• No results found

TEGEMOETKOMING VOOR HULP AAN BEJAARDEN 692 De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) valt vanaf 1 juli 2014 onder

MET EEN HANDICAP IN BELGIË

2. OVERHEVELING VAN BEVOEGDHEDEN DOOR DE ZESDE

2.1. HULP AAN PERSONEN MET EEN HANDICAP

2.1.2. TEGEMOETKOMING VOOR HULP AAN BEJAARDEN 692 De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) valt vanaf 1 juli 2014 onder

de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, het Waals gewest, de Duitstalige gemeenschap en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. De behandeling van de dossiers en de aanvragen is – net zoals bij de mobiliteitshulpmiddelen – nog niet overgedragen. Tot eind 2015 blijft de FOD

       

687 I. VOGELAERE, “Gezondheidszorg voor groot stuk naar gemeenschappen (Zesde Staatshervorming)”, Jura nieuws 25 februari 2014, www.jura.be.

688 DIRECTIE-GENERAAL PERSONEN MET EEN HANDICAP, Gehandicaptenbeleid in België: een overzicht, Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, juni 2013, 15.

689 P. HANNES, “Wat betekent de zesde staatshervorming voor de gezondheidszorgsector en de ouderenzorg?” in J. VELAERS, J. VANPRAET, Y. PEETERS en W. VANDENBRUWAENE, De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen, Intersentia, 2014, 370-371.

690 Art. 5, § 1, II, 4°, a Bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, BS 15 augustus 1980.

691 Bron: www.handicap.fgov.be/nl/tegemoetkomingen/tegemoetkoming-voor-hulp-aan-bejaarden.

692 P. HANNES, “Wat betekent de zesde staatshervorming voor de gezondheidszorgsector en de ouderenzorg?” in J. VELAERS, J. VANPRAET, Y. PEETERS en W. VANDENBRUWAENE, De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen, Intersentia, 2014, 368-370; www.handicap.fgov.be/fr/content/consequences-de-la-sixieme-reforme-de-l-etat.

Sociale Zekerheid de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden toekennen en de bestaande dossiers opvolgen. Waarna de materie in Vlaanderen onder de bevoegdheid valt van het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Zorgfonds die omgevormd wordt tot de IVA Vlaamse sociale bescherming.693 De federale overheid blijft bevoegd voor de integratietegemoetkoming en de inkomensvervangende tegemoetkoming.

Voor de gebruikers van de Communit-e wordt de toepassing van de taalwetgeving relevant. Deze wordt van toepassing op elke aanvraag voor de THAB. Wanneer men een aanvraag in Communit-e registreert, moeten de formulieren die men aan de aanvrager meegeeft, opgesteld zijn in de taal van de regio waar hij/zij zijn officiële woonplaats heeft.694

2.2. GEZINSBIJSLAGEN

695

De zesde staatshervorming heeft vanaf 1 juli 2014 ook de bevoegdheid voor de gezinsbijslagen volledig gedefederaliseerd. Door deze materie als persoonsgebonden aangelegenheid vast te stellen in de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen zijn de gemeenschappen exclusief bevoegd geworden voor de gezinsbijslagen.696

Samen met de defederalisering is het recht op gezinsbijslagen grondwettelijk verankerd als een sociaal en economisch grondrecht.697 Het is het recht van ieder om ten laste van de bevoegde overheid een bijdrage te ontvangen in de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen, wel is het niet de bedoeling een nieuw subjectief recht te creëren.698

Met betrekking tot decentralisering heeft het Comité bij het VN-Kinderrechtenverdrag specifiek gewezen op de verplichtingen van staten. De        

693 Zie art. 7 Decr.Vl. 13 juli 2012 houdende de Vlaamse sociale bescherming, BS 23 augustus 2012 (datum inwerkingtreding te bepalen door Vlaamse Regering); Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 101.

694 Bron: www.handicap.fgov.be/nl/inhoud/gevolgen-zesde-staatshervorming.

695 H. VERSCHUEREN, “De wijziging van artikel 23 van de Grondwet en de defederalisering van de gezinsbijslagen” in J. VELAERS, J. VANPRAET, Y. PEETERS en W. VANDENBRUWAENE, De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen, Intersentia, 2014, 419-460; H. VERSCHUEREN, “De zesde staatshervorming en de defederalisering van de gezinsbijslagen”, Soc.Kron. 2014, afl. 5, 175-190.

696 Zie hiervoor art. 12 bijzondere wet 6 januari 2014 met betrekking tot de zesde staatshervorming, BS 31 januari 2014; art. 5, § 1, IV BWHI.

697 Art. 23, derde lid, 6° Gw.

698 Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2240/1, 2.

verdragsluitende staten moeten erop toezien dat deelentiteiten die een bevoegdheid inzake kinderen toegewezen krijgen, tevens de nodige financiële middelen verkrijgen om aan de verplichtingen opgenomen in het Verdrag te voldoen.699

Daarnaast geldt ook een standstill-verplichting ten aanzien van dit recht, het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving kan niet aanzienlijk verminderen zonder dat daarvoor dwingende redenen van algemeen belang zijn.700 Dit betekent dat de gemeenschappen die bevoegd worden steeds voldoende financiële middelen moeten voorzien om alzo te verhinderen dat de hulp aanzienlijk zou dalen. Voor het overige bezitten de nieuw bevoegde overheden een grote beleidsvrijheid om het recht op gezinsbijslag te regelen.701

Wat wordt er nu allemaal overgeheveld van het federale naar het deelstatelijke niveau? Dit betreft de gehele gezinsbijslagregeling voor werknemers, voor zelfstandigen en voor overheidspersoneel, alsook de gewaarborgde kinderbijslagregeling. Het gaat niet alleen over de basisbedragen, maar ook om allerlei toeslagen die thans worden toegekend, zoals de toeslag voor kinderen met een handicap.702 De gemeenschappen bepalen zelf het toepassingsgebied, de rechthebbenden die het recht op kinderbijslag openen, de rechtgevende kinderen, het bedrag van de kinderbijslag, het ontstaan en behoud van het recht op kinderbijslag, de betaling van de kinderbijslag e.d.703

Artikel 47/5 van de Bijzondere Financieringswet704 regelt de financiering van de bevoegdheidsoverdracht die met ingang van het begrotingsjaar 2015 aan de gemeenschappen worden toegekend. De bepaling van de financiële middelen gaat uit van een basisbedrag van ongeveer 6,4 miljard euro.705 Het bedrag wordt voor

       

699 COMMITTEE ON THE RIGHTS OF THE CHILD, General Comment No .5 (2003), CRC/GC/2003/5, 27 november 2003, overweging 40 en 41.

700 GwH 27 november 2002, nr. 169/2002, overw. B.6.4; H. VERSCHUEREN, “De zesde staatshervorming en de defederalisering van de gezinsbijslagen”, Soc. Kron. 2014, afl. 5, 177; Groenboek zesde

staatshervorming, Deel 3: Gezinsbeleid, 16 september 2013,

http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/beleid/Documents/groenboek_d3_16092013-2.pdf, 153.

701 H. VERSCHUEREN, “De zesde staatshervorming en de defederalisering van de gezinsbijslagen”, Soc.

Kron. 2014, afl. 5, 177.

702 Artikelsgewijze toelichting, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 68.

703 Artikelsgewijze toelichting, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 68.

704 Bijz.Wet 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, BS 17 januari 1989.

705 Dit bedrag komt overeen met het bedrag, dat voor de bevoegdheidsoverdracht, door de overheid en de socialezekerheidsinstellingen voor de toekenning van gezinsbijslagen wordt besteed, met daarin begrepen de beheerskosten (zie Artikelsgewijze toelichting bij het voorstel tot wijziging van de BWHI, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 69.

de begrotingsjaren 2014 en 2015 geïndexeerd en aangepast aan de evolutie van het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar. Het verkregen bedrag wordt onder de deelstaten verdeeld conform demografische sleutels. De enveloppes van de deelstaten zullen verder evolueren volgens de consumptieprijzenindex.706

2.3. JUSTITIE

2.3.1. ALGEMEEN

De zesde staatshervorming herziet artikel 151, § 1 van de Grondwet om de deelstaten te betrekken bij het strafrechtelijk beleid. De gemeenschappen worden in het bijzonder bevoegd voor de organisatie en de werking van de justitiehuizen (art. 5, § 1, II BWHI).707

Op justitieel vlak blijft de strafuitvoering een federale bevoegdheid die wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal van penitentiaire inrichtingen. Binnen die administratie is er een ‘dienst gezondheidszorg’ die de medische zorgen voor gedetineerden organiseert. Het is de federale overheid die dient in te staan voor de aanpassing van de cellen en de medische zorgen van gedetineerden.

De Vlaamse overheid is bevoegd voor de bijstand aan personen, waaronder mensen met een handicap, die in een gevangenis in Vlaanderen of Brussel verblijven. Er wordt door de Vlaamse overheid ook hulp- en dienstverlening georganiseerd (zie het Decreet van 8 maart 2013).708 Zo worden de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij (CBM’s) eveneens gedefederaliseerd. Deze CBM’s beslissen onder andere over de plaats en voorwaarden van de internering.709

De relevantie van deze opdeling ligt in artikel 15 van het VRPH. Dit artikel waarborgt personen met een handicap de vrijwaring van foltering en andere        

706 DE KAMER, Institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming. Een efficiëntere federale staat en

een grotere autonomie voor de deelstaten, 11 oktober 2011,

www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/home/NLdirupo.pdf, 36 en 54.

707 W. VANDENBRUWAENE, “Justitie: strafrechtelijk beleid, jeugdsanctierecht en justitiehuizen” in J.

VELAERS, J. VANPRAET, Y. PEETERS en W. VANDENBRUWAENE, De zesde staatshervorming:

instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen, Intersentia, 2014, 295.

708 Decr.Vl. 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, BS 11 april 2013.

709Art. 14 wet tot bescherming van de maatschappij;

http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/justitiehuizen/verdachte_misdrijf/veroordeel

wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (infra). De vraag rijst welke overheid materieelrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld wanneer een geïnterneerde geen aangepaste accommodatie en/of aangepaste verzorging verkrijgt.

De Belgische staat is in het verleden al meermaals veroordeeld geweest voor hun ‘aanpak’ van geïnterneerden. Nu de CBM’s onder de Vlaamse bevoegdheid vallen, bestaat de mogelijkheid dat de Vlaamse overheid wordt gedagvaard door geïnterneerden die hun rechten willen laten gelden. Het is de vraag op welke wijze Vlaanderen daarmee omgaat.

In het regeerakkoord 2014-2019 van de nieuwe Vlaamse Regering (Bourgeois I) is het voornemen opgenomen om het decreet hulp- en dienstverlening aan gedetineerden verder uit te voeren. Er wordt gewerkt aan een strategisch plan om in de gevangenissen een betere afstemming te verkrijgen met de behoeften van de gedetineerden. In samenspraak met de federale overheid wordt tevens gewerkt aan zorgcircuits voor geïnterneerden.710

2.3.2. INTERNERING

Volgens de nieuwe interneringswet van 2014 die in werking treedt op 1 januari 2016 is internering een veiligheidsmaatregel die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en de geïnterneerde persoon de zorgen te verstrekken die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.711

In de Belgische gevangenissen ligt het aantal geïnterneerden bijzonder hoog, liefst een kwart van de 3.876 geïnterneerden verblijft daarvan anno 2013 in de gevangenis.712 Van de 1.143 geïnterneerden die in de gevangenissen zijn opgesloten, krijgt 80 procent geen of een ondermaatse behandeling. De reden daarvoor is dat ze in een verkeerde plaats, nl. de gevangenis, zijn opgesloten.713

Vanaf de jaren ’90 is relevante nationale en internationale rechtspraak ontwikkeld met betrekking tot de geïnterneerde veroordeelde. Het toenmalig Arbitragehof oordeelde in 1999 dat er geen discriminatie bestaat tussen een gecolloqueerde en een geïnterneerde, in die zin dat bij collocatie de        

710 Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering, Parl.St. Vl.Parl. 2014, nr. 31/1, 122

711 Art. 2 wet 5 mei 2014 betreffende de internering van personen, BS 9 juli 2014; K. HANOULLE, “Een nieuwe interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?”, Panopticon 2015, vol. 36, afl. 3, 289-296.

712 BELGA, “Geïnterneerden in België krijgen ondermaatse behandeling”, De Redactie 7 mei 2014, www.deredactie.be.

713 E. STAUDT, “Haal geïnterneerden weg uit de gevangenis”, 7 mei 2014, www.hrj.be.

verzorgingsinstelling verplicht is deze persoon op te nemen. Terwijl wanneer de CBM beslist een veroordeelde te interneren, de verzorgingsinstelling deze persoon wel kan weigeren. Dit onderscheid is volgens het Arbitragehof naar recht redelijk verantwoord, aangezien er een objectief verschil bestaat.714 Dit betekent wel niet dat de overheid van zijn ‘zorgverplichting’ is vrijgesteld. Internering moet steeds plaatsvinden in een aangepaste inrichting. De overplaatsing van de gevangenis naar een aangepaste inrichting mag niet voor een onafzienbare tijd worden uitgesteld, want dit verbreekt het redelijk evenwicht tussen belangen van de overheid en van de geïnterneerde.715 Het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat de geïnterneerde naar een aangepaste inrichting wordt overgebracht.

Daartegenover staat rechtspraak van het Hof van Cassatie dat oordeelde dat het hoofddoel van internering de bescherming van de maatschappij is, de behandeling van de geïnterneerde is hieraan ondergeschikt.716 Deze zienswijze van het Hof van Cassatie strookt niet met de hedendaagse rechtspraak van het EHRM (infra) en evenmin met de doelstelling van de wet tot bescherming van de maatschappij. De rechter spreekt de interneringsmaatregel uit met als doel de behandeling van de geestesgestoorde delinquent.717

Ook internationale organisaties zoals het Comité ter Preventie van Foltering en het VN-Mensenrechtencomité hebben in het verleden al laten verstaan dat België op vlak van zorg voor geïnterneerden onvoldoende maatregelen neemt en niet over voldoende aangepaste inrichtingen beschikt.718 De interneringsmaatregel moet de persoon een geschikte behandeling bieden, zo niet moet de legitimiteit van de vrijheidsberoving in vraag worden gesteld.719 Vanuit de Verenigde Naties        

714 Arbitragehof 30 juni 1999, AA 1999, 905.

715 GwH, nr. 142/2009, 17 september 2009.

716 Cass. 8 september 2010, AR P.10.1058.F.

717 MvT bij ontwerp van wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, de gewoontemisdadigers en de schuldige jeugd, Parl.St. Kamer 1925, nr. 124, 1-2.

718 CPT, Verslag aan de Belgische overheid betreffende het bezoek in België van 14 tot 23 november 1993, 14 oktober 1994, § 188-194; CPT, Verslag aan de Belgische overheid betreffende het bezoek in België van 28 september tot 7 oktober 2009, 23 juli 2010, § 136-139 en § 143-147; UNHUMAN RIGHTS COMMITTEE, Draft concluding observations (Belgium), CCPR/C/BEL/5, 29 oktober 2010;

CPT, Verslag aan de Belgische overheid betreffende het bezoek in België van 23 april 2012 tot 27 april 2012, 13 december 2012, § 33-37.

719 RAAD VAN EUROPA, “Rapport au Gouvernement de la Belgique relative à la visite effectuée en Belgique par le Comité européen pour la prévention de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants” du 18 au 27 avril 2005, Straatsburg, 20 april 2006, www.cpt.coe.int/documents/bel/2006-15-inf-fra.pdf, § 104.

In die lijn oordeelde het EHRM in de zaak Aerts/België van 30 juli 1998: “Il y a donc eu rupture du lien entre le but de la détention et les conditions dans lesquelles celles-ci a eu lieu”, waarna het Hof overging tot de vaststelling van de schending van art. 5, § 1 EVRM.

zijn standaardregels opgesteld voor de behandeling van de gevangenen. Eén van deze regels heeft betrekking op geïnterneerden: “Persons who are found to be insane shall not be detained in prisons and arrangements shall be made to remove them to mental institutions as soon as possible”.720 Al sinds 1998 klaagt het VN-Mensenrechtencomité de verontwaardigende situatie van geïnterneerden in de Belgische gevangenissen aan, de situatie bleef echter quasi ongewijzigd.721 Het EHRM heeft vaste rechtspraak ontwikkeld omtrent de overeenstemming van de interneringsmaatregel met artikel 5(1), e) EVRM.722

De interneringsmaatregel is enkel in overeenstemming met dit artikel wanneer (i) de internering gebaseerd is op voldoende ernstige mentale problemen, (ii) slechts duurt zolang de mentale problemen voortduren en (iii) er voldoende therapie en psychiatrische begeleiding is.723

België is al meermaals veroordeeld door het EHRM wegens de slechte behandeling van geïnterneerden. Het Hof spreekt van een gekend en erkend structureel probleem van de behandeling van geïnterneerden in België.724 Het begon met het arrest Aerts725 in 1998, waar het EHRM België veroordeelde omwille van de toestand van geïnterneerden in de psychiatrische vleugel van Lantin.

Conform de uitspraak van het EHRM kan een vrijheidsberoving enkel rechtmatig zijn indien de omstandigheden van de vrijheidsberoving in overeenstemming zijn met het doel ervan. Het doel van de internering is volgens het Hof de behandeling

       

720 VERENIGDE NATIES, Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, Adopted by the First United Nations Congress on the Prevention of Crime and the Treatment of Offenders, held at Geneva in 1955, and approved by the Economic and Social Council by its resolutions 663 C

(XXIV) of 31 July 1957 and 2076 (LXII) of 13 may 1977).

www.ohchr.org/Documents/ProfessionalInterest/treatmentprisoners.pdf, § 82 (1).

721 A. THIENPONT en A. VAN DE WIEL, “De Verenigde Naties als hoeder van de rechten van gedetineerden”, Fatik 2009, nr. 123, 29.

722 Art. 5.1, e) EVRM: “1. Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag van zij vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure: …(e) in het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers”.

723 EHRM 24 oktober 1979, Winterwerp/Nederland, A/33; EHRM 5 oktober 2000, Varbanov/Bulgarije, nr. 31365/96; EHRM 27 maart 2008, Shtukaturov/Rusland, nr. 44009/05; EHRM 2 oktober 2012, L.B./België, nr. 22831/08; zie in die zin ook Cass. 5 november 2013, nr. P.13.1087.N, N.C. 2014, Vol. 9, nr. 1, 66-67; C. CONINGS, J. HUYSMANS en F. VERBRUGGEN, “Dagelijkse kost: Europese ingrediënten die het Belgische strafrecht kruiden” in F. VERBRUGGEN, B. SPRIET en R.

VERSTRAETEN (eds.), Themis. Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2013, 71.

724 K. HANOULLE, “Een nieuwe interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?”, Panopticon 2015, vol. 36, afl. 3, 290.

725 EHRM 30 juli 1998, Aerts/België, nr. 61/1997/845/1051.

van de geïnterneerde. In De Schepper t. België726 ontsnapte België aan een veroordeling omwille van de uitzonderlijke gevaarlijkheid van de geestesgestoorde delinquent voor wie er – ondanks de nodige inspanningen van de Belgische Staat – geen geschikte behandelplaats voorhanden was. De Belgische overheid werd wel verplicht zo snel mogelijk te voorzien in behandelplaatsen voor eender welke geestesgestoorde delinquent. In het arrest L.B.727 is België wel veroordeeld voor het niet verstrekken van een voldoende psychiatrische therapie.728 In drie arresten van 10 januari 2013 veroordeelde het EHRM België omwille van de detentie van geïnterneerden in de psychiatrische annexen van de gevangenissen, waar ze geen psychiatrische therapie kregen.729 In arresten van 9 januari 2014 en 3 februari 2015 werd de veroordelingstendens voor de slechte behandeling van geïnterneerden verder gezet.730

Uit artikel 14 vloeit voort dat de behandeling van ontoerekeningsvatbare delinquenten ook niet langer in de gevangenissen kan gebeuren731, daar een handicap geen reden mag zijn tot vrijheidsberoving.732 De vraag is of Vlaanderen in de toekomst kan worden veroordeeld voor het gebrek aan psychiatrische 

       

726 EHRM 13 oktober 2009, De Schepper/België, nr. 27428/07.

727 EHRM 2 oktober 2012, L.B./België, nr. 22831/08; K. HANOULLE, “Straatsburg gunt België geen respijt meer: interneren moet gelijk staan aan behandelen” (noot onder EHRM 2 oktober 2012), RABG 2013, 7-13.

728 EHRM 2 oktober 2012, L.B./België, nr. 22831/08, § 97.

729 EHRM 10 januari 2013, Claes/België, nr. 43418/09; EHRM 10 januari 2013, Dufoort/België, nr.

43653/09; EHRM 10 januari 2013, Swennen/België, nr. 53448/10.

730 EHRM 9 januari 2014, Plaisier/België, nr. 28785/11; EHRM 9 januari 2014, Saadouni/België, nr.

50658/09; EHRM 9 januari 2014, Moreels/België, nr. 43171/09; EHRM 9 januari 2014, Oukili/België, nr. 43663/09; EHRM 9 januari 2014, Caryn/België, nr. 43678/09; EHRM 9 januari 2014, Gelaude/België, nr. 43733/09; EHRM 9 januari 2014, Meroye/België, nr. 330/09; EHRM 9 januari 2014, Lankester/België, nr. 22283/10; EHRM 3 februari 2015, Smits en andere/België, nr. 49484/11, nr. 53703/11, nr. 4710/12, nr. 15969/12, nr. 49863/12, nr. 70761/12; EHRM 3 februari 2015, Vander Velde en Soussi/België en Nederland, nrs. 49861/12 en 49870/12.

731 Zie hiervoor de relevante rechtspraak tegen België van het EHRM: EHRM 30 juli 1998, Aerts/België, nr. 61/1997/845/1051; EHRM 13 oktober 2009, De Schepper/België, nr. 27428/07; EHRM 2 oktober 2012, L.B./België, nr. 22831/08; EHRM 10 januari 2013, Claes/België, nr. 43418/09;

EHRM 10 januari 2013, Dufoort/België, nr. 43653/09; EHRM 10 januari 2013, Swennen/België, nr. 53448/10; EHRM 9 januari 2014, Plaisier/België, nr. 28785/11; EHRM 9 januari 2014, Saadouni/België, nr. 50658/09; EHRM 9 januari 2014, Moreels/België, nr. 43171/09; EHRM 9 januari 2014, Oukili/België, nr. 43663/09; EHRM 9 januari 2014, Caryn/België, nr. 43678/09;

EHRM 9 januari 2014, Gelaude/België, nr. 43733/09; EHRM 9 januari 2014, Meroye/België, nr.

330/09; EHRM 9 januari 2014, Lankester/België, nr. 22283/10.

732J.VAN REMOORTEL,“De Conventie van de Verenigde Naties over de Rechten van Personen met een Handicap”, Panopticon 2009, afl. 4, 68.

Zie supra hoofdstuk 2.1.16 onder deel III.

begeleiding in de gevangenissen, aangezien zij de bevoegdheid verkrijgen van zorg (supra). Vlaanderen heeft momenteel over deze problematiek nog geen adequate totaalvisie ontwikkeld. 

2.4. ARBEID

Het institutioneel akkoord over de zesde staatshervorming bevat de overheveling van een aantal bevoegdheden met betrekking tot de arbeidsmarkt. De gewestelijke autoriteiten zullen over meer instrumenten beschikken om een op lokale omstandigheden afgestemd werkgelegenheidsbeleid te voeren.

Onder andere volgende bevoegdheden worden gedefederaliseerd: de controle op de actieve en passieve beschikbaarheid van werklozen, alle maatregelen inzake werkgelegenheidsbeleid die gericht zijn op doelgroepen, het betaald educatief verlof, de gedeelten van de sociale economie die nog federale bevoegdheid waren gebleven en de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen.

De verwachting is dat de overheveling van deze bevoegdheden resulteert in een efficiënter werkgelegenheidsbeleid. De gewesten kunnen door de defederalisering zelf maatregelen nemen voor doelgroepen op een manier die het best is afgestemd op de bijzondere omstandigheden.733 Zo heeft Vlaanderen de sociale economie hervormt door de aanname van twee decreten: het decreet lokale diensteneconomie en het maatwerkdecreet (zie infra hoofdstuk 6.6. onder deel VI).

Met uitzondering van de regionalisering van de doelgroepmaatregelen worden algemeen gezien geen belangrijke federale bevoegdheden die de arbeidsmarktparticipatie van personen met een handicap beïnvloedt, overgeheveld.734

       

733 HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID, Verslag 2014, FOD Werkgelegenheid, Brussel, Arbeid en Sociaal Overleg, 2014, 54-55.

734 HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID, Verslag 2014, FOD Werkgelegenheid, Brussel, Arbeid en