• No results found

137 126 127 303 169 30

heeft jaren geduurd aleer de planters zich voor de kinaoultuur gingen interesseeren.

Overtuigd van het groote belang eener geregelde kinacultuur en hopende op eindelijke deelname * a n den particulieren landbouw, bleef het Gouvernement intusschen de proeven voortzetten. Zoo ontstonden langzamerhand de vele en uitgebreide proefaanplantingeii, waaruit tenslotte de tegenwoordige Gouverne-m e n t s kina-aanplant gegroeid is. Deze bestaat t h a n s uit de volgende aldeelGouverne-mgen :

Oppervlakte m e t E e r s t e ont

ginning in

Tirtasari 1879 Tjinjiroean 1855 Tjibeureum 1857 Poentjak Gedeh ... 1904

Eioeng Goenoeng 1859 Verschillende zaadtuinen

892 V a n de ruim 130 kinabast produceerende ondernemingen in Nederlandsch-Inclië bezit 's L a n d s Kina- en Theebedrijf den grootsten kina-aanplant. Uiteraard de oudste kina-onderneming van J a v a , behoort zij, hoewel vele v a n ha^r gronden reeds gedurende 60 jaar of langer m e t kina beplant zijn, nog steeds t o t de m e e s t productieve ondernemingen wat betreft opbrengst aan kmine per H . A . -tiare productie bedraagt ongeveer 8 % van de geheele productie m Nederlandsch-Indie.

Ten einde het bedrijfsrisico door verdeeling over 2 cultures geringer te m a k e n , werd in 1926 begonnen m e t den aanleg van eene thee-afdeelmg, ter grootte van + 500 H A eveneens op terreinen in Pengalengan, voornamelijk op de noordelijke hellingen van d e n Goenoeng Kentjana. E i n d 1930 waren ontgonnen en beplant

+ 485 H A Ter eere v a n de nagedachtenis van den eersten leider der Gouverne-ments-kinacultuur en pionier der groote cultures in Pengalengan werd aan deze afdeeling den n a a m „ P a s i r J u n g h u h n " gegeven.

H e t personeel van 's L a n d s Kina- en Theebedrijf, dat vroeger bestond uit a m b t e n a r e n , dient t h a n s onder particulier verband, dus onder geheel overeen-komstige arbeidsvoorwaarden als gebruikelijk op particuliere ondernemingen.

De Inlandsche arbeidskrachten, benoodigd voor de werkzaamheden in kina-en theetuinkina-en, t h a n s + 2000 in aantal, allkina-en vrije arbeiders, bestaan gedeeltelijk uit vaste werklieden, wonende in de verschillende ondernemmgskampongs, ge-deeltelijk uit los werkvolk, afkomstig uit de naburige districten

I n verband m e t het optreden der pest in nabijgelegen plaatsen werd m Uóö veel zorg besteed aan het rattenvrij -maken der kampongwomngen.

Sedert 1916 wordt voor dit bedrijf de commercieele boekhouding toegepast.

E e n overzicht van de productie en van de geldelijke uitkomsten sedert dat jaar geeft de s t a a t op blz. 142/3.

De weersgesteldheid heeft in het afgeloopen jaar een voor deze streken nor-m a a l verloop gehad; de totale regenval op de nor-meeste etablissenor-menten was onge-veer gelijk aan het gemiddelde van de l a a t s t e 10 jaren. I n een hooggelegen tuin on de afdeeling Poentjak Gedeh k w a m in J u l i een vrij sterke nachtvorst voor, die eenige schade aanrichtte. Over het algemeen waren echter de weersomstan-digheden zoowel voor de kina als voor de thee gunstig t e noemen

D e verschillende veldproeven werden geregeld door het Proefstation voor kina t e Tjinjiroean gecontroleerd en nieuwe proeftuinen, o. m . ter vergelijking van het productievermogen van verschillende Ledger-entensoorten, werden aangelegd

^ e ^ h e ^ k w e e k e r i f e n werden aangevuld en uitgebreid m e t uitgezocht zaad uit de eigen geselecteerde theezaadtuinen. , .

Ziekten en plagen k w a m e n in 1930 in de kina betrekkelijk weinig voor. I n de thee werd echter, evenals in de laatste jaren, veel last en schade ondervonden

142 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

van engerlingen, ondanks h e t op groote schaal wegvangen. Ook wortelschimmels richtten hier plaatselijk eenige schade aan.

Op de verschillende afdeelingen werden wederom enkele oudere en minder productieve tuinen gerooid en voor een deel — n a intensieve herontginning — opnieuw m e t kina beplant.

I n 1930 werd een oogst verkregen van 770 297 K . G . bast, namelijk 752 255 K . G . fabrieksbast en 18 042 K . G . pharmaceutische basten.

De potentieële productie van de onderneming ligt op een veel hooger niveau.

De groote uitbreiding echter v a n het m e t kina beplante oppervlak sedert 1918 door den particulieren landbouw en de intensiveering der cultuur hebben h e t productievermogen van cle kinacultuur in Nederlandsch-Indië welhaast ver-dubbeld, terwijl daarentegen h e t wereldverbruik slechts weinig is toegenomen.

Sterke oogstbeperking is daarom geboden.

D e onverkochte voorraden bedroegen 31 December 1930 663 300 K . G . bast.

Verkocht werden in d a t jaar 711 975 K . G . fabrieksbast en 16 539 K . G . p h a r m a -ceutische basten.

E e n belangrijk onderdeel van h e t bedrijf vormt de handel in kinazaden en planten. Door tijdigen aanleg van goed geïsoleerde zaadtuinen m e t uitgezochte Ledger-enten v a n hoog gehalte, heeft de Gouvernements-onderneming de parti-c u i i e r e parti-c

Kostprijs in centen per K.G. kinabast op de onderneming.

4.

Kostprijs van den kina- bast in guldens per K.G. zwavelzure kinine op de onderneming.

5.

Kostprijs in centen per K.G. t5ee op de onder- neming.

8.

x) Na aanbrenging van de rente-correcties over 1928 en 1929 in de verkooprekening over 1929 worden deze bedragen resp. f 27 908 en i 453 897.

2) De productie bedroeg 45 235 K.G., te verminderen met 11 700 K.G. ten laste van de kapitaalsrekening.

LANDBOUW 143 voor een groot deel te danken, dat de Java-kinacultuur in moeilijke tijden, toen elders de kinacultuur als niet meer loonend verlaten werd, heelt k u n n e n stand houden en t e n slotte de wereldmarkt practisch geheel heeft kunnen veroveren.

De verkoop van zaden en planten gaf in 1930 een opbrengst van t 34 4^4,

tegen f 25 320 in 1929. _ , n n o n . , . .

H e t m e t thee beplante oppervlak bedroeg 31 December 1930 als volgt.

Pasir J u n g h u h n 360,44 H . A . (inclusief 6 H . A . kweekern), Tirtasari 2b,3«

H . A . en Tjibeureum 97,97 H . A . , t e z a m e n 484,79 H . A . . De oudste aanplant t e Pasir J u n g h u h n , groot 135 H . A . , k w a m m 1930 m productie- echter bleef de opbrengst hiervan beneden de verwachtingen, voor-namelijk tengevolge van de sterke beschadiging door engerlingen gedurende de voorafgegane jaren. , . , , , ,

Voor de verwerking v a n h e t theeblad werd een moderne fabriek gebouwd te Pasir J u n e h u h n , welke medio 1930 in bedrijf werd genomen.

De totale oogst heeft bedragen 300 244 K . G . blad, waarvan J deel werd ver-kocht aan een naburige theefabriek, toen de eigen fabriek nog m e t m bedrgf was.

De rest werd. verwerkt tot 90 470,5 K . G . thee, waarvan ruim 90 % t e B a t a v i a werd verkocht tegen een doorsneeprijs van 50,6 cent per A K G

De winst van h e t geheele bedrijf heeft bedragen f 481 526, tegen f 454 200 in 1929.

144 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Runderen 72 478 987 851 2 581 861 356 752 22 536

102 461 22 274 .401 397 4 547 610

Buffels 827 882 869 388 428 359 . 79 749 261 448

422 642 35 145 334 301 3 258 914 C. VEETEELT.

1. Overzicht van den veestapel en de veeteelt.

De runderstapel bleek einde 1930, in vergelijking m e t 1929, m e t ruim 65 000 dieren t e zijn toegenomen. Daarentegen n a m de paardenstapel m e t ruim 28 000 dieren af. terwijl ook de sterkte van den buffelstapel neiging tot achteruit-gang vertoont, zij het in geringe m a t e .

Om een inzicht t e krijgen in de verdeeling van de paarden en het groot hoornvee over den archipel in 1930, k u n n e n de volgende gegevens dienen:

P a a r d e n W e s t - J a v a 74 549 Midden-Java 79 541 Oost-Java 95 345 Bali en Lombok 23 322 Timor en Onderh 193 031 Celebes (met uitzondering van de

onderafd. Sangihe- en

Talaud-eilanden) 172 416

Borneo 949 S u m a t r a ( m e t uitzondering van de res.

Djambi) 4 1 7 1 4 Totaal 680 867

Zooais uit deze cijfers blijkt, is de paardenstapel over het eiland J a v a vrijwel gelijk verdeeld, hetgeen verband houdt m e t h e t feit, dat bijna alle paarden op J a v a gebruiksdieren zijn. Bepaalde groote fokgebieden, waar de dieren uitsluitend voor de fokkerij zijn bestemd, bestaan op J a v a niet, ofschoon hier en daar, voor-namelijk in de Priangan, nog wel aan paardenfokkerij wordt gedaan.

H e t aantal paarden op J a v a bedroeg eind 1930 249 435. Geregelde aanvulling heeft plaats door invoer, voornamelijk uit het gewest Timor en Onderhoorig-heden en voor een klein deel ook van Bali en Lombok. De paardenstapel van deze laatste twee eilanden is groot genoeg om nog uitvoer n a a r J a v a t e k u n n e n gedoogen.

H e t gewest Timor en Onderhoorigheden bezit een zeer grooten paardenstapel.

Hier kan m e n van een echt fokgebied spreken; van ouds is de paardenfokkerij hier een van de voornaamste middelen van bestaan van de bevolking geweest.

Uitvoer heeft hoofdzakelijk p l a a t s naar J a v a , doch ook naar S u m a t r a .

Ook Celebes heeft een aanzienlijken paardenstapel, Liet kan in de eigen be-hoefte aan gebruikspaarden geheel voorzien. Uitvoer heeft zoo goed als niet plaats.

De paardenstapel op S u m a t r a is eveneens voldoende voor de eigen behoefte, behalve in Zuid-Sumatra, waar paarden worden ingevoerd van W e s t - J a v a . Op S u m a t r a vindt m e n de meeste paarden op de Westkust, in de B a t a k l a n d e n en in de Gajoelanden. Ook in deze streken is de animo in de paardenfokkerij echter aan het afnemen.

De belangstelling van de bevolking in de paardenfokkerij n e e m t zelfs in de voornaamste fokcentra in de laatste jaren geregeld af. De vraag n a a r betere paarden wordt voortdurend kleiner tengevolge van het steeds stijgende auto-verkeer, hetgeen op zijn beurt weer aanleiding is, d a t de prijzen dier paarden dalen en het fokken ervan zoo goed als niet meer loonend is. Alleen aan mindere kwaliteit trekpaarden en draagpaarden zal wel steeds behoefte blijven bestaan.

I n de voornaamste streken, waar aan verbetering van het paardenras wordt gewerkt, hetzij door middel van reinteelt, hetzij door kruising, ging m e n ge-durende 1930 op den ingeslagen weg voort.

VEETEELT 145 De runderstapel op J a v a is, in tegenstelling m e t den paardenstapel, zeer ongelijk verdeeld. Van het totaal van ruim 3 640 000 stuks in 1930 had W e s t - J a v a slechts ± 2 %, Midden-Java + 27 % en Oost-Java ± 71 % .

E e n belangrijk deel ( = 657 000 stuks) van den runderstapel van het gewest Oost-Java bevindt zich op Madoera. De runderfokkerij is op dit eiland een voor-n a a m middel vavoor-n bestaavoor-n. Uitvoer geschiedt ivoor-n hoofdzaak voor-naar Oost-Java. Dost-en MiddDost-en-Java voerDost-en eDost-en groot aantal runderDost-en naar W e s t - J a v a uit om aan de behoefte aan slachtvee aldaar t e voldoen.

De eilanden Bali en Lombok bezitten runderstapels van onderscheidenlijk ruim 235 000 en ruim 120 000 stuks. Ook hier is de runderfokkerij een belangrijke bron van inkomsten. Uitvoer geschiedt hoofdzakelijk naar J a v a en S u m a t r a .

H e t gewest Timor en Onderhoorigheden bezat oorspronkelijk geen runderen.

Zij zijn er door den Burgerlijken Yeeartsenijkundigen Dienst gebracht en wei voornamelijk op Soemba en Soembawa (Ongole- en Hissar-runderen) doch ook op Flores (Madoereesche runderen) en op Timor (Balmeesche r u n d e r e n ) . De belangstelling in de runderfokkerij n e e m t op deze eilanden t o e ; op den duur zal de bevolking in deze fokkerij een behoorlijk middel van bestaan k u n n e n vinden.

Bijna de geheele runderstapel ( + 100 000 stuks) van het eiland Celebes bevindt zich in het gewest M a n a d o . H e t gewest Celebes en Onderhoorigheden bad oorspronkelijk geen runderen. De t h a n s daar aanwezige runderen, enkele duizenden in aantal, zijn er door den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst gebracht (Balineesche r u n d e r e n ) . Zij gedijen er goed en vermeerderen zich behoorlijk. De bevolking moet echter nog aan het bezitten van runderen gewend

Op S u m a t r a k o m t het rund overal voor; de gewesten Eiouw en Djambi bezitten slechts kleine runderstapels, terwijl de W e s t k u s t en Atjeh rijk zijn aan runderen.

De runderfokkerij mag zich in de steeds stijgende belangstelling van de bevolking verheugen. Vooral de voortgezette kruising van h e t J a v a a n s c h e rund m e t h e t Ongole-ras m a a k t steeds meer vordering.

D e volbloed Ongole-runderstapel op het eiland Soemba heeft reeds een dus-danigen omvang gekregen dat, behalve voor het leveren van fokdieren aan den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst, spoedig andere afzetgebieden voor de

fokproducten zullen moeten worden verkregen. . Op Bali en Lombok wordt voortgegaan m e t de maatregelen ter verbetering

van het rund in eigen ras. Hetzelfde geldt voor Madoera.

Van den ruim 2 1 2 5 000 stuks grooten buffelstapel op J a v a heeft Oost-Java slechts + 428 000, Midden-Java + 870 000 en W e s t - J a v a + 827 000 stuks N a a s t dê"n grooten runderstapel heeft Oost-Java dus slechts een betrekkelijk

kleine buffelstapel. , H e t aantal buffels in het gewest Timor en Onderhoorigheden bedraagt ruim

261 000 stuks Vergeleken m e t J a v a is hier dus de buffelstapel betrekkelijk kiem doch, doordat slechts een deel van deze buffels gebruikt wordt voor den arbeid of dienen moet voor de slacht, is er niettemin een overmaat. De ü l e m e boenaa-eilanden voeren dan ook buffels naar J a v a uit. . . , ,

Hetzelfde geldt min of meer voor Celebes. H e t aantal van ruim 4^2 000 buf-fels is voor het groote eiland Celebes betrekkelijk gering, ook hier is slechts een deel benoodigd voor den arbeid en de slacht. Uitvoer heeft echter m e t plaats.

" De buffelstapel op S u m a t r a is voldoende voor de behoefte. Invoer heeft alleen plaats in Zuid-Sumatra uit W e s t - J a v a .

De buff elf okkerif is over bijna den geheelen archipel van groot belang._ Over het algemeen kan m e n niet van een doelbewuste fokkerij spreken m a a r is het meer een buffelhouderij, waarbij nagenoeg alles aan de n a t u u r wordt overgelaten.

Behalve op J a v a , Bali en Lombok en enkele streken op S u m a t r a worden de buffels veelal in halfwilden s t a a t gehouden.

10

146 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Uit de laatste gegevens o m t r e n t de sterkte van den kleinveestapel (einde 1926) blijkt eene toeneming van het aantal schapen en geiten, terwijl het aantal varkens ongeveer gelijk is gebleven. De sterkte was op dat tijdstip als volgt:

Schapen Geiten Varkens W e s t - J a v a 675 384 730 758 53 948

Midden-Java 386 542 826 260 2 1 1 8 5 Oost-Java 229 751 643 906 23 078 Bali en Lombok (behalve Lombok) 330 4 354 214 707 Timor en Onderhoorigheden 39 307 J) 127 441 163 595 2) Celebes 2 1 0 1 4 182 373 217 514 Borneo 2 058 13 380 28 687 S u m a t r a (behalve Biouw) 52 118 173 348 208 191 Totaal 1 4 0 6 504 2 7 0 1 8 2 0 930 905 E r bestaat bij de bevolking eene toenemende neiging tot het houden en fokken van klein vee en wel voornamelijk van geiten. De geitenstapel is, afgaande op de verstrekte gegevens, dubbel zoo groot als de schapenstapel. H e t kruisen van inheemsche geiten m e t het E t a w a h - r a s valt zeer in den smaak van de bevolking.

De kruisingsproducten behalen op de pasars veel hoogere prijzen dan de inheemsche geiten. Aan de vraag n a a r Etawah-dekbokken kan, j a m m e r genoeg, lang niet worden voldaan. Binnenkort zullen Etawah-bokken en geiten in Britsch-Indië worden gekocht om den stapel op Soembawa te vergrooten.

O m t r e n t den kippenstapel in Indië zijn geen gegevens bekend. Wel kan in het algemeen gezegd worden, dat het aantal kippen, die overal in Indië voor-komen, buitengewoon groot is.

De belangstelling voor de kippenfokkerij is bij de Inlandsche bevolking nog niet groot. Pluimveebedrij ven bestaan, voornamelijk op J a v a , in de omgeving van de groote steden.

De algemeene gezondheidstoestand van den veestapel was in 1930 gunstig.

Voedselschaarschte trad slechts in enkele streken in geringe m a t e op, terwijl van de geregeld voorkomende besmettelijke veeziekten alleen miltvuur vrij ernstige verliezen aan den veestapel toebracht.

W a t den handel in vee betreft, kan worden medegedeeld, dat in 1930 de prijzen voor paarden, slachtvee, huiden en vleesch vrij belangrijk daalden.

2. Overheidszorg voor den veestapel.

De taak, welke de Overheid zich op veeartsenijkundig gebied heeft gesteld, omvat, luidens de omschrijving opgenomen in het reglement op de veeartsenij-kundige Overheidsbemoeienis en de veeartsenijveeartsenij-kundige politie in Nederlandsch-Indië ( I . S. 1912 n°. 432), eenerzijds het onderzoek naar den gezondheidstoestand van den veestapel en den toestand van den veestapel in het algemeen, zoomede, waar noodig, de aanwijzing van de middelen ter verbetering en bevordering van de toepassing dier middelen, anderzijds het vaststellen en h a n d h a v e n van ver-ordeningen en regelingen in het belang van den gezondheidstoestand van den veestapel.

H e t veeartsenijkundig Staatstoezicht is onder de algemeene leiding van den Directeur van Landbouw, Nijverheid en H a n d e l opgedragen aan de a m b t e n a r e n van den Burgerlijken Veeartsenijkundigen Dienst en aan de hoofden van ge-westelijk en plaatselijk bestuur.

O m t r e n t wijzigingen in de standplaatsen en ambtskringen van de gouverne-m e n t s veeartsen zie gouverne-m e n B b . nos. 12489 (Tapanoeli), 12498 (Manado) en 12513 (Celebes en Onderhoorigheden).

1) Vaji Soemba is geen opgave ontvangen.

2) Van Soembawa is geen opgave ontvangen.

VEETEELT 147 Sedert de instelling van de provinciën is de Overheidstaak t a v de veeteelt tusschen deze autonome gebieden en het L a n d verdeeld. D e plaatselijke bevor-dering van de veeteelt, zoomede de zorg voor de veterinaire hygiene is m h e t rechtstreeks bestuurd gebied op J a v a en Madoera aan d e provinciën toevertrouwd, welke verder ook medewerking verleenen bij de bestrijding van besmettelijke vee-ziekten. De wering dezer ziekten en de bevordering van de veeteelt m het alge-meen berust daarentegen in h a n d e n van de centrale Overheid. T e n e i n d e haar m s t a a t t e stellen de haar opgedragen werkzaamheden t e k u n n e n verrichten, is vee-artsenijkundig Landspersoneel ter beschikking van de provinciën gesteld.

E e n der middelen, welke v a n Overheidswege worden aangewend o m d e n veestapel t e verbeteren en de veefokkerij t e bevorderen, is het op gemakkelijke voorwaarden ter beschikking van de bevolking stellen van rasvee.

I n 1930 werden van Gouvernementswege 515 Ongole-stieren en 60 Hissar-stieren hetzij à contant, hetzij op afbetaling aan de bevolking geleverd, zoomede 165 Ongole-vaarzen à contant. Bovendien werden a a n eigenaren van varkens-fokkerijen ruim 60 fokvarkens v a n Europeesch r a s verstrekt. E e n m enkele kampongs bij Buitenzorg genomen proef o m t e r bevordering van de piuimvee-fokkerii Europeesche rashanen t e verstrekken is mislukt, doordat deze dieren alle na korteren of längeren tijd t e gronde gingen, gedeeltelijk aan pseudo-vogelpest,

gedeeltelijk door gemis aan behoorlijke verpleging. _ Met de buffelfokkerij heeft de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst weinig

bemoeienis. I n hoofdzaak bepaalt m e n zich hierbij t o t keuring van vrouwelijk - vee op geschiktheid voor de^voortteling, terwijl daarnaast m sommige streken ook nog andere maatregelen worden genomen (castratie, bepalingen op den uit-voer enz.) om den buffelstapel t e verbeteren.

Óp de proefstations van kleinveeteelt en v a n pluimveeteelt t e Buitenzorg werden proeven voortgezet onderscheidenlijk betreffende de voeding ^ kruising van varkens en m e t het houden en fokken van Europeesche rashoenders. Daar-naast werden op laatstgenoemd proefstation ook kruisingsproeven genomen van Europeesche rashoenders m e t een inheemsch ras (het Kedoe-lioenj.

E e n belangrijk deel van de werkzaamheid van den Burgerlijken Veeartsemjkundfgen D i e n t a s ook in 1930 gericht op de bestrijding v a n ^ s m e t t e h j k e ^ v e e -ziekten De noodzakelijkheid om in Indië eene instelling m het leven t e roepen, welke zich speciaal m e t veeziektenbestnjding zou bezig houden, leidde reeds m

1908 tot de oprichting van een Veeartsenijhundig Instituut. _ Geplaatst Pvoor d l taak, o m m e d e t e helpen opbouwen eene organisatie

welke de ziektebestrijding zou weten a a n t e passen a a n de bijzondere ver-W i n g e n L Indië, heeft dit I n s t i t u u t zich t e n doel gesteld eenerzijds de studie van vraagstukken óp h e t gebied der parasitaire en infectieziekten v a n het vee, Inderzijds h e t bereiden en verstrekken v a n producten (antisera, vaccin chemotherapeutica, diagnostica), welke voor onderkenning en bestrijding van die ziekten noodig zijn.

Vele zijn de ziekten, welke den gezondheidstoestand van den Indischen vee-stapel bedreigen en belangrijk is daardoor de taak, voor welke h e t veterinaire S t e n j k e a p p a r a a t zich geplaatst ziet Niet alleen, d a t - o r k o m i n g en be-strijding dier ziekten van integreerend belang is t e n aanzien van de w ^ j r t der inheemsche bevolking m e t h a a r bezit van ± 8 à 9 milhoen groote huisdieren en een dTarfn belegd kapitaal v a n ± 640 millioen gulden, m a a r m d e l a a t s t e decennia is ook Steeds meer gebleken, dat vele dier ziekten tevens gevaar voor den mensch opleveren. Voorbeelden als tuberculose rabies brucellosis, para-tvnhosis trichinosis, cysticercocis, enz. zijn daar om dit aan t e toonen

3 PN o T ;al t iaarliiks een vrij belangrijk gedeelte van den veestapel t e n offer aan