• No results found

Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking

ï. Economische en Verkeersbetrekkingen

B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND

2. Partijgroepeeringen onder de Europeesche bevolking

De politieke ontwikkeling van de Europeesche bevolkingsgroep, welke sedert de daadwerkelijke invoering van de decentralisatie in 1905 tot medebehartigmg van locale belangen was geroepen, leidde — na het o n t s t a a n van verschillende tijdelijke politieke bewegingen als de Indische Bond (1898), I n s u l m d e (1907), de Indische Partij (1911) en Indië W e e r b a a r (1917) —, als gevolg van de h a a r m 1918 geschonken gelegenheid tot medeberaadslaging over de algemeene L a n d s -belangen in den Volksraad tot de oprichting van in hoofdzaak drie politieke partijen den Nederlandsch-Indischen Vrijzinnigen Bond (eind 1916), de Ohris-telijk-Ethische Partij (September 1917), sedert kort (eind 1930) Christelijk Staatkundige Partij genaamd, en de Indische Katholieke Partij (November 1918).

Al spoedig werden deze door andere gevolgd. Als reactie, n a a r h e t h e e t t e , op de richting van h e t algemeen Eegeeringsbeleid omstreeks het einde van 1918, werd op 25 J a n u a r i 1919 de Politiek-Economische Bond opgericht. I n 1919 besloot de Indische Sociaal Democratische Partij, welke zich in September 1917 had afgescheiden uit de in 1914 t e S e m a r a n g opgerichte Indische Sociaal Demo-cratische Vereenigmg en sedert eene afdeeling had gevormd der Nederlandsche Sociaal Democratische Arbeiders P a r t i j , tot de vorming v a n eene m m of meer zelfstandige politieke partij. E e n m a a n d later, op 13 Juli 1919, werd ter bevorde-ring van de sociale, moreele, intellectueele en economische ontwikkeling der Indo-Europeanen in Nederlandsch-Indië het Indo-Europeesch Verbond opgericht, hetwelk zich al spoedig ook op politiek terrein ging bewegen. Bij de bovengenoemde hebben zich, behalve enkele partijen die later zijn ontbonden, m den laatsten tijd twee nieuwe groepeeringen gevoegd, n.1. de Vaderlandsehe Club, welke op 20 October 1929 besloot om ook het middel der politieke actie ter verkrijging van medezeggenschap in de vertegenwoordigende lichamen ter h a n d t e n e m e n , en de Vereeniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlandsch-Indië — meer bekend als de Stuwgroep in verband m e t h e t door haar uitgegeven orgaan De Stuw — welke op 8 Februari 1930

werd opgericht. . Bij de bovengenoemde partijen, waarvan de beginselverklaringen en

pro-g r a m m a ' s zijn afpro-gedrukt in de door den Volksraad uitpro-gepro-geven jaaroverzichten, valt onderscheid t e m a k e n tusschen die, waarvan zoowel Europeanen als I n h e e m s c h e n en Vreemde Oosterlingen en die, w a a r v a n uitsluitend E u r o p e a n e n deel k u n n e n uitmaken. Tot de eerste groep behooren de Nederlandsch-Indische Vrijzinnige Bond, de Christelijk Staatkundige P a r t i j , de Indische Katholieke

28 DE STAATKÜNDIGE TOESTAND.

Partij, de Politiek-Economische Bond en de Indische Sociaal Democratische Partij ; de tweede groep o m v a t het Indo-Europeesch Verbond, de Vaderlandsche Club en de Stuw-groep.

Hoewel aan een deel der hoogergenoemde partij groepeeringen ook door I n b e e m s c h e n en Vreemde Oosterlingen wordt deelgenomen, zijn zij hier onder de Europeesche politieke partijen gerangschikt, o m d a t het feit, dat een groot deel der leden en ook de leiders uit E u r o p e a n e n bestaat, h a a r karakteriseert en duidelijk onderscheidt van de I n h e e m s c h e politieke partijen.

Afzonderlijke vermolding verdient t e n slotte nog de op 1 October 1926 opge-richte Vereeniging voor vrouwenkiesrecht, sedert herdoopt in de Vereeniging voor vrouwenrechten.

a. De Ncderlandsch-Indische Vrijzinnige Bond. De Nederlandsch-Indische Vrijzinnige Bond stelt zich volgens hare beginselverklaring op het s t a n d p u n t , dat gestreefd moet worden n a a r toekenning aan de bevolking van Nederlandsch-Indië van zelfbestuur op clemocratischen grondslag binnen het Nederlandsch staatsverband. Hij verklaart de maatschappelijke ontwikkeling zoowel van de economisch zwakke E u r o p e a n e n als van de Inlanders kraehtig t e willen bevorderen en bestrijdt de maatschappelijke oorzaken, welke tusschen de leden der verschil-lende bevolkingsgroepen en klassen ongelijkheid scheppen of verscherpen ten aanzien van h u n n e ontwikkelingsvoorwaarden. Klassen- en rassenstrijd worden door den bond verworpen. De N . I . V . B . is voorts van oordeel dat de associatie-politiek de eenig aanvaardbare is ter bereiking van het doel, dat zij nastreeft, de opbouw van een vrij „Indonesië, zelfstandig binnen het s t a a t s v e r b a n d " .

H e t verval van de associatie-politiek, waarover in de inleiding van dit overzicht werd gesproken, heeft ook deze partij evenals de andere partijen, die zich op de basis van associatie stellen, aan kracht en invloed doen inboeten.

Als een der voornaamste oorzaken van den achteruitgang der associatie-idee werd aangemerkt de splitsing van de kiezers voor den Volksraad en de locale raden in drie gescheiden groepen, die der Nederlanders, inheemsche onderdanen met-Nederlanders en uitheemsche onderdanen niet-Nederlanders.

De N . I . V . B . was in den Volksraad vertegenwoordigd door twee Europeesche leden, van wie een gekozen en een benoemd, en drie — later twee — I n h e e m s c h e leden, die allen gekozen waren. W a t zijn positie in den Volksraad betreft, stond de N . I . V . B . aan de linkerzijde.

H e t hoofdbestuur van de N . I . V . B . bestond op h e t einde van 1930 uit de h e e r e n : H . C. K e r n k a m p voorzitter, E . L . P . G. Eournier ondervoorzitter, A. C. E . Brosius wd. secretaris, benevens twee leden.

b. De Christelijk Staatkundige Partij. De Christelijk Staatkundige Partij acht volgens hare beginselverklaring het Christendom van centrale beteekenis, beheerschende alle terreinen van h e t menschelijk leven. Zij streeft mitsdien er naar de inzettingen Gods, zooals die in de Heilige Schrift, de n a t u u r en de geschiedenis geopenbaard zijn, aan het staatkundig leven in Nederlandsch-Indië t e n grondslag te doen leggen. I n de bestaande verhouding van Nederland tot Nederlandsch-Indië ziet zij een door God, door Zijne leiding in de historie aan Nederland opgelegde roeping, welke de verplichting medebrengt, door opvoeding van de inheemsche volkeren te streven n a a r meer zelfstandigheid van Nederlandsch-Indië, gepaard m e t krachtige aankweeking van h e t saamhoorigheidsbesef tusschen Nederland en I n d i ë .

W a a r de richtlijnen dezer partij niet als die van sommige andere Indische partijen zijn o n t s t a a n tengevolge van bepaalde toestanden in Indië, noch getrokken zijn uitsluitend mot het oog op die gewesten, doch m e e r in het algemeen zijn ontleend aan algemeene staatkundige en godsdienstige beginselen, kon zich h e t verschijnsel voordoen, dat o m t r e n t de practische toepassing d a a r v a n in de Indische politiek in den boezem der partij eenig verschil van meening ontstond.

De voorzitter v a n de C S . P . , Mr. C. C. van Helsdingen, tevens leider van de Volksraadsfractie, heeft tegen de Vaderlandsche Club stelling genomen, eerst in den Volksraad bij de algemeene beschouwing nopens het ontwerp van de

DB I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND 29 Indische aanvullingsbegrooting voor 1931, daarna op den in J u n i 1930 t e Malang

g e hI ° nddeenn T o S a à d had behalve de voorzitter van de C . S . P . zitting een ander Nederlander de heer G. J . van Lonkhuyzen, die tevens vertegenwoordiger is S S g e Bulopeesohe v a k v e r e n i g i n g e n , en een Christen-Inlander, de heer F Laoh Bovendien werd het Europeesch bestuur in dit college vertegenwoordigd door een lïd dat tevens deel u i t m a a k t van de C . S . P . V a n de - 0 — ^ groep in den Voiksraad schaarde t.a.v. beginselkwesties de heer N v a n Zalmgen ver teoenwoordiger van de scheepvaartbelangen, zich ook bij de O. D . I . Ue positie d i f de partij in den Voiksraad inneemt, ligt tusschen de rechterzijde en de

l m k S der' vraagstukken welke in 1930 mede de bijzondere aandacht der C.S.ÏV hadden is de verhouding der partij tegenover de Inlandsche Christenen. E m d e n s de beginselverklaring streeft de C . S . P . - z,j telt 800 leden - naar samenwerking fn federatief v e r b o d m e t de Inlandsche Christelijke organisaties, au.op toeodg politieken grondslag stoelen. Op den hooger genoemden partijdag werd dit beginsel uitgewerkt in de volgende conclusie, welke voorloopig als werkprogram door de p a i C w e r d aanvaard". De C . S . P . is van oordeel, dat de ontwikkeling van het politieke leven in deze landen gebaseerd moet zijn op deze grondgedachte dat de nationale strevingen van de verschillende volksgroepen, waaruit Nederlandsen-Indië bestaat, tot uiting behooren te komen in eigen Christelijke Inlandsche nationale organisaties dit, zoo mogelijk, in eigen ressort h u n invloed aanwenden voor een bestuur in Christelijken zin. Evenwel handhaaft de C S.P. haar algemeen karakter en blijft zij zich open stellen voor Christenen van allerlei l a n d a a r d , m K bijzonder van Hollandsch sprekende Nederlandsen* onderdanen omdat zij m e e n t dat deze als lid der C . S . P . belangrijke diensten k u n n e n bewnz n als media bij het zoeken v a n contact m e t de met-Hollandseh sprekende Chnsten-Nederlandsche onderdanen, al d a n niet in nationale organisaties vereenigd

De C S P acht het haar plicht de totstandkoming te bevorderen van Christelijke Inlandsche nationale organisaties, of waar zij reeds bestaan, deze tot nieuw ot versterkt leven op t e wekken. Zij streeft ernaar t e verkrijgen, d a t de Christelijke beginselen v a n h a a r eigen program ook t e n grondslag worden gelegd (geheel ot gedeeltelijk) aan die b e s t a a n d ! of alsnog op t e richten I n l a n d s c h e organisaties.

W a a r zoodanige organisaties bestaan, zoekt zij nauw contact en streeft zij naar een federatief verband ter bespreking .en bestudeering v a n de gemeenschappelijke Nederlandsen-Indische belangen. Voor zoover de oprichting van zulke eigen nationale organisaties niet of nog niet mogelijk is, bevordert zij de totstandkoming van niet-Hollandsch sprekende afdeelingen, in de eerste plaats in die gemeenten, waar Hollandsche afdeelingen bestaan. Aan die niet-Hollandsch sprekende aiclee-lingen wordt echter zooveel mogelijk de nationale kleur gelaten, behalve daar waar o-roepen van verschillende nationaliteiten in ongeveer gelijke m a t e vertegen-woordigd zijn. I n belangrijke Christelijke centra, gelegen buiten de ressorten der Hollandsche afdeelingen, worden inheemsche afdeelingen opgericht mdien en voorzoover daar nog geen zelfstandige Inlandsche organisaties bestaan of kunnen

3 SH e t ' h o o f d b e s t u u r van de C . S . P . bestaat uit 19 leden, van wie er 9 te Batavia en Meester-Cornelis woonachtig zijm die het dagelijksch bestuur vormen.

Op het eind van 1930 bestond dit dagelijksch bestuur int de heeren ^ J - ' - ' ^ van Helsdingen voorzitter, D. Breukelaar secretaris, H . van Hoek penning-meester, benevens een zestal leden.

o De Indische Katholieke Partij. De Indische Katholieke Partij wenscht, blijkens het door haar vastgestelde Volksraadsprogram voor de periode 1931—

1935 hetwelk niet gelijkluidend is aan de „koloniale paragraaf van de l i . - i i . Staatspartij, zoo krachtig mogelijk mede te werken aan de geestelijke, m a a t -schappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlandsch-Indie

Zij gaat daarbij uit van de zedelijke beginselen, welke de Katholieke staats-en maatschappijleer beheerschstaats-en. Zij houdt rekstaats-ening m e t het feit dat de be-volking van Nederlandsch-Indië voor verreweg het grootste deel m e t den

Katho-30 DE STAATKÜNDIGE TOESTAND.

lieken godsdienst belijdt. Zij wenscht, d a t alle zelfwerkzaamheid der ingezetenen, welke een opbouwenden inhoud heeft, wordt aangemoedigd en gesteund. Zij wil aan elke bevolkingsgroep het haar toekomende doen geven, m a a r zij verlangt in het bijzonder steun voor de economisch zwakkeren. Zij stelt zich op het s t a n d p u n t , dat samenwerking van alle bevolkingsgroepen de beslissende voor-waarde is voor eene harmonische en rustige ontwikkeling van Nederlandsen-I n d i ë . Zij erkent het recht van de verschillende volksgemeenschappen in Neder-landseh-Indië tot zelfstandige ontwikkeling. Zij kent daarbij aan het staatsgezag een taak van ordening toe, welke vooral in eene zoo heterogene maatschappij nog minder dan elders mag worden verwaarloosd. W a t de staatkundige ontwik-keling betreft, wenscht de I . K . P . luidèns genoemd program eene voortgezette voorbereiding van staatkundige zelfbeschikking van Indië binnen het Rijksver-band onder handhaving van de Nederlandsche leiding.

Deze algemeene beginselen van koloniale politiek der I . K . P . zijn door den vorigen leider der partij, Ir. J . I . J . M. Schmutzer, op 17 J u l i 1929 omstandig uiteengezet in eene bij de algemeene beschouwingen nopens het ontwerp der Indische begrooting voor 1930 in den Volksraad gehouden redevoering.

Bij de toepassing van deze algemeene beginselen in de practische politiek deed zich in deze partij, evenals bij de Christelijk Staatkundige Partij, verschil van inzicht gevoelen tusschen eene meer behoudende en een meer vooruitstrevende richting. Op den in J u n i 1930 gehouden partijdag der I . K . P . k w a m h e t richtings-verschil in den boezem der partij uitvoerig ter sprake.

Bij de algemeene beschouwingen nopens het ontwerp der Indische begrooting voor 1931 vond de huidige leider der Volksraadsfractie, de heer J . A. Monod de Eroideville, op 11 J u l i 1930 gelegenheid de beginselen der I . K . P . aan de hand van h e t Volksraadsprogram voor de periode 1931—1935 nog eens uitvoerig uiteen te z e t t e n .

Bij de bepaling van haar verhouding tot andere politieke groepen heeft de I . K . P . in 1930 tegenover twee daarvan duidelijk stelling genomen, n.1. de Vader-landsche Club en de Sociaal-Democratische partij. Dit kwam tot uiting op den hoogergenoemden partijdag, terwijl ook de uitspraken van de Roomsch-Katho-lieke vertegenwoordigers in den Volksraad hieromtrent geen twijfel lieten.

I n den Volksraad, waar zij vertegenwoordigd werd door drie Europeesche leden, de heeren A. B . t e n Berge, J . A. Monod de Eroideville en Ir. B . C. A.

I ' . J . Nessel, n a m de I . K . P . evenals de C . S . P . eene middenpositie in tusschen de rechter- en de linkerzijde.

Bij de jongste verkiezingen voor den Volksraad werd evenals de vorige m a a l één I . K . P . candidaat gekozen.

H e t dagelijksch bestuur van de I . K . P . , die 2600 leden omvat, bestond ge-durende het jaar 1930 uit de heeren J . A. Monod de Froideville voorzitter, Ir. C. J a g t m a n 1ste secretaris, Mr. P . J . Hildebrand 2de secretaris en Dr. W . Brokx penningmeester.

d. De Politiek Economische Bond. De Nederlandsch-Indische Associatie Partij ,,De Politiek Economische B o n d " gaat uit van de gedachte, dat Neder-landsch-Indië op zichzelf eene associatie is, een in eene meer dan driehonderd-jarige ontwikkelingsperiode gegroeid staatkundig, cultureel en maatschappelijk geheel, waarin de belangen der construeerende groepen zoodanig inééngroeiden, dat zij niet meer uit elkaar t e halen zijn, zonder dat de r e s t a n t e n anders dan een chaos worden. Daarom alleen al acht deze partij luidens een van haar beginsel-verklaringen de leuze „ I n d i ë los van N e d e r l a n d " kortweg dwaasheid en onver-stand. I n de bedoelde Nederlandsch-Indische associatie zijn haars inziens geen afzonderlijke Nederlandsche, Inlandsche of Chineesche belangen t e behartigen, doch vóór alles Nederlandsch-Indische belangen, waarin slechts incidenteel het Nederlandsche, Inlandsche of Chineesche aspect prominent is.

H e t doel van den bond is volgens zijn s t a t u t e n : het verzekeren van snellen groei langs ordelijken weg van den economischen en maatschappelijken vooruit-gang voor alle bevolkingsgroepen in Nederlandsch-Indië, zoomede het aankweeken

DB I N W E N D I G E POLITIEKE TOESTAND. 31 en versterken van het wederzij dsch vertrouwen en het gevoel van verantwoorde-lijkheid en saamhoorigheid onder alle bevolkingsgroepen om t e komen tot zeli-bestuur op zuiver demoeratischen grondslag m e t behoud van den band tot het moederland.

Ter kenschetsing van hetgeen door den P . E . B , onder „ a s s o c i a t i e " wordt ver-staan, gebruikte een der leiders van den bond, de heer C. H . M. H . Aies, bi] de algemeene beschouwingen, op 11 J u l i 1930, over het ontwerp der Indische be-grooting voor 1931 in den Volksraad het volgend beeld. Nederlandsch-Indie zoo-als het t h a n s staatsrechtelijk, maatschappelijk en cultureel is geworden na eene driehonderdjarige samen- en wisselwerking van Nederlandsche en Indische lac-toren k a n beschouwd worden als een vennootschap, bestaande uit drie personen, een Nederlander, een I n l a n d e r en een Chinees. Deze sterke, mooi werk produ-ceerende samenwerking achtte hij als drie-eenheid zoodanig rneengegroeid, dat het uittreden van één der deelnemers, gesteld dat zulks mogelijk ware, vrijwel tot ineenstorting van het geheel zou leiden. Zij, die op de basis der associatie-gedachte staan, wenschen nu, volgens den heer Kies, de constructie zoo t e zien, dat de vennootschap wordt geleid door een Nederlander, terwijl de beide andere vennooten t h a n s nog commissarissen zijn, doch dat in de toekomst de drie deel-nemers allen directeur worden, m e t dien verstande, dat de Nederlander voors-hands nog president-directeur blijft.

Voor hen die niet de associatiegedachte voor Eegeerings- en partijpolitiek wenschen, zag hij als beeld een belangengemeenschap van drie firma's, die op eenzelfde terrein werken en die, ofschoon één daarvan de leiding heeft overigens geen ander verband hebben, dan d a t zij bij de behartiging van eigen belangen nu en dan eens m e t elkaar zullen spreken, om elkaar zoo mogelijk m e t t e hinderen.

De behartiging van het algemeene vennootschapsbelang, zoowel als van de bijzondere belangen der deelnemers, achtte hij heel wat beter gewaarborgd in de eerst beschreven constructie dan in de tweede.

Eeeds betrekkelijk kort na haar oprichting in den aanvang van 1919 was de P E B uitgegroeid tot eene krachtige en invloedrijke organisatie. Bij de m WA1 gehouden verkiezingen voor den Volksraad zag de partij van de te vervullen 2 x 12 plaatsen voor Europeesche en I n l a n d s c h e candidaten er resp. 10 en 9 door hare candidaten bezet. Ook de daarop volgende Volksraadsverkiezingen, waarbij de bond samenging m e t het I . E . V . , was voor den P . E . B , een succes. V a n 896 en 900 s t e m m e n onderscheidenlijk op de Europeesche en Inlandsche candidaten werden 484 en 525 uitgebracht op de candidaten der genoemde combinatie.

I n deze situatie is in de l a a t s t e jaren eene merkbare wijziging gekomen, welke wellicht het meest spreekt uit het resultaat van de jongste Volksraads-verkiezingen Gedurende de laatste jaren was deze partij in den Volksraad ver-tegenwoordigd door 6 — later, na den overgang v a n Mir. E . A. A. F r u i n n a a r de Vaderlandsche Club, 5 — Europeesche, 1 Chineesch en 6 I n h e e m s c h e gekozen leden van welke l a a t s t e n drie al spoedig de fractie verlieten om n a a r de Nationale F r a c t i e der I n h e e m s c h e nationalisten over te gaan. Bovendien hadden van haar leden er drie door benoeming in d a t college zitting. Bij de verkiezingen m 1931 werden slechts verkozen een Europeesch lid, een Chineesch lid en twee Inheemsche leden.

Door eene reorganisatie van de partij werd de P . E . B , ingedeeld in drie min of meer zelfstandige groepen : een Europeesche, een I n h e e m s c h e en een Chineesche groep, ieder onder een eigen leider. De hoofdleiding bleef echter aan het hoofd-bestuur dat uit leden van de drie genoemde landaarden bestaat.

N a h e t vertrek n a a r E u r o p a in 1929 van den voorzitter, den heer A. J . N.

Engelenberg, werd h e t Europeesch deel der Volksraadsfractie gedurende 1930 geleid door 'een driemanschap, bestaande uit de heeren C. H . M. H . Kies, G. J . Zuyderhoff en B . E o e p , die bij de algemeene beschouwingen over het ontwerp der Indische begrooting voor 1931 alle drie het woord voerden en daarbij blijk gaven het in verschillend opzicht niet m e t .elkaar eens t e zijn.

De verdeeldheid in den P . E . B , kwam ook in de in d e n Volksraad gehouden stemmingen tot uiting. I n het algemeen stond de fractie daar aan de rechterzijde.

32 DB STAATKÜNDIGE TOESTAND.

H e t hoofdbestuur van clen P . E . B . — de partij telt 2500 leden — bestond gedurende 1930 uit de heeren : C. H . M. PI. Kies wd. voorzitter en secretaris, E . S m i t h penningmeester, benevens 8 leden.

e. De Indische Sociaal Democratische Partij. De beginselen der Indische Sociaal Democratische Partij zijn vervat in het koloniaal beginselprogram, vast-gesteld door het op 11 en 12 J a n u a r i 1930 t e U t r e c h t gehouden koloniaal congres der Nederlandsche Sociaal Democratische Arbeiders Partij, hetwelk door de op 21 en 22 October 1930 te Weltevreden gehouden jaarvergadering der I . S . D . P . integraal werd overgenomen.

K r a c h t e n s deze beginselen is de I . S . D . P . o. m . van oordeel, dat de ontginning en exploitatie van vreemde afzet- en productiegebieden en de uitbuiting van de daar inheemsche volken, mede door middel van staatkundige overheersching, t h a n s een der vormen van liet kapitalisme is, verweven m e t zijn oorsprong, wezen en geschiedenis. E r k e n n e n d e , dat de ontginning, verwerking en doelmatige ver-deeling van de natuurlijke rijkdommen der wereld een belang vormen der mensch-lieid, verwerpt zij niettemin de staatkundige overheersching, als middel tot be-hartiging' van dit belang. Zoo lang het vreemde gezag nog niet is opgeheven, behoort dit haars inziens te worden uitgeoefend onder toepassing van eene staat-kunde, welke m e t de daad op nationale onafhankelijkheid is gericht. De Sociaal Democratie, eenmaal tot de m a c h t gekomen, waarborgt een snel afsterven van de koloniale verhouding, voor zoover deze nog niet is opgeheven. Zij erkent onvoorwaardelijk het recht op nationale onafhankelijkheid. H a a r koloniale arbeid zal zich dus in de eerste p l a a t s richten op de verwezenlijking van dit recht door het overbodig m a k e n van het vreemde gezag. Die arbeid moet, haars inziens, de mogelijkheid scheppen tot vestiging van een inheemsen bestuur, dat in staat zal zijn het land zelfstandig aan het internationale ruilverkeer t e doen deelnemen.

Van dit beginselprogram, waarvan hierboven slechts enkele der voornaamste p u n t e n zijn weergegeven, heeft vooral de erkenning van het recht op nationale onafhankelijkheid vervat in de veel besproken stelling X, sterk de aandacht ge-trokken. Door den heer J . E . Stokvis, die na een afwezigheid in E u r o p a in den loop van 1930 wederom als leider van de I . S . D . P . optrad, is de nieuwe stelling X op 15 J u l i 1930 bij de algemeene beschouwingen nopens het ontwerp der Indische begrooting voor 1931 in den Volksraad nader toegelicht.

I n den Volksraad was de I . S . D . P . , die 250 leden omvat, vertegenwoordigd door twee benoemde Europeesche leden. Bij de jongste verkiezingen voor den Volksraad werden door de partij geen candidaten gesteld. H a a r p l a a t s in dit college was aan de linkerzijde.

H e t hoofdbestuur van de I . S . D . P . bestond gedurende 1930 uit de h e e r e n : Prof. J . van Gelderen voorzitter, C. H a g e n secretaris-penningmeester en vijf leden.

f. Het Indo-Euro f eesch Verbond. Aan de bevordering van de sociale, moreele, intellectueele en economische ontwikkeling der Indo-Europeanen in Nederlandsch-Indië, welke deze vereeniging zich t e n doel heeft gesteld, heeft het Indo-Europeesch Verbond ook in 1930 gearbeid.

Uit den aard der zaak was het streven hierbij voor een belangrijk deel op directe maatschappelijke actie gericht. Zulks k o m t niet alleen tot uiting in hot werkprogramma der vereeniging, waarin de bevordering van voor de Indo-Euro-peesche bevolkingsgroep n u t t i g onderwijs, het brengen van dit onderwijs onder het bereik der I . E . V . - l e d e n en h u n n e nakomelingen, zoomede de versterking van den socialen b a n d tusschen hare leden door oprichting van of toetreding tob coöperaties en andere vereenigingen, gericht op verhooging van den m a a t s c h a p -pelijken toestand, belangrijke p u n t e n vormen, doch spreekt ook ten duidelijkste

Uit den aard der zaak was het streven hierbij voor een belangrijk deel op directe maatschappelijke actie gericht. Zulks k o m t niet alleen tot uiting in hot werkprogramma der vereeniging, waarin de bevordering van voor de Indo-Euro-peesche bevolkingsgroep n u t t i g onderwijs, het brengen van dit onderwijs onder het bereik der I . E . V . - l e d e n en h u n n e nakomelingen, zoomede de versterking van den socialen b a n d tusschen hare leden door oprichting van of toetreding tob coöperaties en andere vereenigingen, gericht op verhooging van den m a a t s c h a p -pelijken toestand, belangrijke p u n t e n vormen, doch spreekt ook ten duidelijkste