• No results found

Met een bewonderenswaardig beleid heeft God de voortplanting ingesteld bij de menselijke natuur, en naar een vaste wet het huwelijk geheiligd, Gen. 2 (vs. 24) . En nu na de val van Adam wil Hij dat de mensen van het huwelijk gebruik maken om twee redenen, om de voortplanting en ter vermijding van ongeregelde lusten; gelijk Paulus zegt (1 Cor. 7: 2): Om hoererij te vermijden moet een ieder zijn eigen vrouw hebben. Deze zijn ordening schat God zó hoog, dat Hij op het allerstrengste verboden heeft alle hittigheid en vermengingen buiten het huwelijk, en die zeer zwaar straft, gelijk vele uitspraken en voorbeelden getuigen. Hebr. laatste hoofdst. (13: 4):

Hoereerders en overspelers zal God oordelen. 1 Cor. 6 (vs. 9): Dwaalt niet, hoereerders, afgodendienaars, overspelers zullen het koninkrijk van God niet beërven; vliedt de hoererij. Ef. 5 (vs. 6): Laat niemand u bedriegen met ijdele redeneringen; want hierom komt de toorn van God over de hardnekkigen. 1 Thess. 4 (vs. 3): Dit is de wil van God, uw heiligmaking, dat gij u onthoudt van hoererij, en ieder van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer, niet in beweging der begeerlijkheid, gelijk de heidenen. Hebr. 12 (vs. 14): Jaagt naar de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zal zien.

De voorbeelden echter van straffen in de Schriften zijn de volgende. Gen. 5 (6: 2 vv) worden onder de oorzaken van de zondvloed opgenoemd de ongeregelde begeerten.

Gen. 19 worden vijf steden verwoest wegens een zeer misdadig soort van lusten. En het is inderdaad verbazingwekkend, dat de razernij van die steden zó groot geweest is, daar zij Sem tot een nabuur hadden, die de zondvloed gezien had; en zonder twijfel was hij voor hen een voortdurend bestraffer en prediker geweest. Zij hadden ook andere uitnemende mannen gehoord, Abraham en Lot. Het is ook een grote ondankbaarheid jegens God geweest, omdat niet lang vóór de verwoesting, toen de stad door de Chaldaeën genomen is en de burgers weggevoerd, Abraham hen bevrijd had; daarna hebben zij zorgeloos de teugel gevierd aan alle wellustigheden.

Num. 25 (vs. 4, 9) zijn om hoererij 12 vorsten opgehangen, en 24000 mensen gedood.

In Levit. 18 (vs. 24) staat geschreven, dat de Kanaänieten verdaan worden om hun onkuise lusten . Richt. 20. bijna heel de stam van Benjamin is vernietigd wegens het

misbruiken van de vrouw van de Leviet. 2 Kon. 12 (2 Sam. 12: 9 vv) worden aan David zeer zware straffen aangekondigd wegens echtbreuk. Salomo laat voorbeelden van afgoderij toe wegens begeerten. En Jeremia noemt dikwijls onder de oorzaken van de verwoesting van Jeru\alem de echtbreuk. Bij deze voorbeelden is de oorzaak daarom beschreven, opdat er uitdrukkelijke getuigenissen zouden bestaan van het oordeel van God, en wij zouden weten dat de begeerten overal gestraft worden, en dat er de onreinen niet zó maar rampen overkomen, maar dat het straffen zijn, waardoor God Zijn toorn tegen deze zonde verklaart. Daarom zijn de onheilen die de afschuwelijke begeerten bij de heidenen volgen tot dezelfde oorzaak terug te brengen, en tot deze regel die staat in de brief aan de Hebr. (13: 4). Hoereerders en overspelers zal God straffen.

Voorts zijn de Heidense voorbeelden zó afschuwelijk, dat ze niet bedacht en niet aangehaald kunnen worden zonder grote weerzin; wij zullen slechts enige belangrijke veranderingen van regeringen vermelden, waarvoor de begeerten de aanleiding geweest zijn. Troje is vernietigd om de roof van Helena. Thebe is om de roof van Chrysippus en de onkuisheid van Oedipus gestraft. De koningen van Rome zijn verdreven om het misbruiken van Lucretia. De regering is weer veranderd wegens de misdaad van de tienman (decemvir) Appius. Er is een lange dergelijke opsomming bij Aristoteles Polit. 5, waar hij de oorzaken verhaalt die de veranderingen van regering medebrengen; hieronder noemt hij de wellusten, en hij verhaalt vele voorbeelden. Te Athene zijn de zonen van Pisistratus verdreven wegens schande een meisje aangedaan.

De Laconische aanvoerder Pausanias van Byzantium heeft een geroofd meisje misbruikt en daarna gedood en met een zeldzaam wonderteken heeft de stem van het standbeeld hem de straf gedreigd, met deze versregel: U moet straf betalen, de ongerechtigheid brengt onheil mede. En daarna heeft Byzantium na het verdrijven van Pausanias de Atheners ontvangen. Hijzelf echter hoewel hij grote krijgsdaden verricht had en het leger van de Perzen vernietigd had, is toch later door de Ephoren gedwongen van honger te sterven. Voorts zijn de geschiedenissen vol voorbeelden, die de toorn van God tonen tegen de wellusten. Laten wij dus leren dat er een streng gebod gegeven wordt van kuisheid.

Maar kuisheid is òf de gewone huwelijksomgang, òf de zuiverheid van het ongehuwde leven bij hen die in staat zijn tot de onthouding, zoals in de leeftijd van de onrijpheid, of bij hen die met een bijzondere gave begiftigd zijn. En ik heb in het bizonder gesproken van de onrijpe leeftijd. Want deze orde is niet zonder reden ingesteld, dat die leeftijd zuiver leeft, en met een geringe inspanning wel gemakkelijk de kuisheid bewaren kan, in die tijd dat de lichamen nog opgroeien. Maar velen worden door de bedriegerijen van Satan, velen door verkeerd gezelschap, velen vanwege lediggang en lusten heel snel in zonden verwikkeld. De goedgezinden moeten echter op de hoogte gesteld worden, dat de leeftijd die nog niet rijp is voor het huwelijk, met een matige voorzichtigheid zuiver kan leven en dat God deze plicht streng eist, en dat voor de bevlekten geen lichte straffen volgen. Als Jozef zich verontreinigd had door overspel, had hij die gaven verloren, waarmee hij gesierd was, en door God verlaten, zou hij in vele zonden gevallen zijn. Gelijk ook David bij zijn overspel gevoegd heeft de doodslag van een zeer uitnemend man en veelvuldige ergernissen, waarom er ook veelvuldige straffen gevolgd zijn. En Paulus zegt uitdrukkelijk in Ef. 4 (vs. 18 vv), dat de straffen van wellustigheid verblinding zijn, dat degenen die door God verlaten zijn verdwaasd worden, goede raadgeving niet zien en niet horen, en zich straffen en ondergang op de hals halen. Maar zij, wier leeftijd ongeschonden is, en die bemerken dat zij niet geschikt zijn voor het ongehuwde leven, laten zij weten dat zij door het gebod van God gedwongen worden, om het huwelijk te gebruiken, gelijk Paulus

duidelijk zegt (1 Cor. 7: 2): Om hoererij te vermijden moet ieder zijn eigen huisvrouw hebben. Dit bevel gebiedt aan allen, die voelen dat zij niet geschikt zijn tot het ongehuwde leven, het huwelijk, leken en priesters.

En menselijke wetten of monnikengeloften kunnen de ordening en het bevel van God niet teniet doen. God haat de ongeregelde driften en de bevlekking van het lichaam.

Daarom wil Hij dat een man en een vrouw door de vaste band van het huwelijk verbonden worden, die in het begin is ingesteld, Gen. 2 (vs. 24) en herhaald in Matth.

19 (vs. 5 vv) en 1 Cor. 7 (vs. 2 vv). Deze gemeenschap is waarlijk kuisheid en reinheid, dat is een door God verordende zaak en die God behaagt, en bevat talloze oefeningen van trouw, liefde en geduld. En het is niet alleen de bron van het mensengeslacht, maar ook een belangrijke band van de gewone gemeenschap. Maar God wil dat de menselijke voortplanting in stand blijft, totdat de Kerk voltooid is, en dat de burgerlijke gemeenschap bestaat, opdat de één de ander kan onderwijzen. Het is dus allerzekerst, dat het wettige huwelijk Gode behaagt, maar de Duivel heeft de ongodvruchtigen gemakkelijk heengetrokken naar wellusten onder de mening van straffeloosheid. Zó heeft hij in de Kerk met een bijzonder bedrog, namelijk onder voorwenden van kuisheid, de lusten vermeerderd, fanatieke geesten aangedreven, om het huwelijk te verbieden hetzij aan allen, hetzij aan de priesters. Deze raad heeft geen ander doel gehad, dan opdat zoveel meer mensen bezoedeld werden en versterkt tot toegeeflijkheid voor vele misdrijven. Want laten de goeden bedenken, welk een groot leger van zielen voornamelijk de wet van het celibaat tot wanhoop gebracht heeft, tot de eeuwige toorn van God en tot eeuwige lasteringen. Daarom moet de wet van het celibaat generlei gezag hebben, en de meningen van de monniken moeten scherp afgewezen en bestraft worden, die verzonnen hebben dat de ongehuwde staat een uitnemende dienst van God is, dat zij de vergeving van zonden en het eeuwige leven verdient. Voorts hebben zij een grote duisternis over het Evangelie gebracht, en terwijl zij de onkundigen verstrikken met de band van de geloften, zijn velen vreselijk bezoedeld. Zó heeft de Duivel tegelijk het Evangelie verduisterd, en de lusten vermeerderd. Deze dingen moeten nauwkeurig overwogen worden, en de Goddelijke bedreigingen moeten de harten ingeprent worden en er moet acht gegeven worden op de vreselijke voorbeelden van straffen, opdat wij waarlijk op onze hoede zijn om niet tegen de ordening van God bevlekt te worden; maar laten wij vaststellen dat alle vermenging buiten het wettige huwelijk een doodzonde is, gelijk meermalen gezegd wordt: Hoereerders, overspelers zullen het koninkrijk Gods niet bezitten.

Laten wij dus een goed geweten houden, laat de jeugdige leeftijd struikelingen vermijden, en vervolgens, als zij gerijpt is, als het nodig is, door het huwelijk aan het gebod van God gehoorzamen. Wie dit verachten, moeten weten dat zij straffen over zichzelf en over gehele volken halen. Laten wij ook dit bedenken, dat met een kwaad geweten God niet aangeroepen kan worden, gelijk in 1 Joh. 3 (vs. 21) gezegd wordt:

Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vertrouwen enz. Daarom moet men om God te kunnen aanroepen, een goed geweten behouden. Maar wat kan er treurigers gezegd worden, dan dat een mens leeft zonder aanroeping van God, zonder God, zonder Goddelijk bestuur en bescherming; die ze; leven verblindt de Duivel meer en meer en verwikkelt hij in verschillende schandelijkheden, gelijk de dagelijkse ervaring bewijst.

Dat toch de monniken roepen dat Paulus de voorkeur geeft aan de maagdelijke staat, omdat hij duidelijk zegt: Die niet uitgeeft doet beter, laat de godvruchtige lezer weten, dat geheel die leerrede gelezen moet worden, en men moet er acht op geven, hoe voorzichtig hij de lezer waarschuwt naar beide zijden. In het begin geeft hij het gebod

van God door, dat ter vermijding van hoererij ieder zijn eigen vrouw moet hebben;

vervolgens als hij de maagdelijkheid predikt, voegt hij er spoedig bij: maar ieder heeft zijn eigen gave. Daarom, wanneer hij aan de maagdelijkheid de voorkeur geeft, spreekt hij over personen die daarvoor geschikt zijn. Voorts is het ook noodzakelijk ook dit te overwegen: In deze vergelijking worden de goede werken onderling vergeleken, en zij worden vergeleken naar de nuttige doeleinden, er wordt geen werk gezocht, dat de vergeving van zonden zou verdienen of de verzoening, en de vergelijking wordt ook niet gemaakt, om naar menselijke wilsbeschikking gods-dienstigheden in te stellen. Het is een dwaling te verzinnen, dat het celibaat de vergeving van zonden zou verdienen, of dat het daarom verdedigd moet worden, omdat het op zichzelf een bijzondere en uitnemende dienst van God is, óf dat het huwelijk een onreine soort van leven is, waarom een mens of God niet behaagt óf minder behaagt.

Deze dwalingen zijn leringen van de duivelen en moeten noodzakelijk bestraft worden. Overigens prijst Paulus de maagdelijkheid in personen die ervoor geschikt zijn, en hij prijst het om het nuttige doel, niet omdat het een meer dienen van God is, dan het huwelijk; maar omdat de leefwijze van een ongehuwde geschikter is voor niet weinige ambten, omdat een gezin, de veelvuldige huiselijke moeilijkheden, dikwijls verhinderingen zijn, vooral voor de kleinmoedigen. Dit is waar, maar de één heeft deze gave, de ander die. Deze vermaning moet altijd in het oog gehouden worden, en vele ongehuwden hebben toch, ook al zijn de lichamen niet verontreinigd, de zielen bevangen met een ongeoorloofd branden; eveneens worden velen meer gekweld door onheilige zorgen van het zoeken van posten, eerbewijzen, glorie, dan vele godvrezen-de en gewone gehuwgodvrezen-de mannen.

VII