• No results found

4 1 De genealogie van het moderne subject: van het brandmerken van het lichaam naar de zelf-onderwerping van de ziel (‘soul’)

Hoofdstuk 6 Opzet, uitvoering en methodologische verantwoording van het empirisch onderzoek

6.2 Het interviewen van sociaal werkers

Normativiteit speelt een belangrijke rol in het sociaal werk. Dit geldt in nog sterkere mate voor dwang- en drangtrajecten binnen het sociaal werk, daar waar de hulpverlening niet of niet volledig vrijwillig te noemen is. Zo is outreachend werken ̶ in lijn met WNS (Welzijn Nieuwe Stijl) ̶ een integraal onderdeel van het huidige sociaal werk. Een outreachend werker gaat naar mensen toe die zelf niet om hulp hebben gevraagd, maar over wie wel signalen zijn binnengekomen. Hoewel deze studie over het sociaal werk in algemene zin gaat, heb ik ̶ zoals al vermeld in de Algemene Inleiding ̶ er voor gekozen om mij in de interviews te richten tot sociaal werkers, i.c. maatschappelijk werkers, die (ook) outreachend werken, omdat juist daarin de normativiteit van het werk vaak een meer uitgesproken rol speelt dan in de min of meer vrijwillige hulpverlening.

6.2.1 Mijn manier van interviewen

Ik leg in het algemeen vrij snel en makkelijk contact met mijn respondenten. Daarnaast zie ik hen niet alleen maar als middel voor mijn onderzoek. Ik ben werkelijk in hen geïnteresseerd. Lastig vind ik wel dat ik hen in zekere zin ‘gebruik’. Terwijl ik regelmatig vraag naar hun verborgen agenda bij het bezoeken van cliënten, werk ik zelf ook met een agenda die verborgen blijft voor mijn respondenten. Ik weet niet hoe ik dat zou kunnen vermijden. Ten eerste is datgene wat ik zou moeten uitleggen, te ingewikkeld om in korte tijd en op een verantwoorde manier te kunnen doen. Ten tweede acht ik de kans groot dat zij door deze informatie veel meer op hun hoede zouden zijn en veel voorzichtiger in hun spreken, terwijl ik juist op zoek ben naar het voor hen vanzelfsprekende. Deze legitimering van het werken met een verborgen agenda lijkt op wat een van de geïnterviewden die ik in dit onderzoek aan het woord laat, zegt. Zij legitimeert haar eigen agenda die zij verborgen houdt voor de cliënt, met de reden dat zij de cliënt anders niet had kunnen helpen135. Ik legitimeer mijn eigen verborgen agenda niet met het oog op het helpen van een individuele cliënt of sociaal werker, maar met het oog op het leveren van een bijdrage aan de normatieve professionalisering van de beroepsgroep. Dit laatste geldt ook voor mijn manier van interviewen (zie verder par.6.2.2 over de parrèsiastische werkwijze). Ik gebruik een enigszins ontregelende manier van interviewen. Met deze manier van vragen stellen heb ik in meer dan 25 jaar lesgeven veel ervaring opgedaan. Regelmatig breek ik in in het eigen verhaal van de respondenten, met als doel om hen terug te voeren naar datgene in hun spreken wat voor mij, kijkend vanuit Foucault, als normatief zichtbaar wordt, maar waar zij zelf niet verder op in gegaan zijn. Ik probeer dat normatieve dat zij zelf mogelijk als vanzelfsprekend of als niet-normatief beschouwen136, eruit te lichten en aan de orde te stellen. Vervolgens vraag ik daar op door om zo meer aan de weet te komen over hoe zij hierover denken. Achteraf gezien had ik dat nog veel meer kunnen doen en ik vind het jammer dat ik veel kansen heb laten liggen. Wel heeft deze manier van interviewen empirisch materiaal opgeleverd dat voor het doel van dit onderzoek rijk genoeg is om te analyseren.

Ter illustratie van deze specifieke manier van vragen stellen volgt hier een voorbeeld. Dit voorbeeld

135

Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 8 casus 2.

136

180

gaat over een huis-aan-huisbezoek. Aan het begin van het interview heb ik toestemming aan de respondent gevraagd en van haar gekregen om haar regelmatig te onderbreken.

S Nou, wij kwamen binnen Het stonk^137 daar We vielen bijna flauw Uiteindelijk F Was het alleen de stank of

was het ook een enorme rommel? S Ja, we konden bijna niet eens zitten! Het was echt (^) een puinhoop En toen besprak ik meteen met mijn collega Ik zei Ok Dit wordt een andere aanpak We gaan niet dat gesprek voeren We gaan eerst eens kijken wat we hier kunnen doen Dus wij hadden het er zo even over F Waarom precies? S Hoe ga ik dat nou doen? F Waarom? Je komt ergens binnen

Ik probeer hier in te breken in haar eigen verhaal. Ik dwing haar als het ware naar iets anders te kijken dan waar ze op dat moment over spreekt. Hierdoor onderbreek ik haar woordenstroom en de flow waar zij op dit moment in zit. Dit doe ik om te proberen die normativiteit in haar spreken aan de orde te stellen.

S Omdat het echt een ongezonde situatie was F En waarom dan precies? S Ehh Nou ja dan ga ik dus wel met mijn normen aan de slag F Nee Schroom niet asjeblieft! S Het was Het stonk er Het was ontzettende smerig! Stoffig, plakkerig! En er stond enorm veel spullen(^) gewoon in het huis Hij rookte, dat was duidelijk Het stond er ook gewoon blauw Het was gewoon verschrikkelijk! Wij waren er misselijk in!

Omdat zij terug is bij haar eigen overweldigende indruk, probeer ik de aandacht weer op die man te vestigen en preciezer te krijgen waarom deze situatie ongezond voor hem zou zijn.

F Dachten jullie toen ook dat het ongezond voor die meneer S Ja Ja dat dacht ik zeker F In welke zin? S Nou, ik dacht gewoon Ja, dit kan niet gezond zijn! Je hebt frisse lucht nodig Je moet in een redelijk schone omgeving kunnen leven F Ja S Nou ja, wat ik dus gedaan heb bij deze man is138

Na deze onderbreking gaat zij verder met haar eigen verhaal.

Ik vraag dus door op die normativiteit. Ik haal een situatie die zij al heeft beschreven, weer terug en zoom opnieuw in. Soms gebruik ik hierbij suggestieve taal (“Maar zoiets is natuurlijk niet te

verdragen!?”), soms zet ik een tegenstelling extra zwaar aan. En ik praat zo min mogelijk in algemene zin. Zo probeer ik bij het ter sprake komen van bijvoorbeeld psychiatrie dit thema zo gauw mogelijk te verbinden met concrete casuïstiek.

Mijn manier van vragen brengt het risico met zich mee dat de geïnterviewden soms ter plekke een antwoord proberen te bedenken op een vraag waar ze nog niet eerder over nagedacht hebben en waarop ze toch een antwoord willen geven. Het is dan mogelijk dat iets langer doordenken tot een ander antwoord zou hebben geleid. Mijns inziens zijn deze momenten in de interviews goed aan te wijzen en komen zij niet zo vaak voor. Hieronder een voorbeeld van zo’n moment uit hetzelfde interview, een voorbeeld waarin ook mijn enigszins ontregelende manier van interviewen naar voren komt. Het gaat hier over een jongen van 5 jaar bij wie mogelijk sprake is van verwaarlozing.

F Maar die loopt inderdaad met kleren van een week Wat vind^ je daar Wat is Kun je nagaan Wat is jouw eerste reactie? Hij loopt wel vrolijk fluitend over straat! S Ja dat is het punt!(stellig) Kijk! Deze moeder gaf haar zoon zoveel^ liefde en dat^ zag ik! Die waren dol^ op elkaar! Echt En die moeder gaf al^ haar kinderen al^ haar

137

De tekens (^) of ^ in het transcript geven aan dat de respondent met enige nadruk spreekt.

138

181

liefde die ze had Zo zag het er voor mij (^) in ieder geval uit En die band tussen alle kinderen was ook heel sterk Dus (.) Kijk, dan Waar ik dan aan denk is niet zozeer Oh , hij loopt in vieze kleren , maar ik denk Ok Het allerbelangrijkste Dat krijgt^ ie Oneindig veel liefde eigenlijk En dat was voor mij corebusiness, zeg maar (lacht) Als dat er niet^ was geweest had ik anders gereageerd Op deze hele zaak En wat vind ik (^) daarvan? Nou ja, eigenlijk Van die kleren vind ik niet zoveel Ja, dat is misschien niet F Nee? Hij zit naast mij, hier! En hij stinkt! Ik bedoel De kamer is klein Wordt niet goed geventileerd Dat jochie stinkt! Hij is wel vrolijk en zo Een snotdorrel uit zijn neus Maar hij ziet er hartstikke vies uit! S (denkt na) Ja Ja Dan vind ik er wel wat van Dan denk ik van Ja dat een ouder verantwoordelijk is om zijn kind te verzorgen Zo’n jong kind in ieder geval F En dan is dat andere verhaal van Hij wordt met zeer veel liefde opgevoed S Speelt wel een belangrijke rol, maar dat is te weinig om dit als het ware te laten zitten Om er niet^ over te beginnen wel ja Maar om er Ja de zwaarte van hoe ik erop inzet die ja die ligt heel erg aan de situatie Dat kan per situatie verschillend zijn Is het een beetje duidelijk? (Lacht een beetje)139

Hier heb ik haar niet verder over doorgevraagd. Door mijn suggestief taalgebruik zet ik haar op twee verschillende sporen. Echter, mede doordat ik haar over dat tweede spoor niet verder doorvraag, is het de vraag wat haar antwoord hier voor de analyse waard is.

6.2.2 De legitimering van deze manier van interviewen: een parrèsiastische werkwijze Zoals hierboven al aangegevengebruik ik een enigszins ontregelende manier van interviewen. Wat ik dan ook niet doe, is hen zoveel mogelijk proberen te volgen in hun eigen verhaal over hun manier van werken. Dan immers zou ik er, ook in mijn manier van vragen stellen, op gericht zijn om zoveel mogelijk voor het voetlicht te krijgen wat op dit punt hun zelf-begrip is, hoe zij zelf hun werk verstaan, hoe zij zelf betekenis geven aan wat zij doen. Dat doe ik niet. Integendeel, ik onderbreek heel vaak hun eigen verhaal en probeer vervolgens hun eigen manier van spreken enigszins te ontregelen door vragen te stellen die hen vaak uit de ‘flow’ van hun eigen verhaal halen. En het is denkbaar dat ik soms vragen stel die zij zelf mischien enigszins naïef of zelfs onnozel vinden. Mogelijk geldt dat voor het voorbeeld uit het interview met S in de vorige paragraaf. En in het interview met M kostte het me enige moeite om van hem te horen waarom het voor hem zo vanzelfsprekend is om in het geval van overlast mee te gaan met de woonconsulent (zie casus 3 hoofdstuk 9). Waarom doe ik dit?

Ik werk deels met een verborgen agenda.Aan het begin van het interview vertel ik de respondenten dat ik geïnteresseerd ben in de normativiteit van het werk, dat ik met name op zoek ben naar de normatieve afwegingen die sociaal werkers maken en dat ik dat vooral aan de hand van concrete situaties wil doen. In hun spreken daarover let ik echter met name op die termen, die formuleringen die zij niet ter plekke op eigen initiatief gaan uitleggen en waarin voor mij, kijkend vanuit Foucaults waarheidsmacht, mogelijk normatieve vanzelfsprekendheden zichtbaar worden. Op dat moment140 onderbreek ik iemands eigen verhaal en stel ik dergelijke termen of formuleringen aan de orde. Zo vraag ik wat iemand met term X bedoelt, wat Y voor iemand betekent of waarom iemand wel of niet Z doet. “Wat bedoel je met ‘slechte verzorging’?’” “Wat betekent het voor jou als werker dat iemand

139

Deze casus wordt besproken in hoofdstuk 10.

140

Zoals al gezegd gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik dit weliswaar vele malen heb gedaan, maar dat ik ook veel kansen heb laten liggen.

182

‘psychiatrisch’ is?” “Waarom vertel je die vrouw niet meteen over dat signaal dat jullie hebben binnengekregen?” Op deze manier probeer ik zichtbaar te maken of en in welke mate iets vanzelfsprekend is voor de respondent en waarom.

Voor de legitimering van een dergelijke manier van interviewen zou ik de term ‘parrèsiastische werkwijze’ willen gebruiken, een werkwijze die gedragen wordt door mijn eigen parrèsiastisch êthos. Als parrèsiastisch onderzoeker richt ik mij echter niet zozeer tot individuele werkers, maar veeleer tot de beroepsgroep. En het gaat hier niet om een directe vorm van politieke parrèsia, maar om socratische parrèsia, een vorm van parrèsia die op directe wijze gericht is op de vorming van het parrèsiastisch êthos en daarmee op indirecte wijze een bijdrage probeert te leveren aan een rechtvaardige ‘polis’, een rechtvaardige inrichting van de samenleving. Deze vorm van parrèsia is in hoofdstuk 5 aan de orde geweest. In hoofdstuk 11 zal ik op basis daarvan en in verbinding met modus-3 leren (zie hoofdstuk 2) uitwerken wat deze socratische parrèsia zou kunnen betekenen voor het sociaal werk. Deze vorm van parrèsia zou er op gericht moeten zijn om allereerst bepaalde normatieve vanzelfsprekendheden in het spreken van sociaal werkers zichtbaar te maken. Hiervoor gebruik ik, zoals gezegd, die specifieke interviewmethode. En het doel daarvan is om – in het licht van sociale rechtvaardigheid als de morele horizon van het sociaal werk – normatieve leerprocessen binnen de beroepsgroep te bevorderen. Zoals ik met name in hoofdstuk 11 zal uitwerken, zal ik dit doen door de sociaal werkers als beroepsgroep een rijkere taal aan te reiken dan de taal die zij aangereikt hebben gekregen vanuit hun initiële opleiding, na- en bijscholing, de eigen werkplek e.d. En deze rijkere taal maakt het hen mogelijk om het tot dan onzegbare zegbaar te maken, om over hun eigen handelen in het cliëntencontact niet alleen te spreken in termen van het ‘individueel onvermogen’ van de cliënt dat mogelijk in het geding is bij diens problematiek, maar ook in termen van ‘sociaal onrecht’ dat hierbij mogelijk een rol speelt. Met dit onderzoek als geheel en met deze manier van interviewen in het bijzonder probeer ik een bijdrage te leveren aan de vorming van het parrèsiastisch êthos, niet zozeer bij de individuele werker die ik interview, maar binnen de beroepsgroep van het sociaal werk. En dit vormt dan ook de legitimatie voor deze wijze van interviewen.

Zoals gezegd ben ik in de interviews niet exclusief op zoek naar hun eigen verhaal, naar de manier waarop zij betekenis geven aan wat zij als sociaal werker doen, naar hun zelf-begrip. Echter, terwijl ik hun eigen verhaal ontregel, zijn het vervolgens wel hun eigen woorden die zij uitspreken. En daar wil ik in de theoriegeladen empirische analyses zo dicht mogelijk bij aansluiten. Om dit mogelijk te maken maak ik gebruik van een analysemethode die midden jaren 90 van de vorige eeuw voor het eerst is gebruikt om op het terrein van de psychologie meer recht te doen aan de manier waarop mensen zelf betekenis geven aan bepaalde ingrijpende gebeurtenissen in hun leven. Enigszins paradoxaal maak ik dus gebruik van een methode die zelf juist zoveel mogelijk recht wil doen aan het eigen verhaal van de respondent. Deze methode heeft mij echter enorm geholpen om in de analyses zo dicht mogelijk bij hun eigen woorden te blijven. Over deze methode gaat de volgende paragraaf.

183

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN