• No results found

Belastingen in geld

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 28-35)

2. 's Landsvermogenstoestand—Leeningen

3. Belastingen in geld

Met betrekking t o t de belastingen in het algemeen verdient vermelding de voor-bereiding t o t invoering van een loonbelasting op 1 J a n u a r i 1935

De Ord. op de personeele belasting (I. g. 1908 n ° . 13) onderging gedurende het algeloopen jaar geen wijzigingen. Voor het belastingjaar 1935 wordt, in verband m e t de nog immer m e t t o t stilstand gekomen daling van het huurpeil, een vermindering van opbrengsten, vergeleken bij het vorige jaar, verwacht. De zuivere opbrengst van dat middel over 1934 bedroeg ± f 3 134 800, tegen f 3 754 900 over het daaraan voorafgegane jaar. *)

De in het Verslag over het jaar 1933 uitgesproken verwachting, d a t de n a a r den

™ J -1 J a n u a n 1 9 3 2 vastgestelde verpondingsw^rden over het tijdvak J 933—1937 m e t zouden k u n n e n worden gehandhaafd, is bewaarheid geworden H e t a a n t a l verzoeken om tusschentijdsche herziening v a n de verponding«waarde, zoowel voor landelijke ondernemingen als gebouwde eigendommen, beweegt zich in stijgende lijn. Bij Ord. v a n 26 Febr. 1934 (I. S. n°. 106) werd aan artikel 31 der verpondings-ordonnantie 1928 (I. g. n° . 342) een derde lid toegevoegd, beoogende de bij een navorderingsaanslag op t e leggen verhooging achterwege t e laten, indien de navordering h a a r grond vindt in oen verkeerde schatting van den belanghebbende, welke t e goeder t r o u w heeft plaats gehad.

De zuivere opbrengst van de verponding over 1934, ± f 7 490 500 bedragende, weet ± t 438 000 t e n achter bij de opbrengst over 1933, die f 7 928 000 beliep By Ord. v a n 2 Maart 1935 (I. S. n°. 96) kwam t o t stand de „Crisisvoorziening voor het hopende verpondingstijdvak" (1933—1937), beoogende een restitutie v a n ver-ponding aan de eigenaren van als verhuurobject geëxploiteerde gebouwen in die gevallen, waarin de over een tijdvak v a n twaalf maanden genoten werkelijke opbrengst uit dit bezit daalde beneden 60 % v a n de voor den aanslag in aanmerking genomen jaarlijksche huurwaarde.

De Ord. op de inkomstenbelasting 1932 (I. g. 1932 n°. 111) onderging verscheidene wijzigingen en wel, behalve een soortgelijke verzachting in gevallen van navordering als hiervóór bij het middel der verponding reeds gememoreerd, van dit vlrtlZ Z ?&•** 7**?" "fddelen S t e m d e cijfers zijn gegrond op de bij de samenstelling van dit Verslag ten dienste staande gegevens.

o a eon aanvulling van de voorschriften betreffende ontheffing bn verhes van een bron van inkomen gepaard gaande met een daling van het zuiver nakomen van meer v a n 25 % ten doel hebbende deze ook van toepassing te doen zijn op m het buiten-land wonende belastingplichtigen, die een periodieke uitkeering ten laste v a n een Indische openbare kas genieten (I. S. 1934 n ° . 133) Mede werd opgenomen een bepa-ling ter vermijding van dubbele belasting van luchtvaartmaatschappijen (I. S. 1934

' T e n slotte werd bij Ord. van 7 Nov. 1934 (I. S. n°. 612) de belastingregeling op vele p u n t e n gewijzigd, in hoofdzaak met het doel vereenvoudiging t e brengen in de regeling v a n den z.g. kleinen aanslag (belastbare jaarhjksche inkomens beneden f 900) o.m. door die inkomens te doen vaststellen naar uiterlijke ken-teekenen v a n welstand. Ter bevordering van de betaling dier kleine aanslagen wordt in artikel 76a der ordonnantie de mogelijkheid geopend het zelfstandig uitoefenen van een beroep afhankelijk te stellen van het bezit eener bednjfsvergunnmg, welke bii wanbetaling der inkomstenbelasting kan worden ingetrokken. Deze vergunningen worden verstrekt, wanneer het belastbaar jaarlijksch inkomen zich beweegt tusschen f 200 en f 900. Bij de R. V. in I. S. 1934 n°. 719 zijn de plaatsen opgesomd, waarbinnen een dergelijke vergunning wordt gevorderd. De aanwijzing der beroepen, vallende binnen de werkingsfeer van dit stelsel, is overgelaten aan de hoofden van sowestehik bestuur.

