• No results found

Hoofdstuk 8 Opkomst van de Separacionbeweging, 1922/4-1949

8.3 Nationalisten naar de meerderheid: 1941-1947

8.4.1. Ontwerp tot wijziging van de Staatsregeling

Het Nederlandse ontwerp tot wijziging van de Staatsregeling werd 24 juni 1947 aan de Staten ter advies aangeboden. De hoop op snelle hervormingen werd de bodem ingeslagen en de ogenschijnlijk eensgezinde Benedenwindse autonomiebeweging spatte uiteen. Het ontwerp voorzag in de vorming van een College van

Gecommitteerden, maar dit bleef een medebesturend orgaan dat door de gouverneur werd samengesteld en indien gewenst ontslagen. Nederland ging akkoord met uitbreiding van het kiesrecht, maar volgde het voorstel van de Autonomiecommissie voor de zetelverdeling in de Staten niet op. Niet de 8-8-2-1-1-1, maar een

zetelverdeling van Curaçao 11, Aruba 7, Bonaire 2 en de Bovenwinden 1 werd voorgelegd. De mogelijkheid tot het benoemen van Statenleden bleef aanvankelijk gehandhaafd, maar Nederland trok dit onderdeel korte tijd later in.

De meerderheid van de Staten was teleurgesteld. Men had gehoopt dat meer van de gevraagde hervormingen binnen de Grondwet realiseerbaar zouden zijn. De DP noemde het ontwerp halfslachtig en koloniaal. Enige dagen voor de verzending van het ontwerp had Nederland aan Indonesië grotere toezeggingen gedaan dan nu aan de West. De speelruimte binnen de bestaande Grondwet was in de Oost kennelijk groter dan in de West (Oostindie en Klinkers, 2001a, 95, 228, noot 53). Een

meerderheid van de Staten sprak zich uit voor handhaving van de verdeling 8-8-2-1-1-1.

De reactie van de KP deed het Arubaanse afscheidingsvuur ontbranden. De KP kwam met een minderheidsnota tegen de gelijke zetelverdeling. Da Costa Gomez was in Nederland betrokken bij de formulering van het ontwerp en hij reisde af naar Curaçao vóór de formele behandeling van het ontwerp. Hij was „verre van voldaan‟, maar verdedigde het plan en de nota van (nog altijd) zijn Katholieke Partij (Boeldak, 1984, p. 9). Gomez had onvoldoende vernieuwing in het ontwerp kunnen

onderhandelen om de Antilliaanse partijpolitieke en eilandelijke verschillen te

overbruggen. De reis van de Autonomiecommissie had hogere verwachtingen gewekt dan het ontwerp waarmaakte.

De KP-nota vormde het struikelblok voor de Arubanen. De minderheidsnota van Gomez‟ KP maakte ook een einde aan de fragiele samenwerking met de groep Eman. Voor Aruba speelde de gelijke zetelverdeling een cruciale rol. Voor het eerst klonk de wens tot afscheiding van het gebiedsdeel. Eman stelde dat in de Raad van Politie op Aruba was gestemd voor gelijkstelling (390) en hij gaf aan een referendum

390 Arends stelde dat hij niets van deze vergadering af wist (Kasteel, 1956, p. 160). Notulen zijn niet aangetroffen in het archief van de Raad. Van een formele Raadsvergadering

te willen organiseren, want „misschien wilde Aruba geheel afgescheiden van Curaçao zijn‟. Het argument dat Curaçao tweemaal zo veel inwoners en belastingopbrengsten had wees hij van de hand. Ook Arends en Henriquez hielden vast aan gelijke

vertegenwoordiging, waarmee zij zich distantieerden van de Curaçaose katholieken (Kasteel, 1956, p. 159-160).

In de twee naoorlogse jaren had de Arubaanse decentralisatiebeweging zich – overgehaald door Gomez – begeven in het kielzog van de autonomiebeweging, maar van verdere Arubaanse deelname in de autonomiebeweging viel weinig meer te verwachten. De oplossing van de Arubaanse kwestie zou niet uit Curaçao komen. Het werd wachten op een nieuwe zet van Nederland. Dit werd het aankondigen van een voorconferentie (voorafgaande aan de beloofde Rijksconferentie) voor Nederland, Suriname en de zes eilanden. Die zou in september 1947 plaatsvinden, maar startte uiteindelijk in januari 1948. De Arubaanse separatisten maakten van de tussentijd gebruik om de kracht van de afscheidingswens voor eenieder zichtbaar te maken. 8.4.2 De roep om afscheiding

