• No results found

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. "

Copied!
109
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemmin g voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on conditioll that neitJtler it nor part of it is fttrther reproducetl Jvithout first obtaining the pernlissioll of tlle KITL V which reserves the right to I1lake a charge .for sllch rep roductio n. IJ the Inaterial fibned i .. ' itself in copyright, the perlnission of tlle owners of that copyright will also be requiredfor sllch reproduction.

Application for perJnission to reprodllce should he made in writing, giving details of the proposeli reprodllction.

SIGNATUUR

I OVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 117 4

(2)

ZENDING5ARBEID

VAN

M,BIRKHOFF.

UITGEVERS-MAATSCHAPPIJIIC.M1SSET" DOETINCHEM. •

(3)

1

Firma H.J GERRETSEN Borkhandel- MUllekhanllel lIenKAAG SpUI 143.Telef 5198

11I11I1111I111 1~'I]lI~~m~~llrj~~~

00214104

1 1111 1 1/11 1

(4)
(5)

Mijn leven onder de Koppensnellers

ZENDINGSARBEID

VAN

M. BI R K H 0 FF

lITGEVERS-MAATSCHAPPIJ .C. MISSET" DOETINCHEM

(6)

Het was ten jare 1886, dat de "Noord-Holland" mijne vrouwen mij opnam en ons via "de Maas" de breede wateren deed zien. Wat 'n gewaarwording I Onze vlakke. polders in de Hoek che Waard gaven ons in de verte spitse kerktorens te zien, doch hier bespeurd~n we niets!

dat ons van va tigheid sprak. We voelden ons klein en diep afhank,elijk. We zagen voor 't eerst hetgeen we reeods lang wisten, doch minder goed verstonden:

"Zijn is de zee; z'is door Zijn kracht

"Met al het drooge droge voortgebracht;

,,'t Moet alles naar Zijn wetten hooren."

De laatste regel beviel me bijzonder goed, want zoo'n waterpla overstelpte mij. Mijne vrouw geleek een dochter der Watergeuzen. Ze bezat alle hoedanigheden, om zich op dit ongedurig element recht thuis te gevoelen. Hoe weldadig wa mij 't gezicht op Engeland's krijtbergen.

Daar lag weer vastigheid.

Te Souphampton werd veel gelade·n. Zwaar ijzer-ma- teriaal deed het kleine schip een bedenkelijken diepgang aannemen. We lagen niet hooger dan ongeveer één meter boven den water piegel. Het was ons goed het gevaar van zoo'n diep geladen chip niet te beseffen. De vaart had een ongestoord verloop, totdat de oostmoesim tusschen Ceylon en Sumatra ons aangreep. We werden ongerust, toen de zeilen van het dek werden wegge-

(7)

nomen en opgeborgen. Zware ijzeren platen werden tegen de kajuitsdeuren bevestigd. Het chip slingerde niet, het was er te zwaar voor geladen. Doch gehoor- zamende aan den schoot der zee, beklom het met statige kalmte de hooge waterbergen en daalde af tot de diepste valleien. Soms rolden ongeregelde golven, door den storm

• getart, over het schip heen. Het geweld van het water tegen de met kettingen vastgesjorde vaten, maakte een verontrustend geluid. De stilte in d diepte der kolken en het krakend aangrijpen van den storm boven, deden on' denken aan:

Zij, die de zee hevaren Met schepen. rijk bevracht.

Zien op de groote baren

Gods wijsheid, gun t en macht;

Daar leeren zij de dáan Des Heeren klaar hemerken, En in de diepe paan

Zijn groote wonderwerken. Hij wekt. met lechts te spreken, Een tormwind voor hun oog;

Dan heeft het al, dan steken De golven 't hoofd omhoog Nu ziet men 't schip de lucht Dan weer den afgrond nad'ren;

Hun hart geeft zucht op zucht.

Hun bloed verstijft in d' adren Zij dan en, wagg'len, vallen, Gelijk een dronken man.

De wijsheid van hen allen, Hoe groot, bezwijkt er van.

Doch toen zij, in 't gebed Tot lsr'ei Heer zich wendden Heeft hen Zijn arm gered Uit angsten en ellenden.

Hij doel den storm bedaren De golven zwijgen stil Nu rijst de vreugd; de baren Zijn effen op Gods wil;

Nu wijkt verslagenheid Na zooveel angstig laven Daar God hen veilig leidt

In hun begeerde haven. Ps. 107.

Een keer heb ik aan mijn vrouw gevraagd, Zullen we we in Indië komen? Het is wonderlijk, dat 'n men eh ook aan een storm gewent. God was ons stil vertrouwen.

Hoe verheugd waren we, toen we het paradijs van Sumatra's eilanden zagen en die groep doorstoomden.

Padang was de eerste Indische slad, die we aandeden en we genoten daar van de rust. We hadden geen lust land- waarts in te gaan. Geruchten van tijger-bezoek aan wal benam ons het voornemen de stad te craan bezichtigen.

We verlangden naar Batavia. Daar in de hoofdstad zouden we vernemen, waar wc heen moesten. De arbeid trok ons aan. Te Tnndjoeng Priok vonden we een onaf- zienbare rij van groote loodsen en pakhuizen, blakerend in den gloed der zon. Onze gedachten waren niet opwek- kend, toen we naar het station wandelden. In den trein, die ons naar Batavia bracht, deden we de wetenschap op, dat Indië:s vlakten, die tusschen de bergen en de zeeën zich bevinden, reusachtige werkplaatsen zijn van

(8)

4

allerlei ziektekieme'n. Onze Regeering weet dit, en doet haar best voor behoorlijke afwatering te zorgen.

Niemand mag het haar euvel duiden, dat haar initiatief in deze ontoereikend is, om in korten tijd onze Koloniën in een gezond en overal bewoonbaar land te herschep- pen. Alle bruggen en duikers, die de trein passeerde, ge- tuigden van enorme kosten, die de Regeering tot ver- betering in deze zich getroostte. Zoo kwamen we dan aan in het oude jacatra. Een vreemde stad met een mooi stadhuis. breede en smalle straten, groote huizen, donkere pakhuizen, vele winkels waarin de Chinees met den Arabier wedijvert, wie het eerst, deze naar China, gene naar Arabië kan vertrekken, met buidels, gevuld met de begeerde ., Willempjes".

Hoe klagend klonk de stem van den javaanschen ven- ter, die alle mogelijke pijze met zich draagt en tot 'n hartsterking uitnoodigt. Vreemd zagen we op, tot den Chinees, die zijn snuisterijen ter bezichtiging aanbood bij plotselinge stilte van zijn lawaai makende rammelaar.

Hoe onprettig was de blik van den naar Indisch goud dorstenden hadji. Wij nieuwelingen, behoorden tot de kafirs, die hem deze landen niet wilden afstaan, niet- tegenstaande zijn Allah dit reeds besloten had.

Deze ruwe, ongeletterde dweepzieke lieden spuwden vlak voor onze voeten, hunne verachting voor ons, daar- door uitsprekende. Arme menschen, wie sloeg u met blindheid?

Bij den Zendeling Leeraar Haag, vonden we vriendelijk logies. Deze man arbeidt nog met opgewektheid, doch zijn flinke echtgenoote ging jaren geleden de eeuwige rust voor Gods kinderen binnen.

5

Onbekend met de macht der tropische zon, deed ik te voet nog al tochten door Batavia. Dit viel niet mee.

Op de kantoren van Binnenlandsch Bestuur en bij de Pre- dikanten aan huis had ik wat te vragen, eer mijn boot van Soerabaia zou vertrekken naar de Molukken. Hoe werd ik gestraft door dat loopen in een vreemd klimaat.

Een zware koliek legde mij neder en het was mij, alsof ik .erven zou, eer ik den zaligmakenden Naam van jezus had mogen verkondigen aan Christen en Heiden.

Drie dagen voor ons vertrek week die hevige pijn en de Dokter vond goed, dat wij naar Soerabaia stoomden. Uit dezen hachelijken toestand had de Heer ons weer verlost.

We waren Hem in stilte dankbaar. Wat zouden we zon'- der Zijn wakend oog vermogen, in een vreemd land, met zijn voor ons moordend klimaat.

Na in het Marine-hotel te Soerabaia enkele dagen ver- toefd te hebben, stapten we op ons tweede vaartuig, genaamd "Amboina" , dat ons naar het eiland Lettie zou brengen. Geheel hersteld van mijn ziekte, konden we ons beiden bezig houden met de choonheid van Gods schep- ping in on op te nemen. Het Woord zegt, dat God Je eilanden daar henen trooide als dun stof.

Ol wat is de Schepper van het heelal een volmaakt Kunstenaar!

Want al die eilanden, die Zijne Majesteit stofjes be- lieft te noemen, gelijken in den morgen tond gezalfde hoven in nevel n gedrenkt, en des avonds, als de dag- vorstin ter kimme neigt, liggen ze daar in chitterend Jicht, profeteerend, dat ook hun dag eens zal aanlichten en ze van menschen zullen deunen. Tot op heden zijn

(9)

vele eilanden in den archipel -chaars bevolkt en ook

onbewoon~,

De groote Soenda-eilanden gelijken werelddet:len, overal verschil in bevolking. in taal, zeden, gewoonten en producten. Alle eilanden in den Archipel zijn omgeven van ontelbare kleinere. gelijk een leger van wachters met een oppervlakte al' onze Zeeuwsche- en Zuidhollandsche l'ilanden. Een geloovig mensch denkt hij de aanschou- wing van al deze scheppin en:

.,\\ at zou oit Zijne macht beperken.

