• No results found

De in 1933 reeds geconstateerde grootere belangstelling voor goudafzettingen bleef gedurende 1934 aanhouden; zoo werden onderzoekingen naar dit edelmetaal

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 102-109)

5)

1933.

12 810,64 1 035 231,—

2 453 996,—

26 763 968,—

5 527 225,—

680,71 10 463,—

183,—

6 774,—

11 213,—

7 946,—

ton gram *) ton

1

) karaat

a

) ton

j?

5J

Hoewel de prijzen voor eenige delfstoffen iets verbeterden, bleven deze zich, met uitzondering van goud en tin, nog steeds op een laag niveau bewegen. Door restrictie-maatregelen werden scherpe fluctuaties in de tinprijzen voorkomen.

De kolenmarkt ondervond nog steeds zware concurrentie van de verschillende kolenproduceerende landen met gedeprecieerde munteenheden.

In Juli 1934 werd de ontginning van het mijnwerk „Balimbing" op de mijn-concessies „Irma" en „Balim" in de residentie Sumatra's Westkust, wegens uit-putting van den ertsvoorraad, definitief gestaakt, zoodat het aantal nog produ-ceerende goudmijnen einde 1934 slechts 2 bedroeg.

Het terugloopen van de edelmetaal-productie is echter in hoofdzaak toe te schrijven aan de verwerking van armere ersten der mijnen „Redjang Lebong" en „Simau".

De in 1933 reeds geconstateerde grootere belangstelling voor goudafzettingen bleef gedurende 1934 aanhouden; zoo werden onderzoekingen naar dit edelmetaal verricht in West-Java (resn. Bantam en Buitenzorg), in de gewesten Sumatra's Westkust (mijnconcessie „Abei"), Tapanoeli (mijnconcessie „Pagaran Si Ajoe" c.s.), Oostkust van Sumatra (Bengkalis), Manado (mijnconcessie „Pagoeat") en Wester-afdeeling van Borneo (z .g. Chineesche districten) en in Centraal- en Oost-Borneo (Kahajan en Koetai).

De ontginning van de goud- en zilverertsgangen der mijnconcessie „Goenoeng Aroem" (res. Sumatra's Westkust) werd in voorbereiding genomen met de be-doeling, de mijn in 1935 in exploitatie te brengen.

1) Verbeterd cijfer.

Door belangstellenden uit de Straits is het plan ontworpen voor de winning in klein bedrijf v a n alluviaal goud in West-Borneo door middel v a n pompbaggers, welke ontginningswij ze geen groote kapitaals-investatie vereischt.

De oprichting v a n de N . V. Mijnbouw Maatschappij „Moeara-Sipongi", ge-vestigd t e Batavia (statuten goedgekeurd bij G. B . 26 Febr. 1935 n°. 23), heeft t e n doel de ontginning van de goud-afzettingen op de mijnconcessie „Pagaran Si Ajoe".

Nog zij gememoreerd de totstandkoming van een concern, gevormd door de firma E r d m a n n en Sielcken, de Billiton-Maatschappij en een groep Engelsche belangstellenden, mot het doel in een gedeelte van Centraal Nederlandsch-Nieuw-Guinee en v a n den Vogelkop n a a r edele en andere metalen t e exploreeren.

H e t onderzoek n a a r de koperertsgangen bij Wonogiri in de residentie Soerakarta werd door de N . V. „Ishihara Mijnbouw Maatschappij" door middel v a n tunnels voortgezet en was einde 1934 nog niet afgeloopen.

Met betrekking t o t andere ertsen zij hier vermeld de belangstelling van parti-culiere zijde voor de voor het Gouvernement gereserveerde nikkelafzettingen m

Midden-Celebes. . De onderhandelingen tusschen de N . V. NederlandschIndische Bauxiet e x

-ploitatie Maatschappij en Japansche afnemers hebben t o t een overeenkomst geleid betreffende een jaarlijksche levering v a n 30 000 ton bauxiet.

