• No results found

ï. Economische en Verkeersbetrekkingen

B. DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND

5. De Chineesohe beweging

Tot voor enkele jaren was er nauwelijks sprake van politiek leven onder de Chineesohe inwoners van Indië. De meeste Chineesohe immigranten en ook een groot deel der in Ned.-Indië geborenen a c h t t e n zichzelf vreemdelingen, die in Indië een bestaan zochten, m a a r die zich verder weinig inlieten m e t de wijze, waarop het land bestuurd werd.

Geleidelijk aan kwam hierin verandering. W e l stelt ook t h a n s nog de groote meerderheid der in China geborenen veel belang in de gebeurtenissen in dat land, m a a r onder de in Indië geborenen wint de overtuiging meer en meer veld, dat zij burgers zijn van Nederlandsch-Indië en dat zij zelf h u n n e belangen moeten be-hartigen in de daarvoor bij de wet ingestelde vertegenwoordigende colleges.

Deze verschillende opvattingen komen o. m. tot uiting in de door do ver-schillende groepen uitgegeven Chineesohe en Maleische nieuwsbladen.

Konden in den eersten Volksraad slechts door benoeming enkele Chineesohe leden worden gebracht, t h a n s zijn reeds drie dier leden gekozen. Twee h u n n e r zijn in het college gebracht door de Chung H w a H u i , ook geheeten „Chineezen-Bond in N e d e r l a n d s c h - I n d i ë " , eene geheel andere organisatie dan de gelijknamige voreeniging van Chineesohe studenten in Nederland.

De voorbereiding tot vorming dier organisatie begon in 1927; de totstand-koming had p l a a t s te Semarang, op 9 April 1928. I n artikel 2 der s t a t u t e n is het doel der vereeniging als volgt weergegeven:

1. I n het algemeen langs ordelijken weg den economischen, maatschappe-lijken en politieken vooruitgang van alle bevolkingsgroepen in Nederlandsch-Indië voor te s t a a n en te bevorderen.

2. I n het bijzonder rekent de Bond het zich tot plicht, om m e t alle wettige en geoorloofde middelen alle belangen van de in Nederlandsch-Indië gevestigde Chineezen in den ruimsten zin van het woord t e behartigen en te streven naar

DE INWENDIGE POLITIEKE TOESTAND. 57

het behoud en de versterking van ideëele en reëele betrekkingen m e t het stam-land China. , . , , . , . 3. De Bond zal zich derhalve in de eerste plaats wijden aan de bevordering-van de geestelijke en stoffelijke ontwikkeling zijner leden , , . . , ' .

Uit artikel 3 blijkt, dat de Bond dit doel o. in. t r a c h t te bereiken door te streven naar de voorziening in de behoefte aan goed onderwijs, door het daarheen te leiden dat de Chineesche handel zal k u n n e n beschikken over doeltreffende organen 'welke in s t a a t zijn om dien handel te bevorderen en door het aan-moedigen tot bestudeering en in eere houden van de Chineesche cultuur. Uier-mede betreedt de Chung H w a H u i , zij het dan ook als middel tot bereiking van haar doel, het sociaal en het economisch terrein, waarop reeds andere Ohmeescne vereenigingen werkzaam zijn. / .

Op sociaal gebied zijn verschillende Chineesche vereenigingen werkzaam, die scholen onderhouden, waarvan de meest bekende zijn de Tiong H w a U w e e Koans H e t doel dezer scholen, waarin het Chineesch als voertaal wordt gebruikt, is om aan de leerlingen eene zuiver Chineesche opvoeding t e geven, l i c h t e r bestaat onder de in Indië geboren Chineezen een geprononceerde voorkeur voor Westersch onderwijs, in die m a t e , dat n a a s t de openbare Hollandsch-Chmeesche scholen op verschillende plaatsen particuliere Hollandsch-Chineesche scholen worden opgericht. . . , .

Voorts bestaan er Chineesche Handelsvereemgmgen (Siang H w e s ) , Chinee-sche sociëteiten, begrafenisvereenigmgen (die zich meestal ook bezig houden m e t het beoefenen van liefdadigheid), organisaties voor het bevorderen van cultuur en godsdienst, s p o r t v e r e n i g i n g e n e. a. ,

Onder de Chineezen in Indië werd stelselmatige communistische propaganda

«evoerd door de Chineesche Communistische partij, die te Singapore eene centrale heeft, oorspronkelijk genaamd N a n Yang Communist P a r t y , later her-doopt in Malaya Communist P a r t y . Deze partij, welke in samenwerking m e t eenige uit Nederlandsch-Indië afkomstige I n h e e m s c h e communisten wordt ge-leid had kleine vertakkingen op Eiouw, te Djambi, t e P a l e m b a n g en sporadisch o o k ' o p J a v a . Door de verwijdering uit Indië van de leiders der beweging op Eiouw ging het agentschap daar t e gronde. Te Djambi hadden de Chineesche communisten zich aangesloten bij eene bestaande vereemgmg, de Ijong Boen Sia welke zij in den loop van 1930 geheel in h u n m a c h t wisten te krijgen, l o e n h e t ' Binnenlandsch B e s t u u r dit bemerkte en tegen enkele leiders begon op t e treden vluchtten vele Chineezen, die in deze zaak betrokken waren, uit Djambi naar Singapore en elders, waardoor deze organisatie sterk achteruit ging. Voorts werd te B a t a v i a een revolutionnair-communistisch propagandist gearresteerd, die daar tijdelijk vertoefde en voor organisatie-doeleinden uitgezonden was door de partij te Singapore. Hij had Djambi en P a l e m b a n g reeds bezocht. De brj hem verkregen gegevens gaven aanleiding tot het houden van huiszoekingen m laatst-genoemde plaats. I n een koffiehuis werden eenige personen overvallen, die bezig waren m e t het vermenigvuldigen van communistische pamfletten. Deze huis-zoekingen brachten aan de communistische actie te P a l e m b a n g een gevoehgen slag toe.

58 DB FINANCIEELE TOBSTAND.

H O O F D S T U K II.

DE FINANCIEELE TOESTAND.

A. INLEIDING.

Voor een financieel overzicht van liet Overheidsbeheer kan niet worden volstaan m e t alleen het verloop van de Landsfinanciën na te gaan. Mede dient daarbij aandacht t e worden geschonken aan de financiën van de z elf b ©sturende landschappen, de autonome gebiedsdeelen, ingesteld op den voet van de Indische Staatsregeling, de Inlandsche gemeenten, de plaatselijke fondsen en de desa-kassen, alsmede aan het verband tusschen de geldmiddelen van de lagere auto-nome ressorten en de Landsfinanciën.

De wijze, waarop deze instellingen de middelen k u n n e n verwerven ter be-kostiging van de aan haar zorgen toevertrouwde Overheidstaak, wordt bij de bespreking van de financiën dier lichamen nader aangegeven. Twee trekken daar-van daar-van meer algemeenen aard mogen hier al aanstonds op den voorgrond worden gesteld.

I n de eerste plaats valt tusschen de financiën der provincies, gemeenten, regentschappen, plaatselijke raden, waterschappen en de plaatselijke fondsen eenerzijds en die der zelfbesturen en Inlandsche gemeenten anderzijds een principieel onderscheid te maken, hetwelk s a m e n h a n g t m e t de wijze, waarop deze gemeenschappen zijn ontstaan. H e t feit, dat de gemeenschappen, die tot de eerstgenoemde categorie behooren, door of op gezag van de centrale Over-heid zijn ingesteld, terwijl de Inlandsche zelfbesturen en gemeenten historisch gegroeide I n h e e m s c h e lichamen zijn m e t een in den loop der tijden begrensde eigen taak en eigen financiën, t e n aanzien waarvan het centraal gezag zich slechts tot de regeling van beheer en toezicht heeft bepaald, is uiteraard ook op de ont-wikkeling der financiën van ver strekkenden invloed geweest.

Tusschen de financiën der Inlandsche gemeenten en de plaatselijke fondsen eenerzijds en die der zelfbesturende landschappen en der meergenoemde autonome ressorten anderzijds kan bovendien een tweede onderscheid worden gemaakt, hetwelk hierin bestaat, dat de financiën der laatstgenoemde gemeenschappen een directen s a m e n h a n g vertoonen m e t de Landsfinanciën, terwijl de geld-middelen der Inlandsche gemeenten en de plaatselijke fondsen geheel los staan van het Landsbudget.

De wijze waarop en de m a t e waarin de financiën van de autonome ressorten afhankelijk zijn van het L a n d s b u d g e t verschilt weer belangrijk van de geldelijke verhouding tusschen het L a n d en de Inlandsche Zelfbesturen. De geldmiddelen van de Zelfbesturen zijn over het geheel genomen — er is in dit opzicht belangrijk verschil voor de Zelfbesturen op J a v a en die in de Buitengewesten — veel minder afhankelijk van het Landsbudget dan die van de overige autonome ressorten.

Ter illustratie van dit verschil kunnen de volgende cijfers dienen.

Op een over 1930 voor den gewonen dienst geraamd totaal-middelenbudget van alle zelfbesturende landschappen in de Buitengewesten t e z a m e n van f 24 482 000, bedroeg de raming der ontvangsten uit schadeloosstellingen van het L a n d wegens afstand van vroegere inkomsten of rechten f 1 312 400, terwijl de Landsbijdragen aan de landschappen geraamd waren op f 1 281 000. Daartegen-over staat, dat door de landschappen aan 's L a n d s schatkist een bedrag van f 5 402 300 moest worden gerestitueerd wegens door het L a n d voor of in het belang van de landschappen verrichte werkzaamheden. H e t totaal uitgaven-budget van alle zelfbesturende landschappen in de Buitengewesten te zamen was voor 1930 geraamd op een bedrag van f 21 313 600. Op dit totaal cijfer vormt dus de restitutiepost een belangrijk element.

Voor de vier Zelfbesturen op J a v a waren de ontvangsten voor 1930 geraamd op f 16 269 800, terwijl de schadeloosstellingen en de Landsbijdragen geraamd waren op f 3 119 400. De restitutiepost is praktisch van weinig beteekenis.

E e n e overeenkomstige vergelijking van de begrootingen van provincies, regentschappen, gemeenten en stadsgemeenten vertoont een geheel ander

INLEIDING. 59 beeld. De totaal-uitgaven van den gewonen dienst van de 3 Java-provinciesi en de daarbinnen gelegen regentschappen waren voor 1930 geraamd op f 30 325 300.

Van de voor bestrijding van deze uitgaven noodzakelijke inkomsten werd een bedrag, groot f 2 0 992 600, verkregen uit vaste uitkeeringen en bijzondere tege-moetkomingen van het L a n d .

De gemeenten en stadseemeenten p u t t e n op een totaal-uitgaat voor den gewonen dienst van f 34 239 100 een bedrag van f 6 981 200 uit tegemoetkomingen en uitkeeringen.

Aangezien geen uitkomsten over 1930 in de voren aangegeven groepeering konden worden verzameld, is het niet mogelijk van de gevolgen van de econo-mische crisis op den financieelen toestand van de verschillende ressorten een volledig beeld te verkrijgen. I n t u s s c h e n mag wel worden aangenomen, dat de gevolgen van de wereldcrisis voor het Landsbudget gedurende 1930 m veel sterkere m a t e voelbaar zijn geweest, dan voor de financiën van de lagere auto-nome ressorten. Dit is om verschillende redenen verklaarbaar.

I n de eerste plaats wordt het overgroote deel van de Overheidszorg nog behartigd door het L a n d zelf. Vermindering van de daarvoor benoodigde uitgaven tot een peil, dat m e t het zeer snel verlaagde middelenniveau overeenstemt, is op korten termijn praktisch onmogelijk. E e n groot deel van die uitgaven draagt een min of meer vast k a r a k t e r ; terugbrenging daarvan tot een lager peil ver-eiseht vaak langdurige voorbereiding. De middelen daarentegen reageeren on-middellijk op het conjunctuurverloop.

Ook in de autonome gebiedsdeelen, waar de Overheidstaak door de locale - besturen wordt behartigd (provincie, gemeente, regentschap, zelfbestuur) worden de uitgaven voor een grooter of kleiner deel bestreden uit uitkeeringen uit de algemeeiie Landsmiddelen. Naar m a t e de vaste uitkeeringen en schadeloos-stellingen aan de lagere ressorten een relatief grooter bestanddeel van hun budgetten vormen, komt de invloed van de algemeene economische depressie minder in den financieelen toestand van het betrokken ressort tot uiting.

Ook de opbrengst van de overige aan die ressorten gelaten of toegewezen be-lastingbronnen vertoont een veel minder wisselvallig karakter dan dit bil de Landsmiddelen het geval is. Belangrijke bronnen, waaruit 's L a n d s schatkist hare middelen p u t , worden direct door den toestand van de wereldmarkt be-invloed Zoo toont het hierna volgend overzicht van de Landsfmancien — om een enkel voorbeeld te noemen — voor de opbrengst uit de producten van land-en mijnbouw over 1930 eland-en teruggang tland-en opzichte van 1929 van ruun 31 millioen gulden, terwijl de in- en uitvoerrechten en accijnzen over 1930 ruim 21 millioen gulden minder baten aan de schatkist leverden dan over 1929.

60 DE FINANCIEELE TOESTAND.

B. DE L A N D S F I N A N C I Ë N .