't Heelal staat onder Zijn gebied; Wat Zijne liefde wil bewerken.

Ontzegt Hem zijn vermogen niet."

Te Makas ar zouden wc veel laden. Ook voor on zel- ven moesten we zorgen, dat we elke drie maanden met onze mailboot proviand zouden ontvangen.

We \Vi ten reeds, dat we op onze toekomstige stand- pIaat niets zouden vinden, dat on naar lichaam en geest kon voeden. De eer tt! blik gericht op deze handelsstad met haar hoog opgebouwde, door de zon grijs geblakerde pakhuizen viel niet mee.

In de stad zelve vonden we goede straten, nette win- kels, een goed onderhouden fort. een vriendelijk kerkje op een mooi gra veld, hulpvaardige menschen, royale ieverancier en geen kwaadaardig Spil wende hadjis.

Buiten de 'tad zagen we weer vuil water. vrucht- bare kweekplaat en van malaria-koortsen.

Het is mij aangenaam, nu te kunnen melden, dat deze stad ook op hygiemsch gebied prijzen waardig I ver-

beterd en haar roeping verstaat, als midden Indische han- delss tad haar eere \'a t te houden en te verhoogen.

Ons schip stoomde naar N. Celebe . De handelsplaat- sen Amoerang en Menado zouden wc aandoen. In laatst- genoemde plaats maakte ik kennis met Ds. Wieland, die juist in dat morgenuur de gemeente sterkte met het Woord Gods. Ach arme! Ik, die in de MalE!ische taal examen had afgelegd kon fYeen woord van de prediking verstaan.

Wist ik dan niet, dat een weinig kennis der Maleische grammatica nog geen kennen meebrengt van deze 00 - tersche taal?

Ds Wieland troostk mij en wenscht mij goede reis naar de vuurbergen der Kleine Oost.

Vroolijk wendde de Kapitein den boeg der ,.Amboina"

in de richting van N. Guinea. Hij wilde Skroë aandoen, in de hoop daar lading te vinden. Op 't einde van een

• til Ic baai gekomen zijnde, zagen we niets dan weelderig groen en daarin half verscholen een oude loods. Geen men'eh vertoonde zich bij 't enorme geluid van de stoom- fluit. De Kapitein keerde teleurgesteld terug en wenschte revanche te nemen op de reede van het bedrijvige Ambon.

Ook wij verlangden voet te zetten op Amboina' grond.

Daar zouden we dienstbroeder en kennissen vinden. Ds.

Offerhaus zou mij gewaardeerden raad en voorlichting verstrekken, aangaande opbollwing en omgang met de Maleische godsdienstonderwijzers, welke we daar zouden vinden. De baai van Ambon is eene der choonste van den Archipel.

Meer Oostelijk ligt de binnenbaai. Beide baaien zijn omgeven door dichtbevolkte negorijen en kampoengs.

Overal ziet men kerken en fatsoenlijk gekleede menschen.

(10)

We zijn in een Christen land van meer dan drie eeuwen oud. De hoofdstad i mooi gelegen, omringd door heu- velen, doch bij veel regen ongezond. Als christen-vreem- deling voelt men hier zich spoedig thuis. Iedereen wist terstond, dat er een Pendèta voor 't ressort Lettie geko- men was. De Ambonees groet beleefd, i hulpvaardig en stelt zich zelf u ten dien te. Jongelingen vragen direct om mede te mogen gaan, naar het land van den arbeid, in ruil oor de aanneming als pleegzonen, plus de noodig les en, voor een toekomstige betrekking.

Elk Europee ch gee telijke kan zich Ie dezer plaatse van dienende menschen voorzien, mits hun loon zij: goede behandeling bij de voorwaarde boven genoemd.

Niemand meene, dat hierin voor den Eur. Evangelie- dienaar finantieel voordeel schuilt. Drie betaalde bedienden zijn voordeeliger dan zes aangenomen kinderen. De rust, die den vermoeide wacht, moet eIken avond geofferd worden, al wettig loon voor den naar kennis dorstenden pleegzoon.

De Opleider der Inl. God dienstonderwijzers - de Heer Kornfeld - was zoo vriendelijk ons in zijn ruime inrichting voorloopig een verblijf aan te wijzen. Aange- zien wij hier bijna vijf weken op de boot voor de Zuid- wester-eilanden hadden te wachten, werd ik om te kun- nen leven, door de Ambonsche autoriteiten als waarne- mend ;.:eestelijke den Predikant van Amboina toege- voegd. Voor zoover ik mijn werk te verrichten had in de Hollandsche taal, bij de leiding van begraffnis en enz.,

~ing alles naar wensch; doch toen ik Maleische catechi- anten te onderwijzen had, in 't bijzijn van genoemden Predikant, leed ik chipbr uk op schipbreuk. De goede

man zat achter mij te genieten, bij 't zien, hoe zijn vicaris naar adem snakte. Hij zag hem met zielsgenot wegzin- ken in diepe maleische kolken en liet hem partelen in het Ambonscll "schibboleth". Nooit had ik zwaarder pijp gerookt, nooit mijn nietigheid aldus beseft. De Dominee kende uit achting voor mijn persoon en toekomstig werk

~een erbarming. Hij liet mij dat uur in de weeën der laal- geboorte, wel wetende, dat de proef mij meer dan goud waard was. Toen we beide huiswaarts keerden, beloofde ZWEw. mij een lnl. leeraar op de catechisaties te geven.

Hij sprak: troost je hart Birkhoff, want wij allen zijn deze angstvallei doorgegaan. Dit uurtje zal je meer dien t doen, dan vijftig maleischc lessen in Holland. Zoo was 't.

De leerlingen der Opleidingsschool kwamen dikwijl in onze gehuurde woning praten, en toen we na wachtens- tijd met twee Ambonsche jongens weer per stoomschip ,.Amboina" onze reis naar Lettie aanvaardden, konden we al tamelijk goed de maleier verstaan en met hen spreken. Onze vaart had als eerste station Banda ten doel. Hier trof on bij vernieuwing de pracht der lndi che eilanden. Doch niet alleen de pracht, ook het majestieuze bestaan der zich hoogverheffende vuurbergen, maakte een gezegenden indruk op onze harten.

Wat 'n majesteit stelt God hier ten toon. Wat hebben we te denken van de "eeuwige heuvelen" waarvan de aartsvader sprak, toen hij zijn zegende hand legde op het hoofd zijns afgezonderden jozefs in Egypte?

Na Banda gegroet te hebben, stoomden we naar de Kei-eilanden. Daar leerden we de Ouitsche Heeren Kuijn en Wai! kennen. Zij hadden daar een rendeerende hout- zagerij opgericht en konden zich poedig verblijden in

(11)

groote bestellingen van ijzerhouten materialen. De Kei- eilanden zijn rijk aan beste houtsoorten.

Hadden de Heeren hun fabriel< voortdurend kunnen verplaat en, naar het centrum der bruikbare boomen, dan zouden ze gemakkelijk alle bestellingen hebben kunnen afleveren en in ruimer winsten zich hebben verblijd. Maar het transport der gevelde boomen begon, door steeds grootere afstanden, te vertragen, zoodat de zaak begon te kwijnen. De Heer Kuijn verbond zich aan een Engelsch millioenair om voor hem vlinder te vangen, en de Heer Wail ZOII trachten, op kleiner chaal de Molukken van gezaagd hout te voorzi n.

Tot onze verbazing hoorden we, dat hier een zeer gc- pannen verstandhouding bestond, tusschen de Protes- tantsche en Roomsche missie. Een verstandhouding die nog al eens de landskinderen elkander in 't haar deed vliegen. Dit i. diep te betreuren. Wie gaf aanleiding, dat deze twee corporaties in eenen tuin mochten ploegen zaaien en oogsten?

Is Indië niet ruim genoeg, om elke mi ie een arbeid - veld aan te wijzen, waar èn de diepte èn de hreedte der zeeën voldoende waarborgen zullen zijn, dat ze elkanders werk niet zullen vernietigen!'

Enkele dagen daarna lagen we dicht bij een Neder- land eh oorlog schip, op de reede der lage Aroe-archipel.

Onze Kapitein verraste d hooge Officieren van dien bo- dem met de mededeeling, dat de wijze Frederik, Duitsch- landsch Keizer, gestorven \'a, en dat de Kroonprins Wilhelm de stukken ondt'rteekende.

roe is een aangeslibd eilanden-complox met kreKen poelen, zandheuveltjes en doorsneden met bevaarbare- en

onbevaarbare. wateren. Dit gebied is zeer rijk, daar 't om- geven is van zeeschelpen die ruim voorzien zijn van paarlen.

In de nabijheid van de Tanil11ber-eilanden verzocht de Kapitein mijn vrouw beneden te blijven. Hij vertrouwde blijkbaar de lieden van Larat niet. Vliegensvlug zagen we koera-koera's

=

lange lage sloepen, naderen, bemand met wilde boschmenschen. Zie eens hier wat volk! Een schaamdoek om de lendenen was hun kleeding.

Een haardo iag boven een brutaal gezicht, als 'n ooievaarsnest op een forsche "den". De kerels hadden horsten als reuzen en bewogen zich gezwind. Als katten klommen ze tegen de verschansing. Nu begon il, te ver- staan, waarom mijn vrouw beneden moest blijven; ook _ waarom een der officieren zorgvuldig de gew ren had nag-ezien, die beneden in het r k stonden. We bemerkten spoedig, dat de menschen geen kwaad in 't zin hadden.

Hun god deed hen met érn blik van zijn oogen op het dek neerhurken.

Toen de po t afgegeven en \\ at be telde ~oederen ontladen \ aren, vertrokken de weerzinwekkende haar-

uo.

sen, lIle· den man, die' 'chijnbaaT hun hoofd wa'; hij deed me denken aan een bediende van Utrecht's po t- kantoor.

Toen mijn vrouw zich bij om; op het dek voegde, sprak de Kapitein :daar roeien nu de mannetje'. wier lievl' broer- tje te Lettie \vonen. Daar moogt ge die menschen zien, doch de lui van Larat mogen 11 niet zien.

Op mijn vraag: "wie is die man, welke u zoo hoog hetitelde, en hoe komen die lieden aan die' haarbo sen, gelijkende op zeekoralen." Zijn antwoord luidde op de

(12)

eerste vraag: "die man is een Ambonees-posthouder.

wiens wil '0 wet is; een kerel als goud. In 't regeeren van zulk volk is hij menig Europeaan vooruit in toewijding, kennis van volk en taal. Het verheugde mij, dat hij nu mee kwam. 11< vertrouwd die wilde duivels niet."

En 't antwoord op je tweede vraag ligt in de kalk, waarmede zij hun haar wasschen. Elk lang haartje ont- vangt stevigheid door de wasch van daar dat ze te zamen een mooi gevormde paraplu ie vormen op hun gore knik- kers." Mijn vrou\' had maar pret van de" zeemanstaal.

Na Barbar en Dammer aangedaan te hebben, kregen we de eilanden-groep van Moa en Lettie in zicht.

Voor de reede \'an Serwaroe ankerend, zagen we op onze tandplaat een troep naakte mannen met hanel1-

veeren in 't haar, rondom een groote koera-koera woest dansen, pringen en huppelen. De tifa ~ (trom) ~af de maat va de beweging aan. Dat was geen vroolijk gezicht Waren dat nu onze gemeenteleden? De Kapitein had medelijden met mijn vrouw, troostte haar lachend en sprak: "Niet bang zijn! ki.jk goed naar de kerels, welke toer ze gaan uitvoeren. Er is in gansch Europa geen paar- denspul, dat zoo'n vertooning kan voortbrengen als deze lui, en ... ze zijn zoo tam als biggetjes. Geef acht Me- vrouw! daar komt 't." En waarlijk, de veertig menschen namen op een wenk van hun aanvoeder de lange. lage koera-koera op, liepen er mee zee in, en in een wip zaten ze alle veertig te gelijk en begonnen op de maat der tifa e scheppen, terwijl hun Kommandant midden in het vaartuig stone!' met 'n dunne rotanin zijn hand. Het ge-

leek wel een technisch ingestudeerd stuk te zijn. Zonder ongeval kwamen ze aan de zijde van het schip. Wij vrccs-

den, omdat het vaartuig maar een handbreed boven 't zee- vlak zichtbaar was. We verstonden spoedig, dat ze fat- oenlijke menschen waren. Ze waren blijde, dat het schip weer voor de reede lag.

De mailbooten zijn voor hen lichtende sterren, en de dagen van haar verschijning brengen ze feestelijk door.

Ze dragen de hanenveeren bij hooge gelegenheden in het haar, zooals de Europeanen zijn hoogen hoed. Hier valt niets af te keuren. 's Lands wijze, 's lands eere.

De sloep van den Kapitein bracht ons aan wal. Wij groetten de-n goeden Kapitein van Gorcum en hoopten zeer, hem nog menigmaal te ontmoeten.

VERBLIJF EN ARBEID TE LETTIE.

De Posthouder van Rhoon, wiens arbeidsspheer zich uitstrekte over de eilanden Lettie, Kesar, Roma, Moa en Lakor, bewee ons veel vriende"lijkheid en hielp zooveet hij kon. Hij wees onze woning aan, dertig passen van zijn slot verwijderd. Het verschil dezer verblijven sprong nog al in 't oog. Zijn groot hui , gebouwd tijdens de Compagnie, bezat muren van driekwart meter dikte, kleine kamers, met groote dui!'oterni . Ons huis opgetrokken van gespleten bamboe, bezat een vrij groote woonkamer met veel licht, en ecn slaapkamer - van vier bij twee en 'n halve meter, met totaal gebrek aan licht. Beide huizen waren met kal apa-bladeren gedekt

en

mitsdien weelde- nige ratten verblijven. Zijn huis genoot de eer, altijd door patricU!rs bewoond geweest te zijn; het onze was enkele

Mijn leven onder de Koppensnellers. 2

(13)

dagen geleden verlaten, door plejebershe kettingsjongens

= misdadigers.

Voor mij, die luchtjes genoeg geproefd had in de sme- derij, was de resteerende atmosfeer in deze woning zoo erg niet, doch aldus stond het niet met het vrou wtje, dat de reine lucht der oude Bisschopstad had genoten. Doch nu toonde ze, wie ze was. Ze wierp zich met alle kracht op de onreinheid van dezen stal en rustte niet, voordat hii in eene betamelijke men, ehen-woning herschapen wa . We konden beginne met het ledikant te plaatsen. Edoch.

de lage bamboe-zolder belette dit per sé. Hoe nu? Zeer eenvoudig. In overeenstemnhng met Gen. 1 : 7 noemden we den hemel van het ledikant "het uitspansel" en de zolder noemden we "de wateren onder het uitspansel".

De stijlen der slaapplaats gingen door den zolder heen en we bonden de hemel met koperdraad aan de stijlen vast.

Nu waren we, wat de noodige kubieke meters lucht aangaat, in conflict met de hygiënische voorschriften, doch wat er aan te doen, als men zich aan 't einde der aarde geplaatst weet? We waren vroolijk en welgemoed Tegen de rattenplaag had ik mijn plannen al gereed Het huisje werd netjes gemeubileerd: ik plaat te schrijf- tafel, tafel en stoelen. Mijn vrouw hing gordijnen op en legde kleedjes op tafels, enz.

We zaten en proefden Gods gunst en liefde.

De Maleische Bijbel werd onze welvoorziene voor- raadschuur voor het leven des geestes. zooals een der kisten gebruikt werd als depot voor stoffelijke behoeften des Iichaams.

De gemeente Serwaroe bezat een aardig kerkje. Hare muren werden opgebouwd met ruwe karang uit de zee

(14)

en met kalk van binnen en van buiten zwaar bepleisterd.

Zes groote gaten in deze muren verschaften licht in over- vloed. Het ameublement be lond lIit een rood geverfde preekstoel met twee rijen banken en ctoelen. Ach, ach!

wat heb ik de eerste maanden op dat gestoelte der eere gezucht.

Het Evangelie in het Maleisch den menschen brengen van die plaat, is heel wat anders, dan een negorij-mensch zijn gedachten in die taal meedeelen.

Hoe gebrekkig 't begin ook was, de zielen luisterden met belangstelling en eerbied. Ze wisten wel, dat die nieuwe pendêta niet zeggen kon, wat zijn hart begeerde te prediken. Ze wen chten kalm te wachten, totdat hij de taal zou verstaan. Straks na I<erktijd zou hun Kapi- tein-Ouderling hen wel mededeelen, wat er in de kerk geleerd werd. Ons huis was niet ver van de school ver- wijderd. Der kinderen gezang was ons recht aangenaam, en vervulde cen van onze behoeften aan gezelligheid.

Oude vrouwtjes kwamen ons opzoeken en toonden haar toegenegenheid door wat tuinvruchten voor mijn vrouw mede te brengen; een product dat de vrome zielen zelve zoo noodig hadden, in dit land van honger nood.

We vonden hier den slavendienst in dragelijken vorm nog gehandhaafd. Misschien genoten de onderworpenen in hun dragelijk lot. Van wantoestanden vernamen we nooit iets. Het werk, dat die menschen te verrichten had- de'Tl, bestond in wasschen, koren stampen, visch vangen, zaaien, wieden, oogsten, paarden baden, water halen, enz.

We stonden verbaasd te kijken, dat de zee hier bij eb zulk een groot mettie te zien geeft. De slimme bewoner dezer eilanden hebben al van eeuwen her groote steenen

geplaatst op de scheiding van water en droog geloopen land. Alle grond, welke droog loopt, noemen de inlanders

"mettie". Zij werpen die barricaden op, niet om de zee tegen te houden, doch wel om de viseh, die bij hooge vloed over den teenen dam wreemelt, te kunnen be- machtigen, als de eb bijna tot stilstand komt.

Met pieken, parangs en wat niet al, gaan ze halen, wat de groote Onderhouder in de hemelen goed vond, voor hen achter den steenen dam te laten. Soms is dit veel, oms weinig. Dit middel van bestaan is eene der grootste en beste, voor deze eenvoudige eilanden-bewoners. Ach, wat ontberen deze menschen veel, wat wij zoo ruim- schoots hebben.

Hoewel het nu drie en dertig jaar geleden is, zie ik nog de choolkinderen te Serwaroe, in hun speeluurtje vlie- gensvlug uit de school komen en in den boom klimmen, die voor onze woning stond. Op mijn vraag aan de pleeg- jongens: wat willen die kinderen to h in dien boom?

antwoordden ze: toean! die kinderen hebben honger en eten volgens hun gewoonte de boombladeren. die 7.ij kun- nen verteren. Mijn vrouw dit hoorende, kookte fluks een groote ketel vol rijst voor de bruintjes, opdat ze na schooltijd zich zouden kunnen verlustigen. Tegen één uur stond de ketel buiten, de jongen werden gewenkt en gewezen op den voorraad. Wel, weil als een lawine rolden ze aan, grepen in en verzadigden zich, al iberische wolven.

Onze leerlingen zorgden, dat ook de kleintjes hun aan- val konden doen. Ze keken dankbaar uit hun zwarte oogjes. Nu wisten we, hoe het er met de bevolking bij-

tond. Na gedaan onderzoek hoorden we, dat de men-

(15)

schen in tijden van schaarschte het binnenste van de manggapitten kookten en aten; eene spijze welke dysen- terie verwekt en der bevolking jammer en ellende bezorgt.

Ellende! ja welk huis wordt er niet door bezocht om daarvan ondervinding op te doen. Mijn vrouw behoefde het merg van ue lIlanggapit niet, en toch sloop het monster in onze wonino-binnen in den vorm van een groote hagedis, tokè genaamd. en stuwde zich tussch.en een dikke paal en de gespleten bamboe. Een wonderlijk geluid deed haar oorvlies trillen cn haar harte beven. 't Was nacht en moeilijk te gaan onderzoeken. En toch bij een vernieuwd geluid als uit de poelen van 't vertrapte Babilonit!, ver- stout ik me als echtgenoot en ga gewapend op ver- kenning uit. Weer klinkt het keelgeluid en geeft mij tevens de richting aan. Terstond schiet iets tusschen paal en wand; iets. dat de keel doorploegde en dat leven fnuikte. u re. ttc mij nog front te maken tegen de rat- ten. die grooter rampcn aanrichtten dan de on 'chuldige

tokès. Die rattt!nfarnilic heeft de taaiheid gemeen met den Filistijn. Aan slimheid en vernielzucht ontbreekt 't hun niet. Z· doen 't Europccsch mensch danig chrikken, als ze 's nachts over 't veege lichaam voortgaloppeeren. Ge slaapt dan niet meer. Tot overmaat van ramp kozen Zt!

mijn schrijftafel voor hun dolle pret. Van daaruit door- zochten ze 't gansche hui , bergden daar voorloopig wat ze vonden, om den voorraad tegen drie uur in den nacht naar het dak te brengen. 't Moest uit zijn.

Ik bemerkte, dat mijn schrijftafel ook wel voor rátten- val kon dienen, door aan twee openingen kleppen te be- vestigen. zooals een gewone val bezit. Dit werkje was

poedig klaar. Sterk elastiek deed dienst als krachtveer.

De bevestiging der kleppen vond plaats, dààr waar de stafofficieren vergaderden en hun bevelen gaven. Voor wij ter ruste gingen, opende ik de kleppen. De spanning was groot.

Het duurde 'n geruimen tijd eer ik iets hoorde. De nieuwheid, die de ratten waarnamen, maanden tot voor- zichtigheid. En toch, één waagde zich in de opening, 'n tweede, 'n derde, ja een zesde. Toen trok ik aan het koord, dat ik te bed vast hield, en de jantjes waren.

gesnapt.

Na onze rust genoten te hebben, werden die beesten gedood en verwijderd. We genoten in deze vangst. Het waren allen hoofden der vaderen, mannen van naam. Toen ze niet weer tot hunne kameraden terugkeerden, kregen de laatste respect, zoodat ook deze plaag minderde in woede.

In de negorij Tomra zou een meisje, dat op zeventien jarigen leeftijd heenging, worden ter aarde besteld.

In gezelschap van mijn Ouderling ging ik daar heen, met het voornemen de bedroefde ouders den troost des Evangelies aan te bieden en de aanwezigen den rijkdom van Gods genade in Christus te prediken. Immers zijn de harten in een treurigsterfhtli meer geneigd naar Gods vriendelijke stem te luisteren, dan in de roes van een dol feest. Het bevreemde mij, zó6 dicht bij het sterfhuis zoo- veel lawaai te vernemen. Het deed aan, alsof er hoog- t;:aande ruzie was uitgebroken. Mijn ouderling aanziend~, gaf hij mij te kennen, dat dit alles in het huis der droe- fenis plaats greep, naar de gewoonte van het land.

Jntusschen stapten we binnen, doch konden niet door den menschendrom heendringen. De lucht was hier zoo

(16)

Z2 0 9

"'~

;tG) c ~

!

~ ~ B ? '1. ~

· ...

:l ~

·

.,. 3 .,. 0

·

2 2 l' 0

,,-

~~ 3 ., g iS

benauwd en bezwarend voor de longen, dat achterwaarts keeren gewenscht was. Van spreken kon hier geen sprake zijn. Het heidensche deel der bevolking was sterk ver- tegenwoordigd, en mij al Chrislen-Ieeraar aan hen op- dringen achtte ik ongewenscht. Ik vergenoegde mij, toe te zien, hoe het hier met zeden en gewoonten gesteld was. Onder het oorverdoovend roepen en gejammer kon ik zien, hoe de doode van alles voorzien werd. AI wat het meisje in de andere wereld waarheen zij was overgegaan, mocht noodig hebben, werd haar ruim geschonken. Boven en onderkleederen nieuwe schoenen, geld van diverse waarde en meer nog, werd in de kist naast het lichaam gelegd. Arme men chen! ze geloofden in een eeuwig be- staan der ziele en toonden dit foutief, door het wegterende lichaam van 't noodige te voorzien. Ik hoopte nog op de begraafplaats een woord te preken, doch die hoop kon niet verwezenlijkt worden, aangezien er nog geen alge- mee ne begraafplaats was. Onverwachts werd de kist ge- sloten, opgenomen en tegen 't huis aan den schoot der aarde toevertrouwd. Een der hui genooten nam een kip- penei van 'n bord en wierp het met geweld stuk op het deksel van de kist. Deze zinnebeeldige handeling gaf mij veel te denken. Langer verblijf onder deze menschen scheen mij onnut, omdat zelfs mijn ouderling niet aan 't woord kon komen, hoewel hij naar stand en rang daartoe het volste recht bezat.

EEN PAARDEN-MIDDEL

Het zestien-jarige slaafje van Alexander, zwager van den Kapitein-Ouderling gaf teekenen van ongesteldheid.

(17)

.lij heer beloofde hem een afdoend geneesmiddel voor hem te bereiden, om de kwelgeest uit zijn lichaam te bannen. Het slaafje - een flinke boy - vond dit goed.

Wat deed die booze geest hem te doen rillen en zijn hoofd warm te maken? Immers, hij was zich van geen kwaad bewust. Wacht maar: met de hulp van Oepoelère

= opperwezen, zou hij wel verlost worden.

Ondertusschen had zijn heer aardig wat kruiden ge- zocht, en er een groen papje van gemaakt, dat zijn on- derhoorige te slikken had.

Arme stumper! zult ge be tand blijken, dat middel, ge- wi voor een karbouw niet te zwak, te verdragen?

Gewillig gebruikte de arme jongen de pap, veegde met zijn blooten arm zijn lippen af en ging het geiten-stalletje in, 'n vijftig passen van mijn woning verwijderd. Ook Alexander had zich verwijderd.

Hij was er zeker van, dat zijn jongen de genezing nabiJ was. Niet lang daarna, door de kampoeng loopende, zag ik in die open ge'itenstal een jongen acrobatische toeren vcrtoonen, zonder daarbij cen genietend publiek aan te treffen. Ik, die van de zaak niets afwist, haastte mij de reden van die bokken prongen te vernemen. Arme jongen, hij had het te benauwd, om mij van antwoord te dienen.

Zijn oogen puilden uit de kassen. Zijn aangezicht was vuurrood. Hij kroop in-een van benauwdheid. Soms lag hij lang uit op den grond en werkte zich voort als een paling. Zijn maag, lever, milt en ingewanden, alles was in hevige actie.

Groote druppels zweet parelden op zijn voorhoofd.

Hij snakte naar lucht, toonde neiging tot braken, doch te vergeefs. Ik verstond, dat hij de volle kracht van 't

middel moest ontvangen, om alle ziekte-kiemen uit te zweeten ... of te sterven.

Ziehier nu de ruwe liefde van een wegstervend hei- dendom. De menschen weten wel, dat zulke geneesmid- delen zware benauwdheden en helsche pijnen veroorza- ken, doch ze bezitten gen middelen, waarmede de be- schaafde wereld zich gezegend weet. Het geloof, dat die longen door den een of anderen boozen geest werd ge- h 'eld, waardoor hij ziek werd, wordt zoo maar niet uit- getrokken, als een doornig onkruid, dat de bloote voeten wondt. De wedergeboorte van een volk vereischt een reeks van tijden.

De kleinkinderen van Alexander doen niet meer zooats grootvader deed. Ze geven I1U hun gezinsleden chinine- tabletten of antiparine, en weg i de koorts. Zij geloo- ven niet meer aan de aanraking of aanblazing van een kwaden gee t. Alexander geloofde dit wel. Immers, hij wi t, dat bij mij en bij den Posthouder chinine te ver-

krij~en was, om niet.

Het Evangelie van Jezus Chri tu deed den wortel van het heidendom versterven in hun geslacht. Trapsgewijze

\'erfiest de vorst des heidendom zijn macht en zal zeker zijn hof aan 's Vader Zoon achterlaten, als wij Euro- pee che Chri tenen maar niet verflauwen in getuigen, in

~ebed en in 't ont luiten van de beurs.

Hier bij aanvang. doch straks in 't volle licht van Gods Aangezicht \\ nrdt de vrijgevigheid voor de zending met milliardcl1 Engelen-kr nen uitbetaald. Ge vat immer dit gezegde nietwaar? Zoo ja! waarom verdubbelt ge dan uwe gave niet. Hebt ge vergeten, dat er wetenschap is bij den Vorst van Matth. 28 vers 18-20. en dat Hij bock houdt?

(18)

Ook gij mijn lezer, hebt daarin een open bladzijde, waarboven uw naam prijkt, omdat ge lid zijt, van zijn heerlijk God-Menschelijk lichaam.

DIENSTREIS NAAR 'T EILAND MOA.

In vroegere jaren toen men nog per trekschuit reisde, was het geen gewoonte om eer t het vervoermiddel te inspecteeren, voor dat men de reis aanvaardde. In de Mo- lukken, wanr men nog reist l1let achttien-eeuw che vaar- tuigen, gaat men eerst nauwkeurig na of bijvoorbeeld een vaartuig de kracht bezit, om de golfslagen te trot ee- ren. De planken van goede vaartuigen zijn met \'ijfdui- mer in de ribben en knieën vastgehecht. Mijn vaartuig

= orembai bezat ,.:{een spijkers, noch bouten. Over de lengte der orembai waren de planken van hinnen nan "e-h noemde rihben en knieën va. tgebonden met rotan. Dit zaakje stond mij niet aan. De schuit was oud, doch wa te doen? De tijd drong. Ik tapte in en vertrok.

De eerste gemeente waar ik te arbeiden had. \.\ as "Pati".

Wij ankerden aan de Mordkant van 't eiland en moe - ten, om de plaats te bereiken, ecn uur landwaarts in wandelen. Wat 'n mooi land. Verbaasd stond ik bij het zien van groote prachtige vlinder'. Ze hadden 'n vlucht van twaalf tot vijftien centimeters.

. Gemeenteleden te Pati ontvingen mij recht vriendelijk

JO een groot huis, blijkbaar gebouwd door eene bezetting van de Oost-Indische Compagnie. Boven den ingang der deur was een haan in hout kunstig ingebeiteld, hebbende dit tot opschrift:

"Als deze haan begint te vliegen, Zullen de menschen hier ophouden met liegen."

Voorwaar niel erg eervol. Olch een rijmpje van drie eeuwen oud kan als karakter-uitdrukking der ouden zijn waarheid \'oor de achter-kleinkinderen wel verloren hebbtn

Nauwelijks had ik met de menschen kennis gemaakt, oi een vrouw kwam haar 'nan, genaamd "WiIlem" heftig be chuldigen van kwade praktijken en verzocht dienten- gevolge op tanden voel echtscheiding. Ik verschoof deze zaak tol na kerktijd en nodigde Willem en zijn vrouw tot mij te komen.

Na volbrachten arbeid iJl " Huis de Gebeds, waar de H. doop den kinderen werd bediend, deed ik mij inlichten in zake Willem en echt~en ote, door den Leeraar der gemeente.

Op mijn vraag, wie hen in den echt had verbonden, beleed de vrouw, dat het de Heere God was. Het antwoord wa voldoende om hen te doen verstaan, dat een zoo- danige arnenvoeging van Gods wege, door geen mensch _ wie dan ook - kon losgemaakt worden.

Beiden beloofden opnieuw elkanders humeuren te zullen verdragen en !;teeds aan Chri 'tllS te denken, die wel te- gen prekingen van de zondaren tegen zich had verdragen,

Na de bediening van het H. Avondmaal, vond ik vele lieve Godvreeende Chri tenen in de huizen, meest grijs- aards, waaronder een moeder met een blik, die de rein- heid van God heiligdom te zien gaf. Deze plantingen des Vaders waren niet gegroeid door preeken over den be- schuldigenden haan; ook niet door de vijf preeken over

(19)

de zeventig jaarweken van Daniël, waarop de Goeroe de gemeente had vergast, maar door de genade van jezus Christus, die zich bezig houdt, ook in de verst gelegen eilanden zich een volk te ver~aderen, dat 's Vaders eeuwige glorie zal bezingen.

Na een kijkje in de Gouvernementsschool genomen te hebben, kee:de- ik terug naar Serwaroe.

Niet lang daarfla werden we verblijd door de geboorte van een dochtertje. God wa zoo vriendelijk on met dit kindeke te verblijden tot den 2gen Maart ) 887. Hij vond goed het wichtje tot Zich te nemen, al konden we 't ook niet missen. Immers, Hij i de Heer!

DIENSTREIS NAAR 'T EILAND LOEANG.

Bij de wetenschap, dat ik te Loeang veertig pan:n in den echt te verbinden had, werd ik danig in mijn \ OM-

nemen daarheen te gaan, gedwarsboomd door bulderende stormen. Veel te lang over tijd kon mijn ouderlin~ mij berichten, dat de " eersge teldheid toeliet, dat eiland te bezoeken. Aan den Posthouder te erwaroe verzocht ik een vaartuig met bemanning. Hij beloofde mij twee dagen na datum, te kunnen vertrekken. Verblijd over den \00r-

poed in 't bekomen van transportmiddelen, zag ik waar- lijk na twee dagen cen oude ark op ue reede liggen. Tnt vermeerdering van onru, t vertelde een der jongens mij:

Toean al die kerels. die u naar Loeang zullen brengen zijn kettingjongens van 't eiland Kesar. ja, zoo wa het.

Doch wat er aan te doen. Ik moest najlr Loeang en de

Heer wist immers wel, dat al die ge traften, wilde snaken waren, die bij storm op zee liever het mes in elkanders hart stooten, dan door de zee gedood te worden. Ook de woeste hindoe wil aanspraak maken op eer- gevoel.

Bij deze situatie voegde zich nog een andere. Deze n.l., dat de roeiers en de roerganger het vaartuig vol laadden men groot wijdmondige aarden potten, gevuld met kolli- water. Dit vocht, dat verkregen wordt door verdamping van gekookte lontarpalmwijn, is vijf maal sterker dan brandewijn. Een vingerhoed vol is reeds genoeg voor een gewoon rnensch om hem te bedwelmen. Mijn brave roeier daarentegen gebruiken dit gedistilleerde goedje met groote hoeveelheden. Het is hun aangename limonade.

Om hun maag bekommeren ze zich niet. Dit voorwerp in hun binnenste is slechts aan enkelen bekend. Onder- tusschen knjg ik bericht dat de heeren klaar zijn. We gaan scheep. Op een matje zittend, heb ik tijd en lust eens na te gaan, wat nu vervoerd wordt. Het hoofddoel is het rijke, reine en leven-wekkende Evangelie te gaan brengen aan de bevolking van Loeang.

Doch er is door 'n stille kracht voor gezorgd, dat er bij dat Evangelie een tegenwicht zou zijn, n.1. een arme, onreine en dood wekkende drank. Zoo zag ik den Koning des Hemels en der aarde in worsteling met den koning der zonde en der helle. Ook Britsche Zendelingen hebben zich wel eens beklaagd, dat zij met jezus Christus boven en vele boeda-beelden met den duivel beneden pas agier- den, per mailboot naar hun Indië. Het is diep treurig. Alleen de wetenschap, dat dit tergende gebruik van 't onreine, met het reine mede te vervoeren slechts tijdelijk i , geeft

(20)

A10ed en opgewektheid om door te ar eiden en te doen alsof het niet bestond.

De dag komt, dat Christus den Satan onder onze voe- ten verpletteren zal.

Het viel niet mee buiten. De stuurman wendde 't vaar- tuig naar het noorden, om zoo lang mogelijk de kusten van Moa en Lakor bevarende, geen last te hebben van de oceaan-deining. Ik was den man, die geen bestrafte was, zeer dankbaar voor dat voornemen. Hij besefte nog meer dan ik, dat het vaartuig veel te zwaar geladen was, om op die machtige golven te balanceeren.

Na Moa voorbij te zijn, kwamen w'e te varen aan de kust van het eiland Lakor. Op dit eiland arbeidde de Stille Ambonsche Zendingsvereeniging met veel zegen.

Er waren toen reeds 'n paar kleine gemeenten gesticht, voorzien van bedehuizen en scholen. Dit mosterdzaadje bleek weldra een machtige Verzorger te hebben, die regen en zonneschijn op tijd gaf. Dat boompje is nu reeds een boom geworden wiens schaduw het geheele eiland ver- kwikt. Er zijn daar geen heidenen meer. Wel een bewijs, dat God het kleine bemint en de Ambonsche gebeden voor Lakor's heil volmaakt verhoorde. Deze eenvoudige geloo- vige menschen gaan naar den ernst van 's Heeren gebod stil voort, nu op het groote Ceram èn hun geld èn zich zelven der Zending te wijden. In de Zendingswercld is deze arbeid weinig bekend. Het Bestuur chijnt zich te- vreden te stellen, met de gewisse kennis van den Heer der Zending.

Het wordt avond den tweeden dag. Het anker wordt geworpen aan de Noord-Oostelijke punt van het eiland.

Zoo ver het oog reikt. is het al water, dat men ziet. Het

29

wit der golven doet me denken aan steigerende rossen, die een woeste stroom naar Australië trekken en weer terug brengen. Het gezicht op deze bruisende waterwe- reld maakt ook de bemanning stil. Denken ze met het oog op deze majesteit aan hun bedreve!1 kwaad? Waar- schijnlijk. De eeuwigheid i' ook in hunne harten gelegd.

Ze kenllen de namen van Jezus en den duivel, van hemel en aarde. Wie kan zeggen. wat de Gee t in het hart van een heiden spreekt. Hij komt til en onwederstaanbaar, gelijk de duisterni gekomen is rondom ons. Het huilen van den Zuidenwind heeft de arme menschen. die op de tent en hen die voor en achter liggen, in slaar gezongen. Daar mij de wind niets geven kan dan vreeze. wend ik mij biddend tot Hem. di de elementen gebiedt. Op Zijn bevel zijn ze stil en zullen ze ons dienen. Ik stelde mij den Heiland voor, wandelende op de wit krullende golven.

De diepte bestond voor Hem niet, zooals voor mij. Het tafereel waar ik mij bevond, bracht mij naar het meer van Goenesareth. Ook daar was torm en duisterni . Daar was vreeze des dod en een roepen tot God uit de b _ nauwdheid. Daar was de Heiland in hel midden der kam- pende natuurkrachten. Ik zag Hem naderen tot het vaar- tuig, do h zeer uit de verte, want de slaap overmande mij. Wat 'n weldaad God. Ik hoorde het gebulder van den wind niet meer, noch het kraken van het vaartuig, veel minder het slaan der golven tegen het wand. Tegen den morgen, toen het vaartuig d Metawarang-eilandjes naderde, werd ik gewekt, door een eigenaardig gebons boven mijn hoofd. Buiten de tent zag ik enkele Kesarsehe boefje hal brekende dansen uitvoeren op de tent. De men ellen waren verheugd den langen bangen nacht ver-

Mijn Leven onder de Koppensnellers. 3

(21)

vangen te zien door den rijkdom van het zachte bemoe- digende morgenlicht. Ze begroetten de genoemde onbe- woonde eilandjes.

Het gezicht op den vuurberg ~'an Loeang was ma- jestieus. De dagvorstin goot hare stralen in acht minuten uit, op deze maragd. Voorzeker zal hij uit het Oosten gezien, een bekoorlijke groene kleur getoond hebben; doch voor ons die uit het westen kwamen, was hij zoo zwart als pek. Dankbaar voor de hulp des H eren, stapte de Ouderling en ik aan wal. Tegen den middag werden de Loeangsche paren in den huwelijken staat bevestigd. De Sacramenten werden bediend. Vele huisgezinnen, inzon- derheid die, welke zieken herbergden, werden bezocht.

De Goeroe wa ook hier mijn leidsman.

Overal zag ik groote en kleine houten afgoden. De Christenen vereerden het werk hunner handen niet, als een levende godheid. Ze \Vi ten zeer goed, dat het beeld hout is en hout blijft, dat het dood is en niet leeft, dat het geholpen moet worden en zelve niet helpen kan.

Ze hadden deze dingen als erfstukken van hunne hei- densche voorouders en beschouwden ze, zooals de Euro- pee che Christen de portretten beschouwt van zijn ge- liefden, vrienden en vereerders. Sterrt er een groote = marna onder hen, dan wordt zijn gelijkenis zo zuiver mogelijk uit hout nagemaakt, liefst zittende, met een Oost-Indische hooge hoed op het hoofd. Een mindere in rang wordt knielende geboet eerd. De vereering der niet- Christelijke Loeangers aan hunne afgoden betoond, was in geen geval on chuldig. Ze vreesden het groote houten beeld van Oepoelere, dat ik midden in hun kampoeng taan zag. Hunne fee ten werden georganiseerd en ge-

leid door de priesters. Omdat deze heidensche dienst in 1887 reeds in discrediet geraakte, door het zwellende getal der bekeerlingen en 't negatieve licht der Gouvernements- openbare school, werden de fee ten niet zoo druk be- zocht als voorheen. Dit neemt niet weg, dat de bekoor- lijkheid van het oude, menig Loeangsch christen bij de drankpolten lokte, welke hij reeds had vaarwel gezegd.

Du ook in deze eilanden-wereld tijd tusschen licht en duisternis, tu schen het nieuwe en het oude leven. De overwinning zal des Heeren zijn bij trouwe Evangelie- prediking en gebod van Christus volgelingen.

Na twee dagen arbeids maakte ik aanstalten voor de terugreis. Terwijl alles daarvoor in gereedheid werd ge- bracht, boodschapte mijn jongen mij, dat de Ke areeren weigerde te vertrekken, daar hun sterke drank nog niet verkocht was. Trellrig bericht voorwaar. De Illi waren onvatbaar om te verstaan, dat ze in Gouvernementsdienst stonden. Ik moest mij onderwerpen en geduldig wachten.

Hoe verheugd was ik, toen ik hoorde, dat de menschen hun waar hadden verkocht en mIj wachtten. Het weinige, dat ik bezat, wa spoedig geladen. Een mooi ge neden beeld van oepoelere, een geschenk van den Goeroe der gemeente werd het laat t gescheept. Doch ongelukkig!

nauwelijks hadden mijn cmin('ntc hepper I1et ding ge- zien, of hunne harten begonnen te kloppen. Ze sprongen op. loegen de handen tegen het hoofd en brulden ons tegen, dat ze nu niet \ ilden varen. met dien god aan boord.

Storm, tegenwind, afdrijven of met man en huis ver- gaan konden de gevolgen zijn, van dien gevreesden on- bekenden en machtigen passagier.

(22)

32

Mijn jongen, die de menschen beter kende, dan ik, wist raad. Hij nam den afgod voorzichtig in zijn armen, begon hem te dragen, klopte zijne majesteit met de hand tegen 't lijf, gelijk een Indische moeder haar kindeke doet, neuriede bij de maat zijner afgepa te treden, verzoch t stilte en begon zulke vreemde Lettiesche en Ke ar. cht' liederen te zingen, dal de roei rs met alle aandacht naar hem luisterden. Toen de eer 'te chrik plaats gemaakt had voor hoogachting en vertrouw n, verzocht hij aan den stuurman om een ledige rij 'tzak, om e~ den lapende in te wikkelen. Aldu geschiedde. De zak werd op het strand netje uitge preid, het beeld er opgelegd en al. een sigaar opgerold. Een der roeiers verzocht mededeeling aan~aandc den duur der laap, waarop geantwoord werd: vijf volle dagen. Dat beviel. Het beeld werd al een mummie onder mijn .laL1pplaats gelegd, het anker .~elicht en \'Oort I.!ing het, de wateren op. den nacht in, totdat we den volgenden morgen de Zuidku I van Lakor hereikt hadden. Tegen den avond zag ik mijn vrou\ op het strand van Serwarn staan, dicht bij de tille ru ·tplaat van haar kindeke.

Waarom den toovernaar niet gehaald. sprak een tem in mijn hart, ge zoudt uw rouw nu niet kinderlo(}

vinden.

Ik kende die stem. Ze wa~ niet die des Heeren Jp~l!s.

De lezer moet weten, dat toen onze eer teling ziek werd.

onze bevriende gemeentel d n dringend verzochten, den toovenaar te eraai te doen overkomen. opdat ons mei je dan zekerlijk zou leven en niet terven. Wij weigerden.

Liever een dood kindeke met Christu te bezitten, dan een levend met den duivel. Ik zag aan haar. dat onze Heiland haar nabij was gewee t, in de dagen van onze scheiding.

Dankbaar zette ik voel aan wal. Boven bidden en denken waren we de voorwerpen geweest van 's Heeren trouw en ontferming. Hij draagt Zijn zwakke schapen.

DIENSTREIS OP LETTIE.

De jeugdige gemeenten op dit eiland bevonden zich in de negorijen, genaamd Serwaroe, Toetoekai, Seraai en Loehoeleli.

Batoemanawai. Loetoetoen n Tomra waren destijds nog niet gezind, om zich door het Licht des Evangelies te laten beschijnen. Oepoelere-feesten met de daarbij be- hoorende mul- en drankpartijen. waren nog machtige banden der duisternis, die hen gebonden hielden. Ser- waroe en Toetoekai waren losgemaakt en oefenden zich in de vrijheid, die het Evangelie hen bood. Het ging toen nog in die jeugdige gemeenten met vallen en opstaan.

o

vasle tred achter Christus i zoo maar niet in een jaar aangenomen. De kinder taat der nieuw geboren gemeenten kenmerkt zich door vele afwij kingen.

Ze staan tusschen twee machten, die een strijd aanbin- den op I ven en dood. Agenten van beide partijen influen- seeren de menschen. Dienaren der dui ternis voeden een natuurlijken gang \an zaken, met de minste onthöudlOg

inzake vereering der geesten en dien I der duivelen.

Dienaren des lichts daarentegen loonen Chri tus den gekruiste. den Overwinnaar van zonde, graf en dood.

Onthouding en trijd gebieden ze. Overwinning en eeuwig leven beloven ze. Het oude doet zien; het nieuwe zegt: gelooft.

(23)

Te Seraai vond ik de graven van Zendeling Je 'rick en van andere Europee che Zendingsvrienden. Het feit, dat in de nabijheid dezer kleine gemeente een toovernaar met een klinkende reputatie kon verblijven, toont in welke greep de jeugdige plantingen zich l>evonden, De [nlantl- sche leeraar der g meente deed zijn be t en had geen k.[t\chten over gemeenteleden.

Na volbrachten arbeid wendd ik mijn paardje 00 t- waarts. LoeilOeieli wa nu aan de beurt. Men staat ver- baasd over den grooten. ruwen, door ronde steenen opgeworpen ringmuur, rondom deze negorijen. Mijn jong wit paardje moe t er over, doch ik hield mijn hart vast.

Inzonderheid was deze barrikade eene reu achtige. Het dier ver tond deze kunst nog niet. Losgelaten zijnde, volgde hij zijn kam raad en het lukte. Op mijn vraag aan den Goeroe waartoe dat zware beletsel als een ring rondom de negorij lag, vertelde hij mij: dat muurtje was opgewor- pen om zeeschuimer en roover te beletten. bij nacht binnen te komen, met het voornemen te rooven en de noods te dooden. En - aldus ging hij voort - al heeft de Compagnie dit kwaad beteugeld. h t gevaar blijft be taan voor nachtbezoek van kwaadwilligen rondom ons.

In den arbeid dezer afgezonderde gemeente, vond ik bij vernieuwing kinderen God , die hunne zielen hadden overgegeven aan den Heere Jezu ; eenvoudige zielen, mf't brandende lampje en voorraad van olie, wachtend op de stem van den heraut: gaat uit, de Bruide~om kom tt

Oorverdoovend was het geluid der golfslagen tegen rotsen en klippen - in kracht en maeht toenemend, al.

de vloed zich keerde en zijn baren woe t voort tuwde over een zich diep in zee uitstrekkende rif. Wanneer

onder de prediking de eb intreedt en de stilte weldadig wordt, dan denkt men aan het psalm ver :

,,'t Gebruisch der zee doet Gij bedaren,

"Daar Gij haar golven stilt;

.:t Rumoer d.er volken, als der baren,

"Betoont Ge, waar Gij wilt.

"Die d' einden dezer aard' bewonen.

"Aan chouwen dag bij dag,

"De teek'nen, die Uw almacht toonen

"Met vreez' en diep ontzag."

Ja, wel teekenen van woe te golven. hetzij de l11el1- schen elkander met het kanon vermorselen, of zooals in deze landen: de duivelen dienen. De wortel dezer duistere woelingen wordt gedrenkt door de drassige verborgen wateren der helle en des doods. Het ~ebrui eh der zee doet God bedaren. Zijns zal de overwinning zijn. Alle zielen, die in alle plaatsen toetreden, tot de gemeente de levenden Gods, zijn teekenen van Christus almacht op de machten der duisterni .

Het getal der nieuwe belijders in alle bestaande ge- meentcn klom steeds in waarde. Overal werden menschen gedoopt. die 't Woord gaarne aannamen en werden met de aan'wczige catechisanten onderwezen in de Heilige Schriften.

We moeten terug naar Serwaroe. Mijn ouderling uit die gemcente i gearriveerd en beide staan we voo~ de vreeselijken ringmuur. Zijn paard - ouder, wijzer en sterker dan mijn jong beestje gaat er veilig over op bevel

V,1Jl zijn meester: doch het mijne, pas in de leer zijn Iné'at

(24)

volgende, breekt zijn achterbeen. Ach, wat 'n ongl!luk:

zoo'n lief dier in den dienst van zijn meester, zoo direct totaal invalide te zien. 't Was om te weenen. De kapitein- ouderling leende mij zijn paard. mij verzoekende het in bezit te nemen, in ruil voor het mijne. Na verloop van jaren hoorde ik dat het paard niet alleen hersteld was, doch tevens moeder was geworden in zijn geslacht.

Na een uur stapvoets gereden te hebben, trof mij een geweldige regenbui. Het onweer kwam zoo onverwachts, dat ik mij niet had kunnen bergen, in een der verspreide tuinhuisje . Met moeite doorworstelde het oude paard een klein riviertje, dat al begon te zwellen. Voor mij lag een reusachtig groot rietveld, dat zich uit trekte tot de negorij Seraai. Het water stroomde met ZIllk een mildheid op aarde neder, dat ik het paard den vrijen teugel liet. Een

\lur lang bleef ik in den regen en tusschen het hooge riet.

De koude wa verschrikkelij k.

Mijn toestand was gevaarlijk. De afkoeling was te sterk en duurde veel te lang. Het hielp niet, dat ik te Seraai bij den Inland ehen lee raar van kleederen wisselde, mijn gezondheid was geknakt. Thuis zijnde, werd ik niet ziek, doch de beenen begonnen te weigeren eenige werk te verrichten. Het gevoel in die ledematen wa verdwenen.

Op twee stokken kon ik voortspringen naar de kerk, om mijn werk te verrichten. Het werd treurig. Men 'chelijk gesproken waren we op weg on dochtertje te volgen, Zó6 dacht de Po thouder, zóó de bevolking. Dat eerst- genoemde onze toestand aan den Re ident van Amboina rapporteerde, lag op zijn weg. De Resident greep dade- lijk in. en benoemde mij tot hulpprediker ten dienste der Inland che Christengemeenten, in het ressort 80ano. met

standplaats Loki. We verheugden on' in deze overplaat- sing, Het bleek, dat het klimaat van Leltie voor ons ongunsti;:?: was, en de nimmer eindigende koraallucht malaria-kiemen meevoerden, die voor mijn vrouw nood- lottig waren.

Zoo moesten we dan heiden van menschen, die ons lief geworden waren en van een eiland, dat voor mij steeds bekoorlijker werd. Tegen de komst van de mail- boot, sprak ik mijn afscheid woord tot de erwaroesche gemeente, naar aanleding van Joh. 14: 18a, "Ik zal u geen weezen laten."

Gedurende de godsdienstoefening kreeg een lan het te kwaad met een groote rat. Het gevecht begon boven in den nok van het gebouwen eindigde in den schoot eener vrouw, waar beide neerploften. Een klei 'Ie op-

chudding ontstond, toen de koster de vechtersbazen wil- de vangen Ze ontsnapten door een der groote gaten, die we ramen noemden. De vrouw was niet erg geschrokken.

De arme menschen zijn dergelijke toestanden gewend.

De levensschool waar het zout gemist wordt, kweekt

zenu~ achtiger menschen.

Mijn Ambonsche leerlingen hadden hun Serwaroesche vriend "Haroen" nog niet kunnen genezen van afgoden- vrees. Hij beefde bij het zien van zoo'n pop. Zij, aan- taande Goeroes' wilden per é een goede daad verrichten.

Het werd nu tijd. Het cheidc::n was nabij. Een hunner bond een zwarte draad om den hals van een tevige oepoelert' en plaat te het ding zóó, dat het voorover vallen moest, indien de draad dit niet verhinderde. De oud te hield buiten de woning den draad vast, terwijl de jongste genoemde vriend ging roepen.

(25)

Nauwelijks komen beide de keuken binnen, of de oepoelere buigt zich voor de vrienden neer. Haroen gilt en vlucht, doch zijn leidsman loopt hem na, bracht hem terug en liet hem het bedrog aanschouwen. De jongeling zag den oudste met de draad in de hand staan, en be- greep. In aller tegenwoordigheid werd het beeld met zijn neu op het vuur gelegd en de gedoopte Haroen zag, dat ,het beeld hout was en geen god.

Van deze kwaal zijns bijgeloof. wa hij radikaal genezen.

REIS VAN 'T EILAND LETTIE NAAR 'T EILAND CERAM.

Na een vor poedige reis, waarop wij onze gezondheid terug ontvingen, kwamen we per mailboot te Ambon aan Om onze standplaat te kunnen bereiken, hUlIrde ik een schoener ,'oor twee honderd gulden van een handelaar, bemand met een stuurman en vier minderen. Het begin der rei wa voorspoedig. In een dag waren wc gevor- derd tot de binnenzee, gelegen tusschen de eilanden Amboina en het chier-eiland Klein-Ceram.