Inlandsche goudwinning h a d plaats in de Wester-, Zuider- en Oosterafdeelmg v a n Borneo. D i a m a n t en steenkolen werden door de bevolking gewonnen m de Wester-, Zuider- en Oosterafdeelmg v a n Borneo, verder nog zwavel op den berg

„Welirang" in de residentie Malang.

Voor verdere gegevens moge worden verwezen n a a r deel I I van dit Verslag.

2. Tin.

Tin werd door het L a n d op het eiland Bangka, door de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij „Billiton" op het eiland Billiton en door de Singkep Tin Exploitatie Maatschappij op het eiland Singkep gewonnen — in beide laatstgenoemde ondernemingen is het Gouvernement voor 5/8 aandeelhouder —, terwijl een geringe hoeveelheid door de Inlandsche bevolking nabij Bangkinang (Sumatra's Westkust)

werd geproduceerd. . De tin-productie blijkt uit den volgenden s t a a t ; na Malakka en Bolivia neemt

Nederlandsch-Indië nog steeds de derde plaats in.

Terrein.

Bangka . . . . Billiton . . . .

Singkep . . . . K o t a Sebelimbins

Ontginner.

Tinproductie (in tonnen v a n 1000 kg

1934. 1933.

Gouvernement

Gemeenschappelijke Mijn-bouw Maatschappij „Bil-l i t o n "

Singkep Tin Exploitatie Maatschappij

Inlanders

Totaal . . . .

11 606,02

7 212,03 824,20

26,55 19 668,80

8 058,65

4 263,95 466,91

21,13 12 810,64 7

98 D B ECONOMISCHE T O E S T A N D .

De wereldtinproductie in 1934 bedroeg 109 921 ton, tegen 86 322 t o n in 1933.

H e t wereldverbruik bedroeg 117 335 ton, tegen 129 275 t o n in 1933.

Tinsituatie. De tusschen Bolivia, Malakka, Nederlandsch-Indië, Nigeria en Siam op 1 J a n u a r i 1934 gesloten restrictie-overeenkomst blijft t o t 1 J a n u a r i 1937 v a n kracht. Bij deze overeenkomst sloten zich in den loop v a n het jaar nog de volgende z.g. „outside" producenten a a n : Fransch Indo-China, de Belgische Congo en R u r a n d a Urandi, Portugal en Cornwall op basis v a n vastgestelde producties.

H e t productie-quotum bedroeg in 1934 gemiddeld 47,2 % v a n de standaard-tonnages. H e t aandeel van Nederlandsch-Indië hierin bedroeg in d a t jaar 18 157 long tons, alsmede 1816 long tons m e t a a l voor inbreng in den buffervoorraad van 8282 tons, t o t vorming waarvan in den loop v a n h e t jaar door het Internationale Tin Restrictie Comité werd besloten, t e n einde scherpe fluctuaties in de tinprijzen t e voorkomen.

De zichtbare wereldvoorraden liepen geleidelijk terug v a n 29 100 long tons bij den aanvang t o t 17 100 long tons op h e t einde v a n het jaar.

De prijzen varieerden tusschen £ 222 en £ 244 m e t een gemiddelde van £ 230, tegen in 1933 respectievelijk £ 141, £ 230 en £ 195 per long ton. Gedurende de laatste maanden v a n het jaar bewoog de tinprijs zich om en nabij £ 228 per long ton.

Bangkatinwinning. De netto-productie over 1934 bedroeg 116 060,24 quin talen.

tegen 80 586,5 quintalen in 1933.

H e t grondverzet in de bewerkte groeven bedroeg 9 869 811 m3. H e t totale grondverzet was 10 188 964 m3 (hiervan 319 153 m3 vóórafgedekt door de vóór-werktuigen bij de baggermolenontginningen), w a a r v a n 4 273 554 m3 m e t hand-bedrijf en kleinere mechanische hulpmiddelen, zooals grondpompen, terwijl in de baggermolenontginningen 5 915 410 m3 door 4 tinbaggermolens, w a a r v a n 1 slechts 6 m a a n d e n in bedrijf was, en 1 snijkopzuiger werden verzet. H e t t o t a a l grondverzet v a n 1933 bedroeg 12 420 059 m3, w a a r v a n 921 266 m3 vóórafgedekt.

