• No results found

Deel I Het theoretisch kader

Hoofdstuk 2 Sociaal constructionisme en modus-3 kennis

2.1 Sociaal constructionisme

In de 18e eeuw heeft Immanuel Kant (1976, oorspronkelijke editie: 1787) in zijn transcendentaal onderzoek naar de kenwijze van de empirische werkelijkheid proberen aan te tonen dat bepaalde categorieën, bijvoorbeeld causaliteit, als verstandscategorieën noodzakelijk zijn om de werkelijkheid als empirische werkelijkheid te laten verschijnen53. Zij zijn dus medeconstitutief voor wat we de empirische werkelijkheid noemen54. Daarom zijn zij door middel van empirisch-analytisch onderzoek zelf niet aan te tonen. Zij zijn juist de mogelijkheidsvoorwaarden voor dergelijk onderzoek. Terwijl Kant echter slechts spreekt over universele, a-historische categorieën, introduceert Thomas Kuhn (1976) in de jaren 60 van de vorige eeuw het begrip ‘paradigma’ als een historisch gesitueerde categorie55. Bij een wetenschappelijke revolutie vindt een wisseling van paradigma plaats. Zo’n paradigma zelf is niet aan te tonen d.m.v. empirisch-analytisch onderzoek, maar is daar juist de mogelijkheidsvoorwaarde van. Pas door een paradigma verschijnen feiten die empirisch-analytisch te onderzoeken zijn. Het ene paradigma doet andere feiten verschijnen dan het andere paradigma56. Zo is de overgang van pre-Darwiniaanse evolutietheorieën naar de evolutietheorie van Darwin te

53

Kant maakt een onderscheid tussen de noumenale en de fenomenale werkelijkheid, de werkelijkheid als noumenon en als phainomenon.

54

Het gaat hier dus niet om een psychologische analyse van de manier waarop wij waarnemen en kennis verwerven. Het gaat niet om een empirisch-analytisch, maar om – zoals Kant zegt – een transcendentaal onderzoek. De kennis die zich niet richt op de empirische werkelijkheid zelf, waaronder de psychologische werkelijkheid, maar op de kenwijze van het empirische, noemt Kant ‘transcendentale kennis’. En het onderzoek hiernaar noemt hij transcendentaal onderzoek.

55

Zie o.a. hoofdstuk 10 Revoluties als veranderingen van wereldbeschouwing.

56

Dat is een van de redenen – zo stelt Kuhn (1976, p.134) – ‘waarom scholen die worden geleid door verschillende paradigma’s elkaar altijd enigszins tegenwerken’: zij zien niet altijd dezelfde feiten.

44

beschrijven als een overgang van het paradigma ‘doelgerichtheid in de natuur’ naar het paradigma ‘doelloosheid in de natuur’: de ‘Origin of species erkende geen doel of het nu van God of uit de natuur afkomstig was’ (Kuhn, 1976, p.196).

In de moderne wetenschap wordt vaak een scherp onderscheid gemaakt tussen feiten en waarden. De wereld wordt van zijn betekenis, bestemming, doelgerichtheid, bezieling ontdaan. De wetenschap zou alleen op gelegitimeerde wijze de waarheid van uitspraken over feiten kunnen onderzoeken en gebruik kunnen maken van deducties uit onbetwijfelbare premissen. De juistheid van uitspraken over waarden daarentegen zou zij niet kunnen onderzoeken en elke existentiële en morele vraag zou uit het wetenschappelijke domein verbannen moeten worden. Deze uitzuivering zou waardevrije wetenschap mogelijk maken, wetenschap die zich m.b.v. de zuivere of gezuiverde rede uitsluitend op die feiten zou richten. Een belangrijk uitgangspunt in deze studie is dat deze strikte scheiding tussen feiten en waarden, tussen feiten en betekenis niet altijd mogelijk is en dat de sociale werkelijkheid als betekenisvolle werkelijkheid een sociaal construct, het resultaat van sociale constructies is. Echter, omdat termen als constructionisme, constructivisme, sociaal constructionisme, sociaal constructivisme e.d. verschillende betekenissen kunnen hebben, zal ik in dit hoofdstuk aangeven wat ik hier versta onder sociaal constructionisme, sociale constructie en sociaal construct. Hierbij maak ik ruim gebruik van de analyse van Ian Hacking (1999), met name van hoofdstuk 1 en 2. Hier sluit hij sterk aan bij Foucault (1991), overigens zonder deze substantieel te noemen.

2.1.1 Sociale constructie

Het boek van Ian Hacking (1999) The social construction of what? is te beschouwen als een reflectie op de ontwikkelingen van de jaren daarvóór op het terrein van het sociaal constructionisme. In zijn boek probeert hij een aantal hoofdlijnen te traceren in de sociaal-constructionistische

theorievorming van de afgelopen decennia. Zo vraagt hij zich bij de frase ‘de sociale constructie van X’ ten eerste af wat een zinvolle betekenis van de term ‘sociale constructie’ zou kunnen zijn en ten tweede waar die X zinvol naar zou kunnen verwijzen. In ieder geval kan – zo stelt hij - sociale constructie als idee enorm bevrijdend werken. Vanuit dit idee worden bijvoorbeeld ‘moederschap’ en de betekenissen daarvan niet opgevat als vastliggend en onvermijdelijk, niet als dwingend opgelegd door de menselijke natuur of de biologie van reproductie, maar als het product van historische gebeurtenissen, sociale krachten en ideologie. Een belangrijk doel van het gebruik van het woord ‘sociale constructie’ is volgens Hacking dan ook om aan te zetten tot bewustwording, en wel op twee manieren: 1. sociaal constructionisme als een algemene visie op de werkelijkheid: een groot deel van onze ervaring en van de wereld waarin we leven, moet worden opgevat als sociaal

geconstrueerd, 2. daarnaast worden er specifieke claims gelegd op de sociale constructie van een specifieke X; het streven naar bewustwording is wat veel van deze specifieke claims met elkaar verenigt.

Sociaal constructionisten – zo stelt Hacking ̶- zijn kritisch over de huidige stand van zaken. En als zij spreken over ‘de sociale constructie van X’ zijn zij geneigd te beweren dat (1) “X need not have existed, or need not be at all as it is. X, or X as it is at present, is not determined by the nature of things; it is not inevitable.” Vaak wordt deze bewering aangevuld met: (2) “X is quite bad as it is” en (3) “We would be much better off if X were done away with, or at least radically transformed”

45

(Hacking, 1999, p.6). De eerste aanname is zijns inziens echter al voldoende om over sociaal constructionisme te kunnen spreken.

Hacking beschrijft verschillende, onder sociaal constructionisten aan te treffen benaderingen van aanname (1), verschillende ‘grades of commitment’ (Hacking, 1999, p. 19 -21): (1) de historische benadering: iemand beargumenteert dat X is geconstrueerd in de loop van sociale processen; X is niet onvermijdelijk, maar is het contingente resultaat van historische gebeurtenissen, (2) de ironische benadering: de erkenning dat X, bijvoorbeeld het idee van ‘de economie’ wel contingent is, maar dat we binnen de huidige constellatie nu eenmaal niet zonder een dergelijk begrip kunnen, (3) de reformistische benadering (“X is quite bad as it is”): we kunnen minstens enkele aspecten van X wijzigen waardoor X minder slecht is, (4) de ontmaskerende houding: de ontmaskeraar probeert niet ideeën te weerleggen, maar ideeën te ondermijnen; hij probeert de ideologieën die daaronder liggen, bloot te leggen en zo de functie daarvan te laten zien; als eenmaal deze extra57-theoretische functie van zo’n idee is blootgelegd, dan zal het zijn praktische effectiviteit verliezen, (5) de rebelse houding: een rebelse constructionist is iemand die niet alleen zegt dat X niet onvermijdelijk is en dat X erg slecht is, maar ook dat we beter af zouden zijn, als X geschrapt werd of in ieder geval radicaal hervormd, (6) de revolutionaire houding: een revolutionaire constructionist is een activist die voorbij de wereld van ideeën gaat en de wereld m.b.t. X probeert te veranderen. Welke benadering of houding ik in het kader van dit onderzoek zelf inneem, zal ik later verduidelijken.

2.1.2 De sociale constructie van wat?

Wat zou er geconstrueerd zijn of worden, als iemand spreekt over de sociale constructie van X? Hacking geeft als voorbeeld de sociale constructie van vrouwelijke vluchtelingen (‘women refugees’) (Hacking, 1999, p.9). In eerste instantie is het niet een individuele persoon, maar een bepaald soort persoon die sociaal geconstrueerd wordt. Het gaat om een classificatie van mensen, als zou het gaan om een bepaalde mensensoort, zoals we bij dieren spreken over bepaalde diersoorten, bijvoorbeeld ‘de walvis’. Anders gezegd: het idee of concept van de vrouwelijke vluchteling wordt geconstrueerd. Dit idee vloeit niet onvermijdelijk voort uit ‘the nature of things’. Dit idee is – zo zegt Hacking ̶ het contingente product van sociale gebeurtenissen, van wetgeving, van sociaal werkers, van

immigrantengroepen, van activisten, van advocaten, en van de activiteiten van de mensen die het betreft. En wat Hacking hier zegt over ‘de vrouwelijke vluchteling’ geldt bijvoorbeeld ook voor concepten als ‘de kwetsbare burger’ of ‘de zelfredzame burger’, concepten die in dit onderzoek een belangrijke rol spelen.

