• No results found

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. "

Copied!
98
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thi film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first ohtaining the permission of the KlTL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will al 0 he required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be tnalle in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0382

(2)
(3)

, Itc' lij I/c/#/~ ....

1-2 1 - /;7;/Y

(4)
(5)

DE KEURRAAD VOOR ROOMSCHE JEUGD-

LECTUUR

(6)

a vele jaren •••• blad:t. 172.

IN HOLLAND

VERHAAL VOOR JONGENS

DOOR

MARIE KOOPMANS

OEtLLUSTREERD DOOR FRANS VAN NOORDEN

!LI!CTR. DRUKKERIJ EN UlTOEVERIJ

I

DEPÓT N. V. R. K. BOEK-CENTRALE V. Ho ST.-oREOORIUSHUIS UTRECHT AMSTERDAM

1928

(7)

Bladz.

EERSTE HOOFDSTUK.

Welkom en niet welkom TWEEDE HOOFDSTUK.

Tante blijkt echter een edele ziel 44

DERDE HOOFDSTUK. 73 Ondeugd in de klem. . . VIERDE HOOFDSTUK.

Flink zijn beteekent strijd . 112

VIJFDE HOOfDSTUK.

Voorgaan doet volgen . .

(8)

WELKOM EN NIET,WELKOM!

Okko Geenhof keert voor het laatst zijn gelaat naar den zeekant - weemoedig schouwt hij nog eenmaal over het groote dek van den Indiëvaarder, waarover troepen passa' giers dooreen wriemelen, tot afscheid elkaars handen drukken, vreugdevolle groeten wisselen of afspraakjes voor een eerstvolgende ontmoeting maken. Moeders en baboes 1) zijn bezig haar kleinen zoet te houden, terwijl de vaders voor hun barang,barang 2) zorgen. Het personeel van de boot holt af en aan, komt handen te kort om aan de dooreen geroepen wenschen te voldoen. Okko's oogen zoeken naar de familie, aan wie hij op deze zeereis zoo 'n vriendelijk gezelschap had, doch ze lijkt in den wriemelenden menschenhoop ondergegaan en één moment verdwijnt alle glans uit de Oostersch,donkere kijkers van het jongmenseh:

Die lui lijken nu ineens weer wildvreemden voor hem. Het hindert Okko, daar hij zich hun afscheid zoo heel anders had voorgesteld. Akelig, dit zich niet meer om elkaar bekommeren, nadat men zich dagenlang uitsloofde om door onderlinge genoegens de verveling te verdrijven.

1) Indische kindermeiden. - 2) Bagage.

(9)

De Javaan draait zich als vragend naar den kant, waar de stad hedenmorgen achter een mistgordijn wegschuilt.

Wie weet, hoeveel koelheid hem ook ginds nog wacht?

Uit Baarn werd geschreven, dat het hem aangeduide hotel vlak bij moet liggen, doch hij onderscheidt niets dan ûch opeenstapelende wolken, waarin onduidelijke silhouetten drommen. Holland stelt heden al tijn, een Oosterling afschrikkende grijsheid ten toon, de waterige kilte van een vroegen voorjaarsdag.

Een reeds bij hem staande kruier leest als 'n vermaning OkIw's naam van de koffers en daar de Javaan alle ver' eischte formaliteiten heeft volbracht, daar niets of niemand hem meer op de boot terug houden, verlaat hij achter dezen witkiel het schip. Wat schuchter zet hij z'n eersten stap op Neerland's bodem en bestelt nog bedeesder: "Naar hotel Voormans."

Verstaat die man hem niet? Met vibreerende, zacht, zoetelijke stem herhaalt de Indiër: "Naar hotel Voormans,"

waarop de kruier een nijdig knikje geeft. Meent die kwajongen misschien, dat de lui in Holland doof zijn? - dat ze alle bevelen vier keer moeten hooren? Zeker weer zoo'n rijkeluisventje, wat hier komt leeren of den boel opscheppen. Jochem 's verweerde gezicht wendt zich nieuws' gierig naar Okko, doch hij vindt voor den werkman achter het wagentje zijn vriendelijk lachje terug. Hij bezit niet dien, op Java voor den mindere zoo vaak gebruikten com' mandotoon en verklaart in zijn gemoedelijk taaltje met haast kinderlijk accent aan den oude:

"Daar is oom, om mij af te halen, ja. Wat lijkt het hier een natte boel! Op zee was het ook vaak mistig, maar hier schijnt het nog erger, ja?"

,Moet een flinke kerel daar nu bang voor zijn?" Kortaf wil de pootige het jongmenscb wat moed bij brengen: .. In

Rotterdam kennen e baast niet anders dan damp - we zijn al beel blij, als de 1.On om dezen tijd van het jaar een paar uur daags doorkomt."

" Wat vreeselijk ongezond," meent de zoon van het warme land. Hoe kon bun huisdokter erop aandringen, dat zijn ouders hem naar dit grauwe dampbad zouden sturen?

,,'k Heb m'n leven lang in deze stad gewoond en mijn dagen meest aan de haven

gesleten, jongeheer - maar zooals je ziet, Jochem kan nog best mee, al is hij geen twintig meer . Van ongezond, of ziek, zijn heb ik nooit geweten."

De man bekijkt den vreemde opnieuw, kritisch-scherp. Zijn werkkring brengt hem dage' lijks met zulke uitheemsche teerheid in aanraking en daarom raadt hij den ander:

.. Je moet hier goed eten, dan zal de mist je niet schaden.

