• No results found

4 1 De genealogie van het moderne subject: van het brandmerken van het lichaam naar de zelf-onderwerping van de ziel (‘soul’)

Stap 2: Het schrijven van zijlijnopmerkingen (‘comments’) (Smith, 2013, p.83-91)

6.7 De aanwezigheid van de constructeur in de empirische analyse

Zoals gezegd analyseer ik het empirisch materiaal vanuit twee theoretische perspectieven. Dat betekent – in termen van het sociaal constructionisme – dat ik zelf als constructeur in de analyses aanwezig ben. In deze paragraaf geef ik aan hoe ik dat in de analyses kenbaar maak. Allereerst geef ik echter kort aan hoe ik mijzelf tot constructeur heb gevormd. Normatieve leerprocessen staan in dit onderzoek centraal. Daarom beschrijf ik hier hoe mijn eigen leerproces op dit punt is verlopen. 6.7.1 Mijn eigen ontwikkeling inzake de theorie van Foucault

Door het doen van dit onderzoek heb ik veel geleerd. Over het sociaal werk zelf, over de normatieve kant daarvan, over de kwestie dat de normatieve kant van het werk slechts zeer ten dele is terug te vinden in wat we ‘morele dilemma’s’ noemen, over de intellectuele verleidingen van een

overzichtelijk beeld van de werkelijkheid, over hoe moeilijk, maar ook hoe fascinerend en belangrijk het is om jezelf als constructeur van een sociale werkelijkheid te ‘ontdekken’. Als illustratie van dit normatieve leerproces geef ik mijn eigen ontwikkeling t.a.v. de theorie van disciplinering en waarheidsmacht van Foucault hier kort weer.

148

Dat geldt bijvoorbeeld niet voor de vaardigheid ‘gefaseerd werken’. Deze vaardigheid is echter wel vanuit beide perspectieven te coderen en valt onder de gezamenlijke noemer van ’agogisch vakmanschap’.

149

194

Allereerst heb ik geprobeerd de theorie globaal te begrijpen. Daarna ben ik de theorie gaan toepassen op de praktijk in het algemeen. Hierdoor kreeg ik een steeds groter begrip van de theorie én ging ik op steeds meer plekken een bevestiging van de theorie zien. Vervolgens ben ik mij meer in detail gaan verdiepen in deze theorie en ben ik de theorie gaan toepassen op het interviewmateriaal. In tegenstelling tot het als perspectief hanteren van de presentietheorie, die veel meer in het verlengde ligt van het zelfbegrip van de sociaal werker, heeft het goed leren hanteren van het waarheidsmachtperspectief mij behoorlijk wat tijd en energie gekost. Deze leerfase heb ik ervaren als heel boeiend, maar ook als heel verleidend. Op een bepaald moment zag ik overal

waarheidsmacht opduiken. En de panoptische blik leek bijna alomtegenwoordig. Ik heb me – achteraf gezien ̶ regelmatig een gelovige gevoeld die een heel nieuwe wereld aan het ontdekken was. Dit gelovig-zijn beschouw ik als een belangrijke fase in mijn eigen ontwikkeling en mede daardoor als een belangrijke fase in dit onderzoek. Hierdoor heb ik mij dit perspectief goed eigen kunnen maken. Dit stelt mij in staat om het empirisch materiaal op een grondige manier vanuit dit perspectief te analyseren. Om zo’n theorie te leren begrijpen is m.i. een tijdelijke ‘onderdompeling’ van groot belang. Het risico van zo’n onderdompeling schuilt echter in de grote aantrekkingskracht van een theorie die de wereld overzichtelijk en eenduidig maakt. Daarnaast verschaft het begrijpen van een dergelijke theorie, in combinatie met het ‘Ik zie iets wat anderen nog niet zien!’-effect, een groot intellectueel genoegen. En mede vanwege deze verleidende en verslavende werking van de theorie van Foucault heb ik de presentietheorie van Baart ernaast gezet.

