• No results found

BIBLIOTHEEK KITLV 0239

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIBLIOTHEEK KITLV 0239"

Copied!
618
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BWH^M^KHH^HMM^HHB^MBBI

BIBLIOTHEEK KITLV

0239 6180

(3)

m

(4)

*8 i

è ê i

I

I

(5)

KOLONIALE

• S T U D I Ë N *

TIJDSCHRIFT VAN DE VEREENIGING VOOR STUDIE VAN KOLONIAAL-MAATSCHAPPELUKE VRAAGSTUKKEN

Redactie: Mr. A. B, COHEN STUART, Dr. P. J. S.

CRAMER, D, M. G. KOCH, S. KOPERBERG en N. SPIJKMAN, Secretaris

a APRIL 1917 •

No. 5 1*'* Jaargang

I Ü H O F F

(6)

HET TIJDSCHRIFT „KOLONIALE STUDIËN" VERSCHIJNT OM DE TWEE MAANDEN EN KOST PER JAAR f 12.- VOOR NEDERLAND EN f 18.- VOOR INDIË. ALLEEN VOOR LEDEN DER VEREENIGING GRATIS (LOSSE AFLE- VERINGEN, VOOR ZOOVER DEZE VOORHANDEN ZIJN, a D a f 3.50 PER EXEMPLAAR). a a

ALLE BIJDRAGEN T E ZENDEN AAN HET ADRES VAN DEN SECRETARIS DER REDACTIE: N. SPYKMAN. HOTEL DES INDES, WELTEVREDEN.

I N H O U D

Blz.

De Home-Rule-beweging in Engelsch-Indië, door Mr. A. G.

Vreede

D e Indische Woekerwet, door Dr. J. H. Boeke 61 Een en ander over den zoutaanmaak der bevolking op

Madoera, door W. van Braam <"

Havenonkosten, door Ir. Wouter Cool... 11°

Singapore als concurrent van de doorvoerhavens Macassar en Tandjoeng Priok in verband met een eventueele verhooging van havengelden in laatstgenoemde havens,

door W . C. Houck 1 2 4

Organisatie van drinkwatervoorzieningen voor het binnen-

land, door Mr. A. B. Cohen Stuart I3' Hooger Onderwijs in Indië? door D. M. G. Koch 157

Draadloos-telegrafische verbinding tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië en het Handelsbelang, door H. s'Jacob 174

Kroniek. • 1 8°

Wetgeving

i c o

Financieele en Economische Kroniek loy

Landbouw • •

Boekbespreking • . • * • - • 209

(7)

é^ wm $%x

De Home-Rule-beweging in Engelsch-Indië

door

Mr. A. G. VREEDE.

V a n mijn verblijf in Engelsch-Indië gedurende de maanden November, December en Januari j.l. heb ik, zooveel ik kon, gebruik gemaakt om op de hoogte te komen van de politieke beweging voor zelfbestuur, welke op het oogenblik in meerdere mate dan ooit te voren de Indische gemoederen bezig houdt en die sedert kort, naar bekend voorbeeld, wordt aangeduid als „Home Rule for India". Deze wenschen vonden uiting in de zelfbestuurs-moties, welke met algemeene stemmen werden aangenomen door het 31ste

„nationale congres" dat in de Kerstdagen van 1916 in Lucknow bijeen kwam.

Het meerendeel der vergaderingen van dat congres heb ik als toeschouwer bijgewoond en aldus kon ik daar een indruk ontvangen van die beweging, van hare apostelen en pleitbezorgers. Aan een weergeven van dien indruk en een beschrijven der home-rule-

beweging dient echter een kort overzicht van de interne politieke geschiedenis van Engelsch-Indië en van de nationale congressen vooraf te gaan, daar eerst door een zoodanige omlijsting de om- trekken en de figuren dier beweging in goede verhouding kunnen worden gezien. Over deze beide onderwerpen is reeds veel ge- schreven, doch de litteratuur, die daarover in ons Indië bekend is, is uitsluitend afkomstig van Engelsche, althans Europeesche zijde.

De Engelschman, van volksaard toch al niet toeschietelijk, voelt iets vernederends in werkelijk vriendschappelijken omgang met een Oosterling en zoo leeft hij in Indië geheel zijn eigen leven.

Bovendien worden van oudsher de enkele Engelschen, die zich aan de zijde der Indiërs hebben geschaard, door de Engelsch-

Indische samenleving geboycot. Daardoor is het contact gering en leek mij het nagaan van de Inlandsche opvatting van deze vitale

v i

(8)

2 DE HOME-BULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE.

koloniale vraagstukken van meer belang dan extracten uit de Engelsche boeken en artikelen daarover. Bovendien gaat uiteraard de beweging van de Indiërs uit en is hunne opvatting van eigen wenschen dus ten slotte de authentieke. Hetgeen hier volgt is dan ook niet aan Engelsche schrijvers ontleend, maar uitsluitend aan geschriften en mededeelingen van Indiërs. Theosofie is nu eenmaal de tooverstaf, welke den „colourbar", de scheiding van gekleurd en „kleurloos", onmiddellijk aan beide zijden doet vervallen en met dien staf gewapend heb ik mijn materiaal met groot gemak en in volle mate kunnen verzamelen.

N o g een andere opmerking, speciaal gericht tot den Javaanschen lezer, moet aan dit artikel voorafgaan. In het onderstaande wordt de evolutie-gang beschreven van een volk, dat zich in staat acht thans zelf een deel van het bewind — en een liefst zoo groot mogelijk d e e l - i n eigen handen te nemen; er wordt in gesproken van zelfbestuur, van gelijkstelling met het thans regeerende volk, en het kan wel niet anders of dezelfde idealen beginnen ook onder de meer ontwikkelden onzer Inlandsche broeders op te komen. Eene actie, als zal worden beschreven, is bij ons feitelijk reeds aangevangen, ons eerste „nationale congres" hebben wij al gehad en daarom is het dienstig er op te wijzen hoe bij alle ana- logie, welke Indies politieke ontwikkelingsgang oplevert met wat de Insulindische belooft te worden, er tevens zulke reusachtige verschilpunten bestaan. Er is niets vernederends mede bedoeld, wanneer hier de onmiskenbare waarheid wordt vooropgesteld, dat het aan Nederlandsche voogdij toevertrouwde volk „jonger" is dan dat, hetwelk thans door Engeland wordt opgeleid. In beide geval- len'heeft de kolonisatie de verschillende volkeren en volksstammen nader bij elkaar gebracht, ze geamalgameerd, zoodat evenals nu al van eene Indische natie kan worden gesproken, eerlang ook van een groot Indonesisch volk zal kunnen sprake zijn. Maar dit proces is in Engelsch-Indië reeds zeer ver gevorderd en is in ons Indië eerst kort definitief aangevangen. Verder heeft ongetwijfeld door geschiedenis en ethnologische omstandigheden de Indische natie groote voordeden boven de Indonesiërs, voordeelen welke een grooten voorsprong hebben gegeven. Het oude Indië toch kan wijzen op een beschavingsgeschiedenis van tientallen eeuwen: zijn beschaving was eens contemporair aan die van Rome, Griekenland,

(9)

DB HOME-KULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË. 3

ja van Perzië, Egypte, Babyion; e n ' h e t leverde genieën op als Boeddha, Shankaracharya, keizers als Asoka en Akbar, geleerden, letterkundigen en staatslieden zonder tal. Maar ook het moderne Indië is ons Insulinde ontzaglijk vooruit in ontwikkeling, in kennis, in maatschappelijk kunnen, ja in politieke en parlementaire erva- ring — en door dat alles in bezonkenheid. O p elk gebied zijn al- daar thans knappe koppen aan te wijzen, die eene vergelijking met Westerlingen kunnen doorstaan: natuurwetenschappelijke ge- leerden als proff: P. C. Ray en J. C. Bose, juristen van beteekenis als wijlen M. G. Ranade, Telang Sr, Twabasjee, Sir Subramania Iyer, Sir Rash Behary Ghose, industrieele en commercieele millionnairs als de Tata's, de Petit's en de Chetty's, dichters als Rabrindanath Tagore en Mrs. Nadu en last not least staatslieden als G. K.

Gokhale, B. G. Tilak, Sir Pherozeshah M . Metha, Dadabhai Naoroji en Surendranath Bannerjee, mannen, die naast hun Indische cultuur geheel thuis zijn in de Westersche beschaving, de Westersche politiek en economie. En degelijk gewicht aan kennis "en geleerd- heid geeft die bezonkenheid, dat begrijpen van den tijdelijken overheerscher, die rust in het betoog, ook dien fijnen, veelal beminnelijken humor, welke de toespraken op het congres en het grootste deel van de omvangrijke politieke litteratuur van den hui- digen tijd in zoo hooge mate kenmerken. Geen gevaarlijker buskruit dan halve geleerdheid, geen betere tempering van politieke hartstochten dan werkelijke kennis en verwerkte beschaving.

Onze Javaansche politici mogen bij het ontleenen van analogiën aan dit artikel en aan de geheele politieke evolutie van Engelsch- Indië en de thans luide gehoord wordende staatkundige eischen, niet onvermeld laten dat de bevolking daar eene politieke ontwik- kelingsgang van meer dan 30 jaren achter den rug heeft, dat het zelfbestuursvraagstuk daar tientallen jaren van alle zijden is bekeken en besproken en dat dit door Indische B. A.'s, M . A.'s, M . D.'s en L. L. D.'s, Sc D.'s *), lieden van universitaire opleiding is ge- schied en het is juist die turbe van mannen met schitterende maatschappelijke en politieke loopbanen, welke aan de nationale congressen die breede gematigdheid hebben gegeven, ook in tijden toen de hartstochten, geprikkeld door harde overheidsmaatregelen, aan alle zijden hemelhoog opvlamden.

*) B.A., MA. = Bachelor of Arts, Master of Arts; M. D., L. L. D., Sc. D. =a Medicin de Doctor, Legal Law Doctor, Scientiarum Doctor.

(10)

4 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE.

Men moge bedenken dat Engelsch-Indië universiteiten heeft sedert 1857 (Calcutta, Bombay, Madras, voorts de Punjab Uni- versity van 1882 en die te Allahabad van 1887), dat er blijkens het laatste algemeene onderwijsverslag (1907-1912) niet minder dan 179 „colleges", inrichtingen waar hooger onderwijs wordt gegeven, bestaan met 40.000 studenten *) en dus het peil der algemeene ontwikkeling, ook naar westersche maat gemeten, onein- dig veel hooger is dan bij onze Inlanders thans nog het geval is- Ongetwijfeld echter zal de politieke evolutie bij ons spoediger gaan; de wereldgetijden hebben zich verlegd en een springvloed gaat door het Oosten. En, gezien de associatie-politiek en de tegemoetkomende houding van de Nederlandsch-Indische en de Nederlandsche regeeringen, zal die evolutie zich vermoedelijk ook geleidelijker en zonder de crisissen en de verbittering, welke som- mige perioden der Engelsch-Indische politieke geschiedenis hebben gekenmerkt, voltrekken.

Doch, na deze uitweidingen, thans ter zake.

1.

De politieke geschiedenis van Engelsch-Indië — in den zin van bewuste, constitutioneele actie van de zijde der bevolking — valt in twee gedeelten uiteen: de periode van vóór het eerste nationale congres in 1885 en het tijdvak dezer jaarlijksche politieke bij- eenkomsten.

Het eerste tijdvak is thans nog alleen van historisch belang.

Raja Ram Mohan Roy wordt genoemd als de eerste verkondiger van een politiek program, gebaseerd op constitutioneele actie. In

*) Universiteiten zijn — naar Engelsch model — echter vrijwel alleen examen- afnemende en toezicht houdende lichamen. O p de „colleges" waarvan er in 1912 179 waren, wordt het onderwijs gegeven. Dit zijn bijna alle internaten en deze

„colleges" — meestal maar één faculteit omvattende — zijn dan geaffilieerd aan een der 5 universiteiten. In genoemd jaar waren er 36.533 studenten, van wie 2695 reeds 't bachelors-examen hadden gedaan. Voorts waren er 1385 Highschools (middelbare scholen opleidend tot de hoogeschool) met 407.462 leerlingen. Hieronder volgt nog een belangwekkend staatje van den uitslag der universitaire examens;

Examen deden waarvan slaagden of slechts Voor Doctor 5 3 60 %

„ Master 587 348 59.2 %

„ Bachelor 7559 4098 52.8 %

„ Intermediate 13699 7094 51.7.%.

(11)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIÊ, 5

1832 ging hij naar Engeland en zijne mededeelingen voor eene commissie uit het Lagerhuis trokken destijds zeer de aandacht. In het jaar 1851 werden de eerste politieke lichamen opgericht: de British Indian Association in Bengalen en de Bombay Association, de eerste onder mannen als P . K. Tagore, Dr. R. Mitra e n d e n eersten Indischen *) onafhankelijken journalist H . Chandra Muk- herjea.

De Bombay-Association dankt haar ontstaan aan J. bankerset, 12 jaar later het niet-officieele lid van den Bombayschen wetge- venden raad, en aan den veteraan der Indische politieke beweging, Dadabhai Naoroji. Deze politieke vereenigingen gingen na langer of korter tijd in beteekenis achteruit, hoewel de Bengaalsche veree- niging 50 jaar lang in stand bleef. Eene East India Association werkte een tijd lang in den zelfden geest, doch ging in de tachtiger

jaren ten onder. • In Madras was het het dagblad The Hindu, in Poona Tilak s

Sarvajanik Sabha, die tusschen 1870 en 1880 politiek leven brachten, maar noch daar noch in overig Indië had de politieke actie een behoorlijk perspectief, een wel overdacht, geformuleerd program.

W e l bestonden er in 1875 niet minder dan 478 couranten, maar zooals de bekende vriend van Indië John Bright eens zeide: „hoewel er een groot aantal bladen in de Inlandsche talen verschijnen, zoo hebben zij toch niet veel van wat wij noemen politieken invloed.

De Gouvernements-ambtenaren kijken ze in om te zien of zij iets onaangenaams voor het Gouvernement zeggen—iets dat wijst op oproer of ontevredenheid, maar nimmer voor het doel om beïnvloed te worden door het oordeel van de schrijvers of de redacteuren".

In 1858 — in verband met de Mutiny — voor een jaar, in 1878 gedurende vier jaren werden speciale perswetten uitgevaardigd en thans sedert 1910 is de bekende Press-act in werking, welke middels een intrekbare „license" en verbeurdverklaarbare zekerheidsstellingen de pers geheel aan de administratie ondergeschikt heeft gemaakt.

In 1876 en volgende jaren onder het „extravagante" bewind van Lord Lytton, die o.a. een uiterst kostbare durbar in Delhi hield

_* ) „Indische" wordt hier in navolging van het Engelsche gebruik gebezigd voor wat wij „Inlandsche" noemen. „Native", wegens de beteekenis van inboorling, is een beleedigende term. Het Europeesche element wordt „Anglo-Indian" genoemd, verdeeld in official and unofficial Anglo-Indians. Indo-Europeanen heeten Eurasians;

Zij zijn weinig talrijk en zeer weinig in tel.

(12)

6 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE.

terwijl de vreeselijkste hongersnooden in Zuid-Indië heerschten, *) kwam het tot een ernstige gisting, zoodat—buitengewoon verschijnsel in die tijden—„massmeetings" werden gehouden te Jhingergache, Salem en elders, waar het verarmde volk zijn grieven uitte. In datzelfde jaar—Juli 1876— richtte Surendranath Bannerjee, dezelfde die thans in Lucknow de Home Rule-motie voorstelde, de Indian Association op. Dit lichaam voerde de eerste politieke campagne en Bannerjee, bijgestaan in een perscampagne in de Engelsche bladen door Dadabhai Naoroji, hield in 1877 meetings in heel N o o r d ' Indië van Benares tot Rawalpindi. De voornaamste punten waren het verhoogen van de leeftijdsgrens voor de examens voor den Bestuursdienst, waardoor Indiërs feitelijk geheel werden uitgesloten, en de instelling van gelijktijdige examens voor dien dienst in Engeland en in Indië (een wensch, die tot op heden nog tot de pia vota behoort). Het bleek dat deze bijeenkomsten zeer de aandacht van de bevolking hadden en tevens dat het mogelijk was de bevolking in zoo geheel verschillende gewesten: Bengalen, Benares, Oudh, Agra, Meerut, Punjab, Kashmir, te bereiken middels de Engelsche taal. Het volgend jaar deed hij hetzelfde in W e s t - en Zuid-Indië en als eindresultaat werd een All-India-request aan het Lagerhuis gericht over de quaesties van den Bestuursdienst.

Bannerjee en vele anderen, o.a. de patriot Naoroji Furdoonji, woonden Lord Lytton's durbar bij en in een vagen vorm schijnt bij hen toen het denkbeeld te zijn opgekomen, dat, evenals alle vorsten en grooten van Indië bijeenkwamen, ook de volkeren van Indië samenkomsten zouden kunnen houden.

De ontevredenheid en de gisting onder de bevolking namen toe en dit voerde weder Lord Lytton tot steeds scherper repressieve maatregelen. Dit alles noopte de Engelsche Regeering om den bij uitstek vooruitstrevenden Lord Ripon tot opvolger van den fantastischen en onpractischen Lord Lytton te benoemen. Ripon's eerste woorden waren, toen hij in Bombay aan land kwam: „Oor- deel mij naar mijne daden en niet naar mijne woorden". En zijne hervormingen zijn nog thans een mijlpaal in de Indische politieke geschiedenis. Hij trok de Vernacular Press Act in, inaugureerde locaal zelfbestuur door het heele land onder de opmerking dat

„locaal zelfbestuur moet voorafgaan aan nationaal zelfbestuur" en

*) 5V< millioen menschen zijn in de jaren 1877 en 1878 door honger omgekomen.

(13)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-1NDIÈ. 7

gaf aldus ontspanning, Lord Ripon wilde nog verder gaan en bij * de hervorming van de rechtspraak de Engelsche ingezetenen onder de jurisdictie van de District-courts - lichamen met geheel Inlandsche rechters — brengen. Dit wetsontwerp - de Ilbert law ~ gaf een geweldige opschudding onder de Engelsche ingezetenen.

Lord Ripon stond in zijn council vrijwel geheel alleen; behalve de latere Lord Cromer en de maker van het ontwerp Mr. Ilbert was iedereen tegen hem en het verhaal gaat dat de luitenant-gouverneur van Bengalen bekend was met een civiel en militair complot om, mocht de wet gevaar loopen te worden aangenomen, Lord Ripon op te lichten en via de Kaap naar Engeland terug te zenden. Deze rassenkwestie had dagbladpolemieken ten g e v J g e en bracht diepe verbittering aan beide zijden, vooral aan de zich diep beleedigd gevoelende Inlandsche zijde. De wet kwam niet tot stand en in 1884 werd de quaestie geregeld door eene organisatie, welke een compromis bevatte.