Lekkers hebben we in Holland genoeg - eieren, kaas, melk, boter - sjonge! - ik ga er van watertanden. En ik kan wel aan je zien, dat ze jou uit de Oost 'n bom centen sturen om zulke fijne dingen te koopen. Ja, ja - dat merkt Jochem altijd dadelijk bij zijn luidjes. "

Okko moet lachen om dien grappigen, vertrouwelijken toon. Verdrijft deze lach den vagen angst van straks?

Moeder's laatste raad wiJ1t weer in zijn geest: Kijk altijd naar den zonkant van het leven - dien kan je in Holland even goed zien als hier. Let ook ginds nooit langer op het leelijke, dan volstrekt noodig is.

Heeft moes soms geen gelijk? Kom, vat moet, OUo -

(10)

terwijl dáár, uit de hotelhal iemand hem tegemoet ijlt! - net of vader komt aangerend.

Een prettig verlangen naar het nieuwe, die zucht naar het onbekende, welke reeds zoo menig zwaar afscheid lichter maakte, die al menig man tot groote daden voerde, ze verdrijft ook voor een poos den weemoed, de zorg uit dit jeugdige hart. Meneer Geenhof uit Baarn, de broer van Okko's vader heeft zich stipt aan de gemaakte afspraak gehouden - hij kwam niet naar den aanlegsteiger, daar het z'n Indische familie meer zekerheid gaf te weten, dat hij hun zoon in een tevoren bepaald hotel zou ontmoeten.

De aansnellende begroet zijn neef recht hartelijk, elke vormelijke voorstelling blijft achterwege en oom's warme woorden wekken direkt genegenheid bij den zachten Javaan, zood at hun treinrei je naar het Gooi onder recht gez.elligen kout vervliegt. Okko moet verhalen van z.ijn zonnige vaderland, "waar je smelt als boter in den oven", maar waar k de gewezen zeekapitein zooveel heerlijke, onvergetelijke uren sleet. Onderwijl merkt de nu druk pratende Oosterling toch onophoudelijk dat enorme ver' schil, wat ons land chap vormt met de weelderige n, tuur van zijn geboortegrond. Hier nog haast kale boomen, met ertu chen 'n doorbrekend schijntje groen, dunne boom' twijgen tegen donkere dennen, kreupel of laag vergeleken bij de fraaie slanke palmen. En wat 'n schrale klimplant jes - ginds? - dat plukje klimop lijkt wel een, tegen 'n huis aangewaaide groene veer! Verder overal die akelige mist - waar Okko ook kijkt, overal slierten grijs, thans nog verdikt door neerslaande stoom of walm uit de locomotief.

De andere troost hem echter herhaaldelijk: .,Laat deze damp maar eerst eens optrekken - dàn pas kan je oor'

Holland met zijn vette klei! Met zijn vlakten als fluweel!

Holland is een landjuweel!"

Geenhof zingt dit vers luidkeels, waardoor hun eenige medereiziger w~kker schrikt, uit z.ijn hoekje kruipt en net zoo'n lofrede op z'n vaderland begint:

.,Is de jongeheer soms pas aan wal? Dàn zal het hem hier wel gauw bevallen - vooral als het zomer wordt.

We hoeven er hier geen muskietennetten op na te houden, al steken die drommelsche muggen in de Baamsche bosschen ook leelijk. Ik ver tond tenminste, dat u daar woont. 'n Prachtige streek, jongeman! - waar elkeen gauw thuis is."

Doch als de trein eindelijk die hooggeroemde groene weiden achter zich laat, wanneer het coup I raam langs zandheuvels en bosschen vliegt, bekruipt de angst Okko onwillekeurig opnieuw. Hier op het hoogere land ziet hij eenmin anders dan gore wolken, die vandaag zelfs het wit,gele zand grauw maken. Is het niet, of dat zoo trieste nat alle voorbij rennen de berken, dennen, eiken, struiken laat huilen? - dikke tranen, overal neertikkend, den grond tot I én kolossalen modderpoel weekend? Daar de vreemde' ling aan tation Bussum is uitgestapt, benut oom dit laatste oogenblikje,alleen om zijn pupil vast eenigszins met z'n nieuwe huisgenooten bekend te maken.

"Tante zal heel goed, zal ècht bezorgd voor je zijn. Maar jongen, vooral de eerste weken moet je eraan denken, dat ieder schepsel op aarde ziin eigenaardigheden heeft. In het begin, als je haar telkens nog met je moeder gaat verge' lijken, valt het je natuurlijk op, dat tante Hermien mis' schien anders praat, er heel andere denkbeelden op na houdt. Toen zij in mijn vrouw's ziekte ons huishouden op

(11)

6

o

zich nam. spraken ook mijn kinderen dagelijks over dit verschil met hun goede moe. Maar nu weten ze. dat tante een zware jeugd en veel verdriet heeft gehad - nu houden ze veel van haar. Elkaar kennen en begrijpen is elkaar waardeeren, niet waarT'

"U heeft mijn moeder verschillende keeren gesproken, jaT' Dit blijkt het eenige, wat de Javaan uit Geenhofs inlichting opmerkt, al zal Okko DOg dienzelfden dag ervaren, wat oom bedoelt.

"Zoo vaak mijn schip Java aandeed. Den laatsten keer was jij nog maar zoo'n kleine broekeman," wijst de ander ter hoogte van zijn knie. "Ik denk nog graag aan dat altijd opgeruimde dametje in sarong en kabaai. 1) Hermien ....

je weet, je vader's en mijn halfzus .... is veel stiller - zoo 'n beetje plechtstatig," meent Geenhof hem verder te moