• No results found

Welvaart, demografie en migratie II: 1924-1954

Hoofdstuk 7 Sociaaleconomische ontwikkelingen

7.2 Welvaart, demografie en migratie II: 1924-1954

De komst van de olie-industrie op Aruba leidde tot een sterke bevolkingsgroei van 8265 in 1920 tot 51 110 in 1948. De omvang van de beroepsbevolking steeg van 5392 in 1928 tot 10 835 personen in 1948 (R.M. Croes, 1987, pp. 61-6). Deze groei was het gevolg van een hoog geboorteoverschot en – na 1927 – van de immigratie van

buitenlandse arbeiders, handelaren en ambtenaren (241). In 1931 en 1940-1941 was sprake van emigratie als gevolg van de mondiale economische malaise en het

uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De immigratie tussen 1937 en 1940 en tussen

240 Fanning, 1947, pp. 2-3, 28, 79; Quast, 1925; R.M. Croes, 1987, pp. 10-21; Ridderstaat, 2007, pp 38-51. Lago was een dochter van de Pan American Petroleum Company, zelf een dochter van Standard Oil of Indiana.

241 Bij het aantrekken van buitenlandse arbeiders gold de regelgeving uit 1905 die in 1929 werd aangepast. Niet-Nederlandse arbeiders die in de mijn- of landbouw werk zochten en minder dan drie jaar in de kolonie verbleven, moesten een bewijs van goed gedrag overleggen en medische keuring ondergaan. Hun werkgevers moesten voor hen garant staan of een borgsom betalen die bij ontslag of wangedrag de terugreis naar het land van herkomst kon bekostigen (Immigration conditions 1-7-1929; ANA, Lago-archief brief gezaghebber aan Lago 2-5-1932; idem brief Lago aan gezaghebber 21-10-1929). Kinderen geboren op Aruba uit niet-Nederlandse ouders verwierven Nederlands onderdaanschap overeenkomstig de Wet op het Nederlandse Onderdaanschap uit 1910. De wet werd gewijzigd in 1949 waarna

dergelijke kinderen niet langer de Nederlandse nationaliteit verkregen. Wel bleef het mogelijk om door naturalisatie, declaratie of huwelijk met een Nederlands onderdaan het

1942 en 1949 volgde op uitbreidingen en onderhoudswerkzaamheden bij de Lago. In 1948 telde Aruba 38 nationaliteiten. Automatiseringen bij dit bedrijf en de opheffing van de Arend in 1953 leidden nadien tot een emigratiegolf. Figuur 1a toont de

migratiesaldi tussen 1920 en 1954. De jaren 1920 en 1921 laten nog zien hoe groot de invloed van de tijdelijke arbeidsmigratie op de bevolkingsssamenstelling was. In 1920 vertrokken ruim 600 mannen maar elders; een jaar later keerde een even groot aantal Arubanen terug. Figuur 1a Migratiesaldi, 1920-1954 Migratiesaldi 1920-1954 -4.000 -3.000 -2.000 -1.000 0 1.000 2.000 3.000 4.000 1920 1925 1930 1935 1940 1946 1951 Jaar A ant al

Bronnen: Pietersz, 1985, p. 125; R.M. Croes, 1987, p. 55; Stat. Med. Dec. 1956, 4(6), p. 5; BNA, Verslag Aruba 1951-1954 (242).

Bevolkingsgroei was niet enkel het resultaat van immigratie. Migranten trokken op jonge leeftijd naar Aruba en zij droegen sterk bij aan de groeiende geboorteoverschotten in hetzelfde tijdvak. In 1921 was er een bevolkingskrimp van 49 personen. De natuurlijke aanwas liep na de komst van de olie-industrie op tot een positief geboortesaldo van 1830 in 1953.

Het migratiegegeven, de arbeidsverdeling, sociaal-culturele verschillen en latente politieke tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen leidden tot het ontstaan van een kosmopolitische en sterk multiculturele samenleving (243). De meeste oliemigranten kwamen naar Aruba vanuit Noord- en Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. Leidinggevenden en arbeiders bij de bouw van het raffinaderijcomplex vormden een voorhoede van de naderende migratiegolf. Bij de Lago waren dit overwegend

Amerikanen uit de Verenigde Staten, bij de Arend voornamelijk Engelsen. De

uitgezonden werknemers van de Lago werden gehuisvest op de concessie, in het dorp Seroe Colorado ofwel the Colony. De leiding van de Arend woonde op het gebied dat nog altijd Eagle heet.

242 De daling van 1931 is mede het gevolg van herijking na de volkstelling van 1930. De uitkomsten van deze bevolkingstelling zijn voor zover bekend niet volledig gepubliceerd. Delen zijn opgenomen in de Amigoe di Curaçao 16-4-1932 en Documented Paper (1957). Zie ook bijlage 7.1.

Figuur 1b Bevolkingsaantallen, 1920-1954 Bevolkingsaantallen 1920-1954 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 1920 1925 1930 1935 1940 1946 1951 Jaar A ant al

Bronnen: Pietersz, 1985, p. 125; R.M. Croes, 1987, p. 55; Statische Mededelingen, December 1956 4(6), p.5; BNA, Verslag Aruba 1951-1954 (zie bijlage 7.1).

Lago‟s keuze voor het Engels als bedrijfstaal had grote gevolgen voor de

arbeidsverhoudingen op het eiland. Het legde de basis voor de migratie van duizenden Engelstalige arbeiders uit het Caraïbisch gebied. Deze Inglés werden veelal door werving aangetrokken, maar ook kwamen zij op eigen initiatief naar Aruba. In 1948 kwam ruim 40% van de Lago-arbeiders uit de (voormalige) Britse koloniën. Zij domineerden in het middenkader. Ook trokken migranten van de Franse Bovenwinden naar Aruba. Meer dan de Engelsen vonden zij werk bij nevenbedrijven van de Lago en in de bouw. In de jaren twintig en dertig trokken ook Venezolaanse en

Colombiaanse arbeiders naar het eiland. Zij werkten voornamelijk bij de Lago en waren, net als de Caraïbische migranten, belangrijke concurrenten van de Arubaanse arbeiders. Ook Antillianen en Surinamers vestigden zich op Aruba. Antillianen konden zich vrij vestigen en de overheid beijverde zich voor hun tewerkstelling. Sabanen en Bonaireanen werkten veelal op de scheepvaartafdeling van de Lago. Omdat de lonen op Aruba hoger waren dan op Curaçao, trokken Nederlandse Bovenwinders vaak rechtstreeks naar Aruba.

Veel oliearbeiders kwamen als alleenstaanden naar Aruba en vestigden zich in San Nicolas (zie bijlage 7.2). Zij maakten een deel van hun salaris per postwissel over naar familie. Alleenstaande of gehuwde vrouwen kwamen naar Aruba om in de huishouding of in winkels te werken (Proudfoot, 1950). Aanvankelijk arriveerden velen van hen in de veronderstelling tijdelijk op Aruba te verblijven, maar toen in de jaren vijftig automatiseringen de werkgelegenheid schaadden, verliet slechts een deel van de oliemigranten Aruba. Vervangende werkgelegenheid was in het (ei-)land van herkomst niet voorhanden.

Tabel 4 Niet-Antilliaanse bevolking naar nationaliteit 1930-1948 Nationaliteit 1930 1948 Nederlandse nationaliteit Europese Nederlanders 32 812 Surinamers 97 1454 Nederlands Oost-Indiërs 1 29 Elders - 1134 Overige nationaliteiten

Verenigde Staten en Canada 675 2197

Groot-Brittanië 1607 9442

Frankrijk 134 794

Overige Caraïbische eilanden 35 622

Portugal/Madeira 5 139

Overige West-Europa 67 133

Oost-Europa 38 124

Syrië, Libanon, Turkije, Palestina 20 17

Venezuela en Colombia 327 3083

Overigen Midden- en Zuid-Amerika 7 51

China 140 271

Australië 1 0

Totaal 3.106 20 302

Bronnen: ANA, Manuscript Jaarverslag over 1930; Bevolkingsstaat 1948.

De handelsmigranten waren Chinezen, Joden, Libanezen, Syriërs en Palestijnen. Portugezen, afkomstig van het eiland Madeira, voegden zich in de jaren zestig bij hen. Handelsmigranten vormden, samen met bedrijfswinkels van Lago en Arend en met buitenlandse maatschappijen de concurrenten voor de traditionele handelselite. Het aantal Chinezen in tabel 4 is misleidend omdat ook een deel van de Caraïbische migranten van Chinese afkomst was. Zij werkten onder andere op de Lago-vloot, in de wasserij en de dining-hall. Al in de jaren dertig richtte een aantal Chinezen zich op de handel.

Rond 1900 was het Sefardisch-Joodse bevolkingselement op Aruba verdwenen. Wegens gebrek aan economische kansen en vervolgingen in

nazi-Duitsland en Oost-Europa steeg de migratie van Askenazische Joden uit Oost-Europa en Duitsland na 1930. In 1954 woonden 81 Joodse gezinnen op Aruba (Hartog, 1980,

p. 367). Zij startten kleine bedrijfjes die uitgroeiden tot grote im- en exportbedrijven. De groep migranten uit het Midden-Oosten was weliswaar klein, maar bestond gedeeltelijk uit invloedrijke Arabieren (christelijke Libanezen). Joden en Libanezen verwierven machtige posities in de handel, niet in de laatste plaats dankzij de smokkelhandel op het vasteland in de jaren dertig en veertig. De Portugezen uit Madeira werkten aanvankelijk bij Lago en Arend en werden tot in de jaren vijftig door de overheid tewerkgesteld bij de Dienst Openbare Werken. Nadien vestigden zij zich als kleine ondernemers met supermarkten, rum-shops of als tuinman. Van de Indiase groep is weinig bekend. Zij kwam grotendeels vanuit het Caraïbisch gebied naar Aruba en startte er winkels.

Al in de jaren dertig kwamen Nederlanders naar Aruba om in de ambtenarij en het onderwijs te werken. Het politieapparaat werd door Nederlanders, Curaçaoënaars en Surinamers bemand. Het aantal ambtenaren steeg tussen 1923 en 1929 van 35 tot 101 (R.M. Croes, 1987, p. 61). Het rooms-katholieke onderwijs was van oudsher in handen van Nederlandse religieuzen, maar lekenonderwijzers uit Nederland en de koloniën namen een steeds belangrijker plaats in. Surinaamse onderwijzers en Curaçaose ambtenaren kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Aruba omdat de aanvoer uit Nederland wegviel. In 1948 was het aantal ambtenaren opgelopen tot 516, waarvan 164 personen afkomstig uit Nederland (inclusief 76 man militaire politie), 156 uit Aruba, 83 uit Curaçao, 80 uit Suriname, 20 uit Bonaire, 11 uit de Nederlandse Bovenwinden en 2 uit Nederlands-Indië (244).

Migratie bracht concurrentierelaties tussen etnische groepen, de olie-industrie en de handel teweeg. De komst van ambtenaren en de toenemende

bestuursbemoeienis vanuit Curaçao resulteerden in het verlies van bestuurlijke invloed van de oude elite. Geografische, culturele en sociale factoren droegen bij aan het ontstaan van een etnisch samenlevingspatroon. De tendens onder migranten om met partners van gelijke herkomst te huwen en de vorming van etnische clubs waren een uiting van de etnisering van de samenleving. Gegevenheden als het bij elkaar wonen van de migranten in San Nicolas, het feit dat zij eigen talen – Engels, Spaans, Chinees, Nederlands, Patois – spraken en eigen kerken stichtten, droegen hieraan bij. Vanaf 1937 bezorgde de uitbreiding van het kiesrecht ook niet-elitaire Arubanen en migranten met de Nederlandse nationaliteit een politieke stem.