Behalve verbittering had het verloop van deze zaak bij de Indiërs ook een gevoel van politieke machteloosheid doen ontstaan:

„Ziehier een Onderkoning, die het goede wil, gesteund zoo goed en zoo kwaad als het ging door de geheele Indische openbare meening, en ziet: de „bureaucratie" belet den voorgenomen maat- regel zonder dat wij daartegen ook maar iets vermogen te doen, Dit bracht de leiders der Indische publieke opinie tot overdenking van de vraag hoe zij de politieke krachten in het land beter konden organiseeren en van verschillende kanten zien wij pogingen om dit denkbeeld te verwezenlijken. Sir J. M. Tagore richtte een National League op, die in 1883 en 1885 in Calcutta een „national conference", hield met bijna hetzelfde program als het eerste nationale congres dat in laatstgenoemd jaar in Bombay bijeen kwam. In Madras werd door de staf van de Hindu een vereeniging opgericht, die eene provinciale conferentie hield; in Bombay werd in Januari 1885 door (den lateren Sir) Pherozeshah M . M'ehta en K. T . Telang met den bekenden schrijver en congresman D . E. W a c h a de Bombay Presidency Association opgericht.

En zoo was in het Inlandsche politieke leven de toestand ingetreden, dat een enkel gelukkig initiatief blijvende gevolgen zou kunnen teweeg brengen. Dit initiatief was weggelegd voor Allan Octavian Hume, gewezen secretaris van het Gouvernement, die in sympathie met de idealen van Lord Ripon het denkbeeld

(14)

8 DE HOMB-RULB-BEWBGINa IN ENGELSCH-INDIE.

had opgevat, dat er iets moest gedaan worden om aan de onrust in het land tegemoet te komen. In 1882 nam hij, na vele moeilijk- heden te hebben gehad wegens zijne pro-Indiërs-gevoelens, ontslag uit den dienst en 1 Maart 1883 schreef hij van uit Simla zijnopen brief aan de „graduates", de gegradueerden van de Calcutta- universiteit, tengevolge waarvan einde 1884 een „Indian National Union" werd opgericht, welk lichaam besloot, in de Kerstdagen van 1885 te Poona een vergadering van afgevaardigden va%i alle deelen van Indië te houden. Hume viel de taak ten deel om dit congres te organiseeren en alle onderdeelen daarvan te regelen;

hij ging daartoe ook naar Engeland om te voorkomen, dat deze bewe- ging daar verkeerd zou worden opgevat. Hume bezocht voor zijn vertrek ook den nieuwen Onderkoning Lord Dufferin en het schijnt dat terwijl Hume het plan heeft gehad te beginnen met het bespreken van sociale hervormingen, het Lord Dufferin zelf geweest is, die hem er toe bracht al dadelijk de politieke actie ter hand te nemen. Lord Dufferin schijnt tijdens dit onderhoud aan Hume te hebben gezegd, dat hij „als hoofd der Regeering de grootste moeilijkheid had ondervonden om de werkelijke wenschen van het volk te vernemen en dat voor een goede administratie het een openbare weldaad zoude zijn indien er eenigerlei verantwoordelijke organisatie bestond, door middel van Welke het Gouvernement op de hoogte zou kunnen blijven van de openbare meening van het beste gedeelte van het Indische publiek". Lord Dufferin stelde echter de voorwaarde, dat zijn naam niet in de congresbeweging zou worden betrokken zoolang hij Gouverneur-Generaal was.

Daar zich in Poona—de hoofdstad van de Dekkan, gekozen wegens hare centrale ligging — choleragevallen vertoonden, werd op het laatste oogenblik de bijeenkomst verlegd naar Bombay, alwaar op 27 December 1885 in het „Gokuldas Tejpal Samskrit College" het lste Nationale congres bijeen kwam, dat eene nieuwe periode der Indi- sche politieke geschiedenis opent. Hume stelde — naar Engelsch ge- bruik—voor om W . C. Bonnerji tot voorzitter te benoemen; de beken- de figuren van Mr., later Sir S. Subramania Iyer, later rechter in den High Court van Madras, *) en K.T. Telang ondersteunden dit voorstel.

*) De rechters in de Hooggerechtshoven worden — ongeacht of zij Engelschraan of Indiër zijn—door het Engelsche Lagerhuis benoemd; hun positie is daardoor zeer geëerd en zeer onafhankelijk.

(15)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË. 9

D e moties, op dat congres aangenomen, zijn nogal typisch: de eerste had geen mindere strekking dan om te vragen om een staats- commissie, welke een onderzoek zoude instellen naar het werk van de Indische administratie, de tweede motie vroeg om de India Council (te Londen) af te schaffen, de derde handelde over de Wetgevende Raden en vroeg toelating daarin van gekozen leden, het recht van interpellatie, behandeling van de begrootingen en o.m. een permanen- te commissie uit het Lagerhuis om formeele protesten van meerderhe- den in die raden te overwegen. De zevende motie protesteerde tegen de annexatie vari Bovenburma, terwijl de overige de examens voor den Civil Service en het hooger bedrag der legeruitgaven betroffen. Aanwezig waren ook die beide andere Engelschen, die verder hun geheele leven in nauw verband met de congres-bewe- ging hebben gestaan: Mr. — later Sir - Henry Cotton, destijds regeeringscommissaris in Assam, en Sir William Wedderburn.

Het is hier het oogenhlik om, alvorens de geschiedenis der congressen . weer te geven, over enkelen van de oudere politieke leiders eenige nadere bijzonderheden mede te deelen.

Dadabhai Naoroji is de allereerste, die daarvoor in de termen valt. Zijn bijnaam — iedere leider heeft of krijgt hier op den duur zijn eigen bijnaam—is de „Grand Old Man of India". Geboren in 1825 te Bombay uit een geslacht, dat zes eeuwen lang uit Parsi-priesters had bestaan, kreeg Naoroji aldaar zijne opvoeding en was door zijne nauwgezetheid spoedig de „exhibitionboy", het paradepaardje van Elphinstone College. In 1845 wilden enkele ingezetenen hem naar een Engelsche universiteit zenden, maar conservatieve Parsi-invloeden hebben dat belet en zoo werd hij leeraar en later professor in de wis- en natuurkunde aan de school, die hem had opgeleid. Tegelijk werkte hij hard aan de bevordering van allerlei openbare instellingen; een meisjesschool — toen een noviteit, en nog steeds een zwak punt — de Litterary and Scientific Society, de bovenvermelde Bombay Association, Parsi-Gymnasium, de Vereeniging voor het hertrouwen van weduwen en het Victoria en Albert Museum. Aan alle hervorming gaf hij steun: onderwijs voor meisjes, bestrijding van het afgezonderd houden der vrouwen, fröbelscholen, afschaffing van het kinderhuwelijk enz. Toen hij 30 jaar was ging hij naar Engeland, wat hem alleen mogelijk was door op te treden als vertegenwoordiger te Londen van een Bom- baysche Parsi-firma. Aldaar richtte hij de London India Society op en

(16)

10 DE HOME-KULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIÈ.

later op grooter schaal de East-India Association, zoomede eèn week- blad dat belangstelling voor Indië trachtte te wekken in Engeland.

Tegelijk trad hij op als professor in het Gujerati aan de Londensche universiteit en schreef en redevoerde geregeld over Indische vraag- stukken. In 1869 ging Naoroji naar Indië terug, waar een reuzen- demonstratie hem wachtte en, uit dankbaarheid voor wat hij in Engeland voor Indië had gedaan, een gift van 30.000 Roepee's door de bevolking werd bijeengebracht. In 1873 ging hij weer naar Engeland, waar hij voor eene commissie betoogde dat het gemiddelde inkomen van den Indiër 20 Rs was en de belasting 3 Rs per hoofd bedroeg (in 1882 gaf de latere Lord Cromer toe dat het inkomen gemiddeld Rs 27 bedroeg); in 1874 werd hij eerste-minister van den Inlandschen staat Baroda en in 1875 trad hij in dienst van de politieke Bombay Association. In 1885 werd hij — een belangrijk evenement in die dagen — lid van den raad van den Gouverneur van Bombay. Het daarop volgend jaar werd Naoroji in een- Engelsch district candidaat gesteld voor het Engelsche parlement, hetgeen in Engeland heel wat opschudding gaf en een heftige polemiek tusschen Lord Salisbury en Gladstone deed ont- staan. Hij viel, doch 6 jaar later, na harden strijd, werd hij door Central Finsbury gekozen en gedurende 3 jaar was hij de eerste en tot dusver eenige Indiër, die lid was van het Engelsche parle- ment. Als M . P. kwam hij naar Indië om het nationale congres van 1893 te presideeren en weinigen hebben zulk een ontvangst gekend; aan elk station, op elke plaats waar hij kwam, als Dadabhai Naoroji, In 1901 gaf hij zijn boek uit, Poverty and Un-British Rule in India, en de volgende jaren hield hij redevoeringen over heel Indië. In 1905 was hij weder candidaat voor het parlement, doch viel, en het jaar daarop, het crisisjaar 1906, kwam hij over om wederom het congres te presideeren—hij was toen 81 jaar—

en hij was degene, naar.wien—en dat op de meest ostentatieve wijze—het hart van de geheele bevolking uitging. De fijne trekken op nevenstaande foto geven meer dan deze levensschets weer, welk een superieur intellect, welk een scherpzinnigheid en welk een vriendelijkheid deze politieke veteraan kenmerken.

Surendranath Bannerjee, een Bengali, geboren te Calcutta in 1848, zoon van een bekend geneeskundige, vanaf zijn zevende jaar in opleiding op een Europeesche inrichting, haalde zijn graden in

1868 en ging naar de London University om examen te doen

(17)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIÊ. 11

voor den Bestuursdienst. Hij slaagde en kreeg een ondergeschikte betrekking in 1871, doch werd twee jaar later op grond van beschuldigingen ontslagen met een pensioen van ƒ 40.— 's maands.

Hij ging over naar het onderwijs, en werd spoedig professor in de Engelsche letterkunde; in 1882 stichtte hij een eigen school met 100 leerlingen, welke 7 jaar later werd geconverteerd in Lord Ripon's College en nu 1500 studenten heeft. Hij begaf zich in de journalistiek en werkte de Bengalee tot het eerste Inlandsche blad op, het eenige dat een Reuter-abonnement kan bekostigen. Hij wierp zich in de politiek, stichtte de Indian Association (1876) en maakte herhaaldelijk politieke tournée's door Indië, bestreed Lord Lytton, vocht voor Lord Ripon en was de strijder bij uitnemend- heid — in de donkere dagen van Lord Curzon's bewind — tegen de verdeeling van Bengalen, de grootste misgreep van het Engelsche bewind. Herhaaldelijk werd hij naar Engeland gezonden om bepaalde hervormingen te bepleiten.

K. T. Telang, geboren 1850, opgevoed in Elphinstone College, waar hij elke onderscheiding behaalde, welke h>'j maar wenschte;

werd leeraar aan die inrichting, doch studeerde tegelijk in aller- hande vakken door; in 1868 M . A., daarna Bachelor of legal law,

1872 advocaat. Een boeiend spreker, bijzonder Sankrit-geleerde (lid van de Royal Asiatic Society en President van de Bombay- afdeeling daarvan) en expert in de Hindoe-wetgeving. Eerst be- dankte hij voor een rechterlijke plaats, doch in 1889 nam hij de benoeming als rechter in het Hooggerechtshof te Bombay aan.

Hij was een oudheidkundige, litterator (vertaalde de Bhagavad Gita voor de Sacred Books of the East Nathan der weise en andere werken in het Marathi) en vond daarnaast tijd voor werk op het gebied van onderwijs en politiek, was lid van de onderwijs- commissie door Lord Ripon ingesteld, secretaris van de Bombay Presidency Association en was vele jaren lid van den Wetgevenden Raad van Bombay en mede-oprichter van het National Congres"

Overleden in 1893. Zijn bibliotheek, die op 50.000 Rs wordt geschat, werd later door zijn zoon, Prof. Telang, aan het Central Hindu College geschonken.

W. Ch. Bonnetji van 1844, kleinzoon en zoon van advokaten, werd zelf ook advokaat na in Engeland te hebben gestudeerd, de eenige die tot de praktijk bij het Hooggerechtshof werd toegelaten;

2ijn inkomen werd op ƒ 8 0 0 0 , — 's maands geschat en hij leefde op

(18)

12 DB HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË.

prinselijken voet. Hij was geheel Engelsch, in kleeding, levenswijze, in alles; zijn kinderen huwden met Engelschen. Toch werd hij gekozen tot voorzitter van het 1ste der Nationale Congressen en dezelfde eer viel hem in 1892 opnieuw te beurt. Hij hield rede- voeringen in Engeland voor de zaak van Indië, waar hij zich in 1902 blijvend vestigde. Hij kocht een schitterend huis in Croydon en behandelde alleen nog zaken voor den Privy Council. Overleed in 1906. Een Engelschman in een bruine huid, maar die zijn groote gaven in dienst van Indië stelde.

Sir Pherozeshah M. Mehta, Parsi, 3845 te Bombay geboren uit rijke ouders. 1864 B. A. en M . A. op het beroemde Elphinstone College, studeerde daarna 3 jaar in de rechten in Londen, waar hij met Naoroji en W . C. Bonnerji samen werkte, en trad in 1868 als advokaat op. Zeer spoedig maakte hij naam en fortuin als superieur pleitbezorger, was ook rechtskundig adviseur voor verscheidene zelf besturende staten. Vanaf 1871 was hij een ijverig decentralisator, zooals wij het zouden noemen, was 38 jaar lang lid van de Bombay Corporation, een publiek lichaam, en was herhaaldelijk voorzitter daarvan, lid van den Bombayschen W e t g e - venden Raad en ten slotte van den Onderkoninklijken council.

Hij was met Telang en Tyabjee oprichter der Bombay Presidency As- sociation, een krachtig politiek lichaam, was mede-oprichter van het National Congres en presideerde herhaaldelijk de congressen; men kan wel zeggen dat telkens als ze in Bombay waren Mehta voorzitter was. Hij was gematigd maar uiterst sarcastisch bij het vermelden van verkeerde maatregelen van het Bestuur en was het eerste Inlandsche lid in den Raad van den Gouverneur-Generaal, die „argument met argument, hatelijkheid met hatelijkheid, humor met humor en belachelijk maken met belachelijk maken beantwoord- de". Hij werd in den adelstand verheven door de Engelsche Regeering en wordt om zijn voornaamheid, zijn rijkdom en zijn invloed wel eens de ongekroonde koning van Bombay genoemd.

G. K. Gokhale, de meest bekende der Indische leiders, doordat hij tot den hoogen post van Lid van den Imperial Council werd geroepen in een kritieken tijd en daar toen op buitengewoon vaardige wijze oppositie voerde; zijn kunde en inzicht wordt zelfs door de Engelsche ambtenaarswereld als zeer bijzonder erkend. In 1866 geboren uit nederige ouders, wist hij toch student te worden en deed zijn B. A„ trad toe tot de Dekkan Education Society, werd

(19)

DB HOME-RULE-BEWEGING TN ENGELSCH-INDIE. IS

leeraar in geschiedenis en staathuishoudkunde in Poona en legde — echt Oostersch — toen de gelofte af om zich 20 jaar lang aan het Ferguson college aldaar te wijden. Getrouw aan zijn woord bleef hij 20 jaar lang daar werkzaam maar vond tevens gelegenheid voor studie, journalistiek en later ook politiek werk. Rechter Ranade is degene, die leiding aan zijn leven gaf. 1897 ging hij met W a c h a naar Engeland om te getuigen voor de Welby-commissie over de onkosten van het bewind in Indië; sprak en schreef daar tevens over andere Indische zaken, o.a. over de misbruiken bij de pestbestrijding in Bombay. In 1902 bedankte hij als principal van het sedert beroemd geworden Ferguson college en in hetzelfde jaar volgde hij Sir Ph. Mehta op als lid van den Onderkonink- lijken Wetgevenden Raad. De begrootingen waren zijn specialiteit en elk jaar trok zijn rede daarover opnieuw de aandacht. Krachtig streed hij tegen Lord Curzon 's drastische maatregelen: University Bill, Sedition Meeting Bill, Official Secrets Bill. In 1905 werd hij weer naar England gezonden om de nooden van het toen zoo vervolgde Indië te bepleiten; hij hield 50 redevoeringen in 45 dagen en keerde terug als de aangewezen voorzitter van het Nationale congres van dat jaar. In 1906 en 1908 ging hij telkens weer naar Engeland om de hervormingen te bepleiten bij Minister Morley.

Zijn ideaal was om een orde van politieke Sannyasins te vormen, minstens een uit elke provincie, die van alle wereldsche dingen afstand zouden doen en alleen voor den dienst van hun land werken. Dit denkbeeld, zij het niet ten volle, vond uiting in Gokhale's „Servants of India Society".

Deze biografische vermeldingen, welke nu eenmaal niet tegelijk kort en amusant kunnen zijn, zijn nuttig om te doen zien op welke superieure mannen Indië en haar nationale beweging kan bogen;

en ook zullen daardoor de personen, als zij straks voor het voet- licht komen, den lezer beter bekend zijn.

Ons overzicht was gekomen tot het eerste nationale congres.

Het tweede congres werd het volgend jaar, 1886, in Calcutta gehouden, van oudsher het warmste politieke middelpunt. Thans waren alle „delegates", afgevaardigden — het waren er 434 — geko- zen hetzij door bepaalde politieke vereenigingen, hetzij op daartoe belegde openbare vergaderingen. Dadabhai Naoroji was voorzitter

(20)

14 DE HOME-RULE-BEWEGING IN E N G E L S C H - I N D I Ë .

en, gelijk steeds elk jaar geschiedt, werd begonnen met eene motie om de loyauteit van het congres tegenover het Engelsche Vorsten- huis te doen uitkomen, ditmaal een motie in verband met het jubileum van Koningin Victoria. Hoofdschotel was eene motie welke de aandacht der regeering vestigde op de „toenemende armoede van groote aantallen der bevolking van Indië" en daaraan werd vastgeknoopt een schema voor de vergrooting van den invloed der bevolking op de Indische wetgeving. Voorts werd geprotesteerd tegen de Arms Act en werd onttrekking gevraagd van de rechtspraak aan de bestuursambtenaren, the separa-

tion—zooals de term heet, want het punt is nog immer aan de orde—of the judicial and executive functions.

Dezelfde onderwerpen, zoomede wenschen en grieven op onder- wijs-gebied, vormen de telkens weder terugkeerende punten der volgende congressen.

De afgevaardigden van het tweede congres werden door den Gouverneur-Generaal Lord Dufferin ontvangen, die van het derde congres — te Madras — door den Luitenant-Gouverneur onthaald, maar het daarop volgende congres in Allahabad werd tegengewerkt:

Lord Dufferin, wiens sympathie voor de congresbeweging trouwens allengs luwde, was als onderkoning afgetreden. Men kon geen plaats krijgen om de „pandal", de congrestent op te zetten, waarop een rijke Indiër Lowther Castle, vlak tegenover het huis van den Gouverneur, kocht om daar het congres te houden. Gedurende het congres ging de Gouverneur op tournee!

In 1890 werd het bijwonen der nationale congressen aan Gouver- nements-ambtenaren verboden, maar na hevige protesten en een scherpe correspondentie werd dit verbod verzacht tot het actief deelnemen aan de congressen. Hoewel de beweging beslist na- tionalistisch was, zij het steeds loyaal tegenover Engeland, presi- deerden somtijds ook Engelschen, (als gezegd kostte hun — en dit is nog zoo — medewerking aan de politieke evolutie der Indische bevolking steeds het opzeggen van de conversatie door de geheele Anglo-Indische Maatschappij *), zooals George Yule en Sir William Wedderburn in 1889 toen Charles Bradlaugh overkwam om het congres bij te wonen, het parlementslid Alfred W e b b (1894),

*) Z o o werd Sir Henry Cotton, afkomstig van den Civil Service, toen hij de zijde van het congres koos, door zijn oud-collega's als de „witte babu" betiteld.

(Babu is de algemeene naam voor de Bengaalsche pandits, geleerden).

(21)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE, 15

Sir Henry Cotton (1904); anders was het presidium gewoonlijk in handen van Naoroji, Bannerjee, Gokhale, W a c h a en Mehta.

Uitteraard weerspiegelde het nationale congres telken jare de stemming van het meer ontwikkelde deel van het Indische publiek. Vanzelf ook begonnen zich schakeeringen bij de leiders der congresbeweging af te teekenen en de meer vurigen waren met al die redevoeringen en moties niet tevreden, zij wilden hervor- mingen zien, die echter goeddeels uitbleven. In 1897 liepen de gemoe- deren warm over de pestbestrijding in Poona, waarbij soldaten zich toegang verschaften in de vrouwenvertrekken der Hindoes en Mohamedanen en in de familietempels. In dat jaar ook had de eerste Tilak-zaak plaats, waarbij deze begaafde maar onverwrikbare volksleider wegens vurige, z. i. verkeerd opgevatte dagbladartikelen tot gevangenisstraf werd veroordeeld. Vanaf dat jaar vormde zich de partij der extremisten, met welke het een negental jaren later in het congres tot een definitieve breuk zoude komen.

Het was in de jaren 1897 en 1898 dat verschillende anar- chistische aanslagen plaats vonden, die de Engelsche gemoederen zeer verontrustten en de Regeering leidden tot verschillende drastische maatregelen — gelegenheidswetten, persprocessen, ver- banningen — welke de spanning nog deden toenemen.

Hier dient iets uitvoeriger te worden stilgestaan bij twee punten:

de onderlinge verhouding van Hindoes en Mohamedanen en de ge- beurtenissen onder het onderkoninklijke bewind van Lord Curzon.

Indië heeft 217 millioen Hindoes en 66 millioen Mohame- danen op een totale bevolking van 315 millioen zielen en het rechtstreeks bestuurde gebied 163 millioen Hindoes en 57 millioen Mohamedanen *). Het wordt dikwijls gezegd, dat de Engelschen die beide groote bevolkingsgroepen tegen elkaar uitspelen. In hoever dit a l s ' e e n algemeene regel waar is, zou een studie op zich zelf vormen, doch dat in bepaalde gevallen de Mohamedanen tegen de Hindoes zijn gebezigd, staat vast en evenzoo dat daar- t o e — zooals blijken zal — nog zeer recent pogingen zijn in het

*) De andere cijfers zijn: Boeddhisten 10 m.m., Christenen 3 m.m., animisten 10 m.nï., Sikhs 3 m.m., Jains 1 m.m., de belangrijke Parsi's slechts 100.000 en Israë- lieten 20.000. Volgens de volkstelling van 1911 kunnen van de mannelijke Hin- doebevolking er 11 millioen, van de vrouwen 0.8 millioen lezen en schrijven, waarvan rcsp. 1 millioen en 0.02 m.m. Engelsch kennen. Van de Mohammedanen kun- nen er 2 millioen lezen en schrijven, waarvan echter slechts 170.000 Engelsch kennen.

(22)

16 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-IND1E.

werk gesteld. Gewoonlijk varen de Mohamedanen daar wel bij;

zoo hebben zij direct kiesrecht voor zekere councils, waar de Hin- does dit niet hebben. Hoe was nu de houding der Mohameda- nen tegenover de congresbeweging? O p het lste Nationale con- gres was maar één Mohamedaan, Rahim tulla Sarjani, in 1886 waren er 33 Islamitische delegates, op het Bombay-congres van 1887: 81, op het vierde waren er 221 van de 1248 afgevaardigde Mohamedanen; maar sedertdien, toen het congres zich niet langer in de gunst of sympathie der Britsch-Indische Regeering kon ver- heugen, ging de deelneming van Mohamedaansche zijde allengs sterk achteruit — tot de uitgesproken vreugde van de Engelsche bladen in Indië en misschien ook wel tot onuitgesproken verheugenis van de Engelsch-Indische Regeering. Eenige Islamitische voormannen bleven het congres getrouw, maar de overgroote meerderheid der Mohamedanen hield zich verder buiten de congresbeweging. Zij vormden de Muslem League, welke door jaarlijksche bijeenkomsten voor hen zoowat dezelfde rol vervulde als het congres voor de Hindoes, en het schijnt — ik heb dit niet kunnen nagaan — dat hunne wenschen allengs niettemin in hoofdzaak parallel gingen *) loopen met de wenschen, welke jaar in jaar uit door de Nationale Con- gressen in hunne moties werden tot uiting gebracht. En het was in Lucknow, dat eene vereeniging van die beide groepen op het gemeenschappelijke Home Rule-program plaats greep.

Thans iets over Lord Curzon's bewind. Baron Curzon of Kedleston trad in 1899 als Gouverneur-Generaal op. Hij was de

„sterke man", die diepgaande hervormingen met krachtige hand zou doorvoeren. Van hem wordt gezegd, dat hij met een porte- feuille met 12 kwesties kwam, waarvan hij de wijze van oplossing al voor zich zelf had vastgesteld. Zijn eerste maatregel was om de gekozen leden van de Calcutta-Corporation tot de helft terug te brengen en het feitelijke bestuur in handen te leggen van een

„General Committee". Later werd dit gevolgd door het overbrengen van het eigenlijke beheer der Universiteiten in gouvernementshan- den, het beperken van universitair onderwijs, het afschaffen van openbare vergelijkende examens voor de provinciale bestuurscorp- sen. Een groote opwinding ontstond, vooral in het steeds roerige Bengalen. (De Babu's zijn de meest emotioneele Indiërs, tevens

*) In 1912 nam de All-India Muslem Leage moties voor zelfbestuur aan.

(23)

DE H0ME-RÜLE-BEWEG1NG IN ENGELSCH-INDIË. 17

de knapste koppen en beste sprekers). Toen de politieke actie in Bengalen zich bijzonder krachtig uitte, volgde de beruchte maat- regel dat Bengalen in twee deelen werd gesplitst. Onverwacht en ongeloofelijk was de volkswoede, welke van dien in stilte voorberei- den plotseling afgekondigden maatregel het gevolg was; van Decem- ber 1903 tot October 1905 werden meer dan 2000 openbare vergaderingen gehouden, door menigten van 500 tot 50.000 menschen bijgewoond. Lord Curzon beging toen een fout door in een openbare bijeenkomst van de Calcutta Universiteit het Indische volkskarakter aan te tasten. Een reuzenmeeting in de Calcutta Town Hall protesteerde tegen de beleediging, critiseerde zijn geheele bewind en nam een motie van afkeuring tegen den Gouverneur-Generaal aan, iets wat nog nimmer was geschied. Lord Curzon liet zich verleiden dit openbaar debat voort te zetten, sprak in Oost-Ben- galen op groote bijeenkomsten van Mohamedanen en legde daar uit, dat onder meer zijn doel was geweest een provincie te maken waar de Mohamedanen in de meerderheid zouden zijn, wat bij enkelen insloeg.

Memories werden door de Bengali's bij honderden gezonden aan de Regeering en den Minister in Engeland en toen in Juli 1905 bericht kwam dat deze laatste den maatregel had bevestigd, was dit een groote teleurstelling. De machtelooze woede gaf aan- leiding tot boycott van alle Engelsche goederen, tot de zgn.

swadeshi-beweging, en de afschuwelijke praktijken van het anar- chisme; sluipmoorden, bomaanslagen, geheime complotten waren aan de orde van den dag. Hierop volgden executies en na de executie van Maharajah Nund Coomar trok de bevolking van Bengalen bij duizenden' naar de Ganges, blootvoets, dikwijls geheel naakt, liederen zingende, „Bande Mataram" roepende en zwerende dat zoolang Bengalen verdeeld was zij geen vreemde artikelen zouden koopen. Zeven jaar lang hield de bevolking deze demonstraties vol, op den 7den Augustus en den loden October. De „Indian Unrest" was in vollen gang.

Het zou te ver voeren, over al de excessen der anarchisten aan den eenen kant, al de repressieve maatregelen der Regeering: de Vernacular Press Act, de Seditious Act, de Seditious Meetings Act, de Official Secrets Act, uit te weiden; alleen de constitutioneele actie van het Congres en andere politieke organisaties verdienen vermelding.

Het Congtes nam sedert 1903 krachtig stelling tegen den maatregel

v 2

(24)

18 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE.

en herhaalde dat protest — als steeds geformuleerd in een motie, die door een spreker werd voorgesteld in een lange rede, door een ander werd gesecondeerd en door een heele turbe van redenaren werd ondersteund — jaar na jaar.

En de sprekers wonden er geen doekjes om:

Lord Curzon heeft van af zijn zetel in den Keizerlijken Raad verklaard, dat wij door onze opvoeding ongeschikt waren om de verantwoordelijkheid van eenig hoog ambt onder de Britsche heerschappij te dragen. Ik waag het te verklaren dat nimmer een dieper beleediging aan het volk van Indië is aan- gedaan door den vertegenwoordiger der Kroon. Het is erg genoeg om Koningin Victoria's Proclamatie (van het benoemingsrecht, vrijheid van godsdienst en gelijkstelling met. de Engelschen betreffende vrijheid van pers, vereeniging en vergadering) te negeeren, maar het is een onrecht verergeren door een belee- diging om een smet te werpen op het volk van dit land. In Uw naam en te Uwen behoeve, mijne heeren, wensch ik uiting te geven aan mijn meest emphatisch protest tegen deze mededeeling van onze ras-inferioriteit.

Aldus Bannerjee op het Congres van 1904.

Lord Curzon weigerde een deputatie uit dit congres te ontvangen.

O p het Congres van 1906, toen de spanning haar hoogtepunt had bereikt en Dadabhai Naoroji het Congres presideerde, werd door hem het eerst het woord „swaraj" gebezigd.

Vier belangrijke moties werden daar aangenomen: swaraj, natio- naal onderwijs, swadeshi en boycott.

A. S w a r a j (swa = wij; raj = heerschappij): India bestuurd door Indië, of zooals het in de motie werd uitgedrukt; „that the system of Government prevailing in the Selfgoverning British Colonies should be extended to India", waartoe vier stappen werden aangegeven:

a. gelijktijdige examinatie in Indië en Engeland voor den Bestuurs- dienst;

b. behoorlijke vertegenwoordiging (adequate representation) van Indiërs in de uitvoerende raden van den Minister, den Onder- koning en de Gouverneurs van Madras en Bombay;

c. uitbreiding van de wetgevende raden en een grootere controle van het financieel beheer en het bestuur des lands, en d. uitbreiding van het gezag der locale en gemeentelijke raden.

B. N a t i o n a a l o n d e r w i j s : onderwijs voor jongens en meis- jes, . zoowel letterkundig, natuurwetenschappelijk als technisch, volgens nationale lijnen (piet in een Engelsche gedachtensfeer dus, maar in die van Indië) onder nationale controle.

(25)

DE HOME-RULE-BEWEGING I N ENGELSCH-INDIË. 19

C. S w a d e s h i : betuiging van hartelijke ondersteuning der swadeshi-beweging en een beroep op het volk om de inlandsche

industrie te bevorderen, ook door aan haar producten de voorkeur te geven, zelfs al kosten ze iets meer.

D. B o y c o t t : goedkeuring van de boycott-beweging omdat — aldus de overweging ~ het volk van dit land weinig of geen steun heeft in het bestuur en aan zijn tot het Gouvernement gerichte vertoogen geen behoorlijke aandacht wordt geschonken.

O p dit congres verliet een klein deel der Extremisten (de beide zijden van het congres noemden zich sedert 1904 Moderates en Extremists) de zaal op ostentatieve wijze, een voorbode van de

„split", welke het volgende jaar plaats vond.

In 1907 te Surat wilden de extremisten — wel te onderscheiden van de anarchisten, die, buiten de congres-beweging staande, hun reeks misdaden steeds vergrootten (aanslagen op den Luitenant-Gouver- neur van Bengalen, en in 1908 en volgende jaren moorden op verschillende politie- en bestuursautoriteiten en Europeanen) — den patriot Lala Lajpat Rai, *) die juist uit ballingschap was ontslagen, tot Voorzitter hebben, terwijl de overgroote meerderheid Dr.

Rashbehary Ghose verkoos. Tilak sprong na de verkiezing op het podium, bewerende dat hij recht had om 't woord te voeren, en belette den gekozen Voorzitter om zijn openingsrede te houden.

Groot tumult ontstond en nadat een schoen Sir Ph Metha en zijn buurman Surendranath Bannerjee had getroffen, onstond een algemeene vechtpartij, waarop het congres sine die werd verdaagd en de politie de pandal ontruimde. W e l werden nog eenige redevoeringen gehouden op een der volgende dagen, maar een congres had niet plaats en sedert dien verschenen de extremisten Tilak, Prof. Khaparde c.s. niet meer op de congressen. Eerst op op het Lucknow-congres in December jl. waren zij weder tegen- woordig. Al die jaren gingen zij hun eigen weg, welke hen menigmaal met de justitie in aanraking bracht (Tilakzaak 1908, gepaard gaande met opstootjes te Bombay, waarbij vele dooden vielen).

k V f*** '""'"e V a n d e Punjab-Universiteit te Lahore, mede-oprichter der bekende Arya Samaj en advokaat. Hij bracht 500.000 ,Rs. bijeen voor een op te nchten Dayanand Anglo Vedic college te Lahore, bezocht Amerika in 1905, werkte daarna met Gokhale in Londen, deed veel voor verzachting van honqers-

nooden en de gevolgen van aardbevingen. Bij een oproer onder de bevolking in den Punjab werd h», volgens de Indiërs ten onrechte, verbannen. Lord Minto

beval zijn vrijlating in 1907. . m r a

(26)

DE HOME-BUL-B-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIE.

In April 1908 kwamen de congresmannen bijeen om een con- stitutie voor de volgende congressen vast te stellen en deze re- gelen, hoewel sedert herhaaldelijk gewijzigd, zijn op al de volgende bijeenkomsten een waarborg geweest voor een meer geregeld ver- loop van de zaken. Met de Kerstdagen van dat jaar werd het 23ste nationale congres, dat te Surat was verdaagd, te Madras hervat. De belangstelling was aanmerkelijk geluwd: instede van

1000, waren er maar 626 afgevaardigden, een getal dat het vol- gende jaar zelfs daalde tot 243.

Het Congres had zich door vele redevoeringen en weinig suc- ces een brevet van onvermogen op den hals gehaald, de gema- tigden hadden de nuttige, maar ondankbare rol om de jaarlijksche bijeenkomsten en hunne welsprekende motie-toelichtingen voort te zetten, terwijl de extremisten buiten het land bewerkten. Talrijk waren ook degenen, die zich mismoedig uit het politieke en zelfs ambtelijke leven terugtrokken.

Hoe dit echter zij, zoolang Bengalen verdeeld bleef, bleven de opwinding en de verbittering in het land aanhouden. Zelfs de Mohamedanen voegden zich vrij spoedig bij de ontevredenen. In 1906 verklaarde de woordvoerder van een fractie der Mohame- danen, dat het onjuist was, dat alle Mohamedanen met de ver- deeling instemden. „The real fact is", zei deze spreker op het congres van dat jaar. „that it is only a few leading Mohame- dans, who for their own purpose supported the measure" en de Centrale Mohamedaansche Associatie in Calcutta schreef aan de Regeering tegen de verdeeling.

Gokhale bezwoer in den Imperial Council den Onderkoning:

M y Lord, conciliate Bengal", en deze ook door de Engelschen erkende groote figuur werd in 1905 en 1906 door het Congres naar Engeland afgevaardigd om Kabinet, Parlement en Publiek te bewegen om het fait accompli ongedaan te maken.

Wellicht wilde men wel terug in de hoogere kringen, daar de voordeden van den maatregel uitteraard weinig om het lijf hadden, het politieke doel Bengalen te verzwakken ten eenemale was gemist en integendeel het heele land in onrust en gisting was gebracht, maar terugtreden was moeilijk. Eerst in Mei 1911 vond de afgevaardig- de van de Indian Association te Calcutta, de Bengali Bhupendranath Basu, een beter gehoor bij den nieuw opgetreden Minister Lord Crewe, nadat het sympathieke optreden van den Gouverneur-Ge-

(27)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË, 21

neraal Lord Hardinge, die dadelijk bij zijn optreden hernieuwde overweging van de quaestie had toegezegd, de hoop eenigszins had doen herleven. Den 24sten Augustus 1911 zond deze laatste zijne nu beroemde depêche naar den Engelschen Staats-secretaris, waarin hij aanbeval een Gouvernement voor een weder vereenigd Bengalen, verplaatsing van de hoofdstad van Calcutta naar Delhi en geleidelijke uitbreiding van het provinciaal zelfbestuur voor al de Indische rechtstreeks besturende provinciën. Dit werd echter stipt geheim gehouden en zooals men weet was het Koning George V persoonlijk, die op 12 December 1911 op den durbar, waar hij gekroond 'werd tot Keizer van Indië, — een durbar die in pracht alles overtrof wat Indië nog gezien had — vlak voor de sluiting en nadat de officieele mededeelingen al hadden plaats gehad en hij op het punt was zijn paviljoen te verlaten, opstond en de volgende mededeeling deed:

W i j hebben het genoegen ons volk mede te deelen, dat op het advies Onzer ministers en na raadpleging van Onzen Gouverneur-Generaal in Rade, Wij hebben besloten den zetel van de Regeering van Indië naar de aloude hoofdstad Delhi over te brengen en tegelijkertijd als een gevolg van dien maatregel een Gouvernementschap met een Raad in te stellen voor het Presidentschap Bengalen Het is Onze ernstige wensch, dat deze wijzigingen mogen bijdragen tot een beter bestuur van Indië en grooter voorspoed en geluk van ons geliefd volk.

Z o o kwam de ontknooping even onverwacht als de aanleiding.

De anarchistische wandaden bleven echter nog voortduren, getuige de aanslag in Delhi op Lord Hardinge, 23 December 1912, en het duurde geruimen tijd eer de gemoederen tot rust kwamen.

In de jaren 1908-1911 hield het Congres zich bezig met de zoog.

Minto-Morley-hervormingen, welke uitbreiding van locaal zelfbestuur beoogden, maar tenslotte naar de opvatting der Indiërs op een teleurstelling uitliepen voor degenen, die op werkelijk ingrijpende hervormingen en werkelijken Inlandschen invloed hadden gehoopt.

De politieke verbanningen, de behandeling van Indische koelies in Zuid-Afrika, de scheiding van rechtspraak en bestuur waren punten die in die jaren aan de orde waren. Maar, zooals gezegd, de belangstelling was niet zoo heel groot meer, het congres van

1912 telde maar 207 afgevaardigden; er was een zekere matheid;

de groote organisatorische fout, gezien van de zijde van nationalis- tische propaganda, was — en is — dat men eens in het jaar bijeen-

(28)

22 DB HOME-KULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË.

komt, drie dagen vol-praat, moties aanneemt en dan huiswaarts keert met het gevoel een groot nationaal werk te hebben gedaan.

Zooals A. Ch. Mazumdar, de grijze president van het Lucknowsche congres, in een zijner boeken opmerkte:

„Wanneer het Congres verderen voortgang wil maken en zijne roeping vervullen, moet het worden voorzien met een sterken Uitvoerenden Raad, die het geheele jaar door geregeld en syste- matisch het programma uitwerkt". Edoch, daartoe schijnt het niet te komen; er is wel een Standing Committee, zelfs hier en daar locale Standing Committee's, maar van eenigen arbeid daarvan naar buiten bleek nimmer iets. Zelfs de Permanente Commissie in Enge- land, die het weekblad India uitgeeft, schijnt niet veel te presteeren.

Aldus is het geen wonder dat het prestige van het congres daalde en niet het minst door de Engelsch-Indische officieele wereld beschouwd werd als een troep praters, naar wie men niet behoeft te luisteren, daar zij praatten voor hun onderling genoegen. Eerst in de laatste twee jaren is hierin verandering gekomen.

II.

Dat het vraagstuk van zelfbestuur voor Indië sedert 1914 o p - nieuw aan de orde is gekomen en dat met een eenstemmingheid en een overtuiging als nog nimmer te voren, heeft verschillende oorzaken, zoowel politieke als persoonlijke, doch al deze oorzaken wortelen tenslotte in één oorzaak: den oorlog.

Het is bekend hoe het uitbreken van den oorlog in Indië — evenals trouwens in ons Insulinde — het signaal is geweest voor een enorme betooging van aanhankelijkheid en trouw aan Engeland.

Een aantal Maharaja's gingen naar het front, allen — en er zijn 700 zelfbestuurders — boden hulp aan, troepen, giften die in de millioenen liepen; de rechtstreeks bestuurde gebieden, Bengalen, Madras, Bombay, gaven hospitaalschepen ten geschenke, en«-een groot deel van de Britsch-Indische strijdmacht werd naar de ver- schillende oorlogsterreinen overgebracht. Zooals Lord Crewe, toen Staatssecretaris voor de koloniën, zeide: ,,a wonderful series of offers of their resources in the cause of the Empire were made".

Dit wekte groote geestdrift in Engelsche politieke kringen; menig hartelijk woord werd daar gesproken en de Koning van Engeland vaardigde een Koninklijke boodschap uit om Indië, vorsten en volk, dank te zeggen.

(29)

DE H0ME-KULE-BEWEG1NG IN ENGELSCH-INDIË. 23

Naar de vorige Onderkoning, Lord Hardinge, in een interview mededeelde, zond de Indische Regeering in vol vertrouwen op de getrouwheid van Indië vrijwel alle voorradige artillerie en 60.000 man zuiver Engelsche troepen naar het oorlogstooneel, zoodat er gedurende eenige weken in heel Indië maar 10 a 15.000 man Engelsche troepen zonder geschut waren. Ook bewees de bevolking haar trouw door hare houding tegenover revolutionnaire elementen, die na het uitbreken van den oorlog uit Amerika naar Indië terug- keerden. In den winter van 1914/1915 kwamen, volgens de mede- deelingen van genoemden Gouverneur-Generaal, ongeveer 7000 Sikhs uit de Vereenigde Staten van Amerika en uit Canada in Indië aan; zij dachten het land in een geest van oproer te vinden en trachtten in de Punjab een opstand te verwekken, in Februari 1915, met het doel daarna het groote Ferozepore-arsenaal-te bezetten.

Maar de bevolking bracht hen overal aan en ook de Gurka-soldaten bleken ten eenemale ontoegankelijk. Een nieuwe poging met behulp van voor Duitsch geld in Duitschland gedrukte geschriften werd, naar Lord Hardinge mededeelt, gedaan tegen Kerstmis 1915, ditmaal in Bengalen, waar de studenten altijd hyperpatriottisch zijn en de meeste anarchisten huizen. Doch van alle kanten werd de Regee- ring ingelicht. *)

Dat Indië geheel loyaal was, zei voorts Lord Hardinge, bleek ook in den Imperial Council, welke 68 leden telt, waarvan 30 Indiërs, en waar een aantal drastische veiligheidsmaatregelen werden genomen met volledige medewerking van alle leden. „Er is geen twijfel mogelijk nopens den zeer aanmerkelijken politieken vooruitgang van Indië. Zelfs gedurende de S1/» jaar van mijn verblijf hier heb ik een uitgebreide politieke ontwikkeling waargenomen. Die politici, wier eindbegeerte is zelfregeering, zijn gematigder en verstandiger in hun eischen geworden, daar zij hebben gerealiseerd dat het onmogelijk is voor Indië om alleen te staan".

Charles Roberts, onderstaatssecretaris voor Indië, sprak in en buiten het Lagerhuis woorden, die de hoop op een politieke belooning levendig maakten. Ik citeer daarom de betreffende passages hier letterlijk:

*) Interessante bijzonderheden over de werkzaamheid van de agenten van Duitschland zijn aan het licht gekomen in het groote proces tegen de samenzweer- ders te Lahore, waarin op 5 Januari j.l. uitspraak werd gedaan. O. a. werd gepoogd in Siam een legertje te verzamelen, dat Burma zou binnenvallen.

(30)

24 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË.

House of Commons, 26 November 1914:

Voor het overige was het voorbarig om de gevolgen te anticipeeren, welke zouden voortvloeien uit deze treffende en historische gebeurtenis1

de deelneming van Indië in de strijdmacht in den wereldoorlog van het Rijk. Die gevolgen zouden eerst ten volle gezien worden nadat de oorlog voorbij was. Maar het was duidelijk dat Indië vroeg (claimed) niet slechts een aanhangsel maar een deelgenoot te zijn in het Rijk en haar deelgenoot- schap met ons in geestdrift en op de slagvelden moet uitteraard den gezichtshoek wijzigen vanwaaruit wij voortaan alleen de vraagstukken van de regeering van Indië hebben te bezien.

Deze uitdrukking, „the changed angle of vision", is sedert de geliefde gemeenplaats voor politiek Indië geworden.

Politieke rede in Sheffield 25 Februari 1915 over „The Response of India":

In een rede, kort geleden in Indië gehouden, werd de klacht uitgesproken, dat de Engelsch-Indische bureaucratie geen land van belofte gaf aan het volk van Indië. Misschien is het wel een beetje de neiging van de adminis- tratie om voort te gaan met de zaak in eigen hand te willen houden.

Maar spr. is van gevoelen, dat uit den aard zelf van het onderwerpelijk geval de toekomst van Indië volle ruimte gaf voor de aspiraties van hare zonen. Het was, naar het hem voorkwam, een land waar een toenemende mate van zelfbestuur, overeenstemmende met de bijzondere toestanden in Indië, geregeld werd doorgevoerd, naarmate de geschiktheid voor zelfbestuur werd bewezen en (echt Engelsch!) de geheele groote proefneming was ongeëvenaard met iets dat ooit te voren in de wereld bestaan had. Bovendien, alsof dit nog niet genoeg ware, heeft de oorlog nieuwe vergezichten geopend.

Indië zou niet langer leven als zij in voorbijgegane tijdperken gedaan had, afgesloten in haar eigen wereld. Nu en in de toekomst zou haar leven zich vereenigen met de hoofdstroomen van het wereldbewegen en haar zonen zouden voor onze oogen bewust hun deel opeischen in de gemeenschappe- lijke eischen van het groote Wereldrijk, dat, naar wij gelooven, pal staat voor vrijheid en internationaal recht en waarvan terecht is gezegd dat het de grootste wereldlijke kracht voor het goede is, welke thans in de wereld bestaat. W a s het land van belofte hier niet zichtbaar ?

En Lord Hardinge, de Gouverneur-Generaal zelf, moet in een rede gezegd hebben—en die zinsnede wordt in elke politieke speech heden ten dage herhaald— : Indië zou willen zijn: „a true friend of the Empire, not a trusty dependant"— een trouw vriend en niet een betrouwbare ondergeschikte.

De Indische politieke wereld zag daarom met spanning uit naar eenige meer officieele en concrete toezegging in deze richting van hoogerhand; doch deze kwam niet. Daarbij kwam nog iets anders:

(31)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË. 25

de zelfbesturende deelen van het Engelsche Wereldrijk, die allen zoo krachtig Engeland hadden ondersteund, brachten verschillende quaesties naar voren betreffende den status van de „Dominions"

in het wereldrijk: de verdeeling van de oorlogslasten, medezeg- genschap bij de vredesonderhandelingen, ja eene geheele reconstructie van het rijk waardoor de kolonies, die zelfbestuur hadden, op gelijken voet met het moederland zouden komen. Een Imperial Conference over al die vragen zal in begin van dit jaar bijeen komen en dan zullen afgevaardigden, door de verschillende koloniën en Engeland, Schotland enz. aangewezen, bijeenkomen.

De Onderkoninklijke Raad diende een motie in bij den Gouver- neur-Generaal, dat Indië daar ook zou worden vertegenwoordigd.

Lord Hardinge verklaarde niet te kunnen zeggen of Indië daar vertegenwoordigd zou kunnen zijn, daar de Conferentie (dus buiten Indië om) daarover zou moeten beslissen. Wellicht zou de staats- secretaris en een officieel afgevaardigde der Indische Regeering Indië kunnen vertegenwoordigen . . . . * )

W a s dit al weinig afdoende voor het Indische politieke gemoed, er lekte uit dat de meening in Engeland, Australië enz. was, dat Indië niet alleen niet vertegenwooordigd zou worden, maar dat ter Conferentie door de Dominions zou worden geëischt: mede- zeggenschap in de buitenlandsche betrekkingen en in de regeering der niet-zelfbesturende koloniën.

Teleurgestelde verwachtingen en het vooruitzicht onder het bewind te komen van Canada, Australië, Zuid-Afrika, het kleine Nieuw-Zeeland en het microscopische Newfoundland waren de nieuwe stimulantia, die zich bij de oude wenschen voegden. En ook het gevoel dat thans het beslissende oogenblik naderde: nu of nooit.

Deze factoren hadden een verschuiving in de gevoelens der politieke elementen ten gevolge: vele moderates, „yesterday's" als ze werden genoemd, werden nu „to-morrow's", vooruitstrevenden.

*) Dezer dagen werd vernomen, dat de Maharaja van Bikacir, de Gouverneur der Vereenigde Provinciën Sir John Meston en Sir S. P. Sinha, voorzitter van het National Congres van 1915, tot het bijwonen der vergaderingen van de Imperial Conference — ter assistentie van de Colonial Secretary — waren aangewezen.

Zooals uit het vervolg zal blijken, is noch van Sir John Meston, noch van den heer Sinha actie in de richting van gelijkstelling van Indië met de Dominions te wachten.

(32)

26 DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË.

Bovendien, zooals dat gaat als er spanning komt in groote menigten, kwamen er nieuwe krachten ten tooneele, die op den vorm en de kracht der zelfbestuursactie grooten invloed hadden, die men kan typeeren in de beide hoofdfiguren dier groepen, B. G. Tilak en Mrs. Annie Besant.

Een enkel woord over beiden moge hier ingelascht:

Bal Gangadhar Tilak, B. A., LL. B., het erkende hoofd van de uiterste linkervleugel van degenen, die ageeren voor zelfbestuur. Een echte Mahratta, d.w.z. helder, geslepen, wilskrachtig, koppig, eigenge- reid, onwrikbaar. Een stoere figuur, als men hem ziet, met iets hards in zijn gezicht, iets onverschilligs, geen hoogdravend spreker, maar een echte volksredenaar, die dadelijk de massa te pakken heeft en die tegelijk de quaestie en zijn toelichtende voorbeelden scherp stelt en tevens allerhande volkshumoristische dingen er tusschendoor gooit. Overal waar hij komt, worden hem ovaties gebracht, wordt hij, naar Indisch gebruik, met bloemenguirlanden omhangen, hij is de afgod der politiseerende Indiërs. In 1908 trachtte een volksmenigte hem uit de handen van zijn rechters te bevrijden; in 1916, bij de expiratie van zijn straftijd, gaf de bevolking van Bombay hem een gift van Rs 100.000. — . Hij maakt den indruk van een man uit het volk en ongeleerd, doch hij is van goede afkomst, heeft gestudeerd en is een door prof. Max Muller en andere Oriëntalisten erkend deskun- dige in de Veda's en andere Sanskriet-litteratuur en tevens de promotor van het Mahrati. W a r e hij geen politicus geworden, schreef een zijner biografen, dan zoude hij een der meest geëerde plaatsen in den tempel der geleerdheid hebben ingenomen. Hij is thans 61 jaar, studeerde in Poona en na het Bachelorship in de rechten te hebben behaald legde hij samen met een vriend de gelofte af nimmer in Gouvernementsdienst te zullen gaan. Hij richtte een eigen school op, die eenige jaren later werd omgezet in het bekende Ferguson College, stichtte met Prof Kelkar en Gokhale twee bladen, de Maharatta en de Kesari, doch ging steeds zijn eigen weg. Z o o bijv. toen iedereen propaganda maakte voor de Age of Consent Bill, die de afschuwelijke instelling van het kinderhuwelijk zouinperken, bestreed Tilak de wet, niet uit orthodoxe overwegingen maar omdat hij vindt, dat de vrijheid van het Hindoesche familieleven niet door eenige landswet mocht worden aangetast. Hij schreef een boek over de oudheid der Veda's in verband met astronomische waarnemingen, en — in de gevangenis — een commentaar op de

(33)

DE HOME-RULE-BEWEGING IN ENGELSCH-INDIË. 27

Bhagavad Gita. Reeds in het eerste of tweede jaar van zijn journalis- tieke loopbaan werd hij tot vier maanden gevangenisstraf veroordeeld.

O m het nationaal gevoel zijner landgenooten te stimuleeren begon hij een beweging om het graf van Sivaji, den grooten Mahrattakoning, te herstellen en diens geboortedag jaarlijks te vieren; 13 Juni 1897 had de plechtigheid plaats en een opgewonden verslag verscheen in de Kesari. Vlak daarop hadden politieke moorden plaats en Tilak werd vervolgd wegens dat en nog eenige andere opruiende artikelen. Een jury van 6 Engelschen en 3

Indiërs oordeelde hem schuldig met de 6 Europeesche stemmen, en hij kreeg 18 maanden gevangenisstraf. De zaak kwam proces- sueel tot voor den Privy Council, maar zonder resultaat. Prof Max Muller vroeg en verkreeg gratie voor Tilak bij Koningin Victoria, nadat hij eenige weken had gezeten.

Later werd hem een proces aangedaan, zoowel civiel als straf- rechtelijk, over de wijze waarop hij de nalatenschap van een Inlandsen vorst had beheerd als executeur-testamentair; maar na een strijd, die drie jaren (1901-1904) duurde, werd hij in hooger beroep vrijgesproken en civiel in het gelijk gesteld. Zijn vrienden houden vol dat dit een poging is geweest om hem te „nekken".

De jaren 1905, 1906, 1907 waren de jaren van agitatie over de ver- deeling van Bengalen en Tilak weerde zich heftig; hij bracht de splitsing in het nationaal congres teweeg in 1907 en in 1908 werd hij opnieuw vervolgd, Bij een huiszoeking werd een briefkaart gevonden met den naam van twee boeken over ontploffende stoffen, wat de zaak nog ernstiger maakte. Tilak ontkende alle schuld en hield een verdedigingsrede, die 21 uur duurde (verdeeld over eenige dagen). Hij werd veroordeeld tot 6 jaar verbanning en 1000 Rs boete. Hij werd eerst te Ahmedabad opgesloten en later naar Mandalay overgebracht. Nauwelijks was, kort geleden, zijn tijd om of hij hield redevoeringen over Home Rule, die hem eene nieuwe vervolging brachten. Met de grootste spanning werd het proces gevolgd — het ging er om of Swarajya, zelfbestuurs- propaganda, strafbaar was en de rechter in hooger beroep maakte uit, dat dit niet het geval is en zoo kwam de laatste Tilak-case tot een voor hem gunstig einde.

M r s . Annie Besant. Het is welhaast onnoodig van deze bijzon- dere vrouw een kenschetsing te geven. Geschoold in den politieken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit een onderzoek in de naburige residentien ingesteld bleek, dat genoemde NOERHAKIM vroeger onderwijs had gegeven in de zuivere Mohammedaansche leer, dat hij sedert Augustus 1862

voorts, omdat de Entente den oorlog voert in bondgenootschap met Japan, dat door de overgroote meerderheid der Chineezen beschouwd wordt als de natuurlijke vijand en rivaal van

•voor de verdere toekomst. Wanneer men de kolonie bezoekt en de uitgestrekte goed bebouwde melden voor zich ziet, waar het frissche groen van alfalfa afwisselt met

kalveren met de Balineesche merkteekenen uit roode ouders geboren worden, of als op Madoera zonder bedenking zwarte stieren, in zooverre deze met het gewenschte type overeenkomen,

1 *.. 8 Bepalingen omirent de invoering van, enz. justitie op Java, en de residenten op Java en Madura, mits- gaders de residenten en andere hoogste gezaghebbers, in de

wordt uitgedrukt, de grondwet alleen geschreven is voor het Rijk in Europa evenals dat met de andere, de ge- wone wetten het geval is. Dit artikel 118 ontneemt aan het eerste

rechtsonzekerheid. Zelfs acht die gewestelijke bestuurder het onge- wenscht, dat bij de zelfbesturen het vermoeden zou rijzen, dat zij eenige bemoeienis met de Christelijke adat

domein nooit; dat was uit een oogpunt van praktijk ondenkbaar. Men zou steeds zijn recht moeten hebben kunnen bewijzen, en'de laatste Radja van Lombok, die zelf zijn rijk had