• No results found

ECONOMISCHE, SOCIALE EN CULTURELE RECHTEN

1.5. PROGRESSIEVE REALISATIE

De belangrijkste reden waarom economische, sociale en culturele rechten geleidelijke uitvoering moeten krijgen betreft de kosten.136 Deze rechten zouden immers te duur zijn om onmiddellijk te verwezenlijken, waardoor het toegelaten is ze op langere termijn te realiseren.

Over het concept progressieve realisatie bestaan een aantal misvattingen. Zo is het foutief te stellen dat de uitvoering op de lange baan mag worden geschoven of dat ze pas in een verre toekomst hun uitwerking krijgen. De harde kern van het betrokken recht moet meteen worden gerealiseerd.137 Het VN-Comité bij het IVESCR geeft aan dat de uiteindelijke totale verwezenlijking inderdaad het doel op lange termijn is, maar dat binnen een relatief korte termijn na de inwerkingtreding de eerste stappen gezet moeten worden.138 Deze stappen moeten tastbaar zijn en moeten als doel hebben de verdragsrechtelijke verplichtingen uit te voeren. In de praktijk is het echter moeilijk na te gaan of een staat al dan niet stappen heeft ondernomen.139 De afwezigheid van elk begin van uitvoering is eenvoudiger op te merken.

Ook het Europees Comité voor Sociale Rechten erkent de progressieve verwezenlijking van bepaalde rechten in het Europees Sociaal Handvest. Indien een verdragsdoel moeilijk te bereiken is en een zware budgettaire inspanning vraagt, moet de verdragspartij maatregelen nemen om de doelstelling van het Handvest te bereiken binnen een redelijke termijn, met meetbare progressie en

       

135 COMMITTEE ON ECONOMIC,SOCIAL AND CULTURAL RIGHTS, General Comment No. 3. The nature of States parties’ obligations, 14 december 1990, U.N. Doc. E/1991/23.

136H.KALLEHAUGE,“General Themes Relevant to the Implementation of the UN Disability Convention into Domestic Law: Who is Responsible for the Implementation and how should it be Performed?” in O.M.ARNARDÓTTIR enG.QUINN (eds.), The UN Convention on the Rights of Persons with Disabilities. European and Scandinavian Perspectives, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2009, 209.

137G.MAES, De afdwingbaarheid van sociale grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 253-271.

138 Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment No. 3. The nature of States parties’ obligations, 14 december 1990, U.N. Doc. E/1991/23.

139A.D’ESPALLIER,S.SOTTIAUX en J.WOUTERS,De doorwerking van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, Antwerpen, Intersentia, 2014, 21-22.

met een best mogelijke inzet van de beschikbare middelen. Hierbij moet de verdragspartij in het bijzonder oog hebben voor kwetsbare groepen in de samenleving.140

In beginsel kiezen staten zelf hoe ze het einddoel bereiken. Welke stappen ze nemen en hoe snel dit gebeurt, hangt af van hun financiële toestand. Er wordt dus meer gevraagd van de rijke westerse landen dan van de ontwikkelingslanden.141

1.6. STANDSTILL

Het standstillbeginsel verbiedt dat afbreuk wordt gedaan aan een verworven niveau van bescherming van rechten.142 Het verplicht de verdragsstaten niet meteen bijkomende stappen te ondernemen en het niveau van rechtsbescherming te verhogen, maar het verhindert wel dat de bestaande rechtsbescherming wordt afgebouwd. Als de overheid een bepaald beschermingsniveau van rechten, die door het standstillbeginsel zijn beschermd, vermindert, is een beroep bij de rechter mogelijk.143 Het referentiemoment is dat waarop de rechten in werking zijn getreden in de interne rechtsorde. De standstillbescherming is echter niet absoluut, vermits enkel aanzienlijke verlagingen zijn verboden, en bijzondere omstandigheden een reductie van het beschermingsniveau kunnen rechtvaardigen.

De standstillverplichting wordt gelinkt aan de progressief te verwezenlijken rechten. Traditioneel is het standstillbeginsel dan ook van toepassing op de economische, sociale en culturele rechten.144 Het verbod op ‘retrogressive

       

140 ECSR 4 november 2003, Autisme-Europe/Frankrijk, nr. 13/2002, § 53; G. MAES, “Collectief klachtenrecht bij het Europees Sociaal Handvest: overzicht van rechtspraak 1998-2002”, TSR 2005, afl. 1, 36-37; S. KEUNEN, S. VAN DAMME en D. CUYPERS, “(Rechtspraak)overzicht van het Europees Comité voor Sociale Rechten m.b.t. personen met een handicap en het Belgische recht”, 2015, 35 p.

