• No results found

Deel I Het theoretisch kader

Hoofdstuk 2 Sociaal constructionisme en modus-3 kennis

2.2 Normatieve leerprocessen en modus-3 kennis

2.2.4 Een achtergrond van vanzelfsprekende waarden

Als er gehandeld wordt tegen die achtergrond van vanzelfsprekend geachte waarden, heeft dat als gevolg dat waarden die binnen een bepaalde sociale en historische constellatie dominant zijn, het onderzoek op impliciete wijze mede bepalen. In termen van het sociaal constructionisme: doordat het onderzoek gebruik maakt van sociale constructies die door het onderzoek zelf alleen als beschrijvend worden gepresenteerd, verdwijnt de normatieve geladenheid van deze constructies uit het zicht.

“As critical complexity thinkers and social constructivists have argued, the normative choices at stake here are not added ‘from outside’ to independent or autonomous scientific and

technological developments. They are embedded within science and technology themselves by way of the pre-analytical choices guiding the construction of scientific models and by way of taken for granted norms and values in the professional practices connected with them.” (Kunneman & Derkx, 2013, p.31)

Kunneman geeft hier aan dat die normatieve keuzes niet ‘from outside’ worden toegevoegd aan, maar intrinsiek verbonden zijn met het wetenschappelijk onderzoek. Immers, zo vat ik dat hier op, modus-2 onderzoek richt zich op praktijkproblemen. En praktijkproblemen zijn niet aan te treffen in een werkelijkheid los van kennende subjecten die zijn ingebed in instituties, organisaties, discoursen. Een probleem, een gebrek, een tekort of een teveel is immers slechts aan te treffen in een

werkelijkheid die geconstrueerd, d.w.z. op betekenisvolle wijze geordend is.

Terug naar de beschouwing van Pieter Vlaminck. Bovenvermelde richtlijnen van de NVvP zijn weliswaar gebaseerd ‘op de meest recente wetenschappelijke inzichten en op de resultaten van objectiverend onderzoek’, maar zonder acht te slaan op de waarden en existentiële scripts die hiermee verbonden zijn (Kunneman, 2009, p.132). Het gaat hier om modus-2 kennis die zich

55

uitsluitend oriënteert op modus-1 kennis: de vraag naar de juiste onderhoudsmedicatie wordt volledig herleid tot een technisch vraagstuk. Tegen de achtergrond van vanzelfsprekend geachte waarden gaan deze richtlijnen stilzwijgend en vanzelfsprekend uit van het voorkómen van recidive als hét doel van de onderhoudsbehandeling. Hiermee vindt echter een reductie van waarden plaats. Dit levert, zo stelt Vlaminck hier uitdrukkelijk aan de orde, een onvoldoende basis op om de belangen van patiënten te dienen. Het gaat hier, zo zegt hij, namelijk niet alleen om het voorkómen van recidive, maar ook om “het overeind houden van een min of meer positief zelfbeeld, het voorkomen van afhankelijkheid van zorg en het zo min mogelijk ondermijnen van gezondheid en energie door de bijwerkingen van medicijnen”(Kunneman, 2009, p.132).

Professionele afwegingen t.a.v. praktijkgerichte vragen kunnen uiteraard niet alleen gemaakt worden op basis van kennis en inzichten vanuit modus-3. Echter, zoals bovenstaand voorbeeld laat zien, kan dat ook niet alleen op basis van kennis en inzichten vanuit modus-1. Het gaat hier immers om meer dan alleen de vraag naar een aanvaardbare oplossing voor een duidelijk gedefinieerd probleem. Wat een aanvaardbare oplossing is hangt mede af van de probleemdefinitie, van de manier waarop het probleem gedefinieerd wordt. Zoals hierboven al aangegeven, zijn

praktijkproblemen slechts aan te treffen in een werkelijkheid die op betekenisvolle wijze geordend is. En wat in de ene ordening verschijnt als probleem, hoeft in een andere ordening niet op die manier te verschijnen67. Het kunnen constateren van een praktijkprobleem veronderstelt dus een bepaalde betekenisvolle ordening. Daarom zijn zowel het omschrijven van aanvaardbare oplossingen voor een praktijkprobleem als het definiëren van het probleem zelf normatief geladen. Die richtlijnen voor de psychiater worden dan ook “mede bepaald door de organisatorische definitie van het probleem in kwestie en door de omschrijving van aanvaardbare oplossingen daarvoor” (Kunneman, 2009, p.152). 2.2.5 Het zichtbaar maken van normatieve vanzelfsprekendheden: twee constructies van de sociale werkelijkheid

Als ik in termen van het sociaal constructionisme bovenstaand verhaal van Pieter Vlaminck beschrijf, dan laat hij de sociale werkelijkheid op twee manieren verschijnen68. Door naast het dominante discours een ander discours neer te zetten maakt hij normatieve vanzelfsprekendheden zichtbaar. Kijkend vanuit het dominante discours wordt zichtbaar hoe geprobeerd wordt om op grond van de bestaande kennis over de werking van deze medicijnen zo goed mogelijk te vast te stelen wat de juiste onderhoudsmedicatie is om recidive tegen te gaan. Vlaminck zet daar vervolgens een ander discours naast, een discours waarin de volgens hem op het spel staande waarden en de daarmee verbonden existentiële scripts niet impliciet blijven, maar expliciet benoemd worden. En zoals hierboven al vermeld gaat het volgens hem niet alleen om het voorkómen van recidive, maar ook om zaken als zelfbeeld, zorgafhankelijkheid, gezondheid en energie. Deze waarden zouden volgens hem leidend moeten zijn voor het vaststellen van de juiste onderhoudsmedicatie. Terwijl binnen het

67

Zie de voetnoot in par.2.1.5 over wat Foucault het verloop van een ‘problematisering’ noemt.

68

Dit is te vergelijken met wat Foucault in Discipline and punish doet. Hij zet daar naast het dominante, ‘humane’ discours rondom ‘delinquentie’ een ander discours neer. Daarmee maakt hij de normatieve geladenheid van een begrip als ‘delinquentie’ zichtbaar en de vanzelfsprekendheid waarmee deskundigen die mede op basis van wetenschappelijke kennis hun werk doen, een ‘delinquent’ ‘behandelen’. Zie hoofdstuk 4.

56

dominante discours ‘het tegengaan van recidive’ de vanzelfsprekend leidende notie is, wordt, kijkend vanuit dat andere discours, zichtbaar dat de term ‘recidive’ niet alleen maar werkelijkheid beschrijft, maar daar ook normerende onderscheidingen in aanbrengt en daarmee ook werkelijkheid

produceert. Net zoals termen als ‘verstandelijke beperking’, ‘delinquentie’, ‘verzilting’, ‘weerstand’, ‘verzamelwoede’, ‘kwetsbaarheid’, ‘afhankelijkheid’ de werkelijkheid problematiseren, zo doet de term ‘recidive’ dat ook. Echter, binnen het dominante discours verschijnen deze termen alleen als beschrijvende en niet als normerende termen: het gaat om zaken die vanzelfsprekend problematisch zijn en die dus vanzelfsprekend verholpen of in ieder geval verminderd moeten worden.

Een belangrijke eerste stap in het ontwikkelen van modus-3 kennis is dan ook het zichtbaar maken van de vanzelfsprekendheden die verbonden zijn met het ontwikkelen van modus-2 kennis, en daarmee van de normatieve geladenheid van de gebruikte begrippen die niet alleen werkelijkheid beschrijven, maar ook produceren. Dit doet Vlaminck in zijn artikel. En de vraag welke

onderhoudsmedicatie iemand nodig heeft om goed te kunnen leven, de vraag wat in deze kwestie goed werk is, stelt hij niet als een willekeurig iemand die zich met zijn opvatting richt tot een algemeen publiek, maar als een professional die zich tot zijn vakgenoten richt.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN