• No results found

Teleurgestelde verwachtingen, 1930-1935: the Wall Street Crash .1 Olie en malaise

Hoofdstuk 7 Sociaaleconomische ontwikkelingen

7.3 Sociaaleconomische ontwikkelingen 1924-1954

7.3.2 Teleurgestelde verwachtingen, 1930-1935: the Wall Street Crash .1 Olie en malaise

Er ontstond onrust op de arbeidsmarkt. Spanningen op de arbeidsmarkt en daarbuiten hadden steeds weer een duidelijk etnische component. In 1928 raakte de

Venezolaanse bevolkingsgroep in opspraak. Bij de Lago brak een staking uit. Het bestuur stuurde een militair detachement naar San Nicolas. Daar ontdekte men verder onbekend gebleven plannen tot „openbare geweldpleging‟ en er werden wapens in beslag genomen. In 1929 ontstond onder de Venezolanen onrust wegens hun

vermeende betrokkenheid bij de overval van de Venezolaanse generaal Urbina op Fort Amsterdam te Curaçao, waarbij gouverneur Fruytier (1928-1930) was gekidnapt. Gezaghebber en gouverneur correspondeerden in het geheim over de vondst van zes dozijn zogenoemde blanke wapens onder de Venezolanen, de arbeidsrust bij de Arend en het militaire detachement in San Nicolas (254).

Een groep Nederlandse Lago-werknemers klaagde over stelselmatige achterstelling ten opzichte van Amerikaanse collega‟s. Wagemaker vernam via een enquête dat Nederlandse werknemers gebukt gingen onder discriminatie door hun Amerikaanse collega‟s en superieuren. Bovendien klaagden zij over ongunstige werktijden en een geringe kans op promotie (255).

Een wel heel eigenaardige gebeurtenis vond plaats op 4 juli 1929. Een groep blanke Amerikaanse Lago-werknemers trok naar de politiepost van San Nicolas met het voornemen om de aanwezige Surinaamse agenten de post in te jagen en die vervolgens op te blazen. De Amerikanen waren er niet op gesteld om aanwijzingen van de creoolse agenten te moeten opvolgen. Wagemaker en de Lago-directie konden ternauwernood een bloedbad voorkomen (KV 1929).

251 ANA, Brievenboek 20-11-1929, 30-11-1929; La Union 21-11-1929; 27-2-1930. 252 KvK, Jaarverslag 1931, 1932. Ook: ANA, RvP not. 15-11-1929 en H.E. Lampe 1932: 12-5. Na omstreden bezuinigingen door het bestuur werd in 1930 toch begonnen met de aanleg van de weg.

253 ANA, Brievenboek 12-12-1929. Ook Alofs (1991b).

254 KV 1928, 1929; ANA, Geheime correspondentie gezaghebber aan gouverneur 9-8-1928; ANA, Arendarchief 14-6-1929. Zie ook De Gaay Fortman (1932).

De effecten van de beurskrach bereikten Aruba medio 1930. De prijzen van olieproducten daalden, terwijl de concurrentie uit Texas toenam. In de VS werd aangedrongen op een tariefwet die de invoer van buitenlandse olie moest beperken. Lago en Arend stelden hun uitbreidingsplannen uit, krompen de productie in en ontsloegen enkele honderden werknemers (256).

In de VS werd in 1932 een tariefwet van kracht die uitvoer naar dat land bemoeilijkte. 1932 en 1934 gaven dieptepunten in de olie-uitvoer te zien (257). De Lago boorde de afzetmarkt in Europa en Zuid-Amerika aan en hervatte de

uitbreidingen. In 1934 was de raffinaderij de grootste ter wereld. De productie overtrof in 1939 het peil van 1929 (R.M. Croes, 1987, p. 30). Ook de Arend hervatte de investeringen van 1934 tot 1938 (258).

De crisis sloeg hard toe. In 1931 stegen werkloosheid en armoede. Wagemaker noemde de situatie op het eiland „zeer ernstig‟; artsen klaagden over de

volksgezondheid. Landraad Eman en vertegenwoordigers van de districten klaagden over de situatie in de landbouw, de werkloosheid en de ondergeschikte positie ten opzichte van buitenlandse werknemers in de olie-industrie. Eman repte voor het eerst over de oprichting van een arbeidersbond (259).

De crisis in de olie-industrie bleef van relatief korte duur, maar de sociale malaise hield aan als gevolg van tekorten op de koloniale begroting, aanhoudende werkloosheid (tot 1934) en loonsverlagingen. De sociale wetgeving stond in de kinderschoenen. Werklozen waren aangewezen op de armenkas en openbare werken, maar die werden om reden van bezuiniging „tot het uiterst noodzakelijke

ingekrompen‟ (260). In 1932 werd de goudwinning, die sinds 1909 verboden was, vrijgegeven zonder dat dit enig effect sorteerde (261). De landbouw en visserij wonnen aan belang. De neerslag in 1930, 1932 en 1933 was „een zegen voor de landbouwende bevolking‟, maar in 1931 en 1935 leidde droogte tot hongersnood. De visserij veerde op en van 1933 tot 1936 exporteerde Aruba weer vis naar Curaçao (262).

256 ANA, Correspondentie van de gezaghebber aan Lago 5-1-1931; R.M. Croes (1987, p. 23). De invoerwaarde van olie en olieproducten daalde van fl. 131 miljoen in 1930 tot 50,5 miljoen in 1932.In deze omstandigheid verkocht Standard Oil of Indiana in 1932 de Lago aan Standard Oil New Jersey. In Venezuela waaide een nieuwe wind. Exportmaatregelen deden vrezen dat Venezuela zelf olie zelf zou gaan bewerken. Al in 1924 bedreigde de voorgenomen bouw van een overslaghaven op het schiereiland Paraguaná de positie van de Benedenwindse bedrijven. Ook schadelijk voor de bevoordeelde positie van buitenlandse bedrijven was de dood van president Gomez in 1935 (Van Soest, 1978, p. 232; R.M. Croes, 1987, pp. 22-23, 43, 46; Blink, 1989, pp. 79-82).

257 De uitvoer daalde van fl. 86,9 miljoen in 1932 tot 76,1 miljoen in 1944. De werkgelegenheid steeg van 2643 in 1934 tot 5473 in 1938.

258 De werkgelegenheid steeg tot 470 in 1935. Het aantal arbeiders uit de kolonie bedroeg 268; het aantal buitenlanders 180.ANA, Manuscript 1933, 1934; KV 1939; R.M. Croes, 1987, pp. 28-29, 46-47.

259 ANA, RvP Petitie 22-1-1931; CHA, OD-25-22 Brief van gezaghebber aan gouverneur 2-2-1933.

260 ANA, Manuscript 1931, 1932, 1933; zie ook Römer, 1979, p. 81.

261 ANA, Brief van de gezaghebber aan de gouverneur 23-9; 7-10-1932; KV 1935. In 1933 verleende de overheid een concessie voor de goudwinning aan het Curaçaose bedrijf S.M.L. Maduro, dat ondanks veelbelovende onderzoekingen de onderneming al snel staakte (Van Alphen, 1980, p. 71).

Om de gevolgen van de recessie op te vangen spoorde de overheid de Lago aan tot het aannemen – of zo min mogelijk ontslaan – van Arubaanse, Antilliaanse en Nederlandse werknemers. De Lago kwam aan dit verzoek tegemoet en verzorgde vanaf 1930 een opleiding die lokale jongeren voorbereidde op het werk in de raffinaderij (263). In 1931 verloren 500 werknemers hun baan, maar Arubanen en andere Nederlanders bleven gespaard. In 1934-5 plaatste Lago ruim 200 Arubanen over naar geschoolde posities. Het aantal Arubaanse werknemers steeg in de jaren 1931-1936 van 517 tot 1204 (264).

Een aangepast personeelsbeleid ging gepaard met loonsverlagingen. In november 1934 kondigde Lago de vierde loonsverlaging in drie jaar aan (265). Alle niet-uitgezonden werknemers moesten 25% inleveren, wat tot uitgebreid protest leidde. Op een vergadering in Oranjestad besloten 500 werknemers tot de oprichting van een katholieke arbeidersbond, de Liga Catolico di Obreros. De bond nam zich voor „het stoffelijk, maatschappelijk en zedelijk welzijn der leden te bevorderen‟. Ofschoon de pastoors propaganda maakten voor de bond, optraden als geestelijk adviseur en de bond in 1934 werd erkend, is nadien niets meer van deze eerste Arubaanse vakbond vernomen (266).

De korte levensduur van deze arbeidersbond was wellicht mede het gevolg van het feit dat ook koopman-politicus Henny Eman en een groep vooraanstaande burgers medio 1935 een arbeidersbond oprichtten (Alofs, 1991a). De statuten van de

Arubaanse Arbeidersbond werden nog vóór die van de katholieke bond goedgekeurd. Deze niet-confessionele bond was opgezet voor Arubaanse en migrantarbeiders binnen en buiten Lago, maar hij kon – evenmin als de katholieke bond – als zuivere vakbond worden aangemerkt. In het bestuur zaten overwegend gegoede burgers, waaronder voorzitter Eman. De leden betaalden geen contributie. De doelstellingen betroffen onder meer „het bevorderen van de (...) saamhorigheid met het moederland‟ en „het kweken van plichts- en sociale gevoelens onder de arbeiders‟ (Werkgevers, 1970, p. 38). De bond kreeg steun van het weekblad El Observador (1935-8) van A.C. Schotborg, een van de oprichters van de bond.

De problematische verhouding tussen de Arubaanse werknemers en de Lago bereikte een dieptepunt tijdens de Atwood-affaire, eind 1935. In een uitgelekt stuk schreef personeelsmanager Atwood dat Arubaanse arbeiders onbetrouwbaar waren door hun absenteïsme en gebrek aan scholing. Het stuk veroorzaakte grote commotie. De Despertador publiceerde gedeelten van het artikel en voorzag het van

commentaar. Een groep burgers eiste de uitzetting van Atwood (267).

Uit vrees voor het ontstaan van autonome vakbonden richtte de Lago in juni 1936 de Employées Advisory Committee op. De EAC had tot taak „to consult and

263 Waarschijnlijk ontstond uit dit initiatief de Lago Vocational School, de beroepsopleiding voor Lago-employees (Beurs 25-8-1951; Hartog, 1980, p. 317).

264 In 1936 werkten er 938 niet-Arubanen, waarvan 46 Curaçaoënaars, 53 Bonaireanen, 224 Nederlandse Bovenwinders, 34 Surinamers, 27 Europese Nederlanders en 545

vreemdelingen (R.M. Croes, 1987, pp. 44-45).

265 Despertador 17-11-1934. Eerder vond een loonsverlaging plaats van 10%; de devaluatie van de dollar resulteerde in 1933 in een inkomstendaling voor de uitgezonden werknemers (KV 1934).

266 CHA, Koloniaal Archief, Openbare Orde inv. nr. 2. De katholieke geestelijkheid volgde het Curaçaose voorbeeld. Vanaf 1919 begaf de R.K. Volksbond zich op het terrein der arbeidsverhoudingen.

267 ANA, Lago archief. Correspondentie van de gezaghebber met de Lago; Despertador zonder datum.

advise the management on all matters pertaining to wages, hours and working conditions (...)‟. Tevens organiseerde het comité sociale activiteiten. De EAC

vertegenwoordigde aanvankelijk alle werknemers, maar vanaf 1947 alleen het lagere personeel. De AEC maakte in 1949 plaats voor de Lago Employée Council (268).

Over het personeels- en loonbeleid van de Arend is weinig bekend, maar ook hier kwam de ondergeschikte positie van de Arubaanse werknemers ter sprake. Toen in 1934 bekend werd dat de Arend zou gaan uitbreiden, gaf de Despertador als commentaar:

Wij hopen dat dit nieuws een hulp zal blijken voor de handel in het algemeen en ook onze Arubaanse arbeiders, die momenteel in een kritieke situatie verkeren, zonder werk en met vele noden. Onze situatie kan verbeteren en wij hopen dat er een einde komt aan het tewerkstellen van buitenlandse arbeiders, die een grote concurrentie vormen voor onze eigen landgenoten (Despertador 2-6-1934, vertaling L.A.)

7.3.2.2 Handel in mineur

Opschorting van uitbreidingen in de olie-industrie, loonsverlagingen en de devaluatie van de dollar in 1933 verdiepten de handelscrisis. De koopkracht daalde en de waarde van de voorraden verminderde. Arubaanse zakenlieden ondervonden aanhoudend hinder van buitenlandse straatventers en de bedrijfswinkels van Lago en Arend. De handel in kleding en sieraden ging over in buitenlandse handen (KV 1935).

Tijdens de recessiejaren trad de Kamer van Koophandel op als spreekbuis van de Arubaanse zakenlieden. De kamer richtte zich – soms samen met landraad Eman – tot de Koloniale Raad, na 1936 de Koloniale Staten. De Kamer pleitte voor

verbetering van de infrastructuur, vooral de haven van Oranjestad. Die was weliswaar verdiept, maar bleef onvoldoende op haar taak berekend. Er kwam een vaste

scheepvaartverbinding met Curaçao, maar er ontbrak een verbinding met het

buitenland. Ook spoorde men de overheid aan tot verbeteringen in het bankwezen, de telefonie en de posterijen (269).

De handel eiste maatregelen tegen de vreemde handelaren en de

commissariaten (270). In 1936/7 werd na aandringen van de Kamers van Koophandel op Curaçao en Aruba een vestigingsverordening voor buitenlandse handelaren van kracht. Het conflict rond de bedrijfswinkels kwam niet tot een oplossing. Arend en Lago verdedigden hun beleid met het argument dat het assortiment van de lokale handel onvoldoende was en de prijzen te hoog (KvK, Jaarverslagen 1931-1934; R.M. Croes, 1987, pp. 83-87; Alofs, 1991b).