De ertsreserve op 31 December 1934 werd berekend op 3 980 829 quintalen tin, tegen 3 419 040 quintalen einde 1933.

De opbrengst bedroeg f 22 641 535 of f 169,71 per quintaal, tegen f 23 928 267 of f 155,50 per quintaal in 1933. Verkocht werden in 1934 133 415 quintalen, tegen 153 855 quintalen in 1933. De bedrij fsuitgaven, inclusief de aan het L a n d uit t e keeren rente en afschrijving t e n bedrage v a n respectievelijk f 997 076 en f 2 194 425, bedroegen f 9 870 430, tegen respectievelijk f 1 656 557, f 2 189 279 en f 10 171 419 in 1933.

De berekende winst, zooals deze op de balans voorkomt, bedroeg f 10 989 378, tegen f 5 995 855 in 1933. De boekwaarde v a n het bedrijf was einde 1933 f 15 655 295.

I n 1934 werd op aanleg en uitbreidingsrekening geboekt f 364 048 en afgeschreven f 2 194 425, zoodat de boekwaarde einde 1934 f 13 824 919 bedroeg.

Op 31 December 1934 waren bij h e t bedrijf werkzaam 5300 werklieden, tegen 3932 m a n einde 1933, terwijl het beheer gevoerd werd door den bedrijfsleider m e t een staf v a n 234 (in 1933 243) personen.

De gezondheidstoestand v a n de arbeiders was gunstig. H e t ziektepercentage was 1,41 % .

Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen n a a r h e t jaarverslag v a n de Bangkatinwinning.

N.V. „Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton". De productie over het werkjaar 1933/1934 (1 J u n i 1933—31 Mei 1934) bedroeg 73 724 pikol tin (4482 long tons), tegen 4304 long tons in het werkjaar 1932/1933.

De gemiddelde mijnwerkerssterkte bedroeg 3143 man, van wie 1964 arbeiders in de ontginningen waren tewerkgesteld; in 1933 waren deze cijfers respectievelijk 3855 en 2026.

Over 1934 bedroeg de gemiddelde tinprijs per pikol t e Singapore f 114,13, nl.

in gedeprecieerde Singapore-dollars. I n goud-dollars uitgedrukt bedroeg de ge-middelde prijs $ 71,64, tegen $ 68,99 in 1933.

H e t aan Billiton toegekende j a a r - q u o t u m bedroeg m e t ingang van 1 J a n u a r i 1934 6451 long tons, m e t 1 April 1934 7212 tons en per 1 October 1934 6451 tons, terwijl voor het tijdvak Juni/December 1934 een e x t r a q u o t u m werd toegekend v a n 742 tons voor de vorming v a n een bufforpool. I n deze cijfers is het aan de Singkep Tin Exploitatie Maatschappij toegekende q u o t u m begrepen. Sedert 1 J a n u a r i 1934 wordt een gezamenlijk q u o t u m voor de Gemeenschappelijke Mijnbouw-maatschappij Billiton en de Singkep Tin Exploitatie Maatschappij vastgesteld.

Door de verhooging v a n het q u o t u m per 1 J a n u a r i en 1 April 1934 en door een extra-quotum, toegekend aan alle bij de vorige restrictie-overeenkomst aan-gesloten producenten om het gedurende die periode t e voel geproduceerde t i n op t e nemen, konden nog twee emmerbaggers en twee spuitbaggers in bedrijf gesteld worden, zoodat einde 1934 7 emmerbaggers en 3 spuitbaggers in bedrijf waren.

Singkep Tin Exploitatie Maatschappij „Sitem". H e t bedrijf v a n de N . V .

„Singkep Tin Maatschappij" wordt t h a n s door de N.V. „Singkep Tin Exploitatie Maatschappij " voortgezet, welke vennootschap daarvoor door de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij „Billiton" werd opgericht. De s t a t u t e n v a n de „ S i t e m "

zijn opgenomen in Bijvoegsel n°. 572 t o t de Nederlandsche Staatscourant v a n

19 Maart 1934 n ° . 55. . H e t maatschappelijk kapitaal bedroeg aanvankelijk f 100 000, verdeeld in

100 aandeelen v a n f 1000 elk en werd later gebracht op f 5 000 000, w a a r v a n f 1 000 000 in 1000 aandeelen v a n f 1000 is volgestort. Van deze aandeelen zijn er 999 in handen van de N.V. Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij „Billiton", terwijl de N.V. „Billiton Maatschappij" één aandeel bezit. T o t eenig lid der Directie is benoemd de N.V. Billiton Maatschappij.

De productie over het j a a r 1934 bedroeg 824,20 kg tonnen tin, tegen 466,91 tonnen in 1933. H e t personeel bestond in 1934 uit 13 Europeanen, 300 Chineesche arbeiders en 345 werklieden (van wie 18 vrouwen) van Maleischen en J a v a a n s c h e n landaard, tegen respectievelijk 15, 210, 192 en 14 in 1933. De wolframiet-productie bedroeg 2,3 kg t o n m e t een gehalte van 66 % aan W 03. I n bedrijf waren gedurende gedeelten v a n het jaar één baggermolen en één spuitontginning. Van „nawasschers"

werd nog eenig product verkregen.

H e t door de tin-restrictie aan Singkep toegekend q u o t u m werd sedert 1 J a n u a r i 1934 samen m e t d a t van Billiton vastgesteld; in 1933 bedroeg dit 7660 Straits-pikol.

De ertsreserve bedroeg op 30 J u n i 1934 13 044 kg tonnen, tegen 13 528 tonnen op 30 J u n i 1933.

Voor verdere bijzonderheden betreffende den particulieren tinmijnbouw wordt verwezen naar de jaarverslagen der beide maatschappijen.

3. Steenkolen.

Steenkolen werden in 1934 gedolven door het Gouvernement nabij Sawahloento en Tandjoengenim op Sumatra, door particulieren en door Inlanders op Borneo in de volgende hoeveelheden.

1 0 0 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Terrein.

Oembilin-mijnen . . . . Boekit Asem-mijnen . . Djangkang-Oost . . . . Batoe Panggal

R a n t a u p a n d j a n g . . . .

Ontginner.

Gouvernement Idem

Mijnbouw- en Handel Maat-schappij „Menoehan"

Oost-Borneo Maatschappij Erven Pangeran Mangkoe

Negoro

Steenkolen Maatschappij

„ P a r a p a t t a n "

Inlanders

Totalen . . . .

Steenkolen productie (in tonnen van 1000 kg).

1934.

385 321 238 654

— 90 100 38 292 230 865 48 505 1 031 737

1933.

396 658 229 077 889 94 933

x) 37 839 240 865 34 970 1 035 231

Kolenmarkt. De prijzen in Nederlandsch-Indië moesten door verdere depreciatie van de munteenheden in de omliggende kolenproduceerende landen en de zeer lage vrachten voor den aanvoer van kolen uit het buitenland gedurende 1934 nog lager worden gesteld dan in 1933, t e n einde aan de concurrentie van vreemde kolen het hoofd te kunnen bieden.

De productie was wederom iets lager dan in het vorig jaar.

Hoewel in 1934 eenige wijzigingen kwamen t e n opzichte van de export-landen, kon de buitenlandsche afzet zich nagenoeg op het peil v a n 1933 handhaven.

GouvernementssteenJcolenmijnen. De productie der beide Landssteenkolenmijnen bleef nagenoeg dezelfde als in ] 933 (623 975 ton, tegen 625 735 t o n in 1933), hetgeen belangrijk lager was dan de productie-capaciteit dier mijnen.

H e t totaal der afleveringen aan de Landsdiensten verminderde m e t 10 % ten opzichte v a n het vorig jaar. De verkoopen aan particulieren, m e t de belangrijkste w a a r v a n jaar-contracten waren afgesloten, waren 10 % hooger dan in 1933. De afzet v a n landskolen n a a r het buitenland bleef nagenoeg dezelfde als in 1933.

Oembilin-steenkolenmijnen. I n de volgende tabel wordt een overzicht gegeven v a n de producties, afleveringen en hoofdelijke producties over de laatste 2 jaren (in tonnen v a n 1000 kg):

1934. 1933.

B r u t o productie 385 321 396 658 Eigen verbruik 24 934 25 234 N e t t o productie 360 387 3 7 1 4 2 4 Gemiddelde dag-productie 1 460 1 531 Afgeleverd aan Gouvernementsdiensten 223 897 252 661 Hoofdelijke productie per dagdienst der mijnsterkte . 0,885 0,912

„ totale sterkte 0,536 0,484 Einde 1934 waren bij het bedrijf werkzaam 76 Europeesche, 5 Chineesche en 23 Inlandsche ambtenaren, tegen respectievelijk 82, 5 en 25 in 1933. Bovendien

x) Verbeterd cijfer.

waren op dien d a t u m nog in dienst van het bedrijf 90 Inlandsohe beambten, tegen 233 einde 1933.

De mijnwerkerssterkte bedroeg gemiddeld 2467 man, onder wie 195 Javaansche contractanten en 546 dwangarbeiders, tegen respectievelijk 2832, 145 en 698 in 1933.

De ontvangsten bedroegen f 2 473 471, tegen f 2 984 069 in 1933. De bedrijfs-uitgaven (zonder rente en afschrijving) bedroegen f 2 200 042, tegen f 2 798 019 in 1933. De aan het L a n d uit t e keeren rente op het in het bedrijf gestoken kapitaal beliep f 391 802, tegen f 461 790 in 1933.

De verzendings-, opslag- en af leveringskosten t o t en m e t E m m a h a v e n bedroegen f 798 901, tegen f 860 750 in 1933, terwijl voor het vervoer v a n kolen door den Archipel werd voorgeschoten f 676 750, tegen f 762 547 in 1933.

De boekwaarde v a n het bedrijf, inclusief het kolen-etablissement te E m m a h a v e n , was einde 1933 f 6 060 205; in 1934 werd op aanleg en-uitbreidingsrekening bij-geboekt f 47 957 en afgeschreven f 970 860, zoodat de boekwaarde einde 1934 f 5 137 302 bedroeg.

Boekit Asern-steenkolenmijnen. Een vergelijkend overzicht geeft de volgende s t a a t (in tonnen v a n 1000 kg):

V 1934. 1933.

B r u t o productie 238 654 229 077 Eigen verbruik 24 235 24 017 N e t t o productie 214 419 205 060

Gemiddelde dag-productie 812 809 Verzonden n a a r de brikettenfabriek 34 282 25 924 Afgeleverd a a n Gouvernementsdiensten 49 590 58 954

„ particulieren 137 518 122 991 Hoofdelijke productie per dagdienst der mijnsterkte . 0,619 0,640

„ totale sterkte 0,406 0,377 Einde 1934 waren bij h e t bedrijf werkzaam 37 Europeesche ambtenaren, tegen 48 in 1933; gemiddeld waren t e werk gesteld 267 J a v a a n s c h e contractanten en 1971 vrije lieden, tegen respectievelijk 287 en 1736 in 1933.

De ontvangsten (exclusief de voorgeschoten zeevrachten) bedroegen f 979 909, tegen f 1 035 553 in 1933. De bedrij fsuitgaven waren f 1 502 666, tegen f 1 581 745 in 1933. De aan het L a n d uit t e keeren rente op het in het bedrijf gestoken kapitaal beliep f 390 616, tegen f 438 420 (verbeterd cijfer) in 1933.

De ontvangsten voor afgeleverde briketten bedroegen f 403 800, tegen f 425 435 in 1933; de productiekosten, inclusief vervoer der briketten, hebben bedragen f 416 358, tegen f 426 649 in 1933.

De verzendings-, opslag- en afleveringskosten t o t en m e t K e r t a p a t i waren f 440 436, tegen f 352 217 in het jaar t e voren, terwijl voor het vervoer v a n kolen door den Archipel (zeevrachten) werd voorgeschoten f254 664, tegen f330 201 in 1933.

De boekwaarde v a n het bedrijf, inclusief de kolenafscheepplaats t e K e r t a p a t i , bedroeg einde 1933 f 6 623 270; op aanleg en uitbreidingsrekening werd bijgeboekt f 92 388 en afgeschreven f 722 216, zoodat de boekwaarde einde 1934 bedroeg f 5 993 442.

H e t in 1933 door de explosie getroffen schachtenveld was einde 1934 weder normaal in productie.

N.V. „Oost-Borneo-Maatschappij". I n 1934 vond de winning van steenkolen op de aan de N V . Oost-Borneo-Maatschappij toebehoorende steenkolen-concessie Batoe Panggal (res. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) plaats op de terreinen Loa-Boeah en Loa-Koeloe. De totale productie was bruto 90 100 ton, tegen 94 933 t o n in 1933.

1 0 2 DB ECONOMISCHE TOESTAND.

Wegens verminderden afzet der kolen werd de mijn t e Loa-Boeah in J u l i 1934 gesloten, terwijl de productie t e Loa-Koeloe verder word ingekrompen, hetgeen gepaard ging m e t ontslag v a n werkkrachten.

I n t o t a a l werden in 1934, inclusief plaatselijke verkoop, verbruik electrische centrale, enz., 89 200 ton kolen verkocht. Vervoer v a n de kolen n a a r de verschillende bestemmingshavens h a d uitsluitend m e t schepen der N.V. Koninklijke P a k e t v a a r t Maatschappij plaats.

De electrische centrale t e Loa-Koeloe produceerde 2 844 350 K . W . U . (in 1933 3 0 2 1 6 0 0 K.W.U.).

N.V. Steenkolen Maatschappij „Parapattan". I n dit bedrijf vinden 36 Euro-peanen en 1650 Inheemschen en vreemde Oosterlingen een loonend bestaan.

De ondergronds che mijnarbeid wordt in hoofdzaak verricht door J a v a a n s c h e arbeiders, deels werkende onder contracten en deels als vrije lieden, terwijl boven-gronds vele Chineezen, Bandjareezen, Manadoneezen en andere Inheemschen als vrije arbeiders en ambachtslieden t e werk zijn gesteld.

De productie wordt, op enkele leveringen aan gouvernements stoomers t e Beraoc na, geheel afgenomen door de Koninklijke P a k e t v a a r t Maatschappij (K. P . M.), die deze kolen uitsluitend gebruikt op h a a r eigen schepen.

Deze netto-productie in 1934, verdeeld in stukkolen, nootjeskolen en gruis-kolen, bedroeg 216 878 ton. Door vermindering van de afname was het niet mogelijk het bedrijf op volle capaciteit t e doen werken, zoodat n a a s t alle Zondagen ook nog op 29 werkdagen de werkzaamheden moesten worden gestopt. Per mijn-werker werd gemiddeld 980 kg kolen per dag geproduceerd.

H e t bedrijf kon de havens Makassar en Soerabaja geheel en Tandjoengpriok en Singapore gedeeltelijk voorzien v a n bunkerkolen voor de K. P . M. Met de in verband m e t de marktpositie gecalculeerde prijzen dekte de Vennootschap hare onkosten bijna precies, zoodat 1934 werd afgesloten m e t een kleine winst.

4. Goud en zilver.

De goud- en zilverproductie blijkt uit de volgende staten.

Mijnwerk of terrein.

Lebong Donok . . . .

Soemoer Mas R a n t j a Sirang

Westerafdeeling van Borneo Zuider- en Oosterafdeeling

v a n Borneo

Ontginner.

Mijnbouw Maatschappij „Ee-djang L e b o n g "

Mijnbouw Maatschappij „Si-m a u "

Mijnbouw Maatschappij

„Balimhing"

Mijnbouw Maatschappij

„Goenoeng M a s "

Maatschappij t o t Mijn-, Bosch- en Landbouw-ex-ploitatie in L a n g k a t Inlanders

Inlanders

Totalen . . . .

Goudproductie (in grammen).

1934,

703 132 1 358 756 110 939

430 26 657 32 260 2 232 174

1933.

836 118 1 449 579 144 605 10 715

6 827

!) 6 152

!) 2 453 996

*) Verbeterd cijfer.

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 102-109)