• No results found

Deel I Het theoretisch kader

Hoofdstuk 3 Andries Baart en de theorie van presentie

3.3 Het morele fundament van de presentietheorie

3.3.1 De zorgethiek

Zoals in par.3.1.1 al aangegeven sluit de presentietheorie aan bij de zorgethiek. Baart geeft aan dat de zorgethiek de presentietheorie voorziet ‘van haar morele fundament’(Baart & Carbo, 2013, p.16). Zorgethiek, zo stelt hij, is niet zozeer een vorm van ethiek met een eigen maatschappelijke domein, een vorm van beroepsethiek, maar zij vertegenwoordigt veeleer een bepaalde manier van moreel redeneren. Hierbij speelt relatiegerichtheid een centrale rol en geldt het concept ‘zorg’ en niet zozeer een concept als ‘autonomie’ of ‘zelfbeschikking’ als uitgangspunt van moreel redeneren. Vanuit dit venster kijkt zij als het ware naar de wereld en streeft zij ernaar om “de wereld, onszelf en de ander zo fatsoenlijk en liefdevol mogelijk in stand te houden, gegeven onze kwetsbaarheid en afhankelijkheid.(..) Goede zorg is menslievend, biedt bekommernis en ontfermt zich over wie behoeftig is en dus aangewezen op de inzet van een ander”(Baart & Carbo, 2013, p.15/16). Baart (2013) stelt dat zorgethiek, en dus ook de presentietheorie, hiermee ook een vorm van politieke ethiek wordt. Immers, zorg wordt op deze manier een belangrijke toetssteen voor de manier waarop onze samenleving is ingericht.

De presentietheorie richt zich vooral op mensen die ‘kwetsbaar, marginaal, doodziek of ‘hopeloos’ zijn’ en zij streeft naar ‘leefbare en zorgzame menselijke en institutionele verhoudingen’. Daarmee richt zij zich dus ook op ‘de systemen en structuren waar deze mensen op zijn aangewezen’, op ‘de systemische en institutionele context om deze bekommernis te faciliteren’(Baart & Carbo, 2013, p.11). In de volgende paragraaf werk ik aan de hand van Baart & Carbo (2013) een thema uit dat in de presentietheorie een belangrijke rol speelt: kwetsbaarheid. Aan de hand van dit thema wordt ook die ‘systemische en institutionele context’ wat verder uitgewerkt.

3.3.2 Kwetsbaarheid

1. Het ‘huidige, dominante discours over kwetsbaarheid’ (Baart & Carbo, 2013, p.39)

Welke rol speelt het begrip ‘kwetsbaarheid’ in de presentietheorie? Ook in de dominante beleids- en visietaal over zorg en welzijn, zo zegt Baart (Baart & Carbo, 2013), speelt dit begrip wel een rol, maar in de presentietheorie wordt geprobeerd om dit begrip veelvormiger en breder te maken, om parallel aan de taal van zelfregie een taal van kwetsbaarheid te ontwikkelen. Het huidige84 beleid laat, aldus Baart, drie ontwikkelingen zien die de positie van ‘kwetsbare mensen’ raken: de

vermaatschappelijking, Welzijn Nieuwe Stijl en de overheveling van allerlei zorg vanuit de AWBZ naar de WMO. In deze ontwikkelingen dreigt ‘de onloochenbare kwetsbaarheid van de betrokkenen’ zoek gemaakt te worden (Baart & Carbo, 2013, p.21). In de ‘vertogen’ over participatie, zelfredzaamheid, eigen kracht wordt volgens Baart ‘niets substantieels gezegd’ over kwetsbaarheid, uitzichtloos lijden, onstuitbaar verval, doodsangst. In beleids- en visiedocumenten speelt kwetsbaarheid volgens hem ‘als inhoudelijk uitgewerkt concept’ geen rol. Wel is er, zo zegt hij, aandacht voor kwetsbaarheid als kenmerk van specifieke groepen, voor verschillende vormen van kwetsbaarheid ( psychisch, sociaal, fysiek, economisch) en voor het volgen van mensen met behulp van instrumenten die zijn ontwikkeld

84

76

om iemands kwetsbaarheid en zelfredzaamheid te meten. In een dergelijke benadering wordt kwetsbaarheid volgens Baart gezien als een onwaarde: ‘dat wat niet zou moeten zijn’ (Baart & Carbo, 2013, p.25). Zij wordt slechts een enkele keer verbonden met een waardevolle gevoeligheid die mensen bezitten. En ook is het idee van kwetsbaarheid als een essentieel aspect van de menselijke conditie volgens hem onzichtbaar gemaakt door ‘het vertoog’ ‘van herstel en participatie’. In het licht van de menselijke conditie immers, zo stelt Baart, is ieder mens kwetsbaar. Deze kwetsbaarheid kan niet geëlimineerd worden. En vanuit het besef dat ieder mens kwetsbaar is, zet de presentietheorie, aldus Baart, kwetsbaarheid ‘in het hart van haar benadering’(Baart & Carbo, 2013, p.26).

2. De politieke en maatschappelijke kant van kwetsbaarheid85

Kwetsbaarheid kan volgens Baart niet goed begrepen worden vanuit algemene aanduidingen, maar “wordt pas van dichtbij, in zijn context en met een open blik enigermate adequaat begrepen”(Baart & Carbo, 2013, p.39). De kwetsbaarheid van iemand kan liggen in de persoon zelf, in de vorm van “fysieke, verstandelijke of psychische zwakten, beperkingen of tekorten”(Baart & Carbo, 2013, p.40), maar ook in iemands omgeving. Zo kan iemand niet alleen kwetsbaar gemaakt, maar ook gekwetst worden door maatschappelijke onverschilligheid, “door een weinig barmhartig beleid op de terreinen van arbeid, inkomen en huisvesting”(Baart & Carbo, 2013, p.28), door “politiek beleid dat mensen vogelvrij verklaart, marginaliseert en rechteloos maakt” (Baart & Carbo, 2013, p.40).

Kwetsbaarheid is volgens Baart dan ook in zijn algemeenheid niet volledig te herleiden tot een persoonlijk tekort, maar heeft ook een politieke en maatschappelijke kant. Zo verwijst

kwetsbaarheid, aldus Baart (Baart & Carbo, 2013), ook naar het maatschappelijke vraagstuk hoe om te gaan met het anders-zijn van mensen en wat de maatschappelijke waarde van anders-zijn is. Zo zou goede zorg er bijvoorbeeld niet uit mogen bestaan om vanuit het willen verwezenlijken van het moderne ideaal van autonomie in de vorm van zelfredzaamheid, eigen regie, participatie “het geheel eigen karakter van het leven met een verstandelijke beperking” te ontkennen (Baart & Carbo, 2013, p.43). Welbeschouwd, zo stelt Baart, zijn degenen die anders-zijn, weliswaar niet zo heel veel anders dan de anderen en is vroeg of laat iedereen “aangewezen op eenzelfde soort compassie,

inschikkelijkheid en ruimte”(Baart & Carbo, 2013, p.45). Aan de andere kant hoort de ander er in zijn anders-zijn bij en zou dit “niet zoek gemaakt of verdreven moeten worden”(Baart & Carbo, 2013, p.44). Dat anders-zijn is dus geen onwaarde, maar een waarde. In onze samenleving wordt dit anders-zijn volgens Baart echter vaak beleefd als een verstoring van de orde. Niet in plaats van, maar naast die beleefde verstoring zet de presentietheorie, zo zegt hij, ‘de idee van hermeneutische welwillendheid’ (Baart & Carbo, 2013, p.46). Essentieel hieraan is “dat het (kwetsbare) anders-zijn niet slechts een nare en riskante opgave inhoudt, maar ook de drager kan zijn van belangrijke, verrijkende betekenissen”(Baart & Carbo, 2013, p.46). In het hiermee verbonden “vrije en

verwonderende waarnemen” is het van groot belang “om de betekenis van wat zich aan je voordoet geleidelijk te leren begrijpen vanuit het fenomeen zelf en dus niet door er van buitenaf een raster van betekenissen op te drukken” (Baart & Carbo, 2013, p.46).

85

In deze paragraaf resoneert het Foucauldiaanse perspectief als het ware mee in de presentietheorie. Zie ook voetnoot 82 over ‘deskundologie’en par.3.4.In deel III Slothoofdstuk kom ik hier op terug.

77

Daarnaast beschouwt Baart het als zinvol om een onderscheid te maken tussen twee soorten kwetsbaarheid: ‘frailty/fragility’ (fysieke en psychische kwetsbaarheid) en ‘vulnerability’ (maatschappelijke kwetsbaarheid) (Baart & Carbo, 2013, p.48). De eerste term verwijst naar de menselijke conditie die voor ieder van ons geldt, zoals de uiteindelijk onvermijdelijke veroudering of de altijd aanwezige mogelijkheid om van het ene op het andere moment door een ongeluk in een rolstoel terecht te komen. De tweede term verwijst naar die factoren die niet onvermijdelijk, maar manipuleerbaar zijn. Zo kunnen kwetsbare (‘frail’) ouderen nog kwetsbaarder (‘vulnerabel’) gemaakt worden door een samenleving die kwetsbaarheid in de eerste plaats ziet als een onwaarde en die door middel van concepten als eigen kracht, participatie en zelfregie de ‘vitale ouderen’ als ideaal en norm neemt. Een dergelijke samenleving is daardoor nauwelijks afgestemd op de ‘kwetsbare ouderen’. Hiermee wordt kwetsbaarheid volgens Baart “een politiek-ethisch concept dat ruggelings aanligt tegen onachtzaamheid, sociale overbodigheid en ‘de onrendabelen’”(Baart & Carbo, 2013, p.48). Zo gaat het volgens hem ook vaak om mensen die vanwege bepaalde specifieke talenten kwetsbaar zijn, zoals iemand met “een groot en fijnbesnaard gevoel en tegelijk een dunne huid (..) Maar als daarvoor geen ruimte of waardering bestaat, dan worden zij met deze gaven eerder kwetsbare dan getalenteerde of gewaardeerde burgers”(Baart & Carbo, 2013, p.48/49). Kwetsbaarheid in de zorg wordt volgens Baart dan ook voor een flink deel uitgelokt door een hardvochtige cultuur, door politiek beleid of door het zorgsysteem zelf.

Door ‘kwetsbaarheid’ niet ‘te individualiseren’, niet te reduceren tot bepaalde kenmerken van een individu, maar te begrijpen vanuit het maatschappelijk en politiek denken en praten over

kwetsbaarheid wordt, zo stelt Baart, “het zorgdiscours over kwetsbaren een politiek-ethisch discours en minder een methodisch discours met juridificerende trekjes dat onherroepelijk uitdraait op het streven dat de kwetsbare zich allerlei sociale competenties eigen maakt zodat hij minder kwetsbaar zal zijn en beter meekomt” (Baart & Carbo, 2013, p.49).

3. Kwetsbaarheid en compassie

Het begrip compassie zouden we volgens Baart kunnen gebruiken voor het zoeken naar een nieuwe omgang met kwetsbaarheid, zowel in de uitvoeringspraktijk zelf als op politiek, maatschappelijk en institutioneel niveau. Compassie in de zorg “is het vermogen je te laten onderbreken in je plannen en werk, onbevangen om je heen te kijken en aandacht te geven aan wie of wat vanwege zijn

kwetsbaarheid op dat moment aandacht behoeft”(Baart & Carbo, 2013, p.53). Het gaat hierbij om aandacht ‘metterdaad’, dus aandacht verbonden met de hierbij horende verantwoordelijkheden. Compassie is, aldus Baart, verbonden met ruimhartigheid en het besef ‘even brekelijk, even eindig, net zo veel waard’ te zijn, het besef dat er ‘weinig voor nodig’ is om het volgende moment zelf die patiënt, die dakloze te zijn. En compassie kan in de zorg “een grote, bevrijdende kracht zijn als ze gepaard gaat met deugden zoals moed, standvastigheid, geduld, toewijding, prudentie en vrijmoedigheid”(Baart & Carbo, 2013, p.54).

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN