• No results found

E e n overzicht van den landbouw als onderdeel der beschrijving v a n den economischen toestand van Nederlandsch-Indië zal zoowel den Europeesehen als den I n l a n d s e h e n landbouw m o e t e n o m v a t t e n . E e n e volledige behandeling vereischt voorts zoowel eene bespreking van h e t moessonverloop als van het prijsverloop der voortgebrachte producten en eene uiteenzetting van den invloed, dien deze beide factoren uitoefenen op de landbouwbedrijven en op den welvaartstoestand van de bij den landbouw betrokken bevolking.

a. Moessonverloop. Na een langen en sterk uitgesproken oostrnoesson in 1929 viel op Java en Madoera erest in December van d a t jaar weer eene normale regenhoeveelheid, waarna echter J a n u a r i 1930 weer een opmerkelijk tekort aan neerslag had. I n Februari viel plaatselijk t e weinig, elders t e veel regen, m M a a r t h a d d e n de k u s t s t r e k e n een weinig tekort, terwijl in het binnenland zware buien vielen April bracht in het algemeen veel regen en in Mei was de regenval, behalve op enkele stations in d e n oosthoek, zóó groot, d a t plaatselijk overstroomingen voorkwamen. D a a r n a k w a m vrij plotseling in J u n i de oostrnoesson door m e t voor die m a a n d een minder d a n normalen regenval. J u l i was normaal droog, Augustus en September h a d d e n daarentegen, vooral in Oost-Java, een aanmerkelijk tekort aan regen. I n October trad de kentering in, in W e s t - J a v a m het begin van die

"maand, in Midden- en Oost-Java n a d e n 20sten. Met plaatselijke afwijkingen1 was de eerste helft van November iets a a n den drogen k a n t , m de tweede helft viel meer regen, waarna December in h e t algemeen weer te weinig neerslag' had.

I n het algemeen k a n dus gezegd worden, dat de westmoesson 1929—1930 op J a v a pas in F e b r u a r i — M a a r t goed doorkwam en doorzette tot eind Mei, waarna eene vrij sterke droogte intrad t o t October, in welke m a a n d de aan d e n west-moesson voorafgaande regens loskwamen.

Op de Kleine Soenda-eilanden werd een overeenkomstig moessonverloop waar-genomen als op J a v a , m e t uitzondering v a n de oostelijke eilanden, die ook in de m a a n d e n April en M'ei een tekort aan neerslag en dus een abnormaal droog eerste halfjaar 1930 hadden.

D e overige Buitengeivesten h a d d e n in het algemeen m J a n u a r i een tekort aan regen, S u m a t r a en West-Borneo ook in Februari. I n M a a r t was de regenval normaal of overvloedig m e t uitzondering van S u m a t r a ' s Oostkust en Zuid- en Celebes. Ook April h a d overmaat aan regen m e t uitzondering van Noord-S u m a t r a . Mei was normaal, alleen h a d d e n Atjeh en de Oostkust van Noord-S u m a t r a een tekort. I n J u n i ondervond Zuid-Celebes een tekort, terwijl in Juli, Augustus en September de regenval overal en vaak sterk beneden normaal bleef. October, November en December vertoonden geen groote afwijkingen m e t andere jaren.

b. Oogstresultaten. Eenjarige Inlandsche gewassen. Door de droogte in J a n u a r i 1930 werd op Java en Madoera, vooral t e n oosten v a n de lijn Semarang—

Jogjakarta de aanplant v a n de sawah-padi sterk vertraagd; eene dreigende voedsel-schaarschte werd voorkomen door het zeer gunstige beschot van d e n maisoogst in F e b r u a r i - M a a r t ; slechts in Wonogiri was het noodig tot voedselverstrekkmg over te gaan.

De padi-gogo (rijst op droge gronden) k w a m m December 1929 ongeveer op tijd in den grond en leverde, niettegenstaande veelvuldig gerapporteerde engerlingen-schade, over het algemeen een goeden oogst.

De sawah-padi werd door h e t ongunstig invallen van d e n west-moesson vaak m e t moeite in den grond gebracht, waarbij veelal gebruik gemaakt moest worden van te oud plantmateriaal. Toch viel de oogst mede, hetgeen in hoofdzaak te danken is aan den gunstigen regenval in April en M e i ; eenigszins belangrijke mislukkingen werden slechts zeer plaatselijk geconstateerd.

De uitkomsten van de padi-gadoe-cultuur (cultuur van rijst op sawahs m den oost-moesson) waren zeer verschillend, gebrek aan bevloeiingswater veroorzaakte

100 DE ECONOMISCH!! TOESTAND.

plaatselijke mislukkingen; het grootste gedeelte van den a a n p l a n t gaf achter een voldoende beschot.

Verschillende polowidjo-gewassen h a d d e n van de droogte te lijden; toch werden over het algemeen bevredigende oogsten verkregen.

D e beplanting der bouwvelden in de l a a t s t e m a a n d e n v a n het jaar h a d t e n slotte een normaal verloop, over d e n stand van het gewas werd gunstig gerap-porteerd. . ,___

S a m e n v a t t e n d kan gezegd worden, dat de voedseltoestand op J a v a m 1930, m e t uitzondering v a n de eerste m a a n d e n , gunstig en op het eind van h e t jaar zelfs zeer gunstig w a s ; op dat tijdstip bevonden zich bijna overal belangrijke voedselvoorraden in h a n d e n v a n de bevolking, terwijl ook de stand v a n de te velde staande gewassen alle reden t o t tevredenheid gaf.

Aan de h a n d v a n de landbouwstatistieken voor J a v a en Madoera geeft de volgende tabel I een m e e r gedetailleerd overzicht van de in 1930 geoogste opper-vlakten van de voornaamste eenjarige I n l a n d s c h e gewassen. Ter vergelijking zijn m e d e de cijfers v a n 1921 af opgegeven. De oppervlakten zijn uitgedrukt in procenten van h e t 10-jarig gemiddelde, hetgeen het overzicht vergemakkelijkt.

D e hoogste cijfers in elke reeks zijn vet gedrukt, de laagste cursief; aangezien 1921 u i t m u n t t e door zeer vele oogstmislukkingen, is voor het geval dit jaar voor een gewas h e t laagste cijfer aanwees, ook op één na het laagste cijfer cursief gedrukt.

Bij vele cultures ziet m e n in de in beschouwing genomen periode m e t eenige schommelingen eene gemiddelde stijging, hetgeen wel in de eerste p l a a t s moet worden toegeschreven aan de uitbreiding van de bouwgronden der I n l a n d s c h e bevolking: het sawah-areaal n a m t e n opzichte van 1921 m e t 4,3 % toe tot 3 271 000 H . A . , het areaal der droge gronden m e t 15 % t o t 4 360 000 H . A . J)

Duidelijk teekenen de jaren m e t zeer drogen oostmoesson (1925—1929) zich af in de totaal geoogste uitgestrektheden : in hoofdzaak zijn het mais, b a t a t e n en gierst, die hierop scherp reageeren, in mindere m a t e ook rijst, aardnoten en andere peulvruchten.

Onder de granen n e e m t , in verband m e t de langzame uitbreiding van het sawah-areaal, vooral de teelt van mais en padi-gogo sinds eenige jaren toe. De knolgewassen vertoonen daarentegen de laatste jaren eene daling; vooral het geoogste cassave-areaal was in 1930 klein, hetgeen mede in verband gebracht moet worden m e t de droogte in 1929, waardoor een geringere aanplant in den grond werd gebracht.

Bij de peulvruchten is eene duidelijke neiging waar t e n e m e n tot uitbreiding van de c u l t u u r : reeds 1928 was een zeer goed peulvruchtenjaar, 1929 was minder goed, doch 1930 evenaarde of overtrof 1928 weer; vooral van kedele (een van de beste' voedingsgewassen) was de oogst groot. De andere peulvruchten, vooral kratok en kornak, leden in 1929 door den drogen oostmoesson, m a a r herstelden zich in 1930 weer volkomen.

De overige landbouwgewassen n e m e n nog geen 10 % van de geoogste oppervlakte in, de helft er van is niet nader gespecificeerd. Opvallend is de geleidelijk afnemende belangstelling voor groenten en in nog sterkere m a t e indigo. De lage prijs voor uien in het begin van het jaar was oorzaak, dat veel minder werd geplant. Door de onbevredigende goela-mangkok-prijzen werd in 1.929 de aanplant van I n l a n d s e n suikerriet reeds ingekrompen; de aanplant 1930 vertoont nog een verderen teruggang. De animo voor de tabakscultuur blijkt in de beide laatste jaren aan het m i n d e r e n ; daarentegen blijft de belangstelling voor lombok en djarak groot en n e e m t de cultuur van widjen gestadig toe.

Voor het grootste gedeelte van de Buitengewesten ontbreekt een landbouw-statistiek, zoodat voor eene beoordeeling van de resultaten van de eelt van een-jarige bevolkingsgewassen grootendeels moet worden afgegaan op de plaatselijke berichtgevingen.

J) In deze stijgingen zitten ten deele in het verloop van de laatste jaren aangebrachte verbeteringen in de statistiek; in het laatste cijfer zijn niet begrepen de hoema-blokken in Zuid-Bantam, die + 100 000 H.A. beslaan.

LANDBOUW 101

102 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

I n verband m e t de belangrijke daling der inkomsten uit de handelsgewassen (rubber, koffie, copra) wordt overal op S u m a t r a en Borneo melding gemaakt van eene sterke uitbreiding van de teelt van voedingsgewassen, waardoor de be-volking blijk geeft ernstig te pogen zich aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen.

Over het algemeen was de oogst normaal t o t goed. Plaatselijke mislukkingen van de rijstcultuur werden gemeld uit P a l e m b a n g en de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo. Moeilijkheden werden ondervonden op de Kleine Soenda-eilanden beoosten Bali, die sterk van de droogte in de eerste negen m a a n d e n van het jaar te lijden h a d d e n ; door de regens in het laatste kwartaal stond de aan-plant er hier einde 1930 goed voor. Zuid-Celebes rapporteerde ernstige misluk-kingen van den rijstaanplant (30 à 70 %). Daartegenover gelukte de maïs-cultuur op de mislukte rijstvelden, die goede resultaten opleverde. I n het alge-m e e n gaf de alge-maiscultuur in Zuid-Celebes een zeer goed beschot.

De aardnoten-cultuur n a m toe in Tapanoeli, de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en P a l e m b a n g , doch verminderde in Zuid-Celebes. De kedele-cultuur ondervond uitbreiding in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo.

E v e n a l s voor J a v a kon de voedseltoestand in de Buitengewesten op het eind van het jaar algemeen gunstig genoemd worden.

Meerjarige Inlandsche gewassen en ondernemingscultuur. Deze schijnbaar ongelijkwaardige grootheden zijn hier t e z a m e n gebracht, o m d a t de meeste meer-jarige cultuurgewassen zoowel door de bevolking als op ondernemingen worden gekweekt. E n k e l e éénjarige ondernemingsgewassen vereischen eene bespreking vooraf, n.1. de suiker en tabak.

De ondernemingsrietaanplant 1929—1930 ontwikkelde zich door de droogte in 1929 veelal niet n a a r wensch en bleef achterlijk; de late westmoesson 1929—

1930 had t e n slotte nog een invloed t e n goede, waardoor de maalresultaten over het algemeen niet onbevredigend waren. De aanplant 1930—1931 ondervond ver-traging door de late opleving der bouwgronden tengevolge van den laten west-moesson; bovendien hadden de jonge tuinen plaatselijk overlast van w a t e r dooi-de hevige Mei-regens; toch werd op tijd af geplant en stond het riet er op het eind van het jaar goed voor.

I n eigen beheer geteelde ondernemingstabak wordt slechts aangetroffen in de Vorstenlanden, Djember en ter Oostkust van S u m a t r a . V a n de Vorstenland-sche cultuur waren de oogstresultaten, volgens ontvangen berichten, niettegen-s t a a n d e een niet onbelangrijk gedeelte niet of t e weinig werd beregend, bevredi-gend; de Djembersche tabak slaagde goed; de Deli-cultuur gaf door het uitblijven van de regens slechts een zeer matig product.

Van de meerjarige gewassen kan medegedeeld worden, dat de vruchtdracht van de 'klapper in de streken, die in 1929 sterk van de droogte hadden t e lijden, in 1930 belangrijk beneden normaal bleef; waar in 1930 de droogte sterk aan-hield, werd bovendien geklaagd over kleine noten. Ook de oliepalmcultuur onder-vond plaatselijk den nadeeligen invloed van de droogte in 1929.

Voor thee en kina was het klimaat in 1930 over het algemeen gunstig, de rubbercultuur ondervond eenigermate den invloed van den drogen oostmoesson.

Deze laatste was weer gunstig voor de kapok, die een kwalitatief goed product opleverde.

De Java-koffie-oogst was in 1930 zeer slecht. De droogte in 1929 deed bijna overal den bloei vrij ernstig mislukken en de droge oostmoesson 1930 had een verderen nadeeligen invloed, waardoor de koffie-oogst 1930 ver beneden peil bleef. I n de Buitengewesten was, behalve voor de Oostkust van S u m a t r a , het klimaat voor de koffiecultuur gunstig.

W a s 1929 reeds een goed peperjaar, 1930 gaf nog een veel beter beschot;

vooral op B a n g k a werd eene zeer goede productie verkregen; in de Lampoengsche Districten werd plaatselijk ernstige af sterving in de pepertuinen geconstateerd.

De droogte in 1930 had in de Molukken een zeer nadeeligen invloed op den bloei en de vruchtzetting van de kruidnagel en nootmuskaat, waardoor de pro-ducties sterk tegenvielen.

LANDBOUW 103 c. Prijsvorloop van de landbouwproducten. Voor het prijsverloop van de landbouwproducten moge in de eerste plaats verwezen worden n a a r tabel 1.1, waarin de groothandelsprijzen zijn opgenomen van rijst, sojaboonen en de voor-n a a m s t e exportproductevoor-n. Voor eevoor-ne vergelijkivoor-ng m e t vorige jarevoor-n zijvoor-n de ge-middelde jaarcijfers vermeld van 1926 af en daarna de maandcijlers over UdO.

Voorzoover niet anders aangegeven, gelden de prijsnoteermgen voor J a v a .

Ten aanzien van het prijsverloop blijken de producten in drie groepen t e k u n n e n worden ingedeeld. I n de eerste groep komen d a n de producten, die reeds van 1926 af (sommige van nog vroeger) voortdurend in prijs zijn gedaald, t e n deele ten-gevolge van eene zich steeds sterker manifesteerende overproductie; hieronder vallen suiker, rubber, thee, kapok, n o o t m u s k a a t en feitelijk ook koffie, w a a r v a n de prijzen k u n s t m a t i g nog eenige jaren zijn hooggehouden. De prijsdaling voor copra volgt eenice jaren later. D e tweede groep van producten wordt gevormd door die, waarvoor 1930 eene vrij plotselinge scherpe prijsdaling i n t r a d ^ dit zijn voornamelijk de voedingsgewassen, sisal, peper, kapokpitten en palmolie. Deze daling moet in rechtstreeksch verband gebracht worden m e t de in 1929 ingezette al"emeene wereldcrisis, zij geldt eveneens voor alle. producten van de eerste groep.

° E e n derde kleine groep van producten wist zich in 1930 vrij goed t e h a n d h a v e n , nl. cacao, citronella-olie en, na eene daling in de vorige jaren, arabiea-koffie, dit zijn dus de kleine luxe- en fancy-producten.

Met dit al waren de groothandelprijzen v a n vele landbouwproducten aan het einde van 1930 tot eene ongekende laagte gedaald. D e n nadeeligen invloed hiervan ondervonden wel in de eerste plaats de producenten, die zich toeleggen op de teelt van producten voor de buitenlandsche m a r k t , d. z. dus vrijwel alle c u l t u u r m a a t -schappijen en een gedeelte van de bevolking, vooral in de Buitengewesten, waar m e n over h e t algemeen sterker op export georiënteerd is dan op J a v a .

E e n van h e t voorbaande afwijkend prijsverloop vertoonden de producten op de binnenlandsche m a r k t e n , die niet onder directen invloed stonden v a n de export-c e n t r a ; hier kon in versexport-cheidene gevallen worden waargenomen, hoe produexport-cten, waarvan de groothandelprijzen sterk gedaald waren, zich toch vrij goed op het bestaande prijspeil konden h a n d h a v e n , doordat dus de plaatselijke behoeften bij de prijsbepaling den doorslag gaven. Ook kon plaatselijk worden opgemerkt, hoe tengevolge van de prijsdaling op de wereldmarkt de exportmogelijkheid v a n zekere massa-producten, o.a. cassave en maïs, voor bepaalde streken k w a m te_vervallen.

Van deze verschijnselen geven de pasarprijzen van de voornaamste i n l a n d s c h e voedingsproducten, vermeld in de volgende tabel I I I , een indruk, zij het geen volledig juiste, daar de pasarprijzen, die hierin zijn overgelegd, als gemiddelden zoowel den invloed in zich dragen van de import- en exportprijzen als van de plaatselijke prijsbepalende factoren.

Als gemiddelde vertoonen de pasarprijzen in den loop van 1930 eene vrij aanzienlijke daling, die zal moeten worden toegeschreven aan den gecombineerden invloed van import- en exportprijzen, de goede oogsten van voedingsgewassen m 1930 en de verminderende koopkracht van de bevolking. Deze daling wordt nog geaccentueerd doordat de prijzen van de m e e s t e. voedingsgewassen begin 1930 abnormaal hoog waren tengevolge van de droogte in 1929.

E e n e afzonderliike beschouwing verdienen nog de gemiddelde pasarprijzen van padi boeloe en padï' goendil, vermeld in de volgende opgave. Zooals daaruit blijkt, vertoonen deze prijzen gewoonlijk eene sterk gemarkeerde seizoenschommeling : tegen het naderen van den hoofdrijstoogst (Mei-Juni) treedt regelmatig eene prijs-daling op, w a a r n a de prijzen in de tweede helft van het jaar weder oploopen. I n J a n u a r i 1930 waren de prijzen in vergelijking m e t de beide laatste jaren vrij hoog daarna trad de normale prijsdaling in, die echter na J u n i ditmaal m e t ge-volgd werd door eene regelmatige prijsstijging, doch aanvankelijk door een m m of meer op peil blijven van den prijs en in het laatste kwartaal zelfs door een merkbaren achteruitgang.

104 DE ECONOMISCHE T O E S T A N D .

LANDBOUW.

106 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

T A B E L I V .

Java en Madoera.

Prijzen in guldens per pikol van 61,76 K G . D e laagste maandnoteeringen zijn cursief gedrukt.

Jaar. Jan. Febr. Mrt. April, Mei. J u n i . Juli. A u s . Sept. Oct. Nov. Dec.

D e oorzaken voor dezen gang van zaken zijn reeds in de vorige alinea opgesomd;

speciaal voor de rijst k o m t hier nog bij, dat in de eerste m a a n d e n van 1930 door den handel, in de verwachting van een minder goeden rijstoogst, groote hoeveel-h e d e n rijst werden geïmporteerd, die m e d e een niet onaanzienlijken druk op de m a r k t uitoefenden.

d. Invloed van het prijsverloop op den gang der bedrijven en de bij den landbouw betrokken bevolking. De Europ.eesche landbouwbedrijven, waarvan de uitkomsten t e n volle worden bepaald door de winsten, g e m a a k t door verkoop van de geteelde landbouwproducten, ondervonden direct de volle nadeelen van de prijsdaling dier producten.

Voor vele cultures daalde de verkoopsprijs tot den kostprijs ; vrijwel de geheele rubbercultuur werkte einde 1930 verliesgevend; alleen de t h e e c u l t u u r en een gedeelte van de t a b a k s c u l t u u r lieten nog een zekere winstmarge.

Onder deze omstandigheden viel op alle cultuurondernemingen een streven waar _ te n e m e n n a a r bezuiniging'. I n de rubbercultuur vonden wel de m e e s t drastische bezuinigingen plaats, enkele ondernemingen werden gesloten, op vele ondernemingen werd door toepassing van eene extensieve exploitatie sterk op personeel en op het aantal normaal t e werk gestelde arbeiders bezuinigd.

LANDBOUW 107 Ook de suikercultuur beperkte h a a r uitgaven, voornamelijk bij de veldwerk-z a a m h e d e n ; van verschillende veldwerk-zijden werd gerapporteerd dat hierdoor 1 oü tot f 70 per H A minder onder de bevolking k w a m , wat voor de gehee e suikercultuur op J a v a eene vermindering van inkomsten voor de bevolking zou beteekenen van m i n s t e n s 10 millioen gulden. , . -,

Voorts bracht ook de koffiecultuur, mede door den slechten oogst; veel m nder geld in omloop. I n de theecultuur waren de bezuinigingen nog het m i n s ; melding wordt g e m a a k t van minder intensief onderhoud en geringere bemesting, eene daling v a n de loonen vond in 1930 niet algemeen plaats.

Behalve door derving van inkomsten uit de ondernemingscultures, ondervond de bevolking in sterke m a t e den invloed van de malaise door de groote prijs-daling van haar exportproducten. Door de belangrijke prijsprijs-daling van de rubber staakde de bevolking op verschillende plaatsen de exploitatie van hare tuinen.

De priisdaling van Bobusta-koffie was oorzaak, dat vele tuinen verwaarloosd werden waardoor de producties verminderden. Door de lage copra-noteermgen k w a m e n millioenen minder in h a n d e n van de bevolking en liepen o. a de ver-diensten der producenten in de Molukken tot een m i n i m u m terug IJe lage kanokprijzen waren oorzaak, dat de bevolking h e t product soms aan de boomen liet hangen Ook de bevolkingscultuur van thee, peper, kruidnagel, aardnoot, mais, cassave en andere producten ondervond t e n slotte den sterken invloed van

rlp YYlfllfllSP

' De volgende tabel Y geeft een overzicht van de waarde van de naar het buitenland uitgevoerde I n l a n d s c h e landbouwproducten en van de ingevoerde rijs, en kedele, een en ander gesplitst naar J a v a en Madoera en de Buitengewesten, Opgemerkt dient hierbij t e worden, dat de exportwaarde der producten berekend is OP het m o m e n t van uitvoer, zoodat hierin mede begrepen zijn handelswinsten en fabricatiekosten, welke laatste voor thee en t e n deele voor cassave-producten belangrijk zijn. De opgegeven bedragen zijn dus hooger dan wat de producent m h a n d e n krijgt; voor onderlinge vergelijking tusschen de verschillende jaren geven ze echter een'voldoende duidelijk inzicht.

T A B E L V.

Uit- en invoerwaarde van de bevolkingslandbouwproducten (in millioenen guldens).

1926 1927 1928 1929 1930

Java en Madoera.

Uitvoer.

76 81 135 104 70

Invoer (rijst-f-kedele).

57 24 35 61 46

Buitengewesten.

Uitvoer.

324 323 294 291 2041)

Invoer (rijst).

49 52 56 54 53

Voor de belangrijkste Inlandsche exportgewassen is de uitvoer jaar 1930 t e n opzichte van 1929 weergegeven in tabel V I .

108 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Hieruit moge blijken, dat de achteruitgang van J a v a en Madoera in de eerste plaats moet worden toegeschreven aan de klapper- en de cassaveproducten, waar-van ook de uitgevoerde hoeveelheden in 1930 sterk zijn teruggeloopen : zoo n a m de copra-uitvoer af van 32 500 ton in 1929 tot nihil in 1930, die van cassave-producten van 246 000 ton in 1929 tot 111 000 ton in 1930, een en ander als rechtstreeksch gevolg van den zeer drogen oostmoesson van 1929. E e r s t in de tweede plaats doet zich voor alle producten de prijsdaling in den loop van 1930 gevoelen.

Mede rekening houdende m e t de vermindering van het bedrag, dat van de ondernemingen n a a r de bevolking afvloeide, kan de achteruitgang van de geld-inkomsten van de bevolking van J a v a en Madoera uit den export van landbouw-producten en de loonen in de landbouwbedrijven worden geschat op 50 millioen gulden. H i e r n a a s t liep de invoerwaarde van rijst en sojaboonen terug van 61 millioen in 1929 tot 46 millioen in 1930, zoodat in laatstgenoemd jaar de balans voor J a v a en Madoera, ruw berekend, sluit m e t een saldo, dat 35 millioen minder is dan het toch al weinig gunstig' saldo van 1929. 2)

Voor de Buitengewesten is de teruggang van de uitvoerwaarde vrijwel uit-sluitend toe t e schrijven aan de sterk gedaalde prijzen van de exportproducten,

x) Voor eene vergelijking met de vorige jaren is, in afwijking met de gegevens van het Centraal Kantoor voor de Statistiek (Tabel I van de Landbouw-exportgewassen van Nederlandsch-Indië in 1930), bier ook de export naar Java opgenomen en is deze dus be-schouwd als weder van daar te zijn uitgevoerd naar het buitenland.

2) Hoewel dit geen directen invloed heeft op de geldhuishouding, staat hiertegenover, dat de voorraden van voedingsgewassen op het eind van 1930 veel grooter waren dan in het begin van dit jaar.

LANDBOUW 109

die mede oorzaak waren, dat van producten als rubber en koffie minder geoogst werd dan in 1929, terwijl bovendien op het eind van het jaar vrij groote voor-raden koffie en mais bleken t e zijn opgeslagen. • ,

De daling van het boven berekende saldo aan inkomsten uit den landbouw per hoofd van de bevolking blijkt voor J a v a en Madoera ( ± f 1) veel geringer

De daling van het boven berekende saldo aan inkomsten uit den landbouw per hoofd van de bevolking blijkt voor J a v a en Madoera ( ± f 1) veel geringer