• No results found

Koendoer.

Karimoen.

Bangkinang.

O n t g i n n i n g e n . Gouvernement

Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij

„Billiton" .

Singkep Tinmaatschappij

Ned.-Indische Tin-Expïoitatie-Maatschappij . Mijnbouwmaatschappij „Stannum". . . . Totaal . . .

Tonnen (van 1000 K.G.).

21943 11 774 1 193

13B 100 35 145

M e t deze productie n e e m t Nederlandsch-Indië, n a Malakka en Bolivia, de derde p l a a t s onder de tinproducenten in: de wereldproductie in 1930 bedroeg

± 173 000 ton.

De tinsituatie. De tinprijs is sinds 4 M a a r t 1927, op welken d a t u m de Metal E x c h a n g e t e L o n d e n voor ready tin £ 319.1/2 per ton van 1016 K . G . noteerde, doorloopend gedaald, t o t d a t hij gedurende het verslagjaar het laagste p u n t bereikte op 17 December 1930 m e t een noteering van £ 104.1/2. Deze scherpe_ prijsdaling werd veroorzaakt door de sterke uitbreiding van de tin-productie vooral in Bolivia en Malakka — een gevolg van de groote winsten, welke in de laatste jaren, dank zij de hooge prijzen van dit metaal, door de tinproducenten waren behaald — welke geenszins gecompenseerd werd door eene toeneming van het gebruik. Integendeel ontstond, tengevolge van de economische inzinking, eene vermindering van het tinverbruik, zoodat de zichtbare wereld-voorraad, welke einde Mei 1929 reeds 24 700 ton bedroeg, einde December 1930 tot 42 300 ton bleek t e zijn gestegen. E e n en ander noopte tot het beramen van maatregelen o m . t e voorkomen, dat de tinprijs nog verder zou dalen, waardoor een peil bereikt zou worden, hetwelk op den duur zou moeten leiden tot het sluiten van verschillende mijnen, m e t al de gevolgen daaraan verbonden.

I n verband hiermede wendde de te L o n d e n gevestigde Tin Producers Association zich begin 1930 tot de tinproducenten om tot productiebeperking t e komen, het-geen tot gevolg had, dat door verschillende producenten t o t eene vrijwillige stop-zetting van de productie gedurende bepaalde perioden werd besloten.

W I N N I N G VAN DELFSTOFFEN 179 Door de Indische Begeering werd t e n opzichte van het restrictie-schema van m e e t af aan het volgende s t a n d p u n t ingenomen.

H e t uitvallen van verschillende tinproducenten door het sluiten van mimen zou ongetwijfeld in de toekomst leiden tot eene prijsstijging, welke t e zijner tijd weder productieverhooging tot gevolg zou hebben m e t als gevolg daarvan wederom sterke prijsdaling. Dergelijke heftige prijsshngermgen achtte de Eegeering een groot nadeel zoowel voor producenten als consumenten. Zij was dus elke poging goedgezind om t e komen tot eene stabilisatie van den tmprrjs op een redelijk peil. W a a r echter de Bangka-productie in de afgeloopen jaren zeer stabiel was gebleven en zelfs in 1929 lager was dan in de drie voorafgegane jaren was er uit dien hoofde voor het Bangka-tinbedrijf geen enkele reden om zich 'verantwoordelijk te voelen voor de bestaande overproductie. Mitsdien meende de Eegeering in deze eene afwachtende houding t e moeten aannemen en vooralsnog t e moeten volstaan m e t de handhaving van cle tinproductie van B a n g k a op het bestaande peil.

V a n de hierboven vermelde vrijwillige stopzetting is echter weinig terecht gekomen aangezien dwingende controle op de producties in de practijk m e t wel mogelijk ' bleek, zoodat tegen het einde van 1930 door de producenten onder-handelingen werden aangeknoopt m e t de Begeeringen van de tmproduceerende landen teneinde t e komen tot een restrictie-schema onder regeermgs-controle.

Deze nadere onderhandelingen hebben in 1931 er toe geleid, dat de regeeringen der vier voornaamste tmproduceerende landen (Malakka Bolivia, Nigeria en Nederlandsch-Indië) zich bereid hebben verklaard om mede t e werken aan de aanvaarding van een schema, waarbij het cijfer van den gezamenlnken uitvoer van alle produceerende landen voor de jaren 1931 en 1932 voorloopig m totaal op 147 320 ton (145 000 long tons) per jaar werd aangenomen.

M e t de bedoeling om te t r a c h t e n evenwicht t e bereiken tusschen de productie en consumptie, zulks ter voorkoming van sterke prijsschommelmg werd op basis van genoemde wereldproductie een restrictie doorgevoerd, gerekend van 1 M a a r t 1931.

Bij eene eventueele verandering in de basis zal — zeer bijzondere omstandig-heden v o o r b e h o u d e n — g e e n verandering in de onderlinge quota worden gebracht.

De verschillende quota k u n n e n worden gewijzigd, mits m e t instemming van alle partijen, m a a r worden onder geen voorwaarde voor kortere perioden dan drie m a a n d e n vastgesteld. . . ^ ,'•

De duur van de overeenkomst bedraagt twee jaren, m e t vrijheid voor de deelnemende regeeringen om terug t e treden, wanneer niet binnen zes m a a n d e n overeenstemming is bereikt over een eventueel voorstel tot wijziging van de

I n Malakka, Bolivia en Nigeria is controle op het nakomen der overeenkomst verkregen door eene wettelijke beperking van de productie en den uitvoer van tin, terwijl de Nederlandsch-Indische Eegeering zich bereid verklaarde, aan het schema mede t e Werken door de toezegging t e doen dat m 1981 e n 1 9 3 2 op de genoemde basis, de productie en de uitvoer uit Nederlandsch-Indie zou worden beperkt tol t e n hoogste 30 388 ton (29 910 long t o n s ) * ) , waarvan B a n s k a 19 375 ton (19 070 long tons) zou mogen produceeren.

De quota zijn sedert m e t h e t oog op de marktpositie wederom gereduceerd, waarbij de aan Nederlandsch-Indië toegewezen hoevee ^ m e ^ J931 ^ t e r u g -gebracht tot 25 159 long tons, waarvan B a n g k a 16 041, Büliton 8 22,0 en fcino-Vpr. 895 Ions tons zal mogen produceeren.

fi de i S c n e Eegeering" is er de nadruk, op gelegd, d a t Nederlandsch-Indië slechts nastreeft stabilisatie van den tmprijs op een redelijk peil en geen

" S E S , S * ™ e „ t * * . o p de * r ! v a » « £ £ £ £ £ o m v a t het schema de 'instelling van een internationaal comité, waarin ieder der

i) Malalika 53 853, Bolivia 34 260 en Nigeria 7750 long tons.

180 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

vier medewerkende regeeringen vertegenwoordigers aanwijst, om H a r e belangen te behartigen.

Bangka-tinwinning. De bruto-productie over 1930 van de Bangka-tinwinning bedroeg 219 428 ( n e t t o 219 411) quintalen tin.

. H e t hiervoor benoodigde grondverzet was 28 292 353 M3., waarvan 22 306 956 M3. werd verricht m e t handbedrijf en kleinere mechanische hulp-middelen, zooals grondpompen, terwijl in de baggerontginningen 5 985 397 M3. door 5 tinbaggermolens, 2 gewone baggermolens en 1 snijkopzuiger werden verzet.

De ertsreserve op 31 December 1930 werd berekend op 3 527 369 quintalen tin.

De ontvangsten over 1930 bedroegen + f 29 392 000, de uitgaven + f 19 920 000. De voorraad tin vermeerderde m e t eene waarde van + f 5 887 000. De aan het L a n d uit te keeren rente over het in bedrijf ge-stoken kapitaal beloopt + f 1 169 000, de afschrijving + f 1 828 000, terwijl bovendien eene extra-afschrijving van + f 1 885 000 heeft plaats gehad. De boekwaarde van het bedrijf bedroeg daardoor einde 1930 + f 20 275 000.

E i n d e 1930 waren bij het bedrijf werkzaam 19 397 contractarbeiders, hoofd-zakelijk Chineezen (waaronder 2789 zonder poenale sanctie) en 2922 vrije werk-lieden, terwijl het beheer gevoerd werd door den bedrijfsleider m e t een personeel van 333 m a n .

De proef m e t gedeeltelijke afschaffing der poenale sanctie leverde geen nieuwe gezichtspunten op, die m e t de tewerkstelling van vrije Soendaneezen werd ge-staakt wegens onbevredigende resultaten. H e t n e m e n van een nieuwe proef m e t vrije J a v a n e n werd in verband m e t de tijdsomstandigheden uitgesteld. De gezond-heidstoestand van de arbeiders was gunstig; het ziekte-percentage der contract-arbeiders bedroeg 1,92 °/0.

De zorg voor de oude mijnwerkers bestond, zooals van ouds, uit het ver-strekken van gratis rijst, terwijl h e t bedrijf voortging een oudemannenhuis te Muntok te bekostigen.

De Büliton-tinwinning. H e t kapitaal der N . V . Gemeenschappelijke Mijnbouw-maatschappij „ B i l l i t o n " bedraagt f 1 6 0 0 0 0 0 0 . H i e r v a n zijn de aandeelen A tot een bedrag van f 10 000 000 in h a n d e n van het Nederlandsch-Indische Gouverne-m e n t , terwijl de aandeelen B tot het resteerende bedrag toebehooren aan de te - 's-Gravenhage gevestigde N'. V. Billiton-Maatschappij.

De productie in het werkjaar 1 J u n i 1929 tot en m e t 31 Mei 1930 bedroeg 13 050 ton tin.

De gemiddelde sterkte aan Chineesche arbeiders, werkende op den voet der koelie-ordonnantie, bedroeg 1 9 J 6 0 , waarvan 10 385 m a n bij de ontginningen werkzaam waren, terwijl de overigen waren ingedeeld bij verschillende neven-bedrijven en -werken.

De Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij „ B i l l i t o n " , hoewel niet aan-gesloten bij de Tin-producers-association, besloot — in verband m e t de buiten-gewoon lage tinprijzen — tot het stopzetten van eenige mijnen in het primaire gesteente en tot het beperken van het bedrijf van enkele andere ontginningen.

Gesloten werden de diepmijnen Garoemedang en Seloemar, benevens eenige kleine ontginningen in het vaste gesteente.

Voor verdere details moge verwezen worden naar de jaarverslagen der ver-schillende ondernemingen.

3. Steenkolen.

Overzicht. Steenkolen worden in Indië gedolven door het Gouvernement nabij Sawahloento, Tandjoengenim en op het eiland Laoet, door particuliere maatschappijen en I n l a n d e r s op Borneo in hoeveelheden, welke in de jaren 1929 en 1930 bedroegen:

WINNING VAN DELFSTOFFEN

181

De kolenmarkt. Was de toestand van de kolenmarkt in den aanvang van

1930 nog normaal, gedurende April trad eene inzinking in, welke steeds grootere afmetingen heeft aangenomen, waardoor ten slotte tegen het einde van het jaai de kolenmarkt in een zeer gedrukten toestand verkeerde. Eedenen hiervan zijn eenerzijds de opvoering der productie in bijna alle kolenproduceerende landen, waardoor groote overproductie is ontstaan, anderzijds de veelvuldiger toepassing van motoren in plaats van stoommachines, waardoor het verbruik van kolen door het scheepvaartbedrijf afnam. Tevens werkte hiertoe mede de omstandigheid, dat tengevolge van de algemeene malaise vele schepen werden opgelegd waarvoor m de eerste plaats de kolenstokers in aanmerking kwamen, die van ouderen datum en daardoor minder economisch in het bedrijf zijn dan de motorschepen

Tegen het einde van 1930 werd een stilstand in het terugloopen der koien-priizen geconstateerd, tengevolge van de noodzakelijke vermindering van de producties der kolenproduceerende landen, waardoor het evenwicht tusschen vraag en aanbod zich eenigszins begon te herstellen.

Gouvernementssteenkolenmijnen. Door veelvuldiger toepassing van

mecha-nische hulpmiddelen bij de kolenwinning en in verband met grooter aanbod van werkkrachten tengevolge van de malaise in de cultures is het mogelrjk geweest de productie van 1114 426 ton in 1929 op te voeren tot 1235 325 ton m 1930.

De kolenafleveringen aan Gouvernementsdiensten ondergingen geen groote wijzigingen, de voornaamste afnemers bleven de Staatsspoorwegen, Marine en

'

0

Met de Stoomvaartmaatschappijen „Nederland", Rotterdamsche I % j " »

„Koninklijke Paketvaart Maatschappij'; en met aadere^ partieuhere afn^rers werden contracten afgesloten voor levering van kolen gedurende 1930 tegen de in den aanvang van dat jaar geldende marktprijzen

Eene belangrijke hoeveelheid gouvernementskolen werd op de markt te

Singapore, Saigon! Penang en Hongkong geplaatst. Met het oog op de ongunstige