• No results found

Voor de gebiedsdeelen, waarvan de ingetrokken munten afkomstig zijn, is het volgend overzicht te geven (in duizenden guldens)

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 159-163)

Afkomstig van:

154 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

Bepaald is d a t de rijksdaalders, guldens en halve guldens v a n hoog zilvergehalte in Nederlandsch-Indië buiten omloop worden gesteld op 1 J a n u a r i 1934 (I. S. 1933 n ° . 507), terwijl tevens is aangegeven waar die geldstukken k u n n e n worden inge-wisseld (I. S. 1933 n ° . 508).

De termijn voor de inwisseling v a n de t e e k e n m u n t v a n het oude gehalte is eerst verlengd t o t 1 J a n u a r i 1935 (I.S. 1934 n°. 388) en d a a r n a nader t o t 1 J u l i 1935 (I. S. 1934 n ° . 701).

c. Aanmunting ten behoeve van Nederlandsch-Indië. I n 1934 werd geen nieuwe t e e k e n m u n t uit Nederland ontvangen. I n verband m e t de beschikbare voorraden teekenmunt in de kassen v a n het L a n d en in die v a n de J a v a s c h e B a n k werd f 14 000 000 aan nieuwe t e e k e n m u n t teruggezonden n a a r Nederland. Ook a a n m u n t i n g v a n zilveren p a s m u n t h a d in 1934 niet p l a a t s ; volstaan werd m e t den a a n m a a k v a n f 165 000 halve centen, welke geheel in het verkeer werden gebracht (tegen f 86 000 in 1933 en f 39 000 in 1932).

d. Zuivering van de muntcirculatie. Aan versleten zilveren p a s m u n t was sinds h e t begin der muntzuivering in 1929 t o t einde 1934 ingenomen een bedrag v a n f 8,4 millioen, a a n beschadigde zilveren p a s m u n t voor een bedrag v a n f l,9millioen, in t o t a a l f 10,3 millioen (tegen f 9,7 millioen t o t einde 1933). Bovendien was op d a t tijdstip aan beschadigde t e e k e n m u n t ingenomen voor een bedrag van f 4,6 millioen (tegen f 4,3 millioen t o t einde 1933).

De gelegenheid t o t inwisseling v a n beschadigde m u n t bleef in verband m e t de intrekking v a n oude t e e k e n m u n t voor enkele meer afgelegen streken in de Buiten-gewesten t o t nader order opengesteld. De inwisseling v a n z.g. „ t a m b a l a n " - m u n t , die aanvankelijk als sieraad gebruikt, wederom voor het verkeer is geschikt gemaakt, bleef bij alle landskassen mogelijk.

e. Valsche munt. I n 1934 werden a a n valsche zilveren m u n t e n — zoowel teeken-als p a s m u n t — aangehouden 133 053 stuks, tegen 164 895 stuks in 1933.

2. De groote banken.

Voor Nederlandsch-Indië bracht het jaar 1934, waarin het streven n a a r nomische zelfgenoegzaamheid t o e n a m en een verdere versplintering v a n h e t eco-nomisch wereldbestel t e zien gaf, t a l v a n nieuwe moeilijkheden.

Voor verscheidene producten gingen afzetgebieden geheel of t e n deele verloren, deels als gevolg v a n door het buitenland aan den invoer d a a r v a n opgelegde belemme-ringen, deels ook door een verder terugloopen v a n de koopkracht in verschillende landen. Slechts t e n deele en d a n veelal nog alleen t e n koste v a n prijsofïers konden aldus verloren gegane afzetgebieden door andere worden vervangen.

D a t deze ontwikkelingsgang ook voor het bankwezen in Nederlandsch-Indië, d a t in de eerste plaats op financiering v a n voortbrenging en export is ingesteld, nadeelig was, behoeft wel geen betoog. Verder teruggeloopen omzetten, geringere voorraadvorming, verminderde koopkracht en — speciaal m e t betrekking t o t den import, doch ook nog voor verschillende export-producten — voortgezette prijsdaling, werkten samen om de in vorige jaren reeds zoo sterk ingekrompen credietvraag nog verder t e doen slinken.

W a t de credietverleening aan het Europeesche landbouwbedrijf in Nederlandsch-Indië betreft, bleef ook dit jaar die aan de suiker-industrie de eerste plaats innemen.

Hoewel volledige gegevens over de totale credietverleening v a n de b a n k e n aan de suiker-industrie nog niet ter beschikking staan, mag uit de t o t dusver gepubliceerde jaarverslagen v a n suiker-maatschappijen wel worden afgeleid, d a t deze

crediet-verleening in 1934 een verdere vermindering heeft ondergaan. Terwijl toch eener-zijds door de voortgezette liquidatie v a n de Java-suikervoorraden — de M v a s kon in 1934 ± 1 330 000 t o n suiker verkoopen, waartegenover de in 1934 afgekomen oogst niet meer d a n ± 650 000 t o n heeft uitgeleverd, en waardoor de onverkochte fabrieksvoorraden m e t ± 680 000 t o n zijn teruggeloopen — belangrijke bedragen voor schuldaflossing zijn vrijgekomen, mag anderzijds als v a s t s t a a n d worden aan-genomen, d a t de door de suikerindustrie in 1934 verrichte uitgaven andermaal bij die in het vorig jaar zijn t e n achter gebleven. De in 1934 vermalen a a n p l a n t is veel kleiner geweest d a n in het vorig jaar, terwijl d a a r n a a s t in 1934 slechts een a a n p l a n t v a n 27 085 h a in den grond is gebracht, tegen een v a n 35 803 ha in 1933 en tenslotte het streven t o t een t o t het uiterste terugbrengen der uitgaven ook in 1934 onverminderd is voortgezet.

D e samenstelling v a n de a a n de suikerindustrie verstrekte credieten wijzigde zich in 1934 verder in ungünstigen zin. Door verdere accumulatie v a n bedrijfsver-liezen en door een in 1934 opnieuw terugloopen v a n de waarde v a n den nog aanwezi-gen suikervoorraad, werd de verhouding tusschen het t o t a a l der verstrekte voor-schotten en de als onderpand hiervoor gegeven liquiditeiten (suiker en effecten) andermaal ongunstiger en kreeg een steeds toenemend gedeelte v a n deze voorschotten het k a r a k t e r v a n „deelnemingen", w a a r v a n de waarde aan het einde v a n 1934 niet t e bepalen viel.

De credietverleening v a n de b a n k e n a a n andere cultures d a n de suiker heeft zich in 1934 als geheel genomen verder in dalende richting bewogen. Met n a m e de rubber-industrie kon door het sterk verbeterend prijsniveau v a n het product hare liquiditeitspositie belangrijk verbeteren, terwijl voor de thee-industrie in mindere m a t e hetzelfde geldt. Hiertegenover s t a a t , d a t de tabakscultuur op J a v a , waarvoor 1934 een zeer ongunstig jaar was, wellicht eeniger m a t e v a n bankcrediet heeft moeten gebruik maken.

W a t de verhouding v a n de banken t o t den exporthandel betreft, k a n worden op-gemerkt, d a t in verband m e t den ongunstigen toestand v a n de suikermarkt ook in 1934 de vroeger in zoo belangrijke m a t e als credietnemers optredende suiker-exporteurs zich v a n het nemen v a n voorraadposities onthielden en uit dien hoofde geen beroep op de crediethulp der banken behoefden t e doen. Ook de zich meer op andere producten toeleggende Europeesche exporthandel zag in 1934 zijn crediet-behoeften, welke toch voornamelijk door de grootte v a n den omzet en het gemiddelde prijsniveau worden bepaald, eerder af- d a n toenemen.

Met betrekking t o t den kleinen Chineeschen tusschenhandel k a n opgemerkt worden, d a t de handelaren in die voortbrengselen v a n den inheemschen landbouw, w a a r v a n het prijsverloop den gunstigen invloed ondervindt v a n de v a n Regeerings-wege getroffen steunmaatregelen, t.w. rijst, maïs en kedelé, in 1934 in het algemeen grooter activiteit aan den dag hebben gelegd dan in het voorafgegane jaar. Voorraad-vorming k w a m meer voor en bracht een geringe uitbreiding v a n credietbehoeften m e t zich.

Voor den importhandel was 1934 een belangrijk jaar. Moest aan het einde v a n 1933 geconstateerd worden, d a t de positie v a n het in Nederlandsch-Indië gevestigd i m p o r t - a p p a r a a t langzamerhand zeer moeilijk was geworden, eensdeels door de sterk teruggeloopen koopkracht zoowel v a n de Europeesche als v a n de inheemsche be-volking, anderdeels door het in snel t e m p o opkomen v a n een J a p a n s c h import-appa-r a a t in Indië, vooimport-appa-r w a t 1934 betimport-appa-reft v a l t t e constateeimport-appa-ren, d a t de impoimport-appa-rthandel gedeeltelijk uit eigen kracht, gedeeltelijk m e t Regeeringshulp, althans een verder terreinverlies heeft weten t e voorkomen, terwijl hij ook in ander opzicht zijn positie eenigermate heeft weten t e consolideeren. Gesteld mag worden, d a t tegen het einde v a n 1934 vrijwel elk Europeesch importhuis van eenige beteekenis zijn eigen koop-organisatie in J a p a n had en daarmede het van zijn k a n t mogelijke h a d gedaan om

156 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

een deel v a n den J a p a n s c h e n import in Nederlandsch-Indië t o t zich t e trekken.

