• No results found

BIBLIOTHEEK KITLV

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK KITLV"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

(3)

(4)
(5)

B E P A L I N G E N

OMTREKT

DE INYOEREÏG YAft- EN DEW OYERG1ÏÏG TOT

DE WmWE WÏGEYIHG;

(6)

I II iliWM Hilir

(7)

BEPALINGEN

OMTREKT

DE INYOEMNG TAN- EN DEN OYERGAHG TOT DE NIEFWE WETGEYING. ,

OFFICIEIE UITGAVE.

B A T A V I A ,

TER L A N D S - D R U K K E R I J . 1848.

,<>'v

(8)
(9)

B E P A I I S G E «

OMTRÏKT

DE INVOERING VAN- EN DEN OVERGANG TOT DE NIEUWE WETGEVING.

HOOFDSTUK I.

iïscHAFrraa YAH VBOIGERB WEITES BH VEEoaDssrsa».

A r t . 1. O p het tgdstip der invoering van d e n i e u w e wet- geving, wordt afgeschaft het wettelijk gezag van het oud- hollandsch en van het romeinsch regt.

Voorts zullen op hetzelfde tijdstip , ten aanzien van h e i burgerlijk- en het handelsregt, en van d e overige onder- werpen welke bij de nieuwe wetgeving zijn geregeld, voor zoo veel hen betreft op wie die wetgeving van t o e p a s s i n - i s , vervallen alle verordeningen, reglementen, publicatie«"

o r d o n n a n c e , instructien, plakkaten, statuten, costurnen, en in het algemeen alle geschreven en ongeschreven r e g - t e n , waaraan thans in Nedeilandsch-Indie kracht van wet Wordt toegekend, voor zoo ver die niet uitdrukkelijk voor geheel Nederlandsch-Indie, of een gedeelte daarvan, wor- den in stand gehouden.

2 . H e t bepaalde bij het eerste l i d van het vorige arti- kel is niet van toepassing ten aanzien der bestaande straf- wetgeving, welke voorloopig wordt in stand gehouden, over- eenkomstig artikel 1 van de Bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eeno dade- lijke voorziening vereischen.

1

(10)

6 Bepalingen omirent de invoering van, enz.

HOOFDSTUK I I .

BSfALMGEN BIT DE WETTELIJKE VEBOKDEÏÏINGSÏi, VASTGESTELD UU KOMKKLIJK BESLUIT VAN DE» 1 6 d c n M E I 1 8 4 6 , N0. , 1 , WELKE VOORLOOPIG BDITEH

WERKING GELATEN OF GEWIJZIGD WOBDEN.

§ 1-

Algemeens bepalingen van wetgeving.

3. Naar aanleiding van artikel 10 «1er algemeene bepa- lingen van wetgeving voor Nederlandsch-Indie, wordt bij dezen vastgesteld dat, tot dat dienaangaande nader zal zijn voorzien, de tot de inlandsche bevolking behoorende Chris- tenen over geheel Nederlandsch-ïndie, met opzigt tot het burgerlijk-en handelsregt, alsmede tot de strafwetgeving en de regtsbedeeling in het algemeen, geheel en al zullen blij- ven in hunnen tegenwoordigen regtstoestand, en zulks met dien gevolge, dat, voor zoo ver zij thans met de inlanders zijn gelijkgesteld, alle de in de nieuwe wetgeving omtrent deze laatsten gemaakte bepalingen ook op hen zullen toe- passelijk zijn.

4. In de gevallen voorzian bij artikel 11 en het eerste lid van artikel 12 der algemeene bepalingen van wetgeving, aal de regter, bij de becordeeling en beslissing van zaken, die niet geregeld zijn door de godsdienstige wetten, vólks- instcllingen eu gebruiken, naar welke bij die artikelen wordt verwezen, de algemeene beginselen van de europesche wet- geving tot rigtsnoer nemen.

§ 2.

Reglement op de regterlyke organisatie en het beleid der justitie.

1

5. Het bij artikel 4 van het Reglement op de regferlijke organisatie en het beleid der justitie bedoelde verlof, zal

(11)

Hepaüvigen omtrent de invoering van, enz. 7 mede vooraf moeten verkregen worden door hem, die tegen de aldaar gemelde personen notariële schuldbrieven of an- dere authentieke acten wil ten uitvoer leggen, aan welke door de wet gelijke kracht als aan vonnissen wordt toegekend.

G. De residenten, adsistent-residenten, secretarissen der residentien, en andere administratieve ambtenaren, die als zoodanig, en uit kracht van hunne administratieve bedie- ning, het voorzitterschap van eenige regtbank hekïeeden, of als griffier bij eenig regterlijk collegia werkzaam zijn, of wel eenige andere regteriijke functien uitoefenen, zullen deswege niet afzonderlijk beëedigd werden, maar kunnen volstaan met den ambtseed door hen gedaan bij de aanvaar- ding der administratieve bediening, waaraan de uitoefening dier regteriijke fenctien verknocht is.

7. De te Batavia gevestigde landrnad zal, gedurende het eerste jaar na de invoering der nieuwe wetgeving, op den tegenwoordigen voet blijven zamengesteid.

8. Tot dat dienaangaande nader zal zijn beschikt, zal het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia , om- schreven bij artikel 118 van het Reglement op de regter- iijke organisatie en het beleid der justitie, zich mede uit- strekken over Benkoelen, met dien verstande, dat de aldaar gevestigde residentie-raad deszelfs tegenwoordige regtsmagt zal behouden, in voege 'die is omschreven bij het Provisioneel reglement voor den residentie-raad te Benkoe- len, vastgesteld bij besluit van den 5den April 1 8 M , N o . 9; en zal de règfsmagt, bij gemeld artikel van het Regle- ment op de regteriijke organisatie en het beleid der jusXitia, aan denzelfden raad van justitie over de residentie liiomv toegekend , zich bepalen tot de kennisneming van die za- ken, welke ingevolge het Reglement, op het beheer van de policie en de civiele en criminele regfsvordering in de re- sidentie Riouw , vastgesteld bij resolutie van den 5den September 1832, No. 2 3 , niet tot de bevoegdheid behooren van den reiidentie-raad te Riouw.

9. Volgens de onderscheidingen gemaakt bij artikel 124, 108 en 150 van het Reglement op de regteriijke organi- satie en het beleid der justitie, zullen de raden van

1 *

(12)

8 Bepalingen omirent de invoering van, enz.

justitie op Java, en de residenten op Java en Madura, mits- gaders de residenten en andere hoogste gezaghebbers, in de bezittingen buiten Java en Madura we.'ke tot het regtsge- bied der raden van justitie op Java behooren , in eersten aanleg mede kennis nemen van alle burgerlijke regtsvorde- ringen , door wie ook ingesteld , tegen inlanders en daar- mede gelijkgestelde personen, betrekkelijk onderwerpen ten aanzien van welke niet beide partijen, maar alleen de ge- daagden, krachtens wettelijke verordeningen aan de euro- pesehe wetgeving zijn onderworpen.

10. UU het eerste lid van artikel 130 van laatstgemeld reglement zullen wegvallen de woorden : op welker over- treding geldboeten zijn gesteld.

11. Hot blijft den Gouverneur-generaal voorbehouden , om de bij het tweede lid van artikel 138 van hetzelfde reglement bedoelde bepalingen te wijzigen, en door andere te doen vervangen.

12. De bepalingen vervat in artikel 146 en 147 van hetzelfde reglement, zullen mede toepasselijk zijn op de re- sidentie-raden te Benkoelen en te Riouw, en den pange- rangs-raad ter eerstgemelde plaats.

Het bepaalde bij het eerste lid van artikel 149 van dat reglement, zal mede van kracht zijn voor Benkoelen.

De bij het laatste lid'van het aangehaalde artikel 146 aan den Gouverneur - generaal toegekende bevoegdheid , wordt in d'er voege uitgebreid, dat de voorschriften van het eerste lid van dat artikel later mede geheel of ten deele zullen kunnen worden uitgestrekt tot de, bij het tegenwoor- dig a"t"«kei en bij het eerste lid van bovengemeld artikel 146, niet genoemde europesche, en door een europeesch amb- tenaar voorgezeten inlandsche regtbanken, in de bezittin- gen buiten Java en Madura.

13. Ter aanvulling van artikel 169 van hetzelfde regle- ment wordt bepaald, dat het hoog-geregtshof, regt doende in revisie, de daaraan onderworpen vonnissen zal vernie- tigen wegens verzuim van vormen, welke Op straffe van nie- tigheid zijn voorgeschreven, en zulks met bevel, dat de zaak door de regtbank welke reeds van dezelve heeft kennis ge-

(13)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 9 toornen , op nieuw zal behandeld worden, te begianen roet de oudste acte in welke de nietigheid is begaan.

§ 3.

Burgerlijk Wethoek.

14. Ten aanzien der acte van afstand, bedoeld in arti- kel 133, 134, 138 en 153 van het Burgerlijk Wetboek, zal van toepassing zijn hetgeen bij het tweede lid van artikel 1023 van dat wetboek, ten aanzien van de aldaa; bedoelde verklaring is bepaald.

15. Personen behoorende tot de inlandsche cf daarmede gelijkgestelde bevolking, zullen met Europeanen of daar- mede gelijkgestelde personen in het huwelijk mogen treden, mils zij zich vooraf hebben onderworpen aan de geheele europesche wetgeving aangaande het burgerlijk- en het handelsregt.

Die onderwerping zal geschieden bij authentieke acte, waar- van een geauthentiseerd afschrift zal worden ter hand ge- steld aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, die van deze overgave melding zal maken in de huwelijksacta, en het afschrift al« bijlage bij die acte zal overleggen.

16. Het bhjft den Gouverneur - generaal voorbehouden om, overeenkomstig het tot dusverre alhier bestaan heb- bende regt, te beschikken op verzoeken om brieven van legitimatie, voor zoo ver de daartoe strekkende verzoek- schriften zullen blijken te zijn ingediend binnen den termijn Van één j a a r , na de invoering der nieuwe wetgeving.

Deze verzoekschriften zullen, behalve op de gewone wijze, ook kunnen worden ingediend door tusschenkomst der hoofden van plaatselijk bestuur, die dezelve dadelijk aan den Gouverneur-generaal zullen opzenden, voorzien van eene daarop door hen gestelde aanteekening van den dag, waarop de indiening heeft plaats gehad.

Dp de afwijzende beschikkingen, welke op de ingevolge dit artikel gedane verzoeken om brieven van legitimatie mogten vallen, zal later niet mogen worden teruggekomen»

(14)

10 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

17. In het geval voorzien bij artikel 338 van het Bur- gerlijk Wetboek, zal de voogd alleen belast blijven met de voogdij over den persoon des minderjarigen, op de wijze en den voet door den raad justitie, op het voorstel der wees- kamer , en de conclusie van het openbaar ministerie, te bepalen.

Echter kan, wanneer het beheer der onroerende goederen van den minderjarige een doorgaand toezigt vereischt, door den raad van justitie, na raadpleging der weeskamer , en nadat het openbaar ministerie zal zijn gehoord, bepaald worden , dat ook dit beheer aan den voogd zal verblijven, mits deze ter weeskamer overbrenge alle gelden, kostbaar- heden, schuldbrieven en andere geïdsvvaarde hebbende pa- pieren , den minderjarige toebehoorondj ; zullende in dat

door de weeskamer aan den voogd de nood ige gelden worden uitgekeerd, om zoo wel in het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige, als in het dageiijksch be- heer der onroerende goederen te voorzien , onder verplig«

ting aan de zijde van den voogd, om van het gebruik dier geldfin rekening en verantwoording te doen overeenkomstig het voorschrift der wet.

18. Met wijziging in zoo verre van artikel 371 van het Burgerlijk Wetboek, wordt bepaald, dat de weeskamer, op straffe aldaar omschreven, verpligt zal zijn de bij de wet voorgeschreven maatregelen te nemen, ten einde door den voogd, ook zonder dat zulks door den regter gelast zij , de vereiscïite zekerheid worde gesteld of, bij gebreke daar- van , in het beheer worde voorzien op de wijze bij de wet bepaald.

19. Do voogd die voornemens is Nederlandsch-Indie te verlaten, zal zich bij verzoekschrift kunnen wenden tot den raad van justitie, om de opheffing te verkrijgen van de door hem gegeven, of te zijnen laste genomen hypotheek.

Dit verzoek moet worden voorafgegaan door eene volle- dige aan de weeskamer gedane rekening en verantwoording, op de wijze bij artikel 372 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven, en bij het verzoekschrift moet worden over- gelegd eene schriftelijke verklaring der weeskamer, dat zij

(15)

Bepalingen omtrent de invoering van, em. 11 de aan haar gedane rekening en verantwoording heeft goed- geksurd.

De raad van justitie zal op het verzoek beschikken, na de weeskamer en de Moedverwanten te hebben gehoord, en op de conclusie van het openbaar ministerie.

Het verzoek zal worden toegestaan, wanneer het blijkt, dat de voogd aan zijne verpligtingen als zoodanig heeft vol-

Wanneer dien ten gevolge de opheffing der hijpotheek wordt toegestaan, zal dezelve vervangen worden door het stellen van borgtogt; indien deze niet kan worden gesteld, zal gehandeld worden overeenkomstig artikel 338 van het Bur- gerlijk Wetboek.

20. Indien de voogd, in het geval bij het vorige arti- kel voorzien, of ook zonder dat door hem opheffing van hij- potheek is gevraagd of bekomen, uit Nederlandsch-ïndie vertrokken is met achterlating van den minderjarige, en het aan de weeskamer blijkt, dat de afwezigheid van den voogd niet is overeen te brengen met de belangen van den minderjarige , sal zij zich tot den raad van justitie kunnen wenden met verzoek, dat de voogd van de voogdij worde ont- slagen.

De raad van justitie zal op het verzoek beschikken, na de bloedverwanten te hebben gehoord, en op de conclusie van het openbaar ministerie.

Indien het verzoek wordt toegestaan, zal de raad van justi- tie eenen nieuwen voogd benoemen.

De ontslagen voogd blijft niettemin aansprakelijk voor het door hem gehouden beheer.

21. De eed voorgeschreven bij artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, s a l , indien ter woonplaats van den voogd, of binnen vijftien palen afstands van dezelve, gee- ne weeskamer noch een agentschap de? zoodanige geves- tigd i s , kunnen worden afgelegd voor het hoofd Tan het bestuur der woonplaats van den voogd,

22. De weeskamer, als voogdes optredende, zal het- zelfde salaris genieten, als in het algemeen voor voegden is bepaald.

(16)

12 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

23. De bepalingen van de voorgaande artikelen aan- gaande de voogdij , zijn mede van toepassing ten aanzien

•der cu ratel«.