Het verzet tegen de Ontwerpverordening van de Curaçaose KP-nota werd gevoerd vanuit de Raad van Politie. Een groep van 95 burgers richtte zich op 30 juli 1947 via de Raad van Politie tot de Staten, met een rekest „waarin wordt verzocht de

staatsrechtelijke verhouding tusschen Curaçao en Aruba te wijzigen en Aruba een zelfstandige structuur te geven rechtstreeks onder de Kroon‟ (391). Daarmee lag de afscheidingswens op tafel. Twee weken later lichtte Aristides Wever de

koerswijziging toe in een tumultueuze vergadering van de Raad van Politie. Hij verweet Curaçao op te komen voor de eigen autonomie, maar niet voor die van Aruba en was blij dat Curaçao eindelijk zijn ware gezicht liet zien: „Wij zien dat elke

vereniging met Curaçao funest en dodelijk is voor ons eiland.‟

Wever betoogde dat de Arubaanse belastingbetaler in 1946 gemiddeld fl. 240,– afdroeg en die van Curaçao slechts circa fl. 170,– en dat Aruba in vijf jaar 47 miljoen aan de koloniale kas bijdroeg en dat daarvan slechts 20 miljoen terugkwam. Wever weersprak de bewering van gezaghebber Kwartsz dat de separatisten geen steun onder de bevolking hadden. Maar liefst 98 procent van de bevolking zou voor afscheiding zijn. Indien de kwetsbaarheid van de Arubaanse economie een reden vormde om bij Curaçao te blijven, was de even grote kwetsbaarheid van de Curaçaose economie juist reden voor afscheiding. Wever eindigde:

U weet dat de Egyptenaren de Israëlieten wreed behandelden; zij werden uitgebuit en vernederd. Toen de Israëlieten Egypte uittrokken moesten zij door de woestijn en door de Roode Zee; zij namen geen water, levensmiddelen of kleren mede en toch bereikten zij hun bestemming zonder van honger of dorst te sterven want het manna viel van de hemel en uit de rotsen vloeide

kristalhelder water voor hen. Mijnheer de Voorzitter, niemand forceert de scheiding van Curaçao. Het is een billijk gevoel dat sedert een kwart eeuw in de harten van alle Arubanen is ingeworteld. Curaçao heeft zelf de gelegenheid geboden en heeft ons naar scheiding gedwongen. Deze scheiding van Curaçao is het werk van de Almachtige God en wij zijn met Hem.

Henny Eman bezocht de raadsvergadering en ook hij stelde dat Aruba bij een

zetelverdeling van 11-7 van Curaçao afhankelijk bleef. Aruba kon de zelfstandigheid

was dan ook geen sprake.

betalen en zelfs de Curaçaoënaars op Aruba steunden het streven. Gezaghebber Kwartsz riep op om de decentralisatie en de definitieve zetelverdeling af te wachten De meerderheid van de Staten steunde immers de 8-8. Toch stuurde de Raad van Politie een brief aan koningin Wilhelmina waarin om afscheiding werd verzocht. Aruba zag in decentralisatie geen heil en wenste overleg over een bestuursvorm waarbij Aruba rechtstreeks onder Nederland zou vallen (392).

In tegenstelling tot het verzoek van 1933, reageerde de koningin dit maal wel, zij het op diplomatieke wijze. Op 2 augustus informeerde haar kabinet de Raad van Politie per telegram dat het de petitie had ontvangen en het ter advisering in handen van de regering had gesteld (Amigoe 11-9-1947). Gouverneur Kasteel trachtte de zaak te sussen. Hij stelde financiële afscheiding en zelfs „afschaffing van de Staten voor wat betreft Aruba‟ in het vooruitzicht. Ook zou Aruba drie personen naar de komende Rijksconferentie mogen afvaardigen, maar de groep Eman drong aan op een geheel eigen afvaardiging en riep een eigen afscheidingscommissie in het leven. Naast gezaghebber Kwartsz, vader en zoon Eman en Aristides Wever namen daarin vier zakenlieden zitting (393). Deze commissie pleitte eind augustus voor staatsrechtelijke afscheiding, directe plaatsing onder de Kroon, de benoeming van een gouverneur-generaal, die belast werd met de uitvoerende macht en het instellen van een eilandelijk wetgevende volksraad. Ook nam de commissie een voorschot op een discussie die het politieke leven in 1952 in grote mate zou bepalen, namelijk de beperking van het kiesrecht voor allochtone stemmers. Aangaande het kiesrecht stelde men voor stemrecht te verlenen aan „op Aruba geboren Nederlanders en andere Nederlanders die tenminste tien achtereenvolgende jaren op Aruba woonachtig zijn‟ (394).

Radicalisering leidde tot een scheiding van gematigde en radicale

hervormingsdenkers. Een groep Hollanders en Arubanen onder leiding van de lokaal bekende slager Van Aggelen – hij had zich in 1945 al tot de commissie De la Try Ellis gewend – pleitte met enkele Arubaanse medestanders bij de gouverneur tegen

afscheiding (395). De Lago gaf eveneens te kennen tegen afscheiding te zijn (Donners, 1988, p. 95). In de Staten distantieerden J.R. Arends, V. Henriquez en AVP‟er Frits Kwartsz zich van de separatisten. Frits Kwartsz en Henriquez stelden hun zetel ter beschikking (396). Gezaghebber Kwartsz trad uit de

afscheidingscommissie en berichtte de Staten dat hij tegen de „separacion‟ was (397). Eman reageerde laconiek op het vertrek van de Statenleden en hij stelde in de

Koloniale Staten dat de gezaghebber „op politiek gebied geen milligram‟ woog (398).

392 ANA, RvP not. 11-8-1947; Kasteel, 1956, p. 161.

393 ANA, RvP not. 15-8-1947; ANA, RvP Correspondentie van de gezaghebber aan de afscheidingscommissie 24-9-1947. De beoogde zakenlieden waren Gerard de Veer, Godfried Croes, Mario Arends en Siegfried Eman.

394 Kasteel, 1956, pp. 162-166. De gouverneur wees erop dat men staats- en gemeenterecht verwarde.

395 ANA, RvP not. 19-9-1947, 29-9-1947; Amigoe 20-9-1947, Kasteel, 1956, p. 166. Volgens Wever was de petitie vervalst.

396 GSNA, KS not. 2-10-1947, ingekomen stukken 25, 32; Curaçao 13-9-1947; Kasteel, 1956, p. 161.

397 ANA, RvP Correspondentie van de gezaghebber aan de afscheidingscommissie 24-9-1947. V.E. Henriquez‟ vervanger werd de op Curaçao woonachtige Nederlander en ANV-voorzitter Floris Visser (CPP) (Amigoe 17-9-1947). Aruba verloor aldus een zetel.

398 GSNA, KS not. 2-10-1947; ANA, RvP Correspondentie RvP aan gouverneur 31-8-1947; ANA, RvP brief gezaghebber aan afscheidingscommissie 24-9-1947.

Statenlid Frits Kwartsz werd door partijleider Eman vervangen door bankier Juancho Irausquin. Deze hekelde bij zijn entree in de Staten de departementale inmenging vanuit Curaçao en de ondergeschiktheid van de Arubaanse gezaghebber aan de gouverneur. Het welvarende Aruba was de kinderschoenen ontgroeid. Hij eiste decentralisatie en gelijkwaardigheid. In dat geval zouden de driehonderd jaar oude banden tussen beide eilanden intact kunnen blijven, een formulering die de DP op Curaçao wel aanstond, maar ongetwijfeld Eman lang niet ver genoeg ging (399). Het was de vraag was hoe groot Emans achterban was. Uit de samenstelling van de groep van 95 ondertekenaars van het afscheidingsverzoek en de samenstelling van de afscheidingscommissie bleek dat de separatisten sommige Arubaanse en Libanese zakenlieden achter zich hadden staan. Irausquin en andere leden van Kamer van Koophandel en de belangrijkste Arubaanse en Joodse handelselite tekenden echter niet (400). De latere AVP-minister notaris W.F.M. Lampe (Emans zwager) weigerde zitting te nemen in de afscheidingscommissie en keerde zich tegen de separacion „nu Curaçao ons als gelijke beschouwt‟. Lampe achtte de bestuurskracht van Aruba onvoldoende en de afhankelijkheid van het buitenland te groot. Wel steunde hij de decentralisatie en de statennota tegen het ontwerp (401).

De groep Eman zocht steun buiten de politieke arena en mobiliseerde de achterban. Men organiseerde demonstraties en een handtekeningenactie ter ondersteuning van het werk van de separacioncommissie. Men organiseerde vergaderingen in de districten en riep de bevolking op zich achter de

afscheidingscommissie te scharen. Op 7 september 1947 kwamen de acties tot een voorlopig hoogtepunt met de grootste demonstratie die Aruba tot dat moment had gekend. 2500 Arubanen gingen de straat op om te demonstreren (402). De

demonstratie was zorgvuldig voorbereid. Eman beloofde muziek, gratis transport en voorzag de demonstranten van spandoeken. Opschriften moesten de wens van de separatisten duidelijk maken:

ARUBA ZELFSTANDIGE STATUS

LOS VAN CURAÇAO DOOR TOTALE AFSCHEIDING, ARUBA ÉÉN MET NEDERLAND,

LEVE KONINGIN, LEVE REGENTES.

Afscheiding van Curaçao; behoud van de banden met Nederland en zeker ook het koningshuis stonden centraal. Emans optreden in de Raad van Politie van 30 juni was een succes. De demonstratie van 7 september was dat eveneens, erkende het

doorgaans niet erg separacion-gezinde katholieke dagblad Amigoe (12-9-1947). De krant onderkende de Arubaanse afscheidingswens en erkende Emans op dat moment onomstreden leiderschap. Toch bleek ook waar Emans achterban zat en waar niet. De groep Eman had wel de Arubaanse bevolking van de districten benaderd, maar niet de migrantbevolking in San Nicolas en Oranjestad (403).

399 GSNA, KS not. 30-10-1947.

400 BNA, Regulador 22-9-1947; Alofs en Rutgers, 1996.

401 ANA, RvP Brief W.F.M. Lampe aan Raad van Politie 29-8-1947.

402 CHA, Journaal 7-9-1947. Volgens Eman waren 10 000 tot 12 000 mensen verschenen (Kasteel, 1956, p. 165).

403 In een telegram dat in verschillende kranten werd afgedrukt, berichtte Eman op de maandag na de demonstratie: „Bij grootse Arubaanse volksdemonstraties gisteren, waarbij practisch geheel Arubaans Aruba aanwezig was, een historisch feit zonder weerga, werd uit

Aansluitend drongen de landraden in de Raad van Politie aan op het houden van volksraadplegingen en het afvaardigen van een eigen delegatie naar de in het

vooruitzicht gestelde Rijksconferentie. Gezaghebber Kwartsz weigerde aan de oproep gehoor te geven omdat de Raad hiertoe niet bevoegd was, maar dat weerhield de autonomiecommissie er niet van om de handtekeningenactie door te zetten (404). Tussen 28 september en 11 januari 1948 organiseerde men 42 bijeenkomsten

verspreid over het eiland. Enkele dagen tevoren maakten rondrijdende geluidswagens bekend waar de volgende bijeenkomst zou plaatsvinden. De landraden Shon A. Eman en Aristides Wever en Statenlid Henny Eman waren vaste sprekers. Henny Eman las de petitie waar het allemaal om te doen was voor.

De hier aanwezige Arubanen, meerderjarig en van Nederlandse nationaliteit, gezamenlijk en in vereniging doch ieder voor zich, wensen door middel van deze akte eerbiediglijk Hare Majesteit Koningin Wilhelmina der Nederlanden; a. dat zij voor Aruba geen systeem van decentralisatie willen noch wensen,

onder welke vorm dan ook;

b. dat het hun uitdrukkelijke en plechtige wens is financieel, economisch, administratief en gouvernementeel te worden gescheiden van het eiland Curaçao en welke scheiding Aruba moet kunnen garanderen:

1. volledige fiscale autonomie

2. volledige administratieve onafhankelijkheid

3. zelfbestuur geheel gescheiden van en onafhankelijk van het eiland Curaçao, doch direct onder controle van de Hoge Regering in Den Haag;

c. dat zij afkeuren en ontkennen elke voorstelling van zaken die enige andere vertegenwoordiger of vertegenwoordiging van personen of groepen van personen zoude kunnen doen of vermenen te moeten doen, waar, wanneer en in welke vorm dan ook, in verband met de bevolking van Aruba en welke gevolgen zou kunnen hebben strijdig met de afscheidingsgedachte en haar principe, in overeenstemming met hun wensen, formeel en plechtig in deze akte neergelegd.

De opkomst bij de tekenavonden varieerde van soms enkele tientallen, meestal een groep van ongeveer vijftig, tot een enkele keer meer dan honderd. Uiteindelijk plaatsten, uit een totale bevolking van omstreeks 50 000 personen, 2147 Arubaanse mannen hun handtekening. Opnieuw zocht Eman steun onder autochtone Arubaanse mannen. Vrouwen en migranten kwamen niet op de petitie voor (Alofs en Rutgers, 1996).