6.7.2 De tekst als fenomeen en de rol van de constructeur

Tijdens het analyseren van het interviewmateriaal ontdek en ervaar ik dat datgene wat ik bij anderen zichtbaar wil maken (namelijk normatieve vanzelfsprekendheden), ook op mezelf van toepassing is. Het is de alledaagse ervaring van een werkelijkheid die zich als het ware aan ons opdringt. Zo zegt een respondent op een vraag van mij: “Ja, maar dat was écht smerig daar!” En zo schrijf ik in een eerste reactie op een ander deel van de tekst: “Blijkbaar vindt hij hun reactie erg overdreven!” De duiding van een tekst als te duiden fenomeen dringt zich – althans zo ervaar ik dat op dat moment ̶ aan mij op en hiermee raakt de verbinding tussen het oordeel en mijzelf als beoordelaar uit het zicht. Ik doe met de geïnterviewde wat hij met zijn cliënten doet. Terwijl ik hem zichtbaar probeer te maken als constructeur van zijn eigen werkelijkheid, blijf ik zelf buiten schot. Mijn promotor wijst mij hier op. Zijn taal klinkt mij op bepaalde momenten als onverbiddelijk in de oren. Hij op zijn beurt, zo heb ik sterk de indruk, probeert mij op vriendelijke, doch indringende wijze als constructeur zichtbaar te maken: “Jij doet je uiterste best om je eigen normativiteit te verdonkeremanen!”

Het tekstmateriaal dat deze interviews hebben opgeleverd, heb ik allereerst vanuit IPA geanalyseerd en gecodeerd en vervolgens ben ik op basis van deze codes vanuit een sociaal-constructionistische visie op de werkelijkheid en vanuit het modus-3 perspectief ditzelfde tekstmateriaal gaan analyseren. Ik ben dus als constructeur te werk gegaan om betekenis te geven aan hun tekst, en wel op twee verschillende manieren. Eerst vanuit de presentietheorie van Baart en vervolgens vanuit de theorie van disciplinering en waarheidsmacht van Foucault. Dit levert twee heel verschillende constructies van hetzelfde materiaal op. Van belang voor de weergave van de analyses is dan ook dat ik als constructeur aanwezig ben in mijn eigen tekst. Mocht ik dat niet doen, dan zou ik inderdaad mijn eigen normativiteit verdonkeremanen. Het is dus zaak om op mijn beurt in deze analyses te proberen zo goed mogelijk mijn eigen constructies zichtbaar te maken. Dit doe ik op de volgende manier.

195

Allereerst geef ik aan wat mij, kijkend vanuit presentie of waarheidsmacht, opvalt in de tekst: “Als ik vanuit ‘het categoriserende oordeel’ hiernaar kijk, dan valt mij op dat hij hier spreekt over

‘psychiatrie’.” Vervolgens probeer ik daar een betekenis aan te geven: “Zo kijkend heb ik de indruk dat hij deze term hier op een vanzelfsprekende en onproblematische manier gebruikt als zou het alleen maar een beschrijvende term zonder normatieve lading zijn.” Voor deze betekenisgeving gebruik ik ook frasen als: ‘ik duid dat als’, ‘ik interpreteer dit als’ of ‘dat komt op mij over als’. Op deze manier beschrijf ik een door mij geconstrueerd beeld als mogelijke interpretatie van wat zij gezegd hebben. Ik kijk dus met een selectieve blik naar hun uitingen die ook anders geïnterpreteerd zouden kunnen worden. Daarmee wil ik iets zichtbaar maken dat m.i. voor de ontwikkeling van het sociaal werk van groot belang is. Ik wil aan de collega-professionals allereerst zichtbaar maken hoeveel vanzelfsprekende normativiteit er in ons taalgebruik zit. Daarnaast wil ik een deel van die normativiteit met behulp van Foucault betekenis geven.

6.8 De normatieve spanning tussen de twee perspectieven: helpen versus

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN