• No results found

De (bio)mechanische uitgangspunten in D

van de verkeersveiligheid

4.6 De (bio)mechanische uitgangspunten in D

Op basis van de ervaringen, geconstateerde problemen, kritieken en nieuwe initiatieven wordt in een duurzaam veilig verkeerssysteem dat toekomstbestendig is tot ten minste 2030 de volgende bredere invulling voor de (bio)mechanische principes van homogeniteit en fysieke

vergevingsgezindheid voorgesteld:

4.6.1 Hoofdvorm van de (bio)mechanische veiligheidsprincipes: fysieke

compatibiliteit

Verkeersstromen en vervoerswijzen zijn idealiter op elkaar afgestemd (compatibel) in snelheid, rijrichting, massa, afmetingen en mate van bescherming. Die compatibiliteit wordt ondersteund door de inrichting van de weg en de wegomgeving, het voertuig en aanvullende

beschermingsmiddelen. Dit leidt tot de volgende uitgangspunten:

Verkeersstromen en voertuigen met hoge snelheid dienen fysiek of in tijd gescheiden te zijn van langzaam verkeer, van verkeer met andere rijrichting, van verkeer met een substantieel andere massa en breedte en van gevaarlijke obstakels. De weg waarop deze verkeerstromen

voortbewegen en de directe wegomgeving moeten vergevingsgezind zijn, wat wil zeggen dat deze zo moeten zijn ontworpen en ingericht (in het bijzonder de stroefheid van het wegdek, voldoende grote redresseerruimte en obstakelvrije zone of afscherming van obstakels) dat de weg en wegomgeving veilig de beoogde hoge snelheid kan faciliteren. Daarnaast moeten verkeersdeelnemers in dat geval voldoende fysiek beschermd zijn door het voertuig of

een veilige fysieke afstemming met het overige verkeer met hoge snelheid, dan wordt deze vervoerswijze niet toegelaten maar heeft deze een eigen infrastructuur voor verkeer met lagere snelheid, kleinere afmetingen en massa.

Langzaam en uitwisselend verkeer en verkeer met weinig of geen fysieke bescherming, kunnen alleen veilig mengen met snelverkeer bij lage snelheid om de kans op en de gevolgen van een ongeval te minimaliseren. De weginrichting en het voertuig helpen deze lage snelheden te realiseren. De weg moet daarnaast voldoende ruimte bieden voor passeren en inhalen.

Tweewielers moeten voldoende ruimte krijgen voor manoeuvres bij lage snelheid, een voldoende schoon en stroef wegdek onder de wielen, een wegomgeving zonder balans-verstorende

elementen (hoogteverschillen, obstakels) en moeten daarnaast zelf adequaat fysiek beschermd zijn tegen letsel bij een val als de weg en wegomgeving hiervoor nog onvoldoende vergevings- gezindheid bieden. Dit helpt vooral ongevallen zonder betrokkenheid van gemotoriseerd verkeer en enkelvoudige ongevallen voorkomen.

4.6.2 Maatwerk en faseringsoplossingen: minimale en minimumcompatibiliteit

In gevallen waarbij (bio)mechanische afstemming tussen verkeersdeelnemers, hun vervoerswijzen en de weginrichting nog onvoldoende kan worden gewaarborgd, moet de rijsnelheid van al het verkeer zijn afgestemd op de meest kwetsbare vervoerswijze (met name voetgangers en fietsers) en verkeersdeelnemers (met name kinderen en ouderen).

In incompatibele situaties moeten er aanvullende veiligheidssystemen aanwezig zijn – liefst meer dan één – om ongevallen te voorkomen (scheiding, lage snelheden, veilige bermen, automatische remsystemen) en de kans op ernstig letsel te minimaliseren (verwijderen of afschermen van obstakels, bescherming via het voertuig of via beschermingsmiddelen aan of op het lichaam).

Samenvatting: PSYCHOLOGICA, over afstemming van de inrichting van het verkeerssysteem en competenties van verkeersdeelnemers

Om fouten van verkeersdeelnemers te voorkomen, is de inrichting van het verkeerssysteem goed afgestemd op de gangbare competenties en verwachtingen van vooral oudere verkeersdeelnemers. Dit betekent dat informatie vanuit de weginrichting, wegomgeving, verkeersborden en regelgeving, en vanuit het voertuig waarneembaar, begrijpelijk, geloofwaardig, relevant en uitvoerbaar is voor (vrijwel) alle verkeersdeelnemers. Idealiter is het verkeerssysteem zo ingericht dat veilige gedrags- keuzen zo min mogelijk afhankelijk zijn van individuele keuzen van verkeersdeelnemers of hun omgeving.

Verder zijn verkeersdeelnemers taakbekwaam en in staat een veilige afweging te maken tussen hun eigen bekwaamheid en de eisen die de verkeerstaak stelt. Ook zijn zij in staat hun (gedrags)keuzen op zowel strategisch als tactisch niveau af te stemmen op de eigen taakbekwaamheid en taakeisen. Om dit te bereiken, zijn verkeersdeelnemers adequaat geïnformeerd, opgeleid en getraind. Verkeersdeelnemers bij wie de taakbekwaamheid nog in ontwikkeling is – bijvoorbeeld kinderen en jongeren – of mensen die (tijdelijk) niet meer taakbekwaam zijn, nemen onder begeleiding of onder minder eisende condities aan het verkeer deel.

Idealiter is veilig gedrag zo min mogelijk afhankelijk van de individuele keuzen van verkeersdeelnemers of van hun omgeving. Verkeersdeelnemers die (al dan niet tijdelijk) niet meer taakbekwaam zijn worden in hun gedragskeuzen ondersteund door technologische hulpmiddelen of uit het verkeer geweerd.

Zolang het verkeerssysteem veilige gedragskeuzen (vooral veilige snelheden) nog onvoldoende ondersteunt, zorgen adequate regelgeving, voldoende controle, opsporing en sancties en informatie hierover zo veel mogelijk voor ontmoediging van bewust onveilige handelingen. Na opsporing wordt de taakbekwaamheid en gevaarherkenning van deze verkeersdeelnemers zo veel mogelijk op een acceptabel niveau gebracht. Nieuwe mogelijkheden die zich aandienen om verkeersdeelnemers tot veilig gedrag aan te zetten worden goed geëvalueerd alvorens tot bredere implementatie wordt overgegaan. Deze maatregelen vullen de andere principes aan en brengen deze niet in gevaar. Dit hoofdstuk gaat in op de derde invalshoek voor veilig systeemontwerp. Deze is gebaseerd op de psychologie. In voorgaande versies van Duurzaam Veilig omvatte dit het principe van ‘herkenbare vormgeving van wegen, voorspelbaar wegverloop en rijgedrag’ en vanaf 2005 ook ‘sociale vergevingsgezindheid’ en ‘statusonderkenning’. Ook in dit hoofdstuk gaan we aan de hand van het ontstaan van deze principes (met name het eerste), aandacht voor psychologische aspecten in het algemeen, inzichten uit onderzoek, problemen in de praktijk, kritieken en verwachte toekomstige ontwikkelingen na hoe we tot een herziene invulling komen van de psychologische invalshoek.

5 PSYCHOLOGICA

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN