• No results found

HET VRPH

1. PRELIMINAIRE OPMERKINGEN

Wanneer men de tekst van het Verdrag in zijn algemeenheid bekijkt en vergelijkt met andere verdragen van de Verenigde Naties kunnen we een aantal conclusies trekken. Zo bevat de tekst een ruime preambule, 50 artikelen en een optioneel protocol. Hoewel er een aantal zeer ruime bepalingen zijn ingesloten, is het Verdrag an sich beknopt in vergelijking met andere VN-mensenrechtenverdragen.

Innoverend is het feit dat elke bepaling voorafgegaan wordt door een titel.209 Het Ad Hoc Comité heeft daartoe beslist in de eerste zitting van de achtste sessie. Zij waren – terecht – de mening toegedaan dat dit de toegankelijkheid en de leesbaarheid van het VRPH zou vergroten. In het optioneel protocol wordt er daarentegen niet gewerkt met afzonderlijke titels per artikel.

De vraag of het VRPH de rechten van familieleden van mensen met een handicap zou moeten erkennen en op welke manier dit moet gebeuren, werd veelvuldig besproken in het Ad Hoc Comité. De vraag werd uiteindelijk negatief beantwoord, omwille van het feit dat in de meeste gemeenschappen de rechten en noden van de familie boven die van de persoon met een handicap worden geplaatst. Hoewel het enorme belang en bijdrage van de familie voor het realiseren van de rechten en de waardigheid van de persoon met een handicap niet kan worden onderschat, zijn het vaak de familieleden zelf of de mensen die verantwoordelijk zijn voor de zorg van de persoon met de handicap, die zich schuldig maken aan de inbreuken op de mensenrechten tegen personen met een handicap.210

Het VRPH stelt echter de rechten van de persoon met een handicap boven die van de familieleden en vecht de passieve positie van personen met een handicap en het feit dat deze laatste een last zouden zijn voor de andere familieleden aan.

Uitgezonderd een aantal bepalingen211, besteedt het VRPH dus geen aandacht aan de familie/gezinsleden of ‘associaties’ van personen met een handicap. Zelfs wanneer het Verdrag verwijst naar ‘familie’, plaatst het de persoon met een

       

209R.KAYESS enP.FRENCH,“Out of the darkness into light? Introducing the Convention on the Rights of Persons with Disabilities”, Human Rights Law Review 2008, 22.

210R.KAYESS enP.FRENCH,“Out of the darkness into light? Introducing the Convention on the Rights of Persons with Disabilities”, Human Rights Law Review 2008, 25.

211 Preambule (x); Art. 16: vrijwaring van uitbuiting, geweld en misbruik; Art. 23 (4) respect voor de woning en familie; Art. 28 (1) en (2) behoorlijke levensstandaard en sociale bescherming.

handicap niet in een afhankelijke positie212, maar wel in een juridisch versterkte positie.213 Het Verdrag legt de verdragspartijen wel de verplichting op om families bij te staan in het realiseren van de mensenrechten van de gezinsleden met een handicap.214 Tot slot stipuleert de preambule (x): “Ervan overtuigd dat het gezin de natuurlijke hoeksteen van de samenleving vormt en recht heeft op bescherming door de samenleving en de Staat en dat personen met een handicap en hun gezinsleden de nodige bescherming en ondersteuning dienen te ontvangen, teneinde hun gezinnen in staat te stellen bij te dragen aan het volledige genot van de rechten van personen met een handicap en wel op voet van gelijkheid met anderen.”

Deze benadering gaat o.i. ten onrechte uit van de tegenstelling tussen de belangen van familieleden en personen met een handicap. Uit de rechtspraak blijkt immers dat familieleden vaak ook indirect worden getroffen. In de zaak Coleman215 stelde het Hof van Justitie dat de bescherming dringend moest worden uitgebreid. In deze zaak aanvaarde het Hof voor het eerst het concept van discriminatie bij associatie. Mevrouw Coleman werd ontslagen omdat zij frequent een soepele regeling wenste ter verzorging van haar gehandicapt kind. Het Hof stelde dat het evident is dat de bescherming wordt uitgebreid, omdat anders de rechten van het kind fundamenteel zouden worden geschaad.

De theorie van de associatieve discriminatie is in België behandeld in een zaak voor de arbeidsrechtbank van Leuven.216 Het is de eerste keer dat een Belgische rechter een uitspraak deed over de zogenaamde ‘discriminatie door associatie’.

Daarvan is sprake wanneer iemand wordt gediscrimineerd vanwege zijn nauwe band met iemand die door de antidiscriminatiewetgeving beschermd wordt. In casu werkte de heer V.H. als begeleider in een fitnesscentrum. Op 27 oktober 2010 liet hij via e-mail aan zijn werkgever weten dat zijn onlangs geboren dochtertje lijdt aan een zeldzame ziekte die gezondheidsproblemen en/of een handicap tot gevolg zou hebben. Na een gesprek daarover besliste de werkgever dezelfde dag

       

212 Bijvoorbeeld art. 23 VRPH: eerbiediging van het gezinsleven en de woning. For example, in Article 23, respect for home and the family, persons with disability are accorded the instrumental role of making decisions concerning the founding a family and the number and spacing of their children.

213R.KAYESS enP.FRENCH,“Out of the darkness into light? Introducing the Convention on the Rights of Persons with Disabilities”, Human Rights Law Review 2008, 25.

214 Article 8(1)(a), awareness-raising; Article 23(5), respect for home and the family; and Article 28(1), 2(c), adequate standard of living and social protection. Article 8(1)(a), for example, specifically requires states to raise awareness at the family level of the rights and dignity of persons with disability, and their capabilities and contributions, to combat stereotypes and prejudices that reinforce the belief that persons with disability are a burden to their family and society.

215 HvJ 17 juli 2008, Coleman/Attridge Law en Steve Law, C-303/06, I-05603.

over te gaan tot de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever stelde dat het ontslag niets te maken had met de mogelijke handicap, maar verwees als reden naar de nieuwe taakinvulling van de heer V.H. De rechtbank stelde vast dat V.H. één van de hoofdverzorgers is van zijn dochter en oordeelde dat de timing van het ontslag geldt als een feit dat discriminatie kan doen vermoeden. De bewijslast van ontslag om niet-discriminerende reden berust aldus bij de werkgever. De rechtbank oordeelde dat de werkgever wel andere motieven dan handicap beweerde te hebben, maar daarvan onvoldoende bewijs heeft geleverd.

2. DE VERSCHILLENDE GROEPEN VAN