• No results found

Behalve aan wetenschappelijk werk en onderzoek worden het laboratorium en de hieraan verbonden vischvijvers mede dienstbaar gemaakt aan het

v

proeven is aan het licht gekomen hoe veel eerder de karper

f ^ £ * ^ £

riip kan worden dan in Europa, n.1. m -| jaar tegenover 3 tot 4 jaren m Europa.

Vilder is nu buiten twijfel gesteld, dat de paaibeurten van J ^ ^ £ S £ rassen zich om de 4 à 8 weken kunnen herhalen, terwijl in Europa tussctien

twee paaibeurten in den regel 1 jaar ligt. ,

a t

Onderzoekingen, die van het begin af een meer wetenschapperen opzet hadden doch daarom niet minder belangrijk voor de praktijk zijn, betroffen de temperatuur wfssehngen van stroomend e l Van stilstaand water m den loop van 24 uur en "edurende

g

langere perioden. Parallel loopende onderzoekingen gaven nTlichtingen^omtrent het 'zuurstofgehalte van stilstaand vergeleken met dat van stroomend water. Als resultaat van deze onderzoekingen werd gevonden dat m de top sehe gebieden het stroomend water niet, zooals dat m koele klimaten het geval is het gunstigste milieu vormt voor de vischsoorten, die behoefte nebben aan veel zuurstof" Deze inzichten dwingen tot eene nieuwe beoordeeling

an de tropische stroomen en beken, hooggebergte-beken uitgezonderd

Het buiten het laboratorium en zijne naaste omgeving verricht werk betrof -ooral onderzoekingen van meren. Uitgaande van gegevens, welke op h e t zeer succesvolle exploitatiebedrijf van het stuwmeer Tjiboeroej bij Pada arang konden woTdeTngewonnen en onder toepassing van de in Europa to stand gekomen methoden van onderzoek, verkreeg men eerder dan eigenlijk kon worden ver-a c h t een Inzver-age in de verhoudingen, wver-aver-arvver-an de exploitver-atie vver-an ondiepe meren afhankelijk is. . .

Zooals kon worden verwacht, bleek, dat ook op dit gebied ^ t i e ^ e n ge-woonte factoren vormen, welke eene toepassing van de nieuw gevonden werk wiizen door de bevolking vaak ernstig m den weg staan.

}tn verschillende gevallen werd de hulp van het laboratorium ingeroepen ter

bestSdino van vischsterfte ; het onderzoek bracht niet slechts de verwachte aan-wi z ng tot Jene verbetering doch gaf tevens wetenschappelijk uiterst mteressan e resultaten Het bleek namelijk, dat de sterfte van een bepaalde vischsoort te witen was aan het feit, dat deze soort tijdelijk uitsluitend van een voedsel liefde l a t zich in overmaat had ontwikkeld. De bestrijding van het kwaad bestond in het nalaten van bemesting, eene sterke opvoering van het aantal S e h e n van deze soort om eene betere verwerking en verdeeling van de voedse -massa's te verkrijgen, terwijl overigens de natte moesson, waarin de voedsel-hoeveelheid dunner zou worden, moest worden afgewacht.

Andere onderzoekingen betroffen parasitaire ziekten onder welke het ^ c h -broed bij de zooveel gebruikelijke overmatige bezetting der vijvers heeft te lijden S i j kon worden bewezen, dat de epidemieën door 3 * HOOgworm ^ ° & Z veroorzaakt, sterk worden bevorderd door de eigenaardigheid yan d i t ^ ^ d a f c het zich bijzonder sterk vermeerdert, zoodra zijn gastheer begint te kwijnen ot

te sterven.

te s i e i v c i i . ,

Niet alleen ter voorkoming van deze epidemieën, maar ook om » d a n d a n eeonomischen aard dient het overbezetten van de vijvers te worden

t e

g

e l

W a n , wijl anders het van nature in de vijvers aanwezige voedsel — ofschoon wel toe-reikend om een zeer bescheiden groei van het te groote aantal ™ d ^ ° j a b * te maken - niet voldoende is om de visch snel m gewicht ^ doen toenemen.

Het „onderhoudvoedsel" levert immers geen wrast,op pas het .-g™

el

™™

s*

rendeert. Aldus neemt het rendement toe, naarmate de tijd van opkweeken wordt

Behalve aan wetenschappelijk werk en onderzoek worden het laboratorium en de hieraan verbonden vischvijvers mede dienstbaar gemaakt aan het ver-strekken van onderwijs in cursusvorm aan een aantal adjunct-landbouwconsu-lenten envisscherij ambtenaren. De opleiding van jonge consuadjunct-landbouwconsu-lenten en van

^ t r t t l Z l Z ^ ^ n i T l l ^ t e stimuleeren werden eenige

tentoon-s t e l W e n e n 1 ^ I g e n g e r a n g e e r d . Hierbij dienen altentoon-s hulpmiddelen een diapotentoon-si-

diaposi-E K en zelf op'genomL sinalfilms, welker P ^ P ^ g J ^ Ë S S f ^

belangstelling ondervindt van de zijde der mheemsche visscherijbevolking. Ve

mogelijkheid om in de daarvoor in aanmerking komende desa s voorstellingen te

I

160 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

geven vond aanzienlijke uitbreiding door de aanschaffing van een specials tot laboratorium ingerichte groote automobiel, welke, in dienst gesteld voor het onderzoek van meren, tevens gelegenheid biedt om door het vertoonen van films opvoedend t e werken.

H e t verrichte wetenschappelijk onderzoek is van zeer grooten invloed geweest op de exploitatie der Gouvernementskweekerijen. Heeft de kweekerij te Kalen, eene typische laaglandkweekerij, die zich bijzonder op Tawes-teelt toelegt, dezen invloed minder ondervonden, t. a. v. de kweekerij te Poenten moesten uit de te Buitenzorg verkregen inzichten consequenties worden getrokken, welke tot in-grijpen dwongen.

I n het algemeen bleek namelijk, dat de kweekers, die van evengenoemde kweekerij visch betrekken, te weinig rekening houden m e t de individueele vrucht-baarheid van de vijvers, waardoor meestal veel meer pootvisch wordt gekocht dan overeenkomt m e t een rendabel bezettingsaantal. Ook heerscht bij velen het ver-keerde denkbeeld, dat de z.g. edelkarper, een nakomeling van de uit E u r o p a ingevoerde Galicische karper, een vischsoort is, welke onder alle omstandigheden een buitengewoon snellen groei vertoont, terwijl dit inderdaad slechts het geval is m e t een aan Europeesche vischcultuurtoestanden en lage t e m p e r a t u r e n aan-gepast ras van dezelfde soort (Cyprinus carpio L . ) als de inheemsche karper, de ikan m a s . Voorts is vrij algemeen verspreid de onjuiste meening, dat in kleine huisvijvers m e t behulp van „bijvoedering", d. i. het verstrekken van handels-voedermiddelen, belangrijke hoeveelheden visch rendabel k u n n e n worden ge-kweekt.

De hierbedoelde verkeerde begrippen hebben er toe geleid, dat een groot deel van het uit P o e n t e n verzonden vischmateriaal op een zeer ondoelmatige wijze werd voortgekweekt, waardoor onbevredigende resultaten werden verkregen.

Ten einde aan dezen ongewenschten toestand een einde te maken, werden eenige maatregelen genomen, welke meer zekerheid gaven, dat de v a n ' d e Gou-vernementskweekerijen afkomstige visch op vakkundige en productieve wijze zou worden behandeld. I n de eerste p l a a t s werd bepaald, dat de van buiten het res-sort Malang en omgeving komende bestellingen van pootvisch p a s na goedkeuring van den a m b t e n a a r , in wiens ressort de desbetreffende vijver is gelegen, mogen worden uitgevoerd. Vervolgens werd besloten om de Galicische karper niet naar plaatsen m e t eene hoogteligging beneden de 500 M. t e zenden, tenzij eenige zekerheid bestaat, d a t de desbetreffende vijver ondanks zijne lage ligging niet te w a r m is voor deze vischsoort.

Uitvoerige onderzoekingen hebben p l a a t s gevonden o m t r e n t de waarde van de Galicische karpers voor Indië.

De invoer van andere Europeesche visschen laat zich minder moeilijk beoor-deelen De zeelt (Tinea vulgaris) heeft zich hier en daar op J a v a gemakkelijk gehandhaafd; elders verdween deze voor Indië absoluut nieuwe vischsoort echter spoorloos m de vijvers. Ook zij groeit in Indië, voor zoover daar de voorwaarden gunstig zijn, vlugger dan in E u r o p a , doch van economische beteekenis kan zij slechts dan worden, wanneer de prijs, die hiervoor kan g e m a a k t worden, zooveel hooger is dan die voor den karper, dat zij opweegt tegen den langzameren groei en de mindere grootte. De speciale eigenschap van de zeelt, n.1. dat zij weinig graten heeft, is practisch niet in geld t e waardeeren, aangezien de bevolking gewend is de visch m e t graat en al op te eten, een gewoonte overigens, die bij het algemeene kalkgebrek als doelmatig voor de volksgezondheid is té appre-cieeren.

De hooger reeds genoemde Gouvernementskweekerij te Kalen heeft eene geheel andere doelstelling dan die te Poenten. Zij heeft in hoofdzaak het poot-materiaal te leveren voor de noordwestelijk van Soerabaja gelegen stuwmeren, welke door de bevolking onder leiding en m e t behulp van de visscherij-ambtenaren worden geëxploiteerd. Bovendien levert zij pootmateriaal van Tawes ( P u n t i u s J a v a n i c u s ) , welke vischsoort vooral dient voor het korthouden van plantengroei in de tot kort geleden zeer verwaarloosde kustvijvers van die streek, vooral

nabij Djenoe. ' De onderafdeeling Binnenvisscherij heeft verder de beschikking over

ver-V I S S C H E R I J EN ver-V I S C H T E E L T . 161 schillende kustvij vercomplexen, die vooral gebruikt worden als voorbeelden om de bevolking er van t e overtuigen, dat schoongehouden vijvers niet slechts ge-wenscht zijn voor de malariabestrijding, doch bovendien zeer winstgevend k u n n e n zijn Deze demonstratie is in de kuststreken, waar de bevolking uiterst

wan-trouwend is, een onmisbaar hulpmiddel bij de voorlichting. ,ar,i(]pp];np

Bijzondere vermelding verdient de samenwerking van de o n d e r g e e l r n g Binnenvisscherij m e t den dienst der Volksgezondheid, zoowel op het gebied van de assaineering van bergstreken als van kuststreken. Zeer belangrijk werk werd in dezen verricht in de omstreken van Batavia.

On dit gebied valt nog zeer veel werk t e verrichten en de onderaideelmg s t a a t hier voor de moeilijke t a a k om een nieuwe, biologisch en economisch goed ge-fundeerde exploitatieleer voor het Indisch tambakbednjf tot stand t e brengen, t e n einde' de uitgestrekte kustvijvercomplexen t e n volle productie! t e kunnen maken, m e t vermijding van h e t gevaar voor malaria.

11

162 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

E. J A C H T EN I N Z A M E L I N G V A N BOSCH- EN N A T U U R P R O D U C T E N .

1. De jacht.

Zoolang de bevolking alleen jaagt ter bevrediging van eigen behoeften, hetzij ter wille van de vleeschvoorziening, hetzij ter wille van dierlijke producten, welke voor kleeding of versiering dienst moeten doen, is de jacht gewoonlijk weinig intensief en dreigt er weinig of geen gevaar voor den wildstand. Zoodra echter bij meer ontwikkeling van een streek de vraag naar en de handel in producten, welke door jacht verkregen worden, toeneemt, is gevaar voor uitroeiing niet denk-beeldig. Zoo is de verontrustende vermindering van rhinocerossen bijna geheel te wijten aan de bijzonder hooge prijzen, welke door Chineezen worden gegeven voor de hoorns van deze dieren, welke als geneesmiddel zeer gezocht zijn. Orang-oetans werden vrijwel niet vervolgd, t o t d a t zich n a a r deze menschapen een ongekende vraag ontwikkelde door dierentuinen en andere wetenschappelijke in-stellingen. Kroonduiven en paradijsvogels werden ongemoeid gelaten, t o t d a t de mode versiering van dameshoeden m e t de veeren van deze vogels eischte.

Als uitspanning of sport wordt de jacht door de Inlandsche bevolking vrijwel niet beoefend; als zoodanig k u n n e n feitelijk alleen de bekende hertenjachten te paard in Priangan en op Celebes gelden. Op J a v a behooren deze jachten echter vrijwel tot het verleden. W e l worden tal van andere middelen gebruikt om het wild ter wille van het vleesch of voor den verkoop te bemachtigen, waarvoor de meest gebruikelijke wijzen zijn het bezigen van valkuilen en strikken en het drijven van wild in n e t t e n .

J u i s t e gegevens over d e . jacht in Indië zijn nog niet beschikbaar. Vooral gegevens over den feitelijken wildstand zijn zeer moeilijk verkrijgbaar en veelal berusten deze nog op schattingen, waarvan de juistheid, indien m e n het uit-gestrekte gebied en het gering aantal controleerende personen in aanmerking n e e m t , dikwijls ernstig in twijfel moet worden getrokken. Verwacht m a g worden, dat de jachtcommissies, welke sinds de inwerkingtreding op 1 J u l i 1931 van de nieuwe jachtordonnantie ( I . S. 1931 n°. 132) door den Directeur van L a n d b o u w , Nijverheid en H a n d e l k u n n e n worden ingesteld, in h u n n e jaarlijks uit t e brengen rapporten ook den stand van het wild, en wel in de eerste p l a a t s het z.g. grof wild, in beschouwing zullen n e m e n .

Toch k u n n e n ook t h a n s reeds enkele gegevens geput worden uit de uitvoer-cijfers van eenige dierlijke producten, waarbij echter in het oog moet worden gehouden, dat deze uitvoer veelal slechts betrekking heeft op een gedeelte — in sommige gevallen zelfs een gering gedeelte — van het totaal aantal, dat van een bepaalde diersoort wordt buitgemaakt.

De jaarlijksche uitvoer van ivoor bedroeg in de l a a t s t e jaren gemiddeld 350 K.G. H e t gemiddeld gewicht van een paar t a n d e n op 10 K . G . stellend, daar zoowel groote als kleine t a n d e n uitgevoerd worden, wijst dit cijfer uit, dat jaarlijks m i n s t e n s 35 olifanten worden gedood. E c h t e r kan wel worden aan-genomen, dab het aantal dieren, d a t jaarlijks als slachtoffer valt, veel grooter is.

Deze cijfers betreffen vrijwel uitsluitend S u m a t r a , daar behalve op dat eiland, in den archipel geen olifanten voorkomen, uitgezonderd een gering aantal exem-plaren op Borneo, die daar vermoedelijk ingevoerd zijn.

De uitvoer van huiden van in het wild levende dieren wordt in de statistieken in h e t algemeen niet gespecificeerd ; alleen de huiden en horens van herten worden afzonderlijk vermeld. Uit de hierop betrekking hebbende cijfers blijkt wel, d a t de jacht op dit wild, alleen al ter wille van den uitvoerhandel, een enormen omvang heeft bereikt. Vermoedelijk zal het aantal, dat van deze dieren jaarlijks wordt buitgemaakt, ongeveer 200 000 bedragen, ongerekend het aantal, dat alleen ge-schoten wordt ter wille van het vleesch.

De vogeljacht is de laatste jaren vrijwel geheel verloopen. I n 1919 bedroeg de uitvoer van vogelhuiden, voornamelijk die van paradijsvogels, nog meer dan 120 000 stuks, ter waarde van ruim twee millioen gulden. Deze jacht heeft nu vrijwel haar geheele beteekenis verloren, daar er zoogoed als geen vraag meer is

JACHT EN INZAMELING VAN BOSCH- EN NATUURPRODUCTEN 163 naar dit artikel. Uit maatschappelijk oogpunt is dit eerder toe t e juichen dan te betreuren, daar de vogeljaoht op de primitieve volken van Nieuw-Guinee een demoraliseerenden invloed had, doordat de jacht voornamelijk gefinancierd werd door minder gunstige elementen van elders. Bovendien vormde deze jacnt zoo-lang daarmede veel geld werd verdiend, voor de betrokken I n h e e m s c h e bevolking een ernstige hinderpaal om tot geregelder toestanden te komen.

Andere diersoorten, waarop in Indië ter wille van de huid veel jacht woicit gemaakt, zijn slangen en leguanen. D a t deze jacht ook uit economisch oogpunt van beteekenis is, blijkt uit de uitvoer cijfers, welke uitwijzen, dat in 1930 de huiden werden uitgevoerd van 1 247 129 slangen en 295 600 leguanen, onder-scheidenlijk ter waarde van f 2 351 370 en f 572 364.

Op J a v a gaat in het algemeen de stand van grof wild zeer achteruit I n het bijzonder wordt daar de b a n t è n g m e t uitroeiing bedreigd door het onbeperkte neerschieten, dat al t e veel plaats vindt, ook al is de open jacht slechts tot enkele m a a n d e n per jaar beperkt. Op het oogenblik zijn echter nog enkele gebieden aan t e wijzen waar deze soort nog betrekkelijk veel voorkomt. De intensieve jacht vormt evenwel een ernstig gevaar voor de instandhouding van den banteng, ge-zien vooral het geringe voortplantingsvermogen van dit rund.

W a a r ook van verschillende zijden werd gewezen op den achteruitgang m W e s t - J a v a van ander wild, als herten, kidangs en dwergherten,_ werd zelfs over-wogen de jacht op alle genoemde dieren gedurende twee jachtseizoenen geheel te sluiten. De toepassing f a n dezen maatregel heeft echter moeten w a c h t e n op de invoering van de nieuwe jachtordonnantie, waarbij aan de provincie of het gewest de bevoegdheid wordt toegekend om bij verordening of keur de jacht m een be-paald gebied te sluiten. W e l werd door de Gouverneurs v a n West- en Mldden-J a v a besloten alle in stand t e houden wildhoutbosschen aan te wijzen als ge-bieden, waarin voor het uitoefenen van de jacht of het voeren van schietgeweer eene schriftelijke vergunning wordt vereischt, af te geven door den betrokken Eesident-afdeehngshoofd, terwijl zij tevens aan alle residenten hebben opgedragen om ter bescherming van bovengenoemde wildsoorten, de uitgifte van bedoelde vergunningen zooveel mogelijk t e beperken. Aan den anderen k a n t moet evenwel rekening worden gehouden m e t de herhaaldelijk vernomen klachten over schade, door bantèngs toegebracht aan ondernemingen of aan beyolkmgsaanplantmgen.

Wettelijke regeling van de jacht vond in Indië voor het eerst plaats m 1909, toen bij Ord. van 14 Oct.' 1909 en G. B . 24 Dec. 1909 n». 59 ( I . S nos. 497 en 594) alle zoogdieren en vogels in bescherming werden genomen m e t uitzondering van diersoorten, die t e n allen tijde en zonder eenige beperking gejaagd m o c h t e n worden en van dieren, waarop alleen uit winstbejag werd gejaagd, zooals de paradijsvocrels, t e n aanzien waarvan het Hoofd van gewestelijk bestuur de be-schermende bepalingen geheel of gedeeltelijk kon opheffen

E e n e feitelijke regeling van de jacht werd hiermede echter m e t bereikt daai de jacht op wild gewoonlijk gedurende h e t geheele jaar onbeperkt werd toegelaten, terwijl de bescherming, die aan de groote massa der overige zoogdieren en vogels was toegedacht, wegens gebrek aan middelen om de bepalingen t e h a n d h a v e n veelal een doode letter bleef. : • •„

De bij G B 25 Febr. 1920 n". 62 ingestelde jachtordonnantie-commissie is ontbonden (G. B . 10 J u l i 1931 n». 26).

I n 1924 k w a m eene nieuwe jachtordonnantie tot stand ( 1 . b . n . Aai) waarbij voor h e t eerst niet alleen jachttijden werden voorgeschreven, m a a r ook jacht-acten werden ingevoerd, waarvoor eene vergoeding, vaneerend van f IC»tot . 2 0 0 , werd geheven. Deze nieuwe ordonnantie, die evenals de vorige van 1909 zoowel ten opzichte van de jacht als van de dierenbescherming voorschriften bevatte w e Ä e n v i n toepassing verklaard voor J a v a en Madoera, aangezien voor h e t meerendeel der Buitengewesten eene intensieve regehng van de jacht, als vast-gelegd in die ordonnantie, niet uitvoerbaar werd geacht. Voor deze gewesten

bleef dus de oude ordonnantie nog van kracht. ..

Terwijl bescherming van bepaalde diersoorten, die m e t uitroeiing worden bedreigd, in geheel Indië zeer wel doorvoerbaar is, moet een intensieve

bemoeie-164 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

nis met- de jacht in vele gewesten nog als geheel p r e m a t u u r worden bschouwd.

D a a r o m zijn dan ook bij de nieuwe regeling van deze materie de jacht en de dierenbescherming geheel afzonderlijk behandeld ( I . S. 1931 nos. 133 en 134).

2. Inzameling van bosch- en natuurproducten.

De inzameling van bosch- en n a t u u r p r o d u c t e n heeft voor een deel voor eigen gebruik der bevolking p l a a t s . O m t r e n t deze soort inzameling ontbreken nadere gegevens.

W a t de inzameling van boschvoortbrengselen voor verkoop betreft, kan in het algemeen gezegd worden, dat zij, n i e t t e g e n s t a a n d e in de algemeene daling der productenprijzen ook de boschvoortbrengselen werden medegevoerd en zelfs de afzetmogelijkheid speciaal voor enkele harsen sterk verminderde, in verschillende streken een belangrijke bron van inkomsten bleef vormen voor de I n h e e m s c h e bevolking. De waarde der uit Indië naar het buitenland uitgevoerde hoeveelheid van de voornaamste dier producten bedroeg in 1930: van rotan 51 millioen, harsen (waaronder copal, d a m a r en benzoë de belangrijkste zijn) 6|- millioen, verschillende getahsoorten ruim 1 millioen, tengkawangpitten ruim \ millioen, in totaal voor de geheele groep van producten ruim 131 millioen gulden, tegen bijna 23 millioen gulden over 1929. W a a r de exploitatie van boschproducten in groote bedrijven (concessies) uitzondering bleef, en, waar hij wordt toegepast ( M o l u k k e n ) , deze bedrijfsvorm bijna geheel aansluit aan den overigens algemeen gebruikelijken vorm van bevolkings-opkoop, kan worden aangenomen, dat die uitvoerwaarde voor verreweg het grootste deel in h a n d e n k w a m van de I n h e e m -sche^ inzamelaars en de bij de opkoop-organisaties betrokken tusschenpersonen.

Weliswaar is in die cijfers ook de waarde begrepen van de als cultuur-product geoogste rotan, doch waar de aanplant van rotan, zoo volkomen gebonden is aan de aanwezigheid van bosch, kan er, ook al wordt o. a. in de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo en in P a l e m b a n g in de aangelegde tuinen reeds meer rotan geoogst dan in h e t oorspronkelijk bosch, geen bezwaar tegen bestaan, dat de in deze tuinen geoogste rotan in de statistieken, w a a r a a n bovenstaande cijfers zijn ontleend, niet van h e t echte boschproduct wordt onderscheiden.

De vogelnestgrotten en klippen bleven, evenals de vindplaatsen van schildpad-eieren, object voor krachtens bijzondere huurovereenkomst optredende exploi-t a n exploi-t e n . Belangrijke vindplaaexploi-tsen van vogelnesexploi-ten bevinden zich in heexploi-t regenexploi-t- regent-schap Karanganjar, de Vorstenlanden, Bali en Lombok, Benkoelen en de Zuider-en Oosteraf deeling van B o r n e o ; van schildpadeierZuider-en in dZuider-en Biouw-archipel Zuider-en op eenige eilanden van de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en van vleer-m u i z e n vleer-m e s t in een aantal grotten op J a v a . O vleer-m t r e n t de verkregen hoeveelheden dezer voortbrengselen ontbreken nauwkeurige gegevens.

I n de Buitengewesten is de inzameling van boschproducten, bestemd voor eigen gebruik, overal van retributieheffing vrijgesteld. W e l stellen de verschil-lende agrarische reglementen ( S u m a t r a ' s W e s t k u s t , Biouw en Onderhoorigheden, Z u i d - S u m a t r a , B a n g k a en Onderhoorigheden, Manado, Bali en L o m b o k ) aan het z.g. zamelrecht bepaalde grenzen. Behalve de algemeene, n a a r den grondslag echter niet overal gelijke, heffing van een uitvoerrecht, bleef Overheidsbemoeienis m e t de boschproducteninzameling beperkt tot retributieheffing in enkele gewesten krachtens de boschbeschermingsordonnantie ( P a l e m b a n g , Lampoengsche Distric-ten, Billiton, Biouw en Onderhoorigheden, onderafdeeling Singkel van het gewest Atjeh en Onderhoorigheden), terwijl locaal regelingen werden uitgevoerd en voor-bereid m e t het doel dreigende uitroeiing van bepaalde producten als gevolg van irrationeelen oogst t e voorkomen. I n de zelfbesturende landschappen bleven de oude adatheffingen, veelal aan gewijzigde omstandigheden aangepast, onder ver-schillende benamingen (tjoekai, sepoeloeh satoe, p a n t p n g alas, soesoengromang) bestaan, terwijl dergelijke heffingen ook in enkele tot het rechtstreeks bestuurd gebied behoorende streken, zonder dat daaraan eene wettelijke sanctie is ver-leend, gehandhaafd bleven, waarbij de inkomsten dan t e n goede komen aan gemeensehaps-, waaronder onderafdeelingskassen.

JACHT EN INZAMELING VAN BOSCH- EN NATUURPRODUCTEN 165 Voor de Landsbosschen op J a v a en Madoera is volgens a r t . 1 7 der bosch-ordonnantie J a v a en Madoera ( I . S. 1927 n°. 221) in verband m e t hoofdstuk VI van het boschdienstreglement ( B b . n°. 11825) de inzameling van boschvoort-breneselen in het algemeen aan beperkende bepalingen onderworpen, l i e t vast-stellen van uitvoeringsvoorschriften is gedeeltelijk overgelaten aan de provinciale r a d e n ; provinciale verordeningen t o t regeling dezer materie k w a m e n tot dusver niet tot stand. , .

Op J a v a en Madoera is het beheer over de vogelnestklippen en

Op J a v a en Madoera is het beheer over de vogelnestklippen en