijk laag peil is aangeland.

De uitleening v a n de Volkscredietbank heeft zich in 1934 v a n kwartaal op k w a r t a a l in stijgende lijn bewogen en k w a m in het 4de kwartaal eindelijk ruim twee ton boven het bedrag van het overeenkomstige k w a r t a a l van 1933 uit. Deze ver-betering is echter grootendeels te danken aan uitbreiding op het gebied v a n middenstandscrediet en v a n voorschotten aan a m b t e n a r e n en gepensionneerden voor aankoop of aanbouw v a n woning en erf, delging v a n woekerschulden, enz. Met het volksbankcrediet voor den desaman is het nog steeds treurig gesteld. Aan uit den oogst terug t e betalen leeningen werd in 1934 nog slechts f 1 796 000 verstrekt, aan leeningen m e t maandaflossing aan desalieden f 3 735 000, of samen f 5 531 000.

D a a r de statistiek in vorige jaren deze onderscheidingen niet m a a k t e , is een nauw-keurige vergelijking niet mogelijk. Men k a n echter veilig aannemen, d a t t e n minste het bedrag, d a t de oude jaarverslagen opgeven als uitgegeven a a n leeningen voor land- en tuinbouw, veeteelt en veehouderij, aan den desaman t e n goede kwam, welk bedrag in 1928 f 24 008 600 bedroeg. Daarbij vergeleken is dus de uitleening in de desa t o t ongeveer 23 % ingekrompen.

H e t volgend staatje over het leenbedrijf van de Algemeene Volkscredietbank in 1934 doet zien, dat, terwijl in alle andere voorschotgroepen de uitleening in 1934 de terugbetaling overtrof, bij de desa-leeningen (groepen I a en Ib) f 4 622 190 meer werd afgelost dan uitgeleend, zulks o m d a t de oude achterstand, d.w.z. die op leeningen v a n 1932 en vroeger (het z.g. crisisbedrijf), overwegend bij deze zelfde

11

162 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

groepen voorkomt. Toch steekt dit surplus v a n aflossing boven uitleening v a n ruim f 4 % m.m nog gunstig af bij d a t v a n 1933 ad f 6 m.m en 1932 ad f 1 0 % m.m. hetgeen wel een duidelijke aanwijzing vormt, d a t deze branche, speciaal de seizcen-leeningen, voorloopig eerder nog verder ingekrompen dan uitgebreid dient t e worden.

Toch bedroeg de gemiddelde leensom v a n desa-seizoen- en maandleeningen in 1934 nog slechts f 17,56 resp. f 27,29, terwijl in 1928 de gemiddelde leensom v a n lee-ningen voor land- en tuinbouw f 58,80 groot was. De desaleelee-ningen zijn dus wel aan de sterk gedaalde geldinkomsten v a n den desaman aangepast. De, ondanks belangrijke kortingen, nog steeds hooge landrente v o r m t een bezwaar voor stipte aflossing v a n de bankschuld. Hoofdzaak is echter, d a t de bij vele plaatselijke kantoren nog steeds hooge oude achterstand de aflossingsdiscipline ernstig schaadt. H e t is daarom v a n het grootste belang voor de hernieuwde financeering v a n den desaman, d a t de drukkende last v a n den ouden achterstand wordt weggenomen.

Met het oog daarop heeft de directie v a n de Algemeene Volkscredietbank k o r t n a haar optreden bepaald, d a t iedere desaman die zijn restant-crisisschuld vóór einde 1934 (soms ook nog voor een later tijdstip) geheel afbetaalde, een deel v a n d a t r e s t a n t (in den regel 30 %) kwijtgescholden zou krijgen; bovendien werden deze crisisschulden grootendeels rentevrij gemaakt en werd in sommige omstandigheden zelfs een deel v a n de reeds betaalde rente op de hoofdsom afgeboekt. Alleen bij enkele kantoren, waar zulks overbodig scheen, zijn deze maatregelen niet toegepast.

I n t o t a a l werd aldus op J a v a en Madoera in de perioden Mei—December 1934 voor een bedrag v a n f 1 143 433 z.g. crisiskorting verleend, w a a r v a n f 974 466 op oogst-en f 158 857 op termijnvoorschottoogst-en a a n desaliedoogst-en oogst-en slechts f 10 110 op aUe andere groepen tezamen. Mede aan deze kortingen en de d a a r v a n uitgaande stimulans t o t afbetalen is het t e danken, d a t de oude achterstand in 1934 m e t f 4 539 000 (d.i. 38 % v a n dien op einde 1933) daalde. Begin 1935 besloot de directie m e t instem-ming v a n de Centrale Commissie v a n Toezicht en Bijstand om de kwijtscheldings-politiek als premie op afbetaling in 1935 voort t e zetten. D a a r n a a s t zullen belangrijke bedragen als oninbaar moeten worden afgeschreven.

Op het in rekening-courant verstrekt crediet is dit jaar voor het eerst

achter-stand berekend, namelijk voor het geval het crediet is opgezegd, het toegestaan m a x i m u m periodiek vermindert of periodieke aanzuivering bedongen is. Deze achterstand is hoog, o m d a t bij deze credieten geen onderscheid is gemaakt tusschen oud en nieuw bedrijf en een a a n t a l oude credieten opgezegd m a a r nog niet afgewikkeld is. H e t rekening-courant-crediet is overwegend middenstandscrediet.

H e t loemboeng-bedrijf, d a t padi uitleent en terugontvangt, vertoont sinds jaren, onberoerd door de crisis in de geldhuishouding, groote stabiliteit. Zelfs is in 1934 het a a n t a l instellingen, d a t t o t n u toe, zij h e t in de laatste jaren in een langzaam tempo, geregeld terugliep, m e t een zestal t o t 5551 vermeerderd. Aan 1 114 500 (vorig jaar 1 115 100) leeners werd 1 068 700 (vorig jaar 1 061 000) quintalen padi verstrekt. De achterstand steeg echter, als gevolg v a n oogstmislukkingen in ver-schillende streken, v a n 29 350 t o t 74 566 quintalen, een peil d a t sinds 1922 niet meer was bereikt. Hierin weerspiegelt zich de grootere kwetsbaarheid v a n deze instellingen:

in betere tijden kon bij minder goeden oogst gemakkelijker d a n t h a n s in geld of door aankoop v a n padi of u i t oogstloon worden afgelost. De bedrijfskosten in geld, die — exclusief afschrijvingen op gebouwen en inventaris — in 1931 f 472 800 en 45 cent per quintaal bedroegen en in 1933 t o t f 427 700 en 40 cent per quintaal waren gedaald, werden in 1934 verder t o t f 348 400 en 32 cent per quintaal gere-duceerd. H e t ter bestrijding v a n die kosten verkochte deel v a n de als rente ontvangen padi bracht f 1,96 per quintaal op, tegen f 2,18 in 1933, f 2,92 in 1932, f 3,94 in 1931 en f 6,79 in 1930. Aan r e n t e werd 283 000 quintalen ontvangen, tegen 290 000 in 1933. Als geheel beschouwd konden de loemboengs, die in 1933 nog een klein verlies leden, zich in 1934 bedruipen; het zuiver vermogen is zelfs m e t f 107 000 plus 3700 quintalen t o t f 9 415 500 en 311 600 quintalen padi gestegen.

Buitengewesten. Volkscredietbanken. I n bovenstaand staatje zijn niet alleen de cijfers v a n de Algemeene Volkscrediet-b a n k verwerkt, m a a r Volkscrediet-bovendien die der vooralsnog afzonderlijk geVolkscrediet-bleven Volkscrediet-bankjes in de residentie Manado. De uitleening is in 1934 nog slechts weinig gedaald, hetgeen uitsluitend het gevolg is v a n kleinere leensommen; het a a n t a l voorschotten was grooter d a n in 1933. De crisis-achterstand daalde m e t meer d a n de anderhalve tön, die in het staatje als achterstandsvermindering valt t e lezen; in den totalen achter-stand is namelijk voor h e t eerst achterachter-stand op credieten in rekening-courant op-genomen t o t een bedrag v a n f 264 000, terwijl de achterstand op nieuwe leeningen (1933 en later) m e t ± f 91 000 toenam, zoodat de crisis-achterstand op voorschotten in werkelijkheid m e t ± f 500 000 is gedaald, hetgeen voor slechts f 27 000 aan crisis-kortingen is t e danken.

164 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

Volkscredietbanken Buitengewesten 1934 (uitgezonderd Gorontalo).

ïa Desa-seizoen . . 16 Desa-termijn . . I I Ambtenaren en

gepensionneerden I I I Middenstanders

I V Diversen . . . Totaal voorschotten . Rekening-courant . . Algemeene totalen . .

Bovenstaande specificatie doet zien, dat, anders dan op J a v a , niet alleen bij de desa-leeningen m a a r ook in de andere groepen in 1934 nog steeds meer is terugbetaald dan uitgeleend. Intusschen is d a a r a a n voor de groepen I I en I I I (ambtenaren, ge-pensionneerden en middenstanders) in het 4de k w a r t a a l 1934 een eind gekomen.

Trouwens de 81/, t o n surplus v a n aflossing boven uitleening in 1934 is alweer belang-rijk minder dan de 12y2 t o n v a n 1933 en de f 2 , 8 m.m. v a n 1932. De achterstand op nieuwe voorschotten is laag. Men k a n dus zeggen d a t ook in de Buitengewesten stabiliseering intreedt. Belangrijke afschrijvingen op den crisis-achterstand zullen daar echter nog noodig zijn. De uitleening v a n het kantoor t e Djambi werd vrijwel, die t e Lombok geheel stopgezet.

Desabanken komen in de Buitengewesten in belangrijke m a t e alleen voor ter S u m a t r a ' s Westkust, waar in 1934 het a a n t a l leeningen toenam, en de gemiddelde leensom en het totaal uitgeleend bedrag daalden, hoewel toch iets meer werd uitge-leend dan afgelost, zoodat de bankjes bij een uitleening v a n 9 t o n f 282 000 op einde 1934 hadden u i t s t a a n m e t 10,24 % (vorig jaar 11,3 %) achterstand. Ook in Ben-koelen n a m het u i t s t a a n d bedrag der weinige desabanken toe, terwijl de achterstand t o t 1,16 % daalde. Daarentegen daalde de uitleening op Bali wederom en bleef de achterstand ondanks eenige vermindering, nog steeds zeer hoog (43,4 %, tegen 45,2 % ) . U i t Manado waren bij het afsluiten v a n dit Verslag nog niet alle gegevens ontvangen; de toestand der coöperatieve bankjes daar blijft slecht.

I n het algemeen k a n worden geconcludeerd, d a t de enorme teruggang v a n het rentegevend u i t s t a a n d bedrag der volkscredietbanken v a n f 57 m.m. in 1928 (zelfs f 63 m.m. in 1929) t o t f 16 à f 17 m.m. in 1934 het evenwicht tusschen in-komsten en uitgaven verstoorde. Tot herstel d a a r v a n stonden hoofdzakelijk drie wegen open, die alle door de directie der Algemeene Volkscredietbank begaan zijn:

drastische bezuiniging, vermeerdering v a n rentegevende uitzettingen, voor zoover zakelijk en sociaal verantwoord, verhooging v a n de aan de leeners in rekening t e brengen kosten. De rentevoet voor leeningen bij de Bank werd November 1934 op 12—7 % bepaald, afloopend n a a r gelang de leening grooter en de zekerheid beter is. D a a r n a a s t werd een afsluitprovisie ingevoerd v a n 1 % v a n de totale leensom voor bedragen boven f 1000, welke daar beneden geleidelijk stijgt t o t 3 % en een minimum v a n f 0,50 per leening. Voor de grootere leeningen beteekent dit een aan-passing aan de lagere tarieven v a n hypotheek- en grootbanken, voor de kleinere een verzwaring vergeleken bij de laatste jaren. Desondanks blijft hetgeen de desa-m a n aldus aan rente en provisie betaalt, aanzienlijk beneden den rentevoet in de

desa. Trouwens ook de z.g. „ r e n t e " v a n de Bank is geen eigenlijk gezegde kapitaal-r e n t e m a a kapitaal-r vekapitaal-rgoeding vookapitaal-r gemaakte kosten. I m m e kapitaal-r s de dookapitaal-r de Bank op hekapitaal-r- her-beleggingen gekweekte interest is ongeveer gelijk aan die, welke zij voor opge-nomen gelden moet betalen, zoodat, indien het bedrijf een winst m a a k t , de op leeningen ontvangen rente juist genoeg is, om de kosten t e dekken. Zoodra het bedrijf weder voldoende rendabel is geworden, valt t e verwachten d a t de voor kleine voorschotten gevraagde provisie zoover mogelijk zal worden verlaagd.

Vermeerdering v a n uitzettingen k a n slechts m e t groote voorzichtigheid geschie-den; speciaal uitbreiding v a n leeningen in de desa t h a n s zou B a n k en leener beide meer k w a a d d a n goed doen. De onkosten waren eind 1934 t o t een peil gereduceerd d a t nog slechts weinig boven de helft v a n het gemiddelde v a n 1933 ligt.

4. Coöperatie.

I n zeker opzicht is 1934 t e beschouwen als de afsluiting van het eerste vijfjarig tijdvak v a n de door de Overheid gevolgde coöperatie-politiek, welke haar grond-slag vindt in de z.g. „Regeling Inlandsche coöperatieve vereenigingen".

Hoewel deze regeling reeds i n 1927 m e t haar afkondiging in I. S. n°. 91 wet is geworden, kon daaraan eerst in 1930 een begin v a n uitvoering worden gegeven, toen, d a n k zij een getroffen onderhandsche regeling m e t de toenmalige Centrale K a s , de adviseur voor Volkscredietwezen en Coöperatie de beschikking kreeg over een ambtenaar van die instelling als assistent teneinde belast t e worden met werk-zaamheden in het belang v a n de coöperatie. I n de Landsbegrooting zelf k w a m de Overheidspolitiek v a n actieve bemoeienis m e t het coöperatiewezen onder de in-heemsche bevolking eerst t o t uiting in 1931, voor welk jaar voor de eerste m a a l een post is uitgetrokken voor: „Uitgaven in verband met de bevordering der coöpe-r a t i e " , zoomede voocoöpe-r de in dienstneming v a n een tweetal ambtenacoöpe-ren, d a t op het kantoor van den adviseur t e werk zou worden gesteld, om m e t dezen het centraal orgaan te vormen, d a t het overheidstoezicht op de ingeschreven coöperaties in den zin v a n de betreffende ordonnantie (zie Verslag 1931, blz. 238) zou hebben t e ver-zorgen.

H e t vooruitloopen op deze begrooting door de hierboven vermelde, m e t de Centrale K a s getroffen regeling vond hoofdzakelijk zijn reden hierin, d a t ongeveer tezelfder tijd in de inheemsche samenleving een d e r m a t e groote belangstelling voor coöperatie viel waar t e nemen, d a t het ook het juiste moment leek om het propaganda-werk t e beginnen en het noodige contact met belanghebbenden t e zoeken. M e t het minst bleek d a a r a a n behoefte t e bestaan in verband met toenmaals heerschende minder juiste opvattingen aangaande de bedoelingen der Regeering inzake bevordering v a n coöperatie als middel t o t verhooging van de volkswelvaart.

Eenerzij ds accentueerde die belangstelling zich in een vooral op J a v a opmerkelijke drang naar oprichting van coöperaties buiten de bemoeienis v a n den adviseur, welke haar culminatiepunt bereikte in 1932 om d a a r n a weer sterk t e luwen, n a d a t men eenigszins bekomen was v a n het eerste enthousiasme, vooral ook toen bleek d a t het gros der opgerichte vereenigingen weer even snel verdween als het was gekomen.

Anderzijds werd het inluiden v a n de nieuwe politiek der Regeering, namelijk de ont-wikkeling v a n meer activiteit op dit terrein niet allerwegen m e t onverdeelde sym-pathie begroet en ondervond zij in den aanvang zelfs eerder tegen- dan medewerking v a n de zijde der belanghebbenden. Deels sproot zulks voort uit onbekendheid m e t de bij de toepassing v a n de coöperatie-ordonnantie t e volgen gedragslijn, anderdeels was een en ander toe t e schrijven aan een principieelen tegenzin bij de betrokkenen tegen inmenging v a n Overheidspersonen in h u n zaken.

Thans, n u de Overheidszorg op het terrein der coöperatie meer bekendheid heeft verworven, schijnt het besef t e zijn doorgedrongen, d a t voor eenige bezorgdheid

166

D B ECONOMISCHE T O E S T A N D .

ten aanzien van de bedoelingen der Regeering geen plaats is niet alleen doch dat

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 165-172)