• No results found

Deel I Het theoretisch kader

Hoofdstuk 2 Sociaal constructionisme en modus-3 kennis

2.2 Normatieve leerprocessen en modus-3 kennis

2.2.2 Modus-3 kennis

Volgens Kunneman is de analyse van modus-2 kennisproductie “as developed by Nowotny and her collaborators (.) too naïve in a moral and political sense” (Kunneman, 2015, p.14). Zij geven aan dat het onderscheiden van deze kennisproductie nieuwe mogelijkheden biedt voor het versterken van democratische invloeden op de productie van wetenschappelijke kennis. Maar hoe, aldus Kunneman, valt te voorkomen dat deze democratische discussies veranderen ‘into strategic struggles of power’ (ibidem)? Daarom hebben verschillende auteurs, zo zegt hij, de behoefte aan een derde modus van kennisproductie geopperd. Terwijl het concept ‘modus-2 kennis’ bedoeld is om recht te doen aan de toenemende invloed van normatieve keuzen op de wetenschappelijke ontwikkeling, geeft het concept ‘modus-3 kennis’ aan dat er een nieuw type kennis en inzicht vereist is om deze normatieve keuzes zodanig met elkaar te kunnen confronteren en verbinden dat normatieve leerprocessen mogelijk dan wel bevorderd worden. Daarom stelt ook Kunneman (2009) voor om, naast modus-1 en

66

Dit sluit ook aan op wat Foucault in Discipline and punish zegt over het verschil tussen de

natuurwetenschappen en de menswetenschappen. De eerste hebben zich – zo zegt hij – in de loop der eeuwen losgemaakt van de Inquisitie. De laatste zijn nog steeds sterk verbonden met de disciplinaire macht.

53

modus-2, nog een derde kennismodus te onderscheiden. Hierbij gaat het hem om kennis en inzichten die zich in professionele contexten kunnen ontwikkelen vanuit normatieve leerprocessen m.b.t. praktische problemen.

Uiteraard staat in dit onderzoek de professionele praktijk van het sociaal werk centraal. Als introductie van dit idee van modus-3 kennis geef ik nu eerst een voorbeeld uit een professionele praktijk waar het sociaal werk regelmatig mee te maken heeft, de praktijk van de psychiatrie. 2.2.3 Een voorbeeld van modus-3 kennisontwikkeling: ambulante psychiatrische behandeling

Modus-3 kennisontwikkeling is niet een bepaalde vorm van kennisontwikkeling die los staat van modus 2 en 1. Zij voltrekt zich juist en is alleen maar mogelijk in verbinding met modus 1 en 2. In onderstaand voorbeeld komt dit duidelijk naar voren. Dit voorbeeld gaat over de ambulante psychiatrische behandeling van jonge volwassenen die voor het eerst een psychose doormaken. Centraal staat het verwerven van het normatieve inzicht dat een bepaalde manier van behandelen verbonden is met bepaalde waarden en met wat Kunneman (2009) ‘de daarmee verbonden existentiële scripts’ noemt. De weergave van dit voorbeeld ontleen ik aan Kunneman (2009, p.130- 132 en p.152).

“In een interessante beschouwing over de dilemma’s die daarbij optreden, schrijft de psychiater Pieter Vlaminck dat de behandeling van dergelijke vroege psychosen in veel gevallen vrij eenvoudig kan zijn: “De psychiater schrijft een antipsychoticum voor in een lage dosering, hij heeft met de patiënt een aantal gesprekken over de inhoud en de betekenis van de psychotische ervaringen en hij biedt, waar nodig en gewenst, steun en voorlichting aan de familie. Na een paar maanden zal de psychose in veel gevallen redelijk onder controle zijn”. De dilemma’s ontstaan pas bij de vraag hoe het verder moet met de medicatie. Mede door de spectaculaire vooruitgang in de biomedische wetenschappen zijn de afgelopen decennia veel meer en veel effectievere antipsychotica beschikbaar dan voorheen. Voor het gebruik daarvan heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) een aantal richtlijnen uitgevaardigd die gebaseerd zijn op veelal Amerikaans effectonderzoek. Voor de medicatie bij ‘schizofrene psychosen’ is een heldere richtlijn beschikbaar: eerst moet er een stabilisatieperiode van één jaar in acht worden genomen,waarna de verdere medicatie afhankelijk wordt gesteld van de precieze diagnose en het aantal psychosen dat opgetreden is. Volgens Vlaminck is deze richtlijn te streng en te simpel: “De ervaren psychiater voelt intuïtief aan dat bij de

indicatiestelling voor onderhoudsbehandeling meer factoren meespelen dan alleen deze twee (…). De psychiater staat bij veel individuele patiënten voor de vraag of hij in dit concrete geval de strenge NVvP-richtlijn van de Nederlandse beroepsgenoten wel of niet moet volgen. Kiest hij voor de gemakkelijke en veilige weg door de officiële richtlijn te volgen of kiest hij in het belang van zijn patiënt voor de moedige weg om vooral af te gaan op het eigen oordeel? Als ervoor gekozen wordt om de richtlijn te volgen, zal aan de patiënt verteld moeten worden dat hij lijdt aan een ernstige aandoening die jarenlange behandeling noodzakelijk maakt.” Die informatie kan volgens Vlaminck het zelfbeeld van sommige patiënten naar beneden halen en tot nodeloze afhankelijkheid van psychiatrische zorg leiden. Maar wanneer psychiaters zouden besluiten om de richtlijn niet te volgen en er treedt een onverwachte verslechtering op in de

54

toestand van de patiënt, dan hebben zij de richtlijn overtreden en een laakbare professionele fout gemaakt. Dit dilemma wordt nog gecompliceerder door het feit dat de richtlijn zwijgt over de precieze doeleinden van de behandeling en de mogelijkheid van spanningen tussen verschillende doelen. Volgens Vlaminck is het goed denkbaar dat de preventie van

psychotische recidieven met behulp van antipsychotica gepaard gaat met een achteruitgang in sociaal functioneren en een toename van bijwerkingen. Hoe het belang daarvan af te wegen tegen het medicinaal voorkomen van recidieven?”(Kunneman, 2009, p.131)

Vlaminck schrijft dat in veel gevallen de psychose na een paar maanden redelijk onder controle zal zijn. Op dat moment ontstaat de vraag hoe het verder moet met de medicatie. Dit is geen intern- wetenschappelijk vraagstuk, maar een praktijkprobleem, een modus-2 vraag. Zoals gezegd is het concept ‘modus-2 kennis’ bedoeld om recht te doen aan de toenemende invloed van normatieve keuzen op de wetenschappelijke ontwikkeling. Bij de vraag naar de juiste onderhoudsmedicatie gaat het dan ook niet alleen om modus-1 kennis over de werking van bepaalde medicijnen, maar ook om de normatieve keuzes die gemaakt worden. Deze normatieve keuzes blijven echter vaak min of meer impliciet. Dan wordt er gehandeld ‘tegen een achtergrond van vanzelfsprekend geachte waarden’ (Kunneman, 2009, p.117). De eerste stap in het ontwikkelen van modus-3 kennis is het zichtbaar maken van deze vanzelfsprekendheden. Hierover gaan de volgende twee paragrafen.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN