• No results found

184 DE ECONOMISCHE TOESTAND

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 190-193)

Enkele der voornaamste cijfers van de particuliere spaarinstituten, geput uit de verslagen over 1933, volgen hierna

184 DE ECONOMISCHE TOESTAND

Benzine-verbruik in millioenen liters.

1931 1932 1933 1934

J a v a en Madoera.

151 144 106 109

Buitengewesten.

89 70 60 61

Totaal.

240 214 166 170

Vermeerdering of vermindering.

— H %

— 22 % + 2,4 %

De vermeerdering van het benzine-verbruik in 1934 is het gevolg v a n een abnor-m a a l hoog gebruik in de abnor-m a a n d Deceabnor-mber van d a t jaar, hetgeen in hoofdzaak abnor-moet worden toegeschreven aan de volgende oorzaken. I n de eerste plaats is door de houders van motorrijtuigen vrij algemeen van de in de laatste dagen van December t o t stand gekomen verlaging v a n den benzine-prijs, welke verlaging eerst op 1 J a n u a r i door verhooging v a n den accijns is teniet gedaan, gebruik gemaakt, om zooveel mogelijk voorraad in t e slaan, terwijl tevens door het auto-tourisme v a n de tijdelijke prijs-verlaging is geprofiteerd. I n de tweede plaats zijn in de laatste helft van genoemde m a a n d , na het bekend worden v a n de Regeeringsvoorstellen inzake de omzetting van de motorvoertuigenbelasting in een verhooging v a n den benzine-accijns, vele opgelegde motorrijtuigen weer op den weg gebracht.

I n verband m e t deze omstandigheden wordt een beter inzicht verkregen door de cijfers over de eerste 11 maanden van 1933 en van 1934 met elkaar t e verge-lijken.

Van J a n u a r i t / m November 1933 bedroeg het benzine-verbruik i 157 000 000 liter, tegen ± 152 000 000 liter in hetzelfde tijdvak van 1934, hetgeen derhalve een teruggang beteekent van ± 5 000 000 liter of 4 : 3 % .

De invloed van economische factoren op het wegverkeer. Een verhoogd welvaartspeil leidt bijna onmiddellijk t o t toeneming van het motorverkeer. Duidelijk k o m t dit o.a. t o t uiting in de door de K.N.I.M.C. gepubliceerde cijfers v a n de aanschaffingen v a n nieuwe motorrijtuigen in 1934, waaruit blijkt, d a t W e s t - J a v a , welke provincie, d a n k zij de verbetering voornamelijk v a n thee- en rubberprijzen, een veel gunstiger economisch aspect dan Midden- en Oost-Java vertoont, m e t 1594 nieuwe motor-rijtuigen aan de spits staat, tegen 626 in Midden-Java, inclusief de Vorstenlanden, en 995 in Oost-Java.

W a t betreft de soorten van motorrijtuigen, zoo blijkt, d a t het vooral Midden-en Oost-Java zijn, m e t n a m e Semarang Midden-en Soerabaja, waar de motordriewielers nog in grooten getale op den weg verschijnen.

Te B a t a v i a werden in 1934 voor nieuwe motordriewielers 42 nummerbewijzen verstrekt, tegen 50 t e Semarang en 188 te Soerabaja.

I n de Buitengewesten werden in 1934 918 nieuwe motorrijtuigen in circulatie gebracht. Opvallend is het groote a a n t a l nieuwe v r a c h t a u t o ' s , d a t ter Oostkust van S u m a t r a in bedrijf werd gesteld, namelijk 122 of i 10 Pe r m a a n d .

Wetgeving. De wegverkeersordonnantie (I. S. 1933 n ° . 86) werd aangevuld bij a r t . 7 v a n de Ord. van 1 Aug. 1933 (I. S. n ° . 327). Aangezien de in deze ordonnantie neergelegde regelingen omtrent het openbare verkeerswezen, de keuring v a n open-bare motorrijtuigen en eenige andere onderwerpen niet geheel bleken t e voldoen, werd een herziening ter h a n d genomen, welke einde 1934 reeds in een vergevorderd stadium v a n voorbereiding verkeerde.

Aan de h a n d v a n de in de practijk opgedane ervaringen werd de

wegverkeers-verordening (I. S. 1933 n ° . 138) vereenvoudigd, verduidelijkt, technisch verbeterd en aangevuld bij R Vn. van 13 J a n . 1934 (I. S. n°. 23), 22 Maart 1934 (I. S.

n ° . 150), 2 Mei 1934 (I. S. n ° . 283) en 22 Nov. 1934 (I. S. n°. 642).

I n verband hiermede onderging het wegverkeersbeshiit (Bb. n°. 13017) een wijzi-ging bij besluit van den Directeur v a n Verkeer en W a t e r s t a a t van 7 Dec. 1934 (Bb. n ° . 13358) (bij welke gelegenheid de n a a m werd gewijzigd in „wegverkeersbeshiit V. en W.") en bij d a t van 30 Maart 1935 (Bb. n°. 13446).

Ook het wegverkeersbesluit B B (Bb. n°. 13018) heeft eenige wijzigingen ondergaan en wel bij de besluiten van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 16 Sept.

1933 (Bb. n°. 13088), 1 Oct. 1933 (Bb. n ° . 13094), 28 Nov. 1933 (Bb. n°. 13153), 26 J u n i 1934 (Bb. n°. 13295) en 8 Dec. 1934 (Bb. n°. 13357).

Verdere voorschriften zijn vastgesteld bij G. B . 5 Sept. 1933 n ° . 23 (I. S. n°. 347), 25 Aug. 1933 n°. 24 en 12 J a n . 1934 n ° . 20 (Bb. nos. 13070 en 13169), 17 Aug. 1933 n°. 21 (Bb. n°. 13067), regeeringscirculaire van 14 Aug. 1933 (Bb. n°. 13076), G . B n . 9 J a n . 1934 n°. 13 en 19 J u l i 1934 n°. 12 (I. S. nos. 19 en 426) en beschikking van den Directeur van Verkeer en W a t e r s t a a t v a n 27 Dec. 1934 (Bb. n°. 13382).

Tenslotte is bij Ord. van 31 Dec. 1934 (I. S. 1934 nos. 716 en 717) de motorvoer-tuigenbelasting voor uitsluitend benzine als brandstof gebruikende motorvoertuigen afgeschaft en vervangen door een verhooging van den benzine-accijns met 3 cent per liter, terwijl bij Ord. van denzelfden d a t u m (I. S. 1934 n°. 718) een motorvoer-tuigenbelasting is ingesteld voor motorvoertuigen, welke geen of niet uitsluitend benzine als brandstof gebruiken.

4. Railverkeer.

Overzicht van de uitkomsten van het spoorivegbedrijf.

De bedrijfsresultaten waren over het algemeen ongunstiger dan over 1933, doordat de ontvangsten nog steeds verminderden. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de voortgezette daling van het reiziger s vervoer, mede door de concurrentie van het motorvorkeer; voorts aan den verminderden afvoer v a n suiker n a a r de havenplaatsen. H e t overige vervoer week n a a r het volume niet zooveel af van d a t in 1933, doch allerlei omstandigheden en wel voornamelijk de scherpe concurrentie van allerlei vrachtauto-ondernemingen, hadden nadeeligen invloed op de opbrengst der spoorwegen.

De gestadige terugloop v a n het reizigersvervoer betreft gebieden van uiteen-loopenden aard, dus niet alleen die waar de groote cultures gevestigd zijn, doch ook de streken, waar de Inheemsche vervoersbehoeften overwegend zijn. Als afweer-maatregel tegen de autobus-concurrentie werd op eenige lijnen overgegaan t o t op-voering v a n de treinsnelheid en t o t vergrooting van de trein-frequentie. Noodge-dwongen moest op enkele lijnen waar de exploitatie niet meer loonend bleek, de trein«frequentie t o t het uiterste worden teruggebracht en in enkele gevallen t o t goederenvervoer worden beperkt.

Hieronder volgen eenige gegevens betreffende de uitkomsten v a n het bedrijf der Staatsspoorwegen en van de voornaamste particuliere spoorweg-maatschappijen.

Voor nadere gegevens moge worden verwezen naar het tweede gedeelte van dit Verslag en n a a r de jaarverslagen v a n die bedrijven en ondernemingen.

a. Staatsspoorwegen. Omvang van het net. Door de opheffing m e t ingang v a n 1 Maart 1934 van het lijnvak Pangkalansoesoe—Paloetaboehan v a n het Atjeh-net verminderde de lengte van de in exploitatie zijnde lijnen met 9 km.

I n exploitatie waren einde 1934 op J a v a 2929, in Zuid-Sumatra 645, ter Sumatra's Westkust 264 en in Atjeh 512 km, te zamen 4350 km.

186 D E ECONOMISCHE T O E S T A N D .

F i n a n c i e e l e r e s u l t a t e n .1) O n t v a n g s t e n . De in 1934 gevoerde bedrij fspolitiek h a d t o t voornaamste doel: het behoud v a n het t o t nu toe vervoerde volume en het terugwinnen van aan de concurreerende transportmiddelen verloren gegane vervoer. Als uitvloeisel v a n deze politiek zijn op J a v a een groot a a n t a l speciale (verlaagde) tarieven in het leven geroepen, terwijl in de op S u m a t r a gelegen exploitatiekringen-, waar de verkeersverhoudingen minder gecompliceerd zijn, ook sommige algemeene tarieven werden herzien.

N a a s t deze tariefpolitiek zijn vele pogingen gedaan om het vervoer per spoor zoo aantrekkelijk mogelijk t e maken, zooals de verkorting v a n den transporttijd zoowel voor reizigers als voor goederen en de vergrooting v a n de treinfrequentie op sommige hoofdverbindingen. Gememoreerd worden de op 1 November 1934 in bedrijf genomen snelverbindingen Batavia—Bandoeng („Vlugge Vier") en Soerabaja—Malang („Vlugge Vijf").

E e n gedetailleerd vergelijkend overzicht v a n de ontvangsten volgt hieronder:

Zuid-Sumatra , zaak een verdere verlaging van de uitgaven onvermijdelijk.

I n de eerste plaats zijn maatregelen getroffen, welke t e n doel hadden de organi-satie te vereenvoudigen, zooals de samentrekking of opheffing van kantoren, depots en dergelijke.

Als belangrijkste maatregel in dit opzicht v a l t t e vermelden de m e t ingang v a n 1 April 1934 doorgevoerde reorganisatie v a n het centrale beheersapparaat, namelijk het hoofdbureau, waarbij de afzonderlijke bedrijven voor J a v a en S u m a t r a m e t de d a a r a a n verbonden (hoofd)kantoren werden opgeheven. Voorts werd de reeds vroeger ingezette personeelsafvloeiing voortgezet.

De sterkte v a n het in werkelijken dienst aanwezige personeel bedroeg:

1 Januari. 1934. 1935.

waarmede in het tijdsverloop sedert 1 J a n u a r i 1930 een totale personeelsvermindering is bereikt aan hooger personeel v a n 42 % , aan middelbaar personeel van 34 % en aan lager personeel v a n 38 %, of in t o t a a l 37 %.

1) De cijfers van 1934 zijn voorloopig.

I n de derde plaats is het mogen gelukken, m e t onverzwakte handhaving v a n de verkeersveiligheid, de uitgaven voor onderhouds- en vernieuwingswerken aanzienlijk t e beperken.

De resultaten hiervan blijken uit het volgend overzicht: ')

Java . . . .

De totale werkelijke uitgaven, welke geheel u i t de inkomsten konden worden bestreden, verminderden m e t f 3 425 056 of 10,7 % , v a n welke vermindering f 3 242 476 wegens bezuiniging op de personeele uitgaven zijn verkregen. Ten opzichte v a n het personeelsbudget v a n 1933 bedraagt laatstbedoelde bezuiniging ruim 15 % . Voorts blijkt u i t vorenstaande opgave, d a t volgens de aldus berekende uit-komsten de Zuid-Sumatra Spoorweg en de spoorweg ter S u m a t r a ' s Westkust, in tegenstelling m e t 1933, in 1934 een overschot hebben opgeleverd. Slechts de Atjeh-spoorweg leed nog een verlies v a n f 284 452 (in 1933 f 312 992). H e t totale overschot bedroeg f 1 803 233, hetgeen f 329 865 ( = 15,4 %) minder is d a n in 1933.

W a t de fictieve uitgaven betreft, verminderde de bijdrage in de pensioenslasten tengevolge van de salarisherziening van f 2 668 000 in 1933 t o t f 2 081000 in 1934.

De afschrijvingen vertegenwoordigden in 1934 een bedrag v a n f 2 872 403, tegen f 1 175 758 in 1933. Deze aanzienlijke toename is in hoofdzaak veroorzaakt door de afkeuring van een groot aantal locomotieven, rijtuigen en wagens, alsmede door een herwaardeering v a n de voorraden bovenbouwmaterialen langs de lijn.

Nochtans heeft het bedrijf een b r u t o overschot opgeleverd, hetgeen uit het volgend overzicht der begrootingsuitkomsten blijkt:

In document BIBLIOTHEEK KITLV •m (pagina 190-193)