Het was daar, toen de dampkring zoo zwaar werd, dat lucht en water voor 't oog ineen molten. De belTIlln ning noemde dez n mist "kamoe kamoe" . doch het ware woord van dit natuurver chijn el is .. kaboet". Het werd bladstil. De roerganger werd boos. Alle gezicht werd ons ontnomen. Bij 'n flinke bries zouden we ir. enkele uren het doel van onze reis bereikt hebben. De oude wist, dat zijn schip zou afdrijven. wie weet waarheen! Ook wij ge-

voelden het onaangename van dezen toestand. Immers de tijd wa daar. dat onze God ons verblijden wilde met een ander kindeke. in de plaat van het gestorvene. Onze harten beefden. Dag aan dag smeekten we Zijne Maje- steit, den nevel te doen opklaren. Ook onze I lamsche bootsgezellen riepen tot hun Allah om uitredding. Het werd ons weer duidelijk, dat alle men chen, van welke gezindte ze ook mogen zijn, in ancrsten huns harten tot God roepen om uitkom t.

En deze uitkomst kwam. Op den vijfden dag kwam er beweging in de slap neerhangende zeilen. Zachtaan bolden ze zich. De dikke lucht verdunde. Het water, de bergen en de eilanden werden zichtbaar. Een frissche wind tuwde het vaartuig voort, zoodat het eensklaps de golven doorploegde. Alle treurigheid veranderde nu in blijdschap. De stoffelijke natuur deelde hare vroolijke werkzaamheden mede aan de hoogere llIenschelijke na- tuur, die den Schepper van lucht, zee en wind voor Zijne hulp dankte.

Tegen den avond werden wc onder geluid van har- monica, fluit, tifa en gong door de Lokkineezen van den

choener gehaald.

ARBEID TE LOKI.

Het deed ons goed een veel geriefelijker \ oning voor ons disponibel te zien, dan te Lettie. Het kampoenghoofd verhuurde haar aan on , voor een matige prij'.

Op het strand, achter de woning staande, zagen we de bergtoppen van Saparoea, Groot-ceram en het schier-

(26)

eiland Hitoe. De zeeën tusschen deze eilanden zijn wijd van ruimte en zeer vischrijk. De kampoeng Loki ligt in een gezonde streek, niettegen taande cr poelen en pIas- sen zijn.

In haar midden stroomt levend water, voortkomend uit een verborgen bronader, \ elke haar geze renden inhoud zacht kabbelend naar zee voert, dwars door de kampoeng heen. Voorwaar, eene der "roolste gaven van den Schep- per voor deze eilanders en voor ons. De frischheid van dit water wedijvert met zijn reinheid. Men moet van de Z. W. eilanden komen, om het genot van zulk water te kunnen waardeeren. Het kerkgebouw va n de gemeente was een allertreurigst product van Indisch.en bouwtrant.

Het leek meer op een Javaansche rijstschuur, dan op een bedehuis. Om dat het vol trekt niet beantwoordde aan zijn d el en zeer bouwvallig wa" besloot ik hier een nieuwe kerk te bou' en, mIts de bevolking daartoe mede-

\ ·erkte. Bij kenni 'making der gemeenteleden vond ik de waarheid bevestigd, dat God onder alle volken, natiën en tongen Zijn kinderen heeft. Voor deze zielen zou ik den troo t des Evangelies te brenf..:cn hebben, doch voor de groole meerderheid den ei eh der bekeering en het geloof in jezll Chri tus. Er hui den woeste Danieten iu deze gemeente, mannen van bitteren gemoede, die vaak in dronken chap het ~eladen )!eweer richtten, op hunne buren en broederen. Een~ heb ik zulke diep gezonkenen moeten scheiden en gelast huiswaarts te keeren. Na het uitslapen van hun roes, waren ze beschaamd en beloof- den beterschap.

Bij een begrafenis vonden we de delver, aanweLi~

voor de bereiding van de ru tplaat eener doode, in zulk

(27)

een staat van dronken chap, dat ze tegen de wanden van het graf moe ten leunen, om staande te blijven.

Het was een ernstig bedroevend geval, te ingrijpend zondig om er iets van te zeggen, tegen de beschonkenen. Bij het neerzetten der doode. moesten zij eerst worden opgetrokken ,om de ge torvene te kunnen doen neer- dalen. Bij zulke tooneelen wordt het hart geschokt. De macht der zonde zou een Evangelie-dienaar moedeloo.

maken, ware het niet, dat de Gee t van Chri tus onop- houdelijk wijst op de zekerhei{j van een komende nieuwe aarde, waarop gerechtigheid wonen zal. Met het oog des geloofs op de overwinning des krui e , ging ik voort te prediken, te vermanen en te leiden. Hei goede deel der gemeente liet niet af mij te helpen in den strijd tegen misbruik van enaupalmwijn, jenever en arak. Het vrien- delijk aanbod van Heeren genade in Jezus verzachte langzaam en merkbaar de ruwheid der bevolking. Het woeste schreeuwen, hooggaand krakeel en andere on- deugden werden meer beteugeld, door het Woord Gris.

Doch deze kampoeng-bewoners hadden ook hunne deugden. In de eerste plaat moet genoemd worden: hun ijver voor het verkrijgen van dagelijksch brood. Altijd werkten ze, de daag in hunne tllinen en des nacht· op de zee. Som' vischten ze gezamenlijk met een groot net.

En hetzij de vangst groot of klein wa , altijd werd voor ons gezin een deel afgezonderd, waarvoor ze hesli t weigerden betaling te ontvangen. In dit rijke land waar varken , herten en kazuaris en in overvloed aanwezig zijn, dampten ko teli,ik g-ebraden vlee chso rten op hunne tafels.

Ze bemachtigen het wild middels het geweer, doch ook

met den strik. Geen wonder, dat de bevolking sterk was en geen andere ziekte kende dan koorts. Een melaatsche telde ik 'Iechts op zieken-bezoek. Ze zijn ook ijverige kerkgangers, zoowel des morgens als in de avondbeurten.

Hun ijver verstaande, maande ik hen aan notemuskaat, koko en kruidnagel-boompjes te planten. Immers lag het land maar voor het nemen. Ze antwoordden dit niet aan te durven, aangezien de Compagnie in vroeger eeuwen al hun n:ooie cultuur had omgekapt. Ik kon hen belo- ven, dat zulk een daad nimmermeer zou herhaald wor- den. Sommigen begonnen met dit werk, doch immer met vreeze.

De rijkdom van Klein-Ceram is groot. Sagobosschen zijn aanwezig op vel plaat ·en. De meeste staan admini- stratief onder Gouvernements-beheer, kleinere com- plexen zijn particulier eigendom. Wat al duurzame hout- soorten zijn aanwezig: ijzcrhOlltboomen. goudhoutboomen, naniboomen, alleen VOor paalwerk in zee dienstig, niet te bewerken vanwege zijn hardheid, linguaboomen in oorten voor alle gebruik geschikt, de hemelhooge kenari- hoom, de lasi, de broodboom, de lansa, de manga, de kal.llari 1.'11 meer andere, te veel om op te noemen.

De sagoboolll alleen geeft hen voedsel, dakbeclekl inl!

materiaal VOor hlliswanden, onverteerbaar bindtouw, be- zems, goten en brandhout. Hunne bootje voor dagelijksch gebruik zijn vervaardigd van cen grooten boom, du uit één stuk. Moet de prahoe - bootje voor zeevaart dienen, dan wordt ze hooger gemaakt met planken. Twee dwars- leggers worden er aan bevestigd. In de voor te legger bevindt zich het gat voor de mast. Aan de einden der dwarsleggers werden rechts en links van de prahoe de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te

De hooghartige moeder zag wel, dat het jonge echtpaar zeer gelukkig was, maar zij kon toch haar woede niet verkroppen , dat de heer en mevrouw V an Waarde

't Was veilig! Nog nooit was er een ongeluk mee gebeurd en al zou 't kunnen gebeuren, John wist dat zijn Moeder ver- trouwen had in 't werk van haar man en dat stelde hem gerust.

karweitjes op te knappen. Zoo goed hij kon, ruimde hij op, wat er op te ruimen viel. En dat was héél wat. Zoo af en toe kwam er wel eens een van de bemanning naar beneden en zette

_ ... 0, wat dat betreft, daarvoor behoefde zij geen angst te hebben, want in de laatste dagen was el' niets ernstigs gebeurd, en als er dooden waren, dan zou dit al dadelijk naar

witkoppen, rondom de boot, dic het duidelijkste bewijs wa- ren, dat zij het land naderden. Een zeeooijevaar is ongeveer zoo groot als een eend, een witkop heeft

blies Jacob door zijn tanden, wien deze tirade te kras werd, en mevrouw haastig, om te voorkomen, at hij iets zeggen zou, want zij zàg den spottenden hoon

M t bijna bazig sprongetj stond mevrouw Van der Kooy naast het wagentje, knikte in ronde hart lijkh id naar de heeren, die haar uit de voorgalerij tegcmo t kwam