24. Be voorschriften omtrent de wijze van levering of opdragt van onroerende zaleen door openbaarmaking der acten, vervat in artikel 616 en volgende tot en met artikel 621) van het Burgerlijk Wetboek , en de bepalingen van dat we;boek betrekkelijk de wijze van vestiging en op- beiïïng van hypothecaire verbanden, en van doorhaling van hypothecaire inschrijvingen, zullen voorloopig buiten wer- king blijven.

De thans aangaande die onderwerpen bestaande verorde- ningen blijven in stand, tot dat daaromtrent anders zal zijn bepaald.

25. In overeenstemming hiermede, én als gevolg daar- van , worden de in de veertien naastvolgende artikelen vervatte bepalingen vastgesteld, om van kracht te zijn tot aan de invoering der wettelijke voorschriften , bij het eerste liä van het voorgaande artikel vermeld.

28. De openbaarmaking bedoeld in artikel 6 9 6 , 7 1 3 , 7 2 0 , 7 3 7 , 7 6 0 , 1459, 1686, en 1690 van het Burgerlijk Wetboek, zal worden vervangen door de opmaking eener geregtelijke acte in den vorm, omschreven bij de Ordonnan- cie op den overgang van den eigendom van vaste goede- ren, en het inschrijven van hijpotheken op dezelve in JNe- derlandsch-Indie, van 21 April 1834 (Staatsblad, N". 27).

27. In het geval voorzien bij artikel 622 en 623 van meergemeld wetboek, zal de openbaarmaking worden vervangen door fie opmaking eener dergelijke geregtelijke acte , waaruit blijkt van de overlegging van een afschrift van het vonnis van toewijzing, hetwelk aan de deswege op te maken geregtelijke acte zal blijven vastgehecht.

28. In de gevallen bedoeld bij artikel 9 8 6 , 987 en 988 van het Burgerlijk Wetboek , wordt de openbaarma- king vervangen door de woordelijke overschrijving der erf- stelling over de hand, aan den voet der geregtelijke acte van eigendom der onder dezelve begrepen onroerende goe- deren , op de schriftelijke aanvrage van belanghebbenden

(17)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 13 te bewerkstelligen door den betrokken griffier of anderen dezen verlangenden beambte , aan het slot van het eerste lid van artikel 1 der in artikel 26 genoemde ordonnancie vermeld.

De inschrijving op de verbonden goederen , en de ver- melding ter zijde van reeds bestaande inschrijvingen, zullen respectievelijk worden vervangen , de eerste door eene aanteekening aan den voet der geregtelijke acte van eigendom van de goederen, welke voor de gehijpothekeer- de schuldvordering verbonden zijn , de laatste door eene aanteekening aan den voet der geregtelijke acten van de reeds bestaande hypotheken.

Deze aanteekeningen zullen geschieden door den be- trokken ambtenaar, bij het eerste lid van dit artikel be- doeld, die daartoe schriftelijk zal worden aangezocht, onder overlegging van een afschrift der acte van uiterste wils- beschikking , waarbg- de erfstelling is gemaakt.

29. De inschrijving van den eisch tot afscheiding, ver- meld bij artikel l i o 8 e n l 1 8 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vervangen door de overschrijving van dien eisch aan den voet der geregtelijke acte van eigendom van elk stuk onroerend goed, tot de nalatenschap behoorende.

De overschrijving wordt bewerkstelligd door den bij het voorgaande artikel aangeduiden ambtenaar, op de schrifte- lijke aanvrage der schuldeischers of legatarissen, die daar- bij moeien overleggen de onder nommer 1 en 2 van arti- kel 1188 van het Burgerlijk Wetboek genoemde beschei-

den.

30. Onder de bij artikel 1164 van het Burgerlijk Wet- boek vermelde , voor hijpothcek vatbare goederen , wor- den mede gerangschikt de schepen en vaartuigen , eene grootte hebbende van vier lasten of koijangs en daarboven, met derzelver toebehooren en inventaris; blijvende overi- gens de bepaling van artikel 1167 van dat wetboek in haar geheel.

31. De verleening van hijpotheek, bedoeld bij het eerste lid van artikel 1171 van het Burgerlijk Wetboek, k a n , uitgezonderd in de gevallen bij de wet uitdrukkelijk aan-

(18)

14 Bepalingen omtrent de invoering van, enz- gewezen, alleen geschieden by geregtelijke acte, opge- maakt overeenkomstig artikel 26.

Ook de verkoop, cessie en ioedeeling eener hypothe- caire schuld , bedoeld in artikel 1172 van hetzelfde wet- boek , kunnen alleen bij geregtelijke acte geschieden.

32. De bedingen bedoeld bij artikel 1178 en 1210 van het Burgerlijk Wetboek, zullen moeten vermeld worden in de geregtelijke acten van hijpotheek, welke vermelding in de plaats zal treden van de bij die artikelen gevorderde inschrijving.

33. De artikelen 1182 en 1183 ran het Burgerlijk Wet- boek blijven voorloopig buiten werking.

34. De wijze van inschrijving van hijpolhéken, omschre- ven bij artikel 1186 en 1187 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, voor zoo veel betreft de hypotheken die vrij- willig worden toegestaan, vervangen door diegene, welke bij de in artikel 26 genoemde ordonnancie is vastgesteld ; zulks evenwel met dien verstande, dat de geregtelijke acten van hijpotheekstelling zullen moeten bevatten keuze van woonplaats binnen den kring van de ambtenaren, door wie de acten van bijpotheekstelling worden opgemaakt.

35. De hypothécaire inschrijvingen, bedeeld bij artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek , zullen worden vervan- gen door geregtelijke acten, houdende vestiging der hij- potheek.

Die acten sullen worden opgemaakt door de betrokken commissarissen uit de raden van justitie, en in de resi- denten waar zoodanige raden niet gevestigd zijn, door de betrokken residenten of adsistent-residenten, en zulks op eene daartoe strekkende schriftelijke aanvrage der wees- kamer , behelzende :

l o . de namen en de woonplaats van den voogd, en de aanduiding der minderjarigen te wier behoeve de hijpotheek zal worden gevestigd ;

2o. de begrooting der regten welke verzekerd moeten worden ;

3o. de aanduiding van den aard en de ligging der goe- dere», waarop de hijpotheek zal worden geves-

(19)

Bepalingen omtrent de invoering van, ***, 15 t i g d , zoo veel mogelijk naar aanleiding der op- metingen op gezag der regering gedaan ;

40 de keuze van woonplaats binnen den kring van ' de ambtenaren, door wie de geregtelijke acte moet

worden opgemaakt, indien namelijk noch de wees- kamer , noch een barer agenten, binnen dien kring is gevestigd. Indien de weeskamer, of een harer .agenten, binnen dien kring gevestigd is , wordt zij geacht woonplaats te hebben gekozen te haren kantore of bij haren agent.

36. De krachtens vonnis te nemen hypothecaire in-i schrijvir.gen zuilen mede vervangen worden door eene ge- regtelijke acte, in voege als bij het voorgaande artikel is omschreven op te maken, op de daartoe strekkende schrif- telijke aanvrage van den belanghebbende, en behelzende:

lo, de namen en woonplaatsen van den schuldeischer en van den schuldenaar, en de opgave der woon- plaats, door eerstgesnelde binnen den kring van de betrokken ambtenaren gekozen;

2o. de vermelding van het vonnis, krachtens hetwelk de hypotheek zal gevestigd worden;

3o. het beloop der insehuld, of de begrooting der voorwaardelijke en onbepaalde regten, welke ver- zekerd moeten worden, mitsgaders den tijd waar- op de schuld opeischbaar i s ;

4o. de aanduiding van den aard en de ligging der goederen waarop de hijpotheek zal worden geves- tigd, zoo veel mogelijk naar aanleiding der op- metingen op gezag van de regering gedaan.

37. De bepalingen der nieuwe wetgeving, betrekking hebbende tot de bij da inschrijving gestelde woonplaats, zijn toepasselijk cp die, welke ten gevolge der voorgaande artikelen wordt, gekozen.

De verandering der gekozen woonplaats, vermeld in artikel 1189 van het Burgerlijk Wetboek, zal geschieden door middel vaa eene aanteekening, door den betrokken ambtenaar te stellen aan den voet der acte van hijpotheek.

38. De uittreksels uit de regisiers der hypotheken, volgens.

(20)

16 Bepalingen omirent de invoering van , enz.

de voorschriften der nieuwe wetgeving af te geven door de ambtenaren met de bewaring belast, zullen worden vervan- gen door schriftelijke opgaven van de bestaande hijpothe- kcn, af te geven door de ambtenaren in het eerste lid van artikel 28 vermeld.

39. De inschrijving vermeld aan het slot van artikel 1203 van het Burgerlijk Wetboek, zal vervangen worden door eene aanteekening, welke ten verzoeke van den.gesub- rogeerden schuldeischer, door den betrokken ambtenaar, op vertoon van de authentieke acte waaruit de subrogatie blijkt, gesteld zal worden aan den voet der geregtelijke acte van eigendom der goederen, waarop hij de hypothecaire regten wil doen gelden.

40. De artikelen 837 en 910 van het Burgerlijk Wet- boek zullen builen werking blijven.

41. Onverminderd het bepaalde bij artikel 943 van het Burgerlijk Wetboek, zal de notaris die openbare acten van uitersten wil onder zijne minuten heeft, daarvan, naden dood der erflaters, volledige afschriften doen toekomen aan de weeskamer, binnen wier ressort de erfenis is opengevallen.

42. Behoudens de inachtneming der wettelijke bepalin- gen omtrent de verzegeling na overlijden, zullen de uit- voerders van uiterste wilsbeschikkingen, mitsgaders de erfgenamen van eenen overledene, en derzelver voogden, gemagtïgden of andere vertegenwoordigers , verpligt zijn, binnen veertien dagen na het overlijden, iedere acte van uitersten wil welke zij in den boedel mogten vinden, ter registratie aan de weeskamer aan te bieden.

43. De raad van justitie is bevoegd om , op het daar- toe strekkend verzoekschrift van de uitvoerders eener uiterste wilsbeschikking, den bij artikel 1007 van het Burgerlijk Wetboek gestelden termijn van bezit, voor eenen bepaalden tijd, doch niet langer dan één jaar, te verlengen.

De aanvrage zal worden gedaan bij een met redenen omkleed verzoekschrift, na verhoor of behoorlijke oproeping van de binnen het ressort van den raad van justitie woon- achtige erfgenamen , of derzelver gemagtigden, en op de conclusie van het openbaar ministerie.

(21)

Bepalingen omtrent de invoering van , enz. 17

4 4 . D e bij artikel 1012 van het Burgerlijk W e t b o e k aan de uitvoerders eener uiterste w i l s b e s c h i k k i n g toegekende bevoegdheid tot het verkoopen van roerende goederen, wordt uitgestrekt tot den verkoop van alle zoodanige roerende goederen, die aan bederf onderhevig zijn, of uit anderen hoofde niet zonder schade voor den boedel kunnen worden aangehouden.

4 5 . W a n n e e r p a r t i j e n , of eene d e r z e h ' e , op plaatsen wonen als d i e , welke bij het tweede lid van artikel 1023 van het Burgerlijk W e t b o e k zijn o m s c h r e v e n , zal de r e g -

t e r , bij het doen der uitspraken bedoeld in artikel 204 en 241 van dat wetboek, den termijn bepalen, binnen welken de voorziening in hooger beroep zal moeten plaats hebben.

4 6 . I n de gevallen, waarin door de nieuwe wetgeving de persoonlijke verschijning voor den regter in burgerlijke zaken wordt bevolen, zal die verschijning, op de plaatsen bedoeld bij het tweede lid van artikel 1023 van het B u r . gerlijk W e t b o e k , kunnen geschieden voor het hoofd Van het plaatselijk bestuur der woonplaats van den betrokken persoon, en zal die ambtenaar een authentiek afschrift van het deswege door hem op te maken p reces-verbaal, met de daartoe betrekkelijke s t u k k e n , zoo die er zijn, zoodra mogelijk toezenden aan den regter bij wien de zaak be- hoort.

4 7 . D e voorschriften der nieuwe wetgeving omtrent de verjaring , maken geene inbreuk op de bestaande of la(!>r uit te vaardigen verordeningen , aangaande den duur der verantwoordelijkheid van rekenpligtige ambtenaren en hunne erfgenamen of regtverkrijgenden, voor de door eersige- noemden gehouden a d m i n i s t r a t i e .

§ 4 .

Wetboek van Koophandel.

. 4 8 . De voorschriften omtrent de wijze van eigendoms- overgang en levering van schepen en v a a r t u i g e n , de grootte hebbende van tien of meerdere lasten, bedoeld in artikel

(22)

18 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

309 van het Wetboek van Koophandel, en die aangaande de inschrijving van verbanden op schepen en vaartuigen, bedoeld in artikel 315 van dat wetboek, zullen voorloopig nist in werking worden gebragt.

De thans van kracht zijnde verordeningen omtrent de overdragt van , en de vestiging van verbanden op schepen en vaartuigen van de grootte van vier kofjangs of lasten en daarboven, blijven in stand tot dat dienaangaande an- ders zal zijn bepaald.

49. Tot aan het tijdstip van de invoering der voorschrif- ten bij het eerste lid van het vorige artikel bedoeld zullen de bepalingen van artikel 843 en 844 van het Wetboek van Koophandel mede worden opgevolgd, ten aanzien van schepen en vaartuigen van de grootte van vier koijangs of lasten en daarboven.

HOOFDSTUK I I I .

TIJDELIJKE BEPALINGEN, BETREFFENDE H E I REGLEMENT Or DE BURGERLIJKE REGTSVORDERING VOOR DE RADEN VAN JUSTITIE OF JAVA EN HET

H0OG-GEREGTSHOF VAN NEDEItLANDSCH-INDIE.

50. Tot aan het tijdstip van de in werking brenging der voorschriften omtrent de wijze van levering en opdragt van onroerende zaken door de openbaarmaking der acten, vervat in artikel 61o en volgende tot en met artikel G20 van het Burgerlijk Wetboek, en van die aangaande den eigendomsovergang van sehepen en vaartuigen, en de op deze te nemen inschrijvingen, vervat in artikel 309 en 315 , in verband met artikel 748 van het Wetboek van Koophandel, mitsgaders van de bepalingen van eerstge- meld wetboek, betrekkelijk de wijze van vestiging en van doorhaling van hijpothscaire Verbanden , zal de openbaar- making van het proces-verbaal van inbeslagneming, be- doeld bij artikel 507, 510, 515, 516, 517, 519 en 562 van het Reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de raden van justitie op Java en het hocg-geregtshof vanNederïandsch-

Indie, vervangen worden docr de overschrijving van dat

(23)

Bepalingen omtrent de uivoering, van enz. 19 proces-verbaal in een afzonderlijk daartoe aan te leggen register, hetwelk gehouden zal worden door den griSer van den raad van justitie, en in de residenten waar geen raad van justitie gevestigd is , door den secretaris der residentie, of den kommies van het residentie-kantoor, be- doeld bij artikel 1 der in artikel 26 vermelde ordonnancie.

De overschrijving van het proces-verbaal van inbeslag- neming van onroerende goederen zal geschieden ten kan- tore van den kring , binnen welken die goederen gelegen zijn. Voor zoo veel de schepen en vaartuigen betreft, zal de overschrijving plaats hebben ten kantore van den kring, tinnen weiken de inbeslagneming heeft plaats gehad.

De in het derde lid van artikel 507 van genoemd re- glement bedoelde vermelding, en de overige bij hetzelve aan de bewaarders der hijpotheken opgedragen verrigtin- gen , zullen geschieden door de beambten , welke bij het eerste lid van het tegenwoordig artikel zijn aangewezen.

51. De bepalingen van den vierden titel van het tweede boek van gemeld reglement, betrekkelijk het executoriaal beslag op schepen van meer dan tien lasten, zullen tot aan

genoemd tijdstip toepasselijk rijn op alle schepen en vaar- tuigen van de grootte van vier lasten of koijangs en daar- boven.

52. Tot aan gemeld tijdstip sal voor de openbaarma- king, bedoeld in het laatste lid van artikel 507, in artikel 508, 526, 532 en 579 van gemeld reglement, in de plaats treden de geregtelijke overschrijving van het gekochte ten name van den kooper, op de bij gemelde ordonnancie om- schreven wijze te bewerkstelligen , krachtens het extract uit de vendu-rol, en op vertoon van het schriftelijk bewijs in genoemd artikel 526 vermeld.

53. Naardien, volgens het daaromtrent bepaalde bij het tegenwoordig besluit, de vestiging van hijpotheken op on- roerende goederen, en van verbanden op schepen en vaar- tuigen , tot aan het meergemelde tijdstip zullen geschieden op den voet en de wijze, omschreven bij de in artikel 26 vermelde ordonnancie, met dien verstande, dat de des- wege op te maken geregtelijke acten moeten bevatten de

(24)

20 Bepalingen omirent de invoering van, enz.

keuze van woonplaats binnen den kring van de ambtena- ren door wie de acten worden opgemaakt, zoo zullen de in artikel 510, 550 , 566 en elders in gemeld reglement voorkomende bepalingen betrekkelijk de bij de inschrijving gekozen woonplaats, toepasselijk zyn op het bij de gereg- telijke acfe gestelde domicilie.

HOOFDSTUK I V .

TKARSITOIKK BEPALINGEN, EN VOORLOOPIGE INSTANDHOUDING VAN KÏIU9E BIJZONDERE WETTELIJKE VERORDENINGEN.

§ 1-

Afgemeene transitoire bepalingen.

54. De veranderingen welke ten gevolge van het Bur- gerlijk Wetboek , van het Wetboek van Koophandel en van andere nieuwe wettelijke bepalingen in de burgerlijke wetgeving zijn te weeg gebragt , hebben geenen invloed op de regten , welke onder de vroegere wetgeving zijn verkregen.

55. De geldigheid der handelingen, wat derzelver vorm betreft, wordt beoordeeld naar de wettelijke bepa- lingen , welke van kracht waren op het tijdstip, waarop die handelingen hebben plaats gehad.

56. De rekten uit overeenkomsten voortvloeiende, wor- den geregeld door de wettelijke bepalingen, welke in werking waren toen die overeenkomsten zijn gesloten.

57. °De regten uit uiterste wilsbeschikkingen voort- vloeiende , welke vóór de invoering van het Burgerlijk Wetboek zijn gemaakt , worden naar dat wetboek gere- geld . indien na deszelfs in werking bienging de erflater is overleden.

(25)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 21

§ 2.

Van den burgerlijken stand.

58. De thans in Nederlandsen-[ndie bestaande voor- schriften betrekkelijk den burgerlijken stand, voor zoo ver die niet zijn gewijzigd of vervangen door, oi strij- dig met de tot dat onderwerp betrekkelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, blijven van kiacht tot op het tijdstip der invoering van het reglement, waarvan de ver- vaardiging bij artikel 5 van het Burgerlijk Wetboek is bevolen.

59. De ambtenaren van den burgerlijken stand zuilen tot geene geldboeten of andere straffen veroordeeld wor- den , ter zake van handelingen of verzuimen door h e n , in hunne genoemde quallteit, gedurende het eerste jaar na de invoering der nieuwe wetgeving verrigt of begaan, dan voor zoo ver die handelingen of verzuimen de ken- merken dragen van kwade trouw of van grove nalatig- heid.

Niettemin zal ook ïn die gevallen, waarin zich geeno blijken van kwade trouw of van grove nalatigheid voor- doen , de vervolging op de gewone wijze plaats hebben , doch zal de regter, bij schuldigverklaring van den in reg- ten betrokken ambtenaar , denzelven alleen in de kosten van het geding verwijzen.

§ 3.

Van venia aetatis , handügting , adoptie, enz.

60. De regten van minderjarigen, die onder de vroe- gere wetgeving venia aetatis of handligting hebben ver- kregen, worden naar die wetgeving geregeld.

6 1 . De gevolgen der hier aldus genaamde adoptie, tot stand gebragt vóór de invoering der nieuwe wetgeving , worden naar de voorschriften der vroegere geregeld.

Hetzelfde geldt ten aanzien der inschrijvingen in de

(26)

22 Bepalingen omirent de invoering van, enz.

registers van den burgerlijken stand, gedaan krachtens het bepaalde bij resolutie van den 3Isten Julij 1830, No. 8 (Staatsblad No. 31).

De bepalingen dier resolutie zullen stand houden tot dat dienaangaande nader zal zijn voorzien ; met dien ver- stande evenwel, dat wanneer gehuwde lieden verlangen de inschrijving van eenig buiten huwelijk verwekt kind te verkrijgen , en zich tot de verzorging en opvoeding van hetzelve te verbinden , de ambtenaar van den burgerlijken stand de daartoe strekkende acte niet zal mogen verlij- den , ten zij het kind , waarvan de inschrijving verlangd wordt,, vo'ór het huwelijk dier echtgenooten zij geboren.

De kinderen welke op de bij dit artikel;bedoelde wijze zijn ingeschreven , worden geacht tot de europesche bevol- king te behooren.

§ â.

Van de regten van echte lieden, vóór de invoering van het Burgerlijk Wetboek getrouwd.

62. De regten van echtelieden , vóór de invoering van van het Burgerlijk Wetboek getrouwd , worden , ten aan- zien van hunne goederen, geregeld volgens de wet, welke op het oogenblik van het huwelijk in werking was, of volgens hunne niet bij die wet verboden huwelijksche voorwaarden, om het even op welk tijdstip het huwelijk is ontbonden.

§ 5.

Van echtscheiding, van scheiding van tafel en bed, en van ontbinding van huwelijk.

63. Daden , welke volgens het Burgerlijk Wetboek eene bepaalde oorzaak tot echtscheiding of tot scheiding van

(27)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 23 tafel en bed opleveren , doch als zoodanig onder de vorige wetgeving onbekend waren, zullen geene echtscheiding of scheiding van tafel en bed ten gevolge kunnen hebben, indien zij vóór de invoering van het Burgerlijk Wetboek hebben plaats gehad.

64. De bepalingen vervat in de tweede afdeeling van den tienden titel des eersten boeks van het Burgerlijk Wet- boek , zijn mede toepasselijk in geval van scheiding van tafel en bed , vóór de invoering der nieuwe wetgeving uit- gesproken ; met dien verstande, dat de ontbinding des huwe- lijks geene inbreuk maakt op de gevolgen door de vroegere wet aan de scheiding van tafel en bed verbonden , noch op de voorwaarden ter gelegenheid dier scheiding wettiglijk door partijen vastgesteld.

65. De bepalingen der artikelen 493, 494 en 495 van het Burgerlijk Wetboek , betreffende de ontbinding des huwe- lijks ten gevolge van afwezigheid , zijn ook toepasselijk op het geval dat de afwezigheid reeds geheel of ten dee- le onder de werking der vroegere wetgeving heeft plaats gehad.

§ 6.

Van voogdyen.

66. De bepaling van artikel 331 van het Burgerlijk Wetboek brengt geene verandering te weeg in de vóór het tijdstip der invoering van de nieuwe wetgeving aanvaarde voogdyen , waarin twee of meer voogden zijn.

67. Indien bij eene uiterste wilsbeschikking, welke vóór de invoering der nieuwe wetgeving opgemaakt, doch eerst na die invoering met den dood bekrachtigd is , door den langstlevenden der ouders meer dan één voogd over zijne minderjarige kinderen is benoemd, zal de voogdij daor den eerstbenoemden worden waargenomen. Bij diens ont- stentenis vervalt de voogdij van regtswege aan hem die de tweede genoemd i s , en zoo vervolgens.

(28)

24 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

68. Voogden die vóór de invoering der nieuwe wetge- ving zijn aangesteld , en de hun opgedragen voogdij heb- ben aanvaard , ^ uilen niet onderworpen zijn aan de bepa- lingen omtrent het stellen van zekerheid, in het Burger- lijk Wetboek vervat.

69. De verbodsbepalingen vervat in artikel 9 van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, en in het laatste lid van artikel 379 van het Burgerlijk Wetboek, zullen niet van toepassing zijn op de voogdijen, welke vóór de invoering der nieuwe wet- geving wettiglijk zijn opgedragen en aanvaard.

§ 7 .

Van het beheer der weeskamers en boedelmeeslers.

70. Zoo lang geene nieuwe verordeningen betrekkelijk de weeskamers zijn vastgesteld en uiigevaardigd, blijvende bestaande iüstructien, en verdere wettelijke bepalingen en voorschriften aangaande die collégien, in volle kracht, voor zoo ver die zijn overeen te brengen met de bepalingen der nieuwe wetgeving, welke, behoudens het bepaalde bij het volgende artikel, reeds dadelijk bij derzelver invoering door de weeskamers moeten worden opgevolgd.

71. Het toezigt en beheer over personen en goederen, uit welken hoofde ook, vóór de invoering der nieuwe wet- geving, door de weeskamers aanvaard, worden voortgezet en ten einde gebragt naar de voorschriften der vroegere wetgeving.

De bestaande voorschriften betrekkelijk het beheer en de verevening van nalatenschappen van personen, behoorende tot de land- en zeemagt, worden voorloopig gehandhaafd.

72. De bestaande verordeningen betreffende het beheer der weeskamers, boedelmeesters, of andere daartoe gestelde ambtenaren of agenten, te voeren over boedels van inlan- ders en daarmede gelijkgestelde personen, blijven mede in stand tot dat daaromtrent nadere bepalingen zullen zijn vast- gesteld.

(29)

m

Bepalingen omtrent de invoering vant enz. 25

§ 8.

Van mutuele en nuncupatieve testamenten, onderhand- sche beschikkingen van uitersten wil of codicillen,

en erfstellingen over de hand.

73. Testamenten eene vaste dagteekening hebbende en door twee of meerdere personen in dezelfde acte, onder de vroegere wetgeving, wettiglijk gemaakt, en na de invoe- ring der nieuwe wetgeving met den dood bekrachtigd, blij- ven ten aanzien van dien vorm van kracht.

74. De vóór het tijdstip der invoering van de nieuwe wetgeving gemaakte nuncupatieve testamenten houden slechts in zoo ver stand, als zij vóór dat tijdstip met den dood

< zijn bekrachtigd.

75. Allen die, overeenkomstig de bepalingen der vroe- gere wetgeving , onderhandsche beschikkingen van uiter- sten wil of codicillen hebben gemaakt vóór de invoering van het Burgerlijk AVetboek , en mogten verlangen , dat dezelve van kracht blijven, zijn verpligt dezelve , binnen het jaar na de invoering der nieuwe wetgeving, aan eenen notaris in bewaring te geven , met inachtneming der be- palingen bij het Burgerlijk Wetboek omtrent de bewaar- geving van olographische testamenten voorgeschreven. Bij gebreke van dien zullen zoodanige beschikkingen alleen van kracht zijn, indien de erflater overleden is binnen het jaar na die invoering.

Zoodanige onderhandsche beschikkingen van uitersten wil of codicillen , welke onder de vroegere wetgeving ge- maakt , doch niet op de voorschreven wijze onder bewa- ring gesteld zijn , zullen daardoor nogtans niet krachteloos worden, wanneer de personen door welke dezelve zijn gemaakt, bij de invoering der nieuwe wetgeving, of bin- nen het jaar na die invoering , door krankzinnigheid of andere overmagt, tot de vereischte bewaargeving buiten staat geraakt zijn.

Van deze bepalingen zijn uitgezonderd de beschikkin- gen, vermeld bij artikel 935 van het Burgerlijk Wetboek.

(30)

26 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

76. De op het tijdstip van de invoering der nieuwe wetgeving met den dood bekrachtigde erfstellingen over de hand, van den aard dergene, welke bij het Burgerlijk

"Wetboek zijn verboden , zullen stand houden en afloopen overeenkomstig de vroegere wetgeving, en de daarmede niet in strijd zijnde acten van derzelver instelling.

§ 9-

Van bevoorregte schulden.

77. De bepalingen vervat in den negentienden titel van het tweede boek van het Burgerlijk Wetboek , maken geene inbreuk op de regten van die schuldeischers , wier privilegiën gehecht zijn aan schulden , welke reeds vóór de invoering der nieuwe wetgeving bestonden.

De voorrang dier privilegiën, zoo wel onderling als te- genover pand en hijpotheek, wordt naar de vroegere wet- geving geregeld.

§ 10.

Van hypotheken.

78. De aanzeggingen, beteekeningen en alle andere ex- ploiten, welke volgens de bepalingen der nieuwe wetgeving moeten of kunnen geschieden aan de door de hypothecaire schuldeischers, ter zake hunner hijpotheek, gekozen woon- plaats , «uilen, ten aanzien der vóór de invoering der nieuwe wetgeving gevestigde hypotheken, moeten of kun- nen gedaan worden aan de hypothecaire schuldeischers in persoon, of te hunner werkelijke woonplaats.

§ H .

Van tenieldoening in zaken van benadeeling.

79. De regtsvordering tot tenietdoening ter zake van bcnadeeling in eenen verkoop, welke vóór de invoering der

(31)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 27 nieuwe wetgeving heeft plaats gehad, zal worden beoordeeld overeenkomstig de wettelijke bepalingen , welke van kracht waren op het tijdstip waarop de koop gesloten is.

§ 12.

Van hel loon toekomende aan weeshamers, voogden, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en

lasthebbers.

80. De weeskamers, voogden, uitvoerders van uiterste Wilsbeschikkingen en lasthebbers zullen, ter zake van de voortzetting van het vóór de invoering der nieuwe wetgev?ng door hen aanvaard heheer, geen ander of meer-

der loon, wegens de na het tijdstip dier invoering ver- rigte werkzaamheden, mogen in rekening brengen, dan hun bij de nieuwe wetgeving wordt toegekend; behoudens, voor zoo veel de particuliere voogden, executeuren en ge- magtigden betreft, het geval dat hun bij de acte hunner aanstelling uitdrukkelijk eene hoogere belooning mögt zijn toegezegd.

§ 13.

Van het beioijs in burgerlijke zaken.

81. De bewijsmiddelen in burgerlijke zaken zullen wor- den aangenomen of niet toegelaten, naar mate der bepalin- gen welke van kracht waren op het tijdstip, dat de regten en verpligtingen zouden zijn ontstaan.

§ 14-

Van vennootschappen van koophandel.

82. De vennootschappen van koophandel onder eene firma, en de naamlooze vennootschappen van koophandel m

(32)

28 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

Nederlandsch-Indie, op het tijdstip der invoering van het Wetboek van Koophandel bestaande, zullen, voor zoo ver derzelver acten van oprigting niet reeds van regerings- wege zijn openbaar gemaakt, verpligt zijn om, binnen den tijd van zes maanden na die invoering , te voldoen aan

de bepalingen van gemeld wetboek ten aanzien van de inschrijving in de daartoe bestemde registers , en de be- kendmaking van de acten van vennootschap ; en zulks op straffe der gevolgen, door de wettelijke bepalingen aan het niet doen inschrijven en bekend maken van zoodanige acten van vennootschap gehecht.

Wanneer deze acten op ongezegeld of niet behoorlijk ge- zegeld papier mogten geschreven zijn, zal dit verzuim als- nog, bij uitzondering op de daartegen bestaande bepalingen, kunnen worden hersteld, door het omslaan van een ze- gel , ter grootte van dat waarop de oorspronkelijke acte had behooren geschreven te zijn ; en zal deswege geene boete gevorderd worden , noch geregtelijke vervolging plaats heb- ben.

§ 15.

Van de invordering van 'glands middelen en pachten , van parate executie, van prijzen en buit, en van '

onteigening ten algemeenen nutte.

S3. De bepalingen der nieuwe wetgeving, met name ook die betrekkelijk de regtspleging, maken geene inbreuk op de thans bestaande wettelijke voorschriften omtrent de in- vordering van 's lands middelen en pachten, noch op die betrekkelijk het regt van parate executie en deszelfs uit- oefening, noch ook op die aangaande prijzen en buit, en de onteigening ten algemeenen nutte.

De verordeningen en bepalingen , waarbij die onderwer- pen zijn geregeld, blijven in stand tot dat daarin nader

zal zijn voorzien. /

(33)

Bepalingen omirent de invoering van, enz.

§ 16.

Van de aanhangige twistgedingen.

84. De op het oogenblik van de invoering der nieuwe wettelijke bepalingen op de burgerlijke regtsvordering on-

afgedane gedingen , zullen voor den regier, bij wien zij aanhangig zijn, ook dan wanneer deze, ingevolge het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, onbevoegd mögt zijn om daarvan kennis te ne- men , worden voortgezet en afgedaan op de wijze en in den vorm, bij de vroegere wettelijke bepalingen voorgeschreven.

Het hooger beroep, de revisie en alle andere voorzienin- gen tegen vonnissen in burgerlijke zaken , welke vóór het gemelde tijdstip in eersten aanleg nog aanhangig of reeds beslist zijn , zullen mede overeenkomstig de voorschriften

der vroegere wetgeving geschieden en beregt worden.

85. De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede toepasselijk op de bij de invoering der nieuwe wetgeving reeds aangevangen vervolgingen in zaken van misdrijf en overtreding, behoudens het bepaalde bij het tweede lid van het volgende artikel.

86. De bepalingen der nieuwe wetgeving betrekkelijk de gevallen , waarin de middelen van verzet, hooger be- roep , request-civiel , revisie in burgerlijke zaken, en cas- s a t i e , kunnen worden aangewend, zijn alleen van toepas- sing in zaken, welke na de invoering der nieuwe wetge- ving zijn aanhangig gemaakt.

De bepalingen der nieuwe wetgeving omtrent de revisie in strafzaken, zullen van toepassing zijn op alle vonnissen, welke na de invoering dier wetgeving zijn gewezen.

87. Burgerlijke en de daarmede, voor zoo veel de wijze van procederen betreft, gelijkgestelde gedingen, worden geacht vóór de invoering der nieuwe wetgeving te zijn aanhangig geworden:

voordeeuropesche regtbanken, indien op dat tijdstip op het request om appointement van raauw-actie, aan den reg- ier ingediend, de verschijning van partijen is bevolen; of,

(34)

30 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

voor zoo veel de summiere zaken en die van de kleine rol betreft, wanneer de dagvaarding is uilgebragt ;

voor de inlandsche regtbanken , wanneer door den president van het collegia de dag is bepaald, waarop eene zaak zal dienen.

88. Strafgedingen in zaken van misdrijf worden ge- acht als voren te zijn aanhangig gemaakt :

voor de europesche regtbanken, indien een regter- commissaris is benoemd tot het nemen van geregtelijke informalien ;

voor de inlandsche regtbanken , wanneer door den president van het collegie de dag der voor de zaak te houden teregizitïing is bepaald.

De bepalingen van dit en het voorgaande artikel hebben alleen ten doel om de werking van artikel 84 en 85 te re- gelen , weshalve daaruit geenerhande gevolgtrekking zal mogen worden afgeleid , ten aanzien van hetgeen buiten de strekking dier artikelen ligt.

89. Alle arresten, sententien, vonnissen of andere reg- terlijke beslissingen , onder welke benaming ook tijdens de vroegere wetgeving in kracht van gewijsde overgegaan, of krachtens de Voorgaande artikelen, na de invoering der nieuwe wetgeving, volgens de vormen der vroegere wetgeving uitgesproken , worden overeenkomstig de bepa- lingen der nieuwe wetgeving ten uitvoer gelegd.

Evenwel zullen de op het tijdstip der invoering van de nieuwe wetgeving reeds begonnen executien , overeenkom- stig de voorschriften der vroegere wetgeving worden voort- gezet en ten einde gebragt.

§ 1 7 .

Van de arresten van het hoog-geregtshof, onderworpen aan hooger beroep aan den hoogen raad der

Nederlanden.

90. Tot op het tijdstip der in werking brenging van het door den Koning vast te stellen Reglement omtrent het hooger beroep aan den hoogen raad der Nederlanden, van

(35)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 31 arresten in burgerlijke ^ j r " * " " ^ sereatshof van Nederlandsch-Indie, m de gevallen voor Ä I t i k e l 160 , in verband met artikel 159 van he Z J e n t op de regterlijke organisatie en het belcnd der f u l i e , J , ter vervanging van dat beroep, worden ge-

J b r a i k gemaakt van het middel van revisie j n o d d » h * tweede lid van artikel 160 en in artikel 161 van even

gemeld reglement.

§ 18.

Van de tenuitvoerlegging van gereglelyke en notariële acten.

91. De bepalingen net nieuwe wetgeving, waarbij aan d .

g r o» , e „ , a „ JL.van * * * ^ ^ ^ »

ven, aan het hoofd voerende do woorden, x

Konings, gelijke kracht wordt toegekend als aan die der vonnissen f « H e n mede toepasselijk zijn oP dusdanige ac- ten , vóór de invoering der nieuwe wetgeving verleden.

§ 1 9 -

Van lijfsdwang.

92. De vonnissen vóór de invoering der nieuwe wet- geving gewezen , zullen na het tijdstip van de invoering dier tetgeving niet hij lijfsdwang kunnen worden ten nitvoer gelegd? dan in die gevallen, waarin de hjfsdwang

door de nieuwe wetgeving wordt toegelaten , en oP de wijze daarbij voorgeschreven.

Ten aanzien van degenen die zich op g ^ ^ ' * *

ree«!s in staat van. g e l i n g of van c m d e hechtenis be- vinden , of tegen wie op hetzelve een regterlyk bevel van InhechtenissteLg mögt zijn verkregen ^ " j ^

gere wettelijke bepalingen in allen deele van toepassing zijn.

(36)

32 Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

§ 20.

Van de vendu-kantoren.

93. De bestaande verordeningen omtrent de vendn-kan- toren blijven voorloopig en tot nadere beschikking in stand, voor zoo verre dezelve niet in strijd zijn met de bepalin- gen der nieuwe wetgeving.

Bepaaldelijk wordt gehandhaafd de bij die verordeningen aan de vendu-kantoren toegekende uitsluitende bevoegd- heid, tot het in het openbaar verkoopen van roerende en onroerende goederen.

§ 2 1 .

Van het toexigt op het notariaat, en van salarissen en schadeloosstellingen.

94. Behoudens het bepaalde bij artikel 141 en 142 van het Reglement op de regterhjke organisatie en het beleid der justitie, worden de bestaande voorschriften omtrent het te houden toezigt op de uitoefening van het notariaat voorloopig in stand gehouden tot dat daarin nader zal zjjn voorzien.

95. Tot aan de vaststelling van nieuwe tarieven van sa- larissen, mitsgaders van r e i s - , verblijf-, en andere kosten voor de regterlijke ambtenaren, advocaten, procureurs, no- tarissen en deurwaarders, zullen de thans op dat stuk be- staande verordeningen van kracht blijven; met dien ver- stande, dat voor verrigtingen welke bij de nieuwe wet- geving zijn voorgeschreven, zal worden in rekening ge- bragt, hetgeen thans voor soortgelijke, of aan die verrigtin- gen het meest nabijkomende werkzaamheden, kan worden gevorderd.

§ 22.

Van het regt van zegel, van dat van successie en over- gang, en van de procenls-gewijze belasting op de

regtsgedingen.

9G. In afwachting der nadere regeling, in overeenstem- ming met de nieuwe wetgeving, van de heffing van het

(37)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz. 33 regt van zegel, en van dat op de successie en den over- gang zullen de thans op het stuk dier heffingen bestaande verordeningen in dier voege worden toegepast , als meest overeenkomstig is met den geest en de strekking der nieuwe wettelijke bepalingen op het burgenijk regt en op

de regtspleging. " ,.

97 De procents-gewijze belasting op de regtsgedingen voorde landraden, wordt voorloopig in stand gehouden.

§ 23.

Van de regleriijke ambtenaren.

98 De vóór de invoering der nieuwe wetgeving be- noemde regterlijke ambtenaren, welke de vereischten bij het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie bepaald, niet bezitten, kunnen niettemin in hunne betrekkingen bevestigd, tot gelijksoortige bedieningen als zij thans bekleeden, benoemd en tot hoogere bevorderd worden.

HOOFDSTUK V.

BEPALINGEN OMTRENT EENIGE ONDERWERPEN, WELKER REGELING IN VERBAND STAAT HET DE INVOERING DER NIEUWE WETGEVING.

99. In afwachting der nadere regeling van dit onder- werp, zal de bij artikel 1880 van het Burgerlijk Wetboek vermelde formaliteit worden vervuld door de notarissen, die het door hen aan den voet der acte te stellen gezien zullen onderteekenen, met vermelding van den dag waarop deze verrigting heeft plaats gehad , en van het nommer onder hetwelk dezelve is geboekt in een afzonderlijk daartoe door hen aan te leggen register, hetwelk, op gelijke wijze als de repertoires, zal worden gekantteekend en gewaar-

merkt.

(38)

34 Bepalingen omirent de invoering van , enz.

Indien de acte meerdere bladzijden beslaat, zullen deze, ieder afzonderlijk, door den notaris genommer d en gepa- rapheerd worden.

Voor deze werkzaamheid, aan welke de notarissen zich niet mogen onttrekken, wordt hun een salaris van twee gulden toegekend.

100. Met het doen van verzegelingen, in de gevallen waarin die verrigting , volgens de bepalingen der nieuwe wetgeving , moet of kan geschieden , worden, behoudens eene nadere regeling van dit onderwerp , belast :

ter plaatse waar een raad van justitie gevestigd is , de griffier bij dat collegie , of wel, doch alleen in geval van ontstentenis of wettige verhindering van den griffier , de substituut-griffier ;

overal elders de secretaris der residentie, of bij diens ontstentenis of wettige verhindering, elk ander euro- peesch beambte, daartoe door den resident aan te wijzen.

De beambte die de verzegeling doet, zal daarbij , ge- lijk mede bij de ontzegeling, worden bijgestaan door twee

getuigen.

101. De ambtenaar door wien de verzegeling is ge- schied , zal, indien hij buitendien met de waarneming van de function van notaris belast i s , ook als zoodanig in den boedel werkzaam kunnen zijn, en met name ook de acte van boedelbeschrijving, waar zulks vereischt wordt, kun- nen opmaken.

102. De benamingen Burgerlijk Wetboek en Wet- boek van Koophandel, waar die in de nieuwe wetgeving voorkomen , duiden steeds aan het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch-In- die.

103. Onder de benamingen van resident en hoofd van het plaatselijk bestuur, worden in de nieuwe wetgeving mede verstaan de aan geenen resident ondergeschikte ad- sistent-residenten, en andere europesche gezaghebbers, bekleed met een gelijk gezag als aan de residenten is toe- gekend.

(39)

Bepalingen omtrent de invoering van, enz.

104. Onder de benaming van notaris, waar die in de nieuwe wetgeving gebezigd wordt, zijn begrepen alle ambtenaren door of van wege den Gouverneur-generaal ge- magtigd, om de aan de bediening van notaris verbonden werkzaamheden te verrigten.

105- Onder de benaming van officieel nieuwsblad, waar die in de nieuwe wetgeving voorkomt, wordt ver- staan de Javasche Courant.

(40)
(41)
(42)

_Jt£|.,"-

(43)
(44)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verband, aangenomen. De acten van hypotheek moeten worden gepasseerd aan de wees-, onbeheerde-en desolate- boedel-kamer. I n geval van twijfel omtrent de waarde van eenig effect,

Toen te Ternate het berigt ontvangen w a s , dat eenige rooverspraauwen, met 200 uit de residentie geroofde men- schen aan boord, nabij het eiland Lombok waren gezien, vertrok

Uit een onderzoek in de naburige residentien ingesteld bleek, dat genoemde NOERHAKIM vroeger onderwijs had gegeven in de zuivere Mohammedaansche leer, dat hij sedert Augustus 1862

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

&#34;wetboek der Javanen, vervaardigd door den Sultan van Demak.. overlevering van geslachte tot geslachte bewaard, voorname- lijk door toedoen der priesters en hoofden, zijn ten allen

domein nooit; dat was uit een oogpunt van praktijk ondenkbaar. Men zou steeds zijn recht moeten hebben kunnen bewijzen, en'de laatste Radja van Lombok, die zelf zijn rijk had

or religion. Offences against property. Malfeasance by officials.. S«) Veroordeelden verdeeld naar leeftijd en geslacht. Persons convicted classified according to age and sex.

niet voorgeschreven, maar hem het oordeel over de doelmatigheid van dusdanig verhoor overgelaten. Ver- gelijk ook art. De ver- schillende aard der maatschappij in het moederland en