8 Voorts werden bij hoogergenoemde Ord. van 7 Nov. 1934 voorzieningen aange-gebracht in verband met de loonbelasting en werd ook het tarief der belasting.herzien.

Een verschillend tarief voor ongehuwden en gehuwden werd ingesteld; het is voor laatstgenoemden zoodanig, d a t de inkomstenbelasting. veAoogdmet_ 50 opcenten (I S 1934 N° 613), in 1935 een ongeveer gelijken druk oefent als m het jaar 19,54 die' belastine en de '— t h a n s ingetrokken — crisisheffing tezamen.

Verder kwam t o t stand de Ord. v a n 5 Mei 1934 (I. S. N" 291), strekkende om met vreemde Staten regelingen te kunnen treffen t o t voorkoming van dubbele belasting over zekere inkomens- en vermogensbestanddeelen. By R V. van 7 Maart 1934 ( I S N° 119) werd uitvoering gegeven aan het in artikel 31« der Ord op de inkomstenbelasting 1932 neergelegde beginsel van voorkoming van dubbele belasting van in het buitenland wonende, ten laste der Indische openbare kassen

gepension-n e eD enz u i v e r e opbrengst der gezamenlijke inkomstenbelasting en crisisheffing over 1934 bedroeg f 39 417 000, hetgeen iets meer is dan de opbrengst over 1933 t e n bedraee v a n f 39 128 000. Echter dient in het oog t e worden gehouden d a t het tarief der crisisheffing-1934 55 % hooger was dan dat van de overeenkomstige

heffing over 1933. T „ „ fi11\

De loonbelasting, welke ingevolge de Ord. van 7 Nov. 1934 (I. S. n . 611 m e t ingang v a n 1 J a n u a r i 1935 wordt ingevoerd, treft nagenoeg alle looninkomsten met een belasting van 4 % . De belasting is verschuldigd door de werkgevers die h^ar ecMer tan verhalen op de werknemers. De aanslag in de inkomstenbelasting wordt verminderd m e t de over het looninkomen te heffen loonbelasting. De R. V.

v a n 22 Nov. 1934 (I. S. n°. 641) strekt t o t uitvoering van eemge artikelen v a n

g e nDemOrd°orp de vennootschapsbelasting 1925 (I. S. n°. 319) onderging in 1934 slechts wijzigingen van ondergeschikten aard. I. S. 1984 n ' . 106 bracht o o k ^ e r d e J j , de verponding en de inkomstenbelasting opengestelde mogelijkheid t o t het niet . o p l e g t v a n d e n verhooging bij navordering, terwijl ter vermijding van d u b b e k belasting van luchtvaartmaatschappijen maatregelen werden getroffen bij Ord. v a n 1 Sept 1934 (I S. n°. 535). De 100 opcenten op de aanslagen m de vennootschaps-belasting werden bestendigd. De zuivere opbrengst van die vennootschaps-belasting over 1934 bedroeg f 5 759 900, tegen f 6 611 500 over 1933.

24 D E F I N A N C I E E L S T O E S T A N D .

De opbrengst over 1934 van de vermogensbelasting bedroeg f 872 100, d. i. ± f 253 000 minder dan het voorafgegane jaar.

De opbrengst v a n de op 25 Februari 1934 in werking getreden couponbehsting werd beïnvloed door de omstandigheid, d a t van alle in 1934 uitgegeven nieuwe Indische leeningen t o t een nominaal bedrag van f 941 millioen m e t een rente van 4 %, deze rente vrijgesteld werd v a n couponbelasting. De opbrengst over het jaar 1934 (f 667 000) bleef aanmerkelijk bij de r a m i n g (f 840 000) t e n achter; zij zal m de Komende jaren nog aanzienlijk dalen (geraamde opbrengst voor 1935 en De regelmatige daling in de opbrengsten van het zegelrecht en van het recht van overschrijving kwam in 1934 t o t stilstand; deze heffingen brachten in 1934 onder-scheidenlijk f 7 173 000 en f 1 772 000 op, tegen f 6 797 000 en f 1 567 000 in 1933. De opbrengst van de rechten van successie en van overgang was wederom aan-merkelijk lager d a n in hot aan 1934 voorafgegane jaar (f 200 000 in 1934, tegen f 338 000 in 1933); overigens is dit middel n a a r zijn aard zeer wisselvallig

Niettegenstaande ingevolge I. S. 1933 n°. 352 (in werking getreden op 27 September 1933) de tarieven der slachtbelasting voor h e t buiten beroep of bedrijf slachten v a n runderen, buffels, paarden en veulens m e t 20 t o t 50 % werden ver-laagd — welke verlaging bekrachtigd is bij de wet v a n 20 April 1934 (N. S. n°. 170.

I. S. n ° . 287) —, bracht d i t middel slechts weinig minder op dan over vorige

jaren. ö

De werking dezer crisis-slachtbelastingord. werd ook overigens gunstig geacht in verband waarmede hare werkingsduur verlengd werd t o t den laatsten dag van het jaar 1936 (I. S. 1934 n°. 700). H e t tarief voor de huisslacht van runderen en buffels werd daarbij voor de residentie Madoera andermaal verlaagd, n 1 v a n f 3 t o t f 1,50 per geslacht dier. De opbrengst over 1934 beliep voor dit middel f 4 982 000

tegen f 5 215 000 over 1933. ' Bij Ord. v a n 31 Dec. 1934 (I. S. n° . 716) werden alle directe

motorvoertuigen-belastingen afgeschaft en werd de hoofdsom van den benzine-accijns t o t 10 cents per liter verhoogd. Op dien accijns werd verder ingevolge I. S. 1934 n° 717 een tijdelijke heffing v a n 30 opcenten gelegd. Mede in verband m e t eerstgenoemden maatregel is voorts bij Ord. v a n 31 Dec. 1934 (L S. n ° . 718) een belasting ingevoerd op motorvoertuigen, die een mengsel van petroleum en benzine als brandstof gebrui-ken, alsmede op diesel-, houtskoolgas- en petroleumauto's, op aanhangwagens en op benzinemotorvoertuigen met een toelaatbaar totaalgewicht van 5 500 kg. of meer Al deze maatregelen zijn 1 J a n u a r i 1935 ingegaan.

H e t verdrag v a n Genève van 30 Maart 1931 nopens de belastingheffing van vreemde motorrijtuigen ( K S. 1934 n°. 44) is in Nederlandsch-Indië bekend ge-m a a k t ge-m I. S. 1934 n°. 122.

Landelijke Inkomsten {Java en Madoera). In de gouvernements-landen op J a v a en Madoera geschiedde de aanslag en de inning der landrente op den voet van de Landrente-ordonnantie 1927" (I. S. n ° . 163, sedert gewijzigd en aangevuld bij l . b . 1931 n . 168), uitgezonderd in de gebiedsdeelen waar nog geen herziening plaats h a d en^ de aanslag en inning voortgingen overeenkomstig de regeling vervat in I. S.

1907 n°. 277 (sedert gewijzigd en aangevuld bij I. S. 1912 n° 605" 1919 n° 735 1922 n°. 472, 1925 n°. 544, 1927 n ° . 164 en 1931 n ° . 168).

Herziening van den landrente-aanslag op de basis van de landrente-ord 1927 h a d plaats m 7 districten van de residentie B a n t a m , 10 van de residentie Priangan 4 van de residentie Cheribon, 3 van de residentie Semarang, 4 van de residentie Banjoemas, 7 van de residentie Kedoe, 3 v a n de residentie Madioen, 9 van de residentie Bodjonegoro, 2 van de residentie Madoera en 4 v a n de residentie Malang.

In t o t a a l werd in deze 53 districten geregistreerd een oppervlakte aan land-renteplichtige gronden van 1 016 981 h.a. (waarvan 466 766 h.a. sawahs) of 24 597 h.a.

(2,5 %) meer dan volgens de laatste landrenteleggers, terwijl de landrente-aanslag in deze gebiedsdeelen v a n f 4 948 516 in 1933 terug liep t o t f 3 127 558 in 1934 en derhalve daalde m e t f 1 820 958 of 37 % als gevolg v a n de nieuwe wijze van vast-stelling der padiprijzen ingevolge G. B. 12 J a n . 1934 n°. 21.

Blijkens de afdeelingsverslagen nopens den aanslag en de inning v a n de landrente in 1934 bedroeg de totale aanslag in d a t jaar f 33 345 518, tegen in 1933 f 34 989 639.

Uit hoofde v a n misgewas werd in 1934 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 1 287 377; wegens onbeplant blijven v a n sawah's t o t een bedrag v a n f 127 121 en wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofdzakelijk verband houdende met de crisis, t o t een bedrag v a n f 10 441 860 .In t o t a a l moest de landrente-aanslag in 1934 verminderd worden met f 11 856 358 (in 1933 met f 9 971 105), zoodat werke-lijk te heffen viel f 2 1 489 160 (in 1933 f 2 5 018 534). Op 31 December 1934 was van den landrente-aanslag 1934 nog niet aangezuiverd f 3 307 672. Door de m e t de inning belaste personen werd verduisterd een bedrag van f 11 209 (in 1933 f 41 632).

Uit de groote achterstanden over de crisisjaren 1933 en daarvoren was gebleken, dat, zelfs toen de daling in de prijzen der landbouwproducten t o t staan was gekomen, de in d a t tijdperk verleende orisisontheffing nog onvoldoende tegemoet was gekomen aan de algemeene geldschaarschte in de Inlandsche huishouding en de betalings-capaciteit der bevolking.

Daarom werd voor 1934 een crisisontheffing verleend, waarbij dezelfde wijze van berekening is toegepast als bij de nieuwe wijze v a n vaststelling der padiprijzen bij herzieningen (zie G. B . 12 J a n . 1934 n°. 21). Volgens die berekening geldt het verschil tusschen den gemiddelden padiprijs v a n de jaren 1931 t o t en m e t 1933 verhoogd met 50 % en den bij den aanslag vastgestelden padiprijs als basis voor de vaststelling v a n het ontheffingspercentage.

De 'L&ndshondenbelasting is ingevoerd op de plaatsen K a b a n d j a h é en Brastagi (gouv. Oostkust v a n Sumatra) (I. S. 1934 n°. 364), Siborongborong en Doloksanggoel (res. Tapanoeli) (I. S. 1934 n ° . 389) en P a k a n b a r o e (gouv. Oostkust v a n Sumatra) (I. S. 1934 n°. 412).

Landrente in de Buitengeweslen. De aanslag en de inning der landrente in de residentie Bali en Lombok in 1934 vond plaats overeenkomstig de bepalingen der

„Bali-landrente-ordonnantie" (I. S. 1922 n°. 812, juncto I. S. 1925 n°. 193), welke in d a t jaar voor het eerst ook in de onderafdeeling Badoeng der af deeling Zuid-Bali werd toegepast.

Blijkens het gewestelijk verslag betreffende den aanslag en de inning v a n cle landrente bedroeg de totale aanslag in 1934 f 2 647 627, tegen in 1933 f 2 776 826.

I n 1934 werd ontheffing verleend wegens deugdelijk geconstateerd misgewas, tot een bedrag van f 85 089 en wegens onbeplant blijven van sawahs, enz. t o t een bedrag v a n f 4 116; wegens andere buitengewone en gewichtige redenen, hoofd-zakelijk in verband m e t de crisis, beliep de ontheffing f 633 322. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1934 worden verminderd m e t f 722 527 (tegen in 1933 m e t f 650 0 3 8x) ), zoodat werkelijk te heffen viel f 1 925 100, tegen in 1933 f 2 126 788 !).

Op 31 December 1934 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 416 540.

Aan boeten werd geïnd een som van f 30 541.

I n de Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo geschiedde de aanslag en de inning der landrente in 1934 op den voet van de „Borneo-landrente-ordonnantie" (I. S. 1923 n°. 484, juncto I. S. 1925 n°. 193 en 1932 n°. 102), welke in d a t jaar voor de eerste

l) Verbeterde cijfers.

26 D E F I N A N C I E E L S T O E S T A N D .

maal ook in de districten Balangan van de onderafdeeling Amoentai en Tabalong v a n de onderafdeeling Tand jong is toegepast.

Blijkens het gewestelijk verslag nopens den aanslag en de inning van de landrente over 1934 bedroeg de totale aanslag in 1934 f 812 714, tegen in 1933 f 881 459.

Wegens deugdelijk geconstateerd misgewas en wegens onbeplant blijven van sawah's werd in 1934 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 250 202 *); in verband met andere buitengewone en gewichtige redenen t o t een bedrag van f 115 781 1). De vrijstellingen voor leden van het kampong-bestuur werd in 1934 ontheffing verleend t o t een bedrag v a n f 2 5 0 202 *); in verband m e t andere buitengewone en ge-wichtige redenen t o t een bedrag v a n f 115 781 1). De vrijstellingen voor leden v a n het kampong-bestuur beliepen f 6 935. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1934 worden verminderd met f 372 918 (tegen in 1933 met f 458 380), zoodat werkelijk te heffen viel f 4 3 9 796, tegen in 1933 f 4 2 3 079.

Op 31 December 1934 was van den aanslag nog niet aangezuiverd f 145 660.

Aan boeten werd geïnd een som v a n f 17.

I n het rechtstreeks bestuurd gebied v a n het gouvernement Celebes en Onder -hoorigheden h a d de aanslag en de inning der landrente in 1934 plaats op den voet van de Celebes-landrente-ordonnantie (I. S. 1927 n°. 179), welke in d a t jaar ook werd ingevoerd in de in dit Verslag buiten beschouwing gelaten zelfbesturende land-schappen Sawito en R a p p a n g .

Blijkens het gewestelijk verslag nopens den aanslag en de inning van de landrente bedroeg de totale aanslag in 1934 f 573 470, tegen in 1933 f 573 064. I n verband met deugdelijk geconstateerd misgewas werd in 1934 ontheffing verleend t o t een bedrag van f 32 189; wegens onbeplant blijven v a n sawahs, enz. t o t een som van f 4 692;

wegens andere buitengewone en gewichtige redenen in verband met de crisis t o t een bedrag van f 238 190. Hierdoor moest de landrente-aanslag in 1934 verminderd worden m e t f 275 071 (tegen in 1933 met f 234 999 2) ), zoodat werkelijk t e heffen viel f 298 399 tegen in 1933 f 338 065. 2)

Op 31 December 1934 was van den aanslag 1934 nog niet aangezuiverd f 109 248; aan boeten werd geïnd een som v a n f 2 473.

Van de groep in- en uitvoerrechten en accijnzen valt het volgende te vermelden.

De voor het jaar 1933 vastgestelde opcenten op de invoerrechten werden, inge-volge de wet van 22 Dec. 1933 (N. S. n°. 710, I. S. n°. 515) op denzelfden voet gehandhaafd voor de periode van I tot 10 J a n u a r i 1934, terwijl bij de inwerkingtreding van het nieuwe tarief van invoerrechten op den laatstvermelden d a t u m de tijdelijke opcenten op het gewijzigd tarief voor de rest van het jaar 1934 werden bestendigd (wet v a n 29 Deo. 1933; N . -S. n°. 772, I. S. 1934 n°. 1).

De opbrengsten van de invoerrechten, uitvoerrechten en het statistiekrecht hebben over 1933 on 1934 bedragen:

1933 1934 Invoerrecht f 47 313 975 f 52 367 542

Uitvoerrecht 2 252 753 3 162 265 Statistiekrecht 1 987 669 1 948 998 f 51 554 397 f 57 478 805 De invoerrechten op wijn (tariefpost 115) werden bij Ord. v a n 15 J u n i 1934 (I. S.

nos. 374 en 375) m e t ingang van 1 J u l i 1934 verhoogd, terwijl de tariefposten 167 (geneesmiddelen), 181 (verfstoffen) en 188 (medicinale zeep) bij Ord. van 29 J u n i

x) Voorloopige cijfers.

2) Verbeterde cijfers.

t.v. (I. S. n ° . 390) voor het tijdvak 1 J u l i 1934 t o t 1 J u l i 1937 werden gewijzigd en aangevuld. Deze maatregelen werden bekrachtigd bij de wet v a n 30 Nov. 1934 (I. S. n°. 676).

Bij de wet v a n 20 J u l i 1934 (N. S. n°. 421 ; I. S. n°. 485) werd, door een aanvulling van het tweede lid v a n artikel 3 der Indische Tariefwet, de mogelijkheid geopend t o t vrijstelling of teruggaaf van invoerrecht voor machinerieën en grondstoffen voor nieuwe industrieele bedrijven, Bij diezelfde wet werden eenige wijzigingen in het tarief aangebracht o.m. m e t betrekking t o t de heffing van invoerrechten op kaas (post 14), vruchtenessences (post 162), drukwerken (posten 334 en 341) en appendages voor leidingen van dampen, gassen en vloeistoffen (post 779). De vaststelling van de sterkte van bij den invoer als gedistilleerd te belasten vloeistoffen (bijzondere bepaling n°. 3 bij den tariefpost 159) vond plaats bij de B . V. in I. S. 1934 n °s. 10, 376 e n 6 1 0 . D e aanwijzing van eenige producten, welke bij den invoer onder bepaalde omstandigheden niet als gedistilleerd, doch m e t oen waarderecht worden belast (bijzondere bepaling n°. 5 bij den tariefpost 159) geschiedde bij de B . V. in I. S. 1934 n°. 11. Bij de „Gedis-tilleerd-vrijdom-verordening" (I. S. 1934 n°. 666) zijn nieuwe regelen vastgesteld voor het v e r k e n e n van vrijdom v a n invoerrecht en v a n accijns voor gedistilleerd en eenige producten, bereid m e t gedenatureerd gedistilleerd, zoomede voor houtgeest (methyl-alcohol), foeselolie en amyl-, bytyl- en propyl-alcoholen, een en ander voorzoover voor bepaalde daarin aangegeven doeleinden bestemd.

K r a c h t e n s het eerste lid v a n artikel 3 der Indische Tariefwet werden eenige verdere voorwaardelijke vrijstellingen v a n invoerrecht verleend (I. S. 1934 nos. 368 en 546).

Ten einde de tijdelijke heffing van een bijzonder uitvoerrecht op bevolkingsrubber mogelijk te m a k e n had — onder nadere bekrachtiging door de wet; zie N. S. 1934

n° . 716 _ bij Ord. v a n 31 Mei 1934 (I. S. n°. 341) (in werking getreden m e t ingang v a n 1 J u n i 1934) de noodige aanvulling plaats v a n de artikelen 5 en 9 van de Indische Tariefwet. De tarieven van uitvoerrechten op boschproducten, vastgesteld in artikel 3 v a n I . S. 1910 n°. 628, werden — onder nadere bekrachtiging door de wet; zie N . S. 1934 n ° . 557 — m e t ingang van 12 Augustus 1934 omgezet in een uniform tarief v a n vijf procent der waarde (I. S. 1934 n°. 471). Bij Ord. in I. S.

1934 n ° . 707 (goedgekeurd bij de wet in N . S. 1935 n°. 223) werd bepaald, d a t gedurende het tijdvak 1 J a n u a r i 1935 t o t en met 30 J u n i 1936 geen recht zal worden geheven bij uitvoer u i t J a v a en Madoera van aldaar geteelde t a b a k , niet bereid voor de Inlandsche m a r k t .

De bij G. B . 22 Sept. 1933 n°. 37 ingestelde commissie v a n advies voor partieele herziening v a n de douane-wetgeving is ontbonden (G. B . 10 Aug. 1934 n°. 30).

I n den loop van 1934 k w a m een nieuwe regeling t o t stand v a n de organisatie van den dienst der in- en uitvoerrechten en accijnzen (zie I. S. 1934 nos. 361 en 477).

De Ord. op het statistiekrecht (I. S. 1934 n°. 517) werd m e t ingang van 20 October 1934 aangevuld met een vrijstelling van statistiekrecht bij invoer v a n niet aan invoer-recht onderworpen zeeschepen en de daartoe behoorende en daarmede ingevoerd wordende machinerieën en gewone scheepsinventarisartikelen (I. S. 1934 n°. 585).

Wegens overtreding van de bepalingen op de tolrechten werden in 1934 afgedaan 896 bekeuringen (waarvan 794 bij onderhandsche schikking), tegen 616 (538) in 1933.

De regeling op het verleenen v a n vrijdom van accijns voor Inlandsch gedistilleerd op J a v a en Madoera werd herzien (I. S. 1934 n°. 665). Op den accijns op benzine werden ook voor het jaar 1934 3 3 | opcenten gehandhaafd (I. S. 1933 n°. 505). De m e t ingang v a n 1 J a n u a r i 1935 in den benzine-accijns aangebrachte wijzigingen werden hiervóór reeds bij de motorvoertuigenbelasting vermeld. De accijns op bier, welke t o t 10 J a n u a r i 1934 f 3 per h.1. bedroeg (I. S. 1933 n°. 488), werd met ingang v a n dien d a t u m gebracht op een bedrag van f 7,50 per h.1. (I. S. 1933 n°. 489 j°.

28 D E F I N A N C I E E L E T O E S T A N D .

1934 n°. 3). Op 1 J a n u a r i 1934 t r a d in werking de ,.svAlceróccijns-Ordonnantie 1933"

(I. S. 1933 n ° . 351). H e t bedrag van den accijns werd bepaald op f 2 per 100 k.g.

Uitvoeringsvoorschriften terzake zijn v e r v a t in I. S. 1933 n°. 440.

De ontvangsten aan accijnzen hebben over 1933 en 1934 beloopen:

1934 1933 Accijns op Inlandsen gedistilleerd . . . f 569680 f 4 6 2 4 5 0 Accijns op bier 344 039 97 925 Tabaksaccijns 8 707 144 10 566 275 Accijns op petroleum 1 1 2 3 3 011 10 377 790 Accijns op benzine 16 956 208 16 626 143 Accijns op lucifers 2 521 982 3 141 218

Suikeraccijns 6 500 979 — f 46 833 043 f 41 271 801

Wegens overtreding v a n de gcdistilleerd-accijnsbepalingen werden in 1934 afgedaan 417 bekeuringen, tegen 530 in 1933; wegens overtreding van de tabaksaccijnsbepalingen werden in 1934 afgedaan 1883 bekeuringen, waarvan 582 bij onder -handschc schikking, tegen 1513 (1443) in 1933, terwijl wegens overtredingen der suikcraccijnsbepalingen werden afgedaan 12 bekeuringen, alle bij onderhandsche schikking.

Pachten. Wegens het verstrijken van de termijnen van de loopende contracten vond verpachting v a n het recht t o t het houden van de particuliere pandhuizen in 1934 plaats in do residentiën Westerafdeeling van Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, Molukken en Timor en Onderhoorigheden. I n die gewesten is de pandhuis-dienst nog slechts gedeeltelijk ingevoerd. Evenals in 1933 werden de rechten, in verband met de onzekere tijdsomstandigheden, slechts voor den tijd van één jaar in pacht afgestaan. Met uitzondering van de hoofdplaats Koepang (residentie Timor on Onderhoorigheden), waar f 5 280 werd bedongen tegen f 660 in 1933, bleven de biedingen gelijk aan dan wel beneden die v a n bet voorafgegane tijdvak. Licentiën t o t het houden v a n een pandhuis of b a n k van leening werden niet meer uitgereikt.

Zooals reeds in het vorig Verslag is medegedeeld, werd het recht t o t den verkoop en het houden van gedistilleerd (arak) in de residentie Riouw en Onderhoorigheden, uitgezonderd den Poelautoedjoeh-archipel en het op don vasten wal van S u m a t r a gelegen gedeelte v a n hot gewest, na een herverpachting bij inschrijving afgestaan voor f 26 400. H e t gedistilleerd in den Poelautoedjoeh-archipel werd voor den tijd v a n één jaar verpacht voor f 960 (vorig tijdvak f 3 300). De wijziging v a n het pachtreglement, waarbij een snellere berechting Van overtredingen is ingevoerd (I. S. 1935 n°. 73) en waardoor de pachters meer bescherming zullen genieten dan t o t dusver, heeft de sedert uitgebrachte biedingen reeds gunstig beinvloed (f 2 400 en f 43 200 voor h e t recht t o t den verkoop van gedistilleerd in onderscheidenlijk den Poelautoedjoeh-archipel en het overige Riouw en onderhoorigheden; zie boven).

H e t recht t o t alleen verkoop van laroe ter hoofdplaats Koepang (residentie Timor en Onderhoorigheden) werd verpacht voor den tijd v a n één jaar tegen f 3 660 (vorig tijdvak f 3 540). De opbrengst van de verpachtingen in de Buitengewesten bedroeg in t o t a a l f 65 054, tegen f 58 449 in 1933.

De licentiën voor het houden van Chineesche dobbelspelen brachten f 123 972, of ± f 4 600 meer op dan in 1933 ( f 1 1 9 338).

4. Belastingen in arbeid.

Bij Ord. van 3 Dec. 1934 (I. S. n°. 661) zijn de heerendiensten in de provinciën West-, Midden- en Oost-Java opgeheven.

De residentie Lampoengsche Districten is aangewezen als gebiedsdeel, bedoeld in a r t 4 van de Ord. in I. S. 1931 n°. 483, waar diensten k u n n e n worden gevorderd voor het vervoeren van gouvernements goederen en gelden en van m dienst reizende Landsdienaren (I. S. 1934 n ° . 182).

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 28-35)