Voor zoover resultaten niettemin dreigden uit t e blijven als gevolg v a n de reeds genoemde concurrentie v a n J a p a n s c h e importhuizen in Nederlandsch-Indië, is de Regeering in 1934 begonnen daadwerkelijken steun t e verleenen door v a n een ge-leidelijk groeiend a a n t a l artikelen de import v a n het bezit v a n licenties afhankelijk t e stellen en door de verdeeling dezer licenties n a a r door H a a r vastgestelde normen, welke het Europeesch i m p o r t - a p p a r a a t een redelijk aandeel verzekerden, t e regelen.

W a t de capaciteit v a n de Indische m a r k t betreft, k w a m het inkrimpingsproces, d a t zich als gevolg v a n terugloopende koopkracht zoowel in de Europeesche als inheemsche sfeer reeds gedurende verscheidene jaren h a d voltrokken, ook in 1934 nog niet geheel t o t stilstand; wel echter kreeg dit proces een geleidelijker k a r a k t e r en veroorzaakte den importhandel daardoor minder moeilijkheden.

De bovenbeschreven factoren, welke als de voornaamste k u n n e n worden aan-gemerkt, welke de positie v a n den importhandel in 1934 hebben beïnvloed, n a a s t een voortgezette tendenz t o t concentratie in dezen bedrijfstak, welke het a a n t a l kleinere — voor h u n financiering verhoudingsgewijs het meest op bankcrediet aangewezen — Europeesche firma's geleidelijk doet afnemen, h a d d e n t e n gevolge d a t de m a t e , waarin de importhandel v a n bankcrediet gebruik moest maken, in 1934 andermaal afnam.

Voor den middenstand in het algemeen en het Europeesch winkelbedrijf in het bijzonder, bleef ook in 1934 de situatie moeilijk. N a a s t de groote schade, welke bij voortduring werd ondervonden v a n de steeds beter gesorteerde J a p a n s c h e winkelzaken, h a d ook de scherper wordende onderlinge concurrentie een zeer nadeeligen invloed. Ondanks de onmiskenbaar terugloopende afzetmogelijkheden, heeft het a a n t a l winkelzaken nog neiging zich uit t e breiden, m e t gevolg d a t voor elk het arbeidsveld nog meer beperkt wordt en de bedrijfsresultaten dienovereen-komstig ongunstiger worden. Door deze omzetvermindering en ook door het feit, d a t ter vermindering v a n bedrijfsrisico's het aanhouden v a n voorraden veelal t o t het hoogst noodzakelijke werd beperkt, vertoonden de kapitaalbehoeften v a n den middenstand een verderen teruggang.

De relaties v a n partictüiere personen m e t het bankwezen bepalen zich in Neder -landsch-Indië vrijwel uitsluitend t o t het deposito- en/of rekening-courant-verkeer, d a n wel t o t het doen v a n effectenzaken, al of niet gepaard gaande m e t een effecten-beleening. De verdere verlaging v a n de rente, welke door de particuliere banken op giro-saldi en voor deposito-gelden werd vergoed, m a a k t e het op deze wijze aan-houden v a n gelden steeds minder aantrekkelijk en heeft er zeker toe bijgedragen, d a t een gedeelte v a n deze middelen v a n de b a n k e n onder meer n a a r de Postspaar-b a n k afvloeide, hetgeen overigens door de Postspaar-banken zelve, die Postspaar-bij voortduring op een terugbrengen v a n het bedrag der haar toevertrouwde vreemde gelden bedacht waren, niet ongaarne werd gezien. W a a r de ontwikkeling v a n de aandeelenmarkt nog steeds zeer onzeker was, bleef het publiek huiverig voor de aan een effecten-beleening verbonden risico's, en was het in het algemeen eerder nog op een in-krimping zijner posities bedacht, zoodat de banken ook op dit terrein h a a r werk-zaamheden verder zagen afnemen.

H e t vorenstaande geeft in korte trekken de voornaamste factoren aan, welke de positie v a n h e t particulier bankwezen in Nederlandsch-Indië gedurende 1934 hebben beïnvloed. Cijfers, welke den gang v a n zaken, zuiver beperkt t o t de in Nederlandsch-Indië gedreven zaken, nauwkeurig aangeven, zijn niet beschikbaar, aangezien geen der particuliere banken afzonderlijke balansen publiceert v a n h a a r Indische k a n t o r e n . De gepubliceerde balansen v a n de Nederlandsche Handel Maatschappij en de Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij geven slechts gecombineerde cijfers voor al h a a r vestigingen — d u s zoowel die in Nederland als in Nederlandsch-Indië, en voor de Nederlandsche H a n d e l Maatschappij ook nog

die in andere landen van het Verre Oosten —, terwijl de Nederlandsch-Indische

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 159-163)