141H.KALLEHAUGE,“General Themes Relevant to the Implementation of the UN Disability Convention into Domestic Law: Who is Responsible for the Implementation and how should it be Performed?” in O.M.ARNARDÓTTIR enG.QUINN (eds.), The UN Convention on the Rights of Persons with Disabilities. European and Scandinavian Perspectives, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2009, 209.

142J.VANDE LANOTTE enG.GOEDERTIER,Overzicht van het Belgisch Staatsrecht, Brugge, die Keure, 2007, nr. 920.

143G.MAES, De afdwingbaarheid van sociale grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 111.

144I. HACHEZ, “L’effet de standstill: le pari des droits économiques, sociaux et culturels?”, Adm. Publ.

2000, 34.

measures’ waarborgt eigenlijk op een bijzondere manier de progressiviteit van sociale grondrechten.145

Het Belgische Grondwettelijk Hof heeft weliswaar het beginsel van de standstill bevestigd, maar met de nuance dat het de wetgever verboden is het beschermingsniveau aanzienlijk te verlagen zonder dat daartoe motieven van algemeen belang bestaan.146 Een algemene plicht tot standstill wordt door het Grondwettelijk Hof gekoppeld aan het onderzoek van de concrete sociale, economische en culturele grondrechten.147 Vooral de ‘globale’ beoordeling is van belang.148 Er is immers geen algemeen beginsel dat de wetgever de discriminatie slechts kan wegwerken door het optrekken tot het hoogste niveau. In een globaal, maar evenwichtige regeling kunnen de opzegtermijnen van de hogere bedienden dus wel degelijk verlaagd worden. De standstillverplichting belet niet dat de wetgever bij het wegwerken van discriminatie eventueel de rechten kan verminderen.149 Voorwaarde lijkt wel te zijn dat de globale bescherming niet achteruitgaat.150

De Maastricht Guidelines geven aan dat staten een inbreuk plegen op hun verdragsverplichtingen wanneer een doelbewuste teruggang wordt veroorzaakt van het niveau van bescherming van sociale, economische of culturele rechten, en aldus wordt ingegaan tegen de doelen van de verdragen die deze rechten beschermen.151

       

145A.D’ESPALLIER,S.SOTTIAUX en J.WOUTERS,De doorwerking van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, Antwerpen, Intersentia, 2014, 22-23.

146 M. BOSSUYT, “Artikel 23 van de Grondwet in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof” in W.

RAUWS en M. STROOBANT (eds.), Sociale en economische grondrechten. Artikel 23 Gw.: een stand van zaken na twee decennia, Antwerpen, Intersentia, 2010, 59-67.

147 GwH 27 november 2002, nr. 269/2002; GwH 1 september 2006, nr. 135/2006; GwH 25 november 2010, nr. 133/2010; GwH 14 oktober 2010, nr. 113/2010; GwH 3 februari 2011, nr. 22/201.

148 K. VANDENLANGENBERGH, De schorsing van de arbeidsovereenkomst en het recht op arbeid, Antwerpen, Intersentia, 2009, 454 e.v.; G. MAES, De afdwingbaarheid van sociale grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 109-140 en 460-476; H. VANDERLINDEN, “Effectiviteit van de sociale grondrechten in het Belgische recht, mythe of realiteit”, RW 2008-09, 1208-1213; W.

VANDEPUTTE, Ontslagrecht tussen arbeidsmarktdenken en ontslagbescherming, Onderzoek naar de modernisering van het Belgische ontslagrecht, Doctoraal Proefschrift, KU Leuven, 2011, 456, nr. 777.

149 HvJ 4 december 1986, C-71/85, Nederland/Federatie Nederlandse Vakbeweging.

150 Adv. RvS nr. 49.323/1 van 3 maart 2011 bij het IPA-Wetsontwerp, Parl.St. Kamer 2010-11, nr.

1322/001, 56.

151 “The Maastricht guidelines on violations of economic, social and cultural rights”, 20 Human Rights Quarterly 691-705, II (11), (14)(d), (15)(b).