2.1.3 Matrix

Ideeën, zo zegt Hacking, bestaan niet in een sociaal vacuüm, maar hebben een plaats in een sociale setting. Hij noemt dit de matrix waarbinnen een idee/concept/soort wordt gevormd. Zo is de matrix waarbinnen het concept van de vrouwelijke vluchteling wordt gevormd, een complex van instituties,

57

extra [Latijn]= buiten intra=binnen Vandaar het onderscheid tussen de manier waarop een term binnen een bepaalde theorie gedefinieerd is, en de functie die deze term in de praktijk vervult. Zo kan een begrip als ‘empowerment’ in de theorie over empowerment op een bepaalde manier gedefinieerd zijn. De vraag is echter hoe deze term buiten de theorie, in de praktijk functioneert.

46

advocaten, krantenartikelen, immigratieregels, maar ook de materiële infrastructuur,

toegangspoortjes, paspoorten, uniformen, ondervragingskamertjes, detentiecentra. Hacking geeft aan dat deze materiële elementen vanwege hun betekenis hier van belang en in die zin sociaal zijn. Maar, zo zegt hij, ook de zuivere materialiteit hiervan (zoals de kleur, de grootte en de inrichting van een ondervragingskamertje) is van invloed op het concept.

Zoals hierboven aangegeven verwijst ‘de sociale constructie van X’ heel vaak naar ‘de sociale constructie van het idee van X’. Maar door het leven van een vrouwelijke vluchteling te leven, zo vervolgt Hacking, wordt iemand een bepaald soort persoon, namelijk een vrouwelijke vluchteling. Door op deze manier geclassificeerd te worden verandert het individu zelf en haar zelfervaring. “In consequence of being so classified, individual women and their experiences of themselves are changed by being so classified.”(Hacking, 1999, p.11) En op deze wijze is het volgens Hacking zinvol te zeggen dat het individu zelf ook sociaal geconstrueerd is, binnen de matrix die de classificatie ‘vrouwelijke vluchteling’ omgeeft, en wel als een bepaald soort persoon.En zo zal ook de

zelfervaring van iemand die, op basis van wetenschappelijk ontwikkelde checklists voor het meten van de mate van iemands zelfredzaamheid, geclassificeerd wordt als ‘beperkt zelfredzaam’ of als‘volledig zelfredzaam’58, op grond hiervan veranderen.59 Daarom beschrijven dergelijke categoriserende termen niet alleen werkelijkheid, maar produceren zij deze ook60, brengen zij veranderingen aan in die werkelijkheid. Dit verwijst naar de al eerder genoemde extra-theoretische functie van zo’n classificatie.

2.1.4 Het triviale en het zinvolle gebruik van de term ‘sociale constructie’

Als vanuit het sociaal constructionisme, aldus Hacking, gezegd wordt dat X niet onvermijdelijk, maar contingent is, gaat het er niet om dat iemand op de vlucht het contingente resultaat is van bepaalde sociale gebeurtenissen die ook anders hadden kunnen zijn. Dan zou de term ‘sociale constructie’ triviaal zijn en dus niet zinvol. Het sociaal constructionisme heeft dan ook niet als doelstelling om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat vrouwen niet meer hoeven te vluchten van het ene naar het andere land. Mensen beginnen volgens Hacking pas te beargumenteren dat X sociaal geconstrueerd is, wanneer zij vinden dat bij de huidige stand van zaken X ten onrechte als vanzelfsprekend wordt beschouwd en dus onvermijdelijk lijkt. Dit beschouwt hij als een allereerste voorwaarde voor een sociaal constructionistische these. Zo lijkt het idee van de vrouwelijke vluchteling onvermijdelijk, als

58

Zie bijvoorbeeld: Nieuwe versie Zelfredzaamheid-Matrix (2013).

59

In dit onderzoek gebruik ik regelmatig de term ‘zelfredzaamheid’ als exemplarisch voorbeeld van het huidige dominante discours binnen het sociaal werk. Wat ik hier zeg over ‘zelfredzaamheid’, kan echter mutatis mutandis ook gezegd worden over andere termen zoals ‘eigen kracht’ of ‘zelfregie’. Deze termen beschouw ik als sociale constructen. Een belangrijk doel van dit onderzoek is om zowel de helpende als de disciplinerende kant van deze termen te laten zien. In de Algemene Inleiding gaf ik al aan dat de term ‘kwetsbaar’ op zinvolle wijze tegelijkertijd als humaniserend (de helpende kant) én als uitsluitend (de invoegende kant) kan worden beschouwd.

60

Deze uitwerking is een specifieke toepassing van het al eerder genoemde theorema uit 1928 van de socioloog W.I. Thomas: “If men define situations as real, they are real in their consequences.” Binnen de theorie van Foucault over disciplinering en waarheidsmacht speelt deze ‘productie’ een cruciale rol.

47

er eenmaal sprake is van praktijken rondom nationaliteit, toelating, immigratie, vrouwen op de vlucht, opvangplekken e.d. Pas dan is het zinvol en niet-triviaal om als tegenwerping te zeggen dat X niet onvermijdelijk voortvloeit uit een bepaalde stand van zaken, maar het contingente resultaat is van een sociale constructie. Daarom voegt Hacking een ‘precondition’ toe aan de drie eerdere beweringen: (0) “In the present state of affairs, X is taken for granted; X appears to be inevitable”(Hacking, 1999, p.12).

2.1.5 Het verband tussen sociale constructies en sociale problematiek

Aan de hand van het heel alledaagse voorbeeld van het televisie kijkende kind (‘The child viewer of television’)(Hacking, 1999, p.25) gaat Hacking na hoe we op zinvolle wijze zouden kunnen beweren dat het televisie kijkende kind het resultaat is van een sociale constructie. Sinds de uitvinding van de televisie keken kinderen er al naar. De sociaal constructionistische claim is nu volgens Hacking dat er niet vanaf het begin een bepaalde klasse kinderen is die ‘televisie kijkende kinderen’ omvat, maar dat deze term pas ontstaat op het moment dat ‘het televisie kijkende kind’ beschouwd wordt als een sociaal probleem. Vanaf dat moment wordt het televisie kijkende kind een object van onderzoek. Wat in dit geval eerst geconstrueerd wordt, is een idee, het idee van het televisie kijkende kind. Het televisie kijkende kind wordt een bepaald soort persoon over wie specifieke kennis wordt vergaard. En terwijl het televisie kijkende kind in onze tijd een onvermijdelijke categorisering lijkt te zijn, zal volgens Hacking een sociaal constructionist beweren dat kinderen die televisie kijken, niet noodzakelijkerwijze geconceptualiseerd hoeven te worden als een apart soort menselijk wezen. Terwijl er, zo voeg ik hier zelf aan toe, ongetwijfeld nogal wat mensen in Nederland zijn die ’s morgens zo rond 7 uur opstaan, wel toilet maken en eten, maar niet naar hun werk gaan, is er – redenerend vanuit het sociaal constructionisme - blijkbaar maatschappelijk (op dit moment) geen behoefte om deze groep mensen als aparte categorie te conceptualiseren, zoals dat nog niet zo lang geleden wel gebeurde met de groep mensen die nu tot ‘de zelfredzame burgers’ of tot ‘de kwetsbare burgers’ gerekend worden. En zo ontstaat op bepaalde momenten in de menselijke geschiedenis een nieuw type mens, niet als het onvermijdelijke gevolg van bepaalde feiten, maar op grond van wat Foucault een ‘problematisering’ noemt.61

En als de kinderen die televisie kijken, geconceptualiseerd zijn tot ‘televisie kijkende kinderen’, zo vervolgt Hacking, beginnen sommige ouders over hun kinderen te denken als een speciaal type kinderen, als televisie kijkende kinderen i.p.v. als kinderen die televisie kijken. Mede vanuit dit idee interacteren ouders met hun kinderen. En langzamerhand gaan kinderen zichzelf leren zien, niet als een kind dat televisie kijkt, maar als een televisie kijkend kind. Hierdoor verandert hun zelfbeleving,

61

Zie o.a. Foucault (2004, p.141): “Van meet af aan heb ik geprobeerd het verloop van een ‘problematisering’ te analyseren. Met andere woorden: hoe en waarom werden bepaalde zaken (gedrag, verschijnselen, processen) een probleem? Waarom werden bijvoorbeeld bepaalde gedragsvormen getypeerd en

geclassificeerd als ‘waanzin’, terwijl andere soortgelijke vormen op een bepaald historisch moment volledig buiten beschouwing bleven? Hetzelfde geldt voor misdaad en delinquentie en de problematisering van seksualiteit. (…) De vraag die ik stel is de volgende: Hoe en waarom werden heel verschillende zaken onder één noemer – bijvoorbeeld ‘geestesziekte’ – gebracht, beschreven, geanalyseerd en behandeld?” Zo probeert Foucault in Discipline and punish te verklaren op basis waarvan op een bepaald moment de termen ‘delinquent’ en ‘delinquentie’ ontstaan en welke maatschappelijke functie deze termen vervullen.

48

hun subjectiviteit. En ze gaan hun gedrag daarop afstemmen. Op directe of indirecte wijze worden zij zich bewust van wat theorieën en wat mensen zeggen over het televisie kijkende kind, gaan zich daarnaar gedragen of zetten zich daar juist tegen af. En hierdoor kan het idee van het televisie kijkend kind ook weer veranderen. Bovenstaande kan gebeuren, omdat het hier niet gaat om quarks, stenen of tafels, maar om wezens die zich van zichzelf bewust zijn (‘self-conscious’)(Hacking, 1999, p. 27).

Wat dus geconstrueerd wordt, is niet alleen een bepaald idee, een bepaald soort van persoon. Het zijn ook de kinderen zelf die binnen die matrix sociaal geconstrueerd of gereconstrueerd worden. En wat Hacking hier zegt over het televisie kijkende kind, geldt ook, zo voeg ik hier aan toe, voor begrippen als ‘de zelfredzame burger’ of ‘de kwetsbare burger’. Deze vloeien niet onvermijdelijk voort uit ‘the nature of things’, maar ontstaan op de bodem van sociale problematiek, op het moment dat burgers die bepaald gedrag vertonen als een sociaal probleem gezien worden. Vanaf dat moment wordt wat nu de kwetsbare of niet-zelfredzame burger heet, object van onderzoek en wordt hieromheen veel wetenschappelijke kennis gegenereerd. Daarmee beschrijven deze termen niet op neutrale wijze een bestaande werkelijkheid, maar brengen zij normerende onderscheidingen aan in deze werkelijkheid. En zo zijn begrippen als het televisie kijkend kind, de kwetsbare burger en de zelfredzame burger normatief geladen begrippen te noemen die niet alleen werkelijkheid beschrijven, maar ook produceren.

2.1.6 Construeren en reduceren

Iets construeren is geen creatio ex nihilo, is geen schepping uit het niets, maar is het op een bepaalde manier tot een geheel vormen van vóórgegeven elementen/delen. Zo is het mogelijk om met behulp van dezelfde losse stukken hout verschillende gehelen te maken. Het sociaal constructionisme dat ik gebruik in mijn onderzoek, maakt in metaforische zin gebruik van deze letterlijke betekenis. Dat betekent in ieder geval dat er verschillende manieren zijn om delen tot een geheel te vormen, dat er een constructiegeschiedenis62 is en dat er bepaalde gehelen worden gevormd (Hacking, 1999). Zoals ik hierboven al aangaf geldt dit bijvoorbeeld voor ‘de kwetsbare burger’ of ‘de delinquent’.

Belangrijke vragen hierbij zijn: welke gehelen worden op een bepaald moment in een bepaalde sociale context geconstrueerd? Waarom deze wel en andere niet? Welke extra-theoretische functie vervult deze term? Wat betekent deze term voor de zelfervaring van mensen? En wat betekent dit voor de sociale context waarin deze term functioneert?

Zoals gezegd is een sociaal geconstrueerde classificatie niet neutraal, maar normatief geladen. De normatieve lading van deze term, van het geheel, is in de delen zelf echter niet terug te vinden. Zo gebeurt het meten van zelfredzaamheid vaak d.m.v. een checklist. Het geconstrueerde geheel wordt

62

Zo is het boek Governing the soul. The shaping of the private self van Nikolas Rose (1999) te beschouwen als de constructiegeschiedenis van ‘het autonome subject’. Echter, de beschrijving van de geschiedenis van een sociale constructie is m.i. op zijn beurt ook te beschouwen als een sociale constructie, en dus normatief geladen. Dit geldt voor het boek van Nikolas Rose, maar ook voor Discipline and punish van Foucault. Deze opvatting maakt het mogelijk om de theorie van Foucault als een perspectief te gebruiken. Deze verschijnt dan niet als de waarheid over de werkelijkheid, maar als een poging om op een bepaalde manier de werkelijkheid te (re)construeren. Voor de legitimering van deze stap gebruik ik het idee van modus-3 kennis. Zie hierover par. 2.2.

49

weer uiteengerafeld en gereduceerd tot de onderdelen, die eventueel op grond van onderzoek nog meer uitgesplitst en nog verfijnder beschreven worden. Het geheel krijgt uitsluitend op grond van het opmeten van de afzonderlijke delen een cijfer toebedeeld. En het niet in de vóórgegeven

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN