• No results found

5. Effecten per variant voor de Caribische landen

5.2 Variant 2 – NIK/Vreemdelingendocument, ID-nummer, PIVA (CL)

De sédula wordt vervangen door de Nederlandse Identiteitskaart (NIK) en een apart vreemdelingendocument. Het ID-nummer en PIVA blijven in gebruik.

5.2.1 Aspecten met betrekking tot de transitie 1. Activiteiten die nodig zijn in de transitie

Wanneer de Caribische landen zouden besluiten om samen met Caribisch Nederland de sédula af te schaffen en de NIK met ID-nummer als nieuwe identiteitskaart te introduceren met een apart vreemdelingendocument, dan zullen de drie Caribische landen in essentie dezelfde transitie moeten doormaken zoals beschreven in paragraaf 4.2.1 voor Caribisch Nederland (pagina 73).

120 Variant 2 – NIK/Vreemdelingendocument, ID-nummer, PIVA (CL)

Elk land zal naast de invoering van de NIK ook over een eigen vreemdelingendocument moeten nadenken. Desgewenst kan men gezamenlijk een vreemdelingendocument ontwikkelen. Maar het is ook mogelijk dat er helemaal geen kaart aan vreemdelingen wordt verstrekt, alleen de papieren verblijfsvergunning (zo werkt het in Aruba). Dit is echter niet aan te bevelen, omdat juist met dit papieren document fraude mogelijk is. We gaan er in deze variant vanuit dat er een vreemdelingendocument wordt in gevoerd.

Afspraken tussen de landen over bredere uitgifte van de NIK (twee of meer landen) en/of vreemdelingendocument kunnen het beste worden neergelegd in een onderlinge regeling (zoals dat ook voor de bevolkingsadministraties is gedaan). Dit bevordert de continuïteit van de afspraken. Dit geldt ook indien twee of meer landen willen samenwerken bij de ontwikkeling van een vreemdelingendocument. Elk land past vervolgens zijn regelgeving aan conform de

gemaakte afspraken.

2. De aanpak en volgtijdelijkheid van de transitie

Elk Caribisch land kan zelf bepalen of en wanneer de NIK en het vreemdelingendocument worden ingevoerd (zoals is geschetst in de paragraaf voor Caribisch Nederland (paragraaf 4.2 pagina 73).

Aanbeveling

Een voordeel van het gelijktijdig invoeren van de NIK in Caribisch Nederland én de Caribische landen is dat Nederlanders dan gemakkelijk kunnen reizen tussen Caribisch Nederland, de Caribische landen en Europees Nederland. Dit maakt afspraken over doorreizen op basis van een NIK overbodig, aangezien de NIK op dat betreffende eiland dan al geldig is.

3. Globale eenmalige kosten van de transitie

Het is op dit moment niet goed mogelijk een raming te maken van de transitiekosten in de Caribische landen. Wel kunnen wij hier enkele kostensoorten aangeven.

Evenals in Caribisch Nederland gaat het om kosten voor aanpassingen in processen bij Burgerzaken en de IND, en het ontwikkelen van het vreemdelingendocument (en – documentenregister).

Verliezen de sédula’s vanaf een bepaalde datum de geldigheid, dan zijn er compensatiekosten.

Doen de Caribische landen met Caribisch Nederland mee bij het ontwikkelen van een vreemdelingendocument, dan zijn schaalvoordelen te behalen.

4. De risico’s van de transitie

Evenals in Caribisch Nederland is er (vooralsnog) onder de bevolking een beperkt draagvlak voor deze variant, en bestaat het risico dat de gegevens van toelatingsorganisatie en

burgerzaken van elkaar verschillen (bij het ontbreken van een koppelingswet). Ook hebben de toelatingsorganisaties nog geen ervaring met het uitgeven van vreemdelingendocumenten.

121 Variant 2 – NIK/Vreemdelingendocument, ID-nummer, PIVA (CL)

Hoewel dit verschilt per land, bestaat er daarbij een risico op politieke tegenstand tijdens de uitvoering van het project, en dat een eenmaal genomen besluit over de invoering van de NIK later weer wordt teruggedraaid. Verder zijn de risico’s gering, zeker als er goede afspraken worden gemaakt over de samenwerking over het vreemdelingendocument.

5. De verandercapaciteit en -bereidheid van overheden

Het invoeren van de NIK vereist ongeveer dezelfde capaciteit als het invoeren van een sédula+

(pagina 66). En voor het invoeren van het vreemdelingendocument is capaciteit nodig om de toelatingsorganisaties te ondersteunen. . Alle landen melden dat zij dergelijke capaciteit niet hebben. De prioriteiten liggen vaak elders. Daarnaast spelen de kosten een rol: het uitgeven van een vreemdelingenpas is duurder dan een papieren vergunning, terwijl de Caribische landen minder dan Europees Nederland staan ingesteld op het hanteren van kostendekkende tarieven.

De activiteiten zijn veelal hetzelfde als bij Caribisch Nederland, maar omdat de schaal van de landen groter is, is de opgave ook groter.

Voor wat betreft de veranderbereidheid omtrent de NIK geven de afdelingen Burgerzaken in Sint Maarten en Aruba aan dat dit in hun ogen vooral een politieke keuze is. Het is niet bekend hoe groot in deze twee landen de politieke steun zal zijn voor invoering van de NIK. Burgerzaken op Curaçao heeft ons niet kunnen ontvangen.

Voor wat betreft de bereidheid voor de invoering van een apart vreemdelingendocument zeggen de IND op Sint Maarten, DIMAS op Aruba en de Toelatingsorganisatie op Curaçao dat het hebben van een door hen uit te geven en goed beveiligd vreemdelingendocument een

vooruitgang zou betekenen. Op Aruba worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht voor de uitgifte van een apart vreemdelingendocument.

6. De veranderbereidheid van burgers en bedrijven

De veranderbereidheid van burgers en bedrijven is laag, net als in Caribisch Nederland (paragraaf 4.2.1, pagina 73). De variant heeft in de ogen van burgers meer na- dan voordelen.

Voor hen is duidelijk dat het document duurder wordt en dat zij hiermee ingezetenschap niet kunnen aantonen, en dat onduidelijk is of zij er straks mee de grens over kunnen.

De veranderbereidheid van burgers is vooral afhankelijk van de precieze veranderingen in administratieve lasten. Die lasten verschillen nu al sterk. In Aruba wordt anders dan nu voor de vreemdeling verplicht dat deze een document afschaft. In Sint Maarten en Curaçao zijn de hogere aanschafkosten en de dubbele gang naar Burgerzaken nieuw.

Onze gesprekspartners geven aan dat zij ook politieke weerstand verwachten tegen het invoeren van de NIK, en tegen het verstrekken van aparte identiteitsdocumenten aan vreemdelingen. Dat laatste zou namelijk indruisen tegen de open cultuur van de landen ten opzichte van vreemdelingen.

122 Variant 2 – NIK/Vreemdelingendocument, ID-nummer, PIVA (CL)

5.2.2 Structurele effecten

7. Veranderingen in de structurele kosten

De NIK en het vreemdelingendocument zouden kostendekkend kunnen worden gemaakt.

Doen de landen dat niet, dan zullen zij het verschil tussen kost- en verkoopprijs moeten bijleggen. Het is onduidelijk in hoeverre dan de structurele kosten voor de landen toe- of afnemen. De verwachting is dat de structurele kosten voor de landen dan afnemen.

De landen hoeven minder kaarten uit te geven, omdat de NIK niet verplicht is. De tijd voor het uitgeven van een paspoort (vergelijkbaar met de NIK) en sédula zou ongeveer gelijk zijn, dus dit maakt weinig uit. Wel moeten de landen meer uittreksels gaan uitgeven, omdat het ingezeten document verdwijnt.

Voor de doorontwikkeling van het model, in verband met het actueel houden van de

beveiligingskenmerken, is ten minste eenmaal per vijf jaar een investering noodzakelijk. Dit valt in Europees Nederland buiten het kostendekkend tarief: BZK betaalt dit. Nader bepaald moet worden of de landen hieraan ook bij zouden moeten dragen.

De kosten voor het in stand houden van de oude structuur vallen weg. Zoals de investerings-kosten voor het voor model en apparatuur (ongeveer eenmaal per vijf tot tien jaar), onderhouds-kosten, en, afhankelijk van de mate van kostendekkendheid van het tarief, ook een aanvulling per kaart om de kaart laagdrempelig te houden vanwege het verplichte karakter van de kaart.

8. Doelmatigheid van de identiteitsinfrastructuur

Worden NIK en vreemdelingendocument kostendekkend, dan neemt de doelmatigheid van de infrastructuur toe. De kwaliteit van de infrastructuur neemt namelijk toe, en het vermoeden is dat de kosten dalen.

Zouden alle zes de eilanden overgaan op de NIK en het vreemdelingendocument, dan worden er minder documenten in het Koninkrijk uitgegeven (want: niet verplicht) en worden er minder verschillende documenten gevoerd (want: geen sédula meer). Dit leidt tot een lagere totale beheerlast, en daarmee tot een grotere doelmatigheid.

9. Duurzaamheid

In deze variant wordt een vreemdelingendocument ingevoerd (duurzaam) en wordt het ID-nummer op de NIK afgedrukt. Dat kan voor de Caribische landen een toekomstbestendige oplossing zijn, tenzij de landen later besluiten om alsnog het BSN te gaan gebruiken. Het vreemdelingendocument is een duurzame oplossing.

5.2.3 De kwaliteit van de identiteitsinfrastructuur

Voor wat betreft de onderwerpen 10 t/m 15 uit het afwegingskader geldt dat de effecten in de Caribische landen overeenkomen met die zoals beschreven bij Caribisch Nederland. Zie paragraaf 4.2 (pagina 82).

123 Variant 2 – NIK/Vreemdelingendocument, ID-nummer, PIVA (CL)

5.2.4 Secundaire effecten

16. Additioneel gebruik van het identiteitsdocument door de burger a. Het overschrijden van landsgrenzen

De sédula/cedula is in deze variant niet meer beschikbaar als reisdocument in de voormalige Nederlandse Antillen. In Aruba en Sint Maarten bezit de meerderheid van de Nederlandse ingezetenen (> 90%) een paspoort. Deze ingezetenen hebben geen nadeel van het verdwijnen van de sédula. Voor de overige 10% kan er een nadeel zijn. Met de NIK kan de Nederlander uit een Caribisch land niet visumvrij naar Suriname reizen. Met de sédula kan hij dit nu wel.

Met de NIK kan ook gereisd kan worden naar de UPG’s van Frankrijk – Guadeloupe, Saint-Martin en Martinique.

b. Het identificeren in andere landen

Nederlanders uit de Caribische landen kunnen zich ook met hun NIK identificeren in de EU, de EER en enkele andere onderdelen van Europese landen buiten Europa (zie vorige punt).

c. Het kunnen aantonen van ingezetenschap

Met de NIK kan de burger niet meer aantonen of hij ingezetene is of niet. De NIK wordt immers bij verhuizing behouden, ongeacht wat er onder persoonsnummer staat

opgenomen: een ID-nummer, een BSN of niets. Van de met een NIK binnenkomende of vertrekkende Nederlander kan niet worden vastgesteld of het om een ingezetene of niet-ingezetene gaat. Voor de handhaving van de maximale verblijfsduur van 6 maanden voor niet ingezetenen dient een andere methode te worden gebruikt, bijvoorbeeld door het tonen van een Verklaring van rechtswege of een uittreksel uit PIVA.

d. Het onderstrepen van de eilandelijke identiteit Dit is niet meer mogelijk met de NIK.

17. Gebruik van het identiteitsdocument door bedrijven

Ook wanneer NIK en het vreemdelingendocument worden gevoerd kunnen klanten zich bij bedrijven identificeren. Ze kunnen echter niet met het document aantonen ingezeten te zijn.

Het ID-nummer wordt door sommige bedrijven wel overgenomen, maar er gebeurt niet veel mee.

Bedrijven hanteren vrijwel altijd een eigen klantnummer, ook als zij het ID-nummer wel in hun registratie opnemen. Bedrijven vragen nu al naast de sédula vaker om een uittreksel uit PIVA om daar het verblijfsadres van hun klanten van over te nemen (in Aruba al 5000 uittreksels per maand, andere overheden hebben geen inkijk in PIVA).

124 Variant 3 – NIK/Vreemdelingendocument, geen persoonsnummer, PIVA (CL)

5.3 Variant 3 – NIK/Vreemdelingendocument, geen persoonsnummer, PIVA (CL) In deze variant worden NIK en vreemdelingendocument ingevoerd. Het ID-nummer wordt uitgefaseerd, maar de PIVA blijft in gebruik.

5.3.1 Aspecten met betrekking tot de transitie 1. Activiteiten die nodig zijn in de transitie

In deze variant zullen de drie Caribische landen in essentie dezelfde transitie moeten doormaken zoals beschreven in paragraaf 4.3.1 voor Caribisch Nederland (pagina 87).

Wel zullen zij een eigen vreemdelingendocument moeten ontwikkelen.

De aanpak en volgtijdelijkheid van de transitie

Elk Caribisch land kan zelf bepalen of en wanneer de NIK en het vreemdelingendocument worden ingevoerd.

Zoals is beschreven bij Caribisch Nederland zijn daar verschillende mogelijkheden voor (zie paragraaf 4.3.1, pagina 87.

2. Globale eenmalige kosten van de transitie

De eenmalige kosten voor de Caribische landen beperken zich vooral tot de ontwikkeling van vreemdelingendocument en de aanpassingen in processen bij Burgerzaken en toelatings-organisatie. Dan zijn er de kosten voor het aanpassen van de administraties van lokale

overheden die ook het ID-nummer gebruiken. Dit aantal is echter beperkt. Deze overheden zullen veelal ofwel het A-nummer moeten gaan gebruiken (dat niet bedoeld is voor de communicatie tussen overheid en burger), ofwel een eigen persoonsnummer moeten introduceren.

3. De risico’s van de transitie

Hoewel dit verschilt per land, bestaat er na een positief besluit toch een risico op politieke tegenstand. Deze is vergelijkbaar met de tegenstand in de vorige variant, omdat ze vooral betrekking heeft op de Nederlandse identiteitskaart en het vreemdelingendocument (zie paragraaf 4.3.1, pagina 87).

4. De verandercapaciteit en -bereidheid van overheden

De verandercapaciteit en –bereidheid van overheden verschilt per land en per onderdeel van de verandering. Voor wat betreft de invoering van NIK en vreemdelingendocument verwijzen wij naar 5.2.1 (pagina 119).

Er zijn als gevolg van het verdwijnen van het ID-nummer wel enkele redenen om aan te nemen dat de veranderbereidheid van overheden anders is dan in Caribisch Nederland. Dat heeft te maken met het bredere gebruik van het ID-nummer in de Caribische landen.

Op Curaçao gebruikt de Sociale Verzekeringsbank het ID-nummer en wordt het ID-nummer bijvoorbeeld op het rijbewijs afgedrukt. Steeds meer instanties gebruiken daar het ID-nummer in hun administraties.

125 Variant 3 – NIK/Vreemdelingendocument, geen persoonsnummer, PIVA (CL)

Op Sint Maarten loopt een project voor verstrekking van persoonsgegevens aan de andere overheden in het land op basis van het ID-nummer of een ander persoonsgebonden nummer.

Verschillende overheden zoals de belastingdienst en de IND gebruiken elk een eigen identificatienummer.

Op Aruba wordt het ID-nummer niet veel gebruikt door de overheden omdat niet iedereen een cedula heeft.

5. De veranderbereidheid van burgers en bedrijven

De veranderbereidheid van burgers en bedrijven is anders dan in Caribisch Nederland

(paragraaf 4.3.2, pagina 89).Dat heeft te maken met het bredere gebruik van het ID-nummer in de Caribische landen. Vooral op Curaçao wordt vaak specifiek om de sédula gevraagd, en gebruiken bedrijven ook wel het ID-nummer, bijvoorbeeld voor een loterij. Burgers en bedrijven zullen minder bereid zijn iets kwijt te raken waarvoor niets in de plaats komt.

5.3.2 Structurele effecten

6. Veranderingen in de structurele kosten

De invloed op de structurele kosten is zoals die is geschetst bij variant 2. Zie paragraaf 5.2.2 (pagina 122).

7. Doelmatigheid van de identiteitsinfrastructuur

De doelmatigheid is hoger dan die in de huidige situatie, om dezelfde redenen als geschetst bij variant 2 (zie paragraaf 5.2.2 (pagina 122). Ze is echter ook lager dan die in variant 2, door het afschaffen van het ID-nummer. Dit maakt namelijk het koppelen van administraties moeilijker.

8. Duurzaamheid

De duurzaamheid voor wat betreft het invoeren van een NIK en een vreemdelingendocument is zoals die is beschreven bij de vorige variant (paragraaf 5.2.2, pagina 122).

Het afschaffen van het ID-nummer is voor de Caribische landen niet duurzaam. Een moderne overheid heeft namelijk een persoonsnummer nodig om het principe “eenmalig uitvragen, meermalig gebruik” te kunnen realiseren. Sint Maarten en Curaçao streven naar een stelsel van basisregistraties en daarin is een persoonsnummer een onontbeerlijke schakel. Het

vreemdelingendocument is een duurzame oplossing.

5.3.3 De kwaliteit van de identiteitsinfrastructuur

Voor wat betreft de onderwerpen 10 t/m 15 uit het afwegingskader geldt dat de effecten in de Caribische landen overeenkomen met die zoals beschreven bij Caribisch Nederland. Zie paragraaf 4.3.3 (pagina 101).

126 Variant 4 – NIK/Vreemdelingendocument, BSN, PIVA (CL)

5.3.4 Secundaire effecten

16. Additioneel gebruik van het identiteitsdocument door de burger

Dit gebruik verandert zoals is beschreven bij de vorige variant, in paragraaf 5.2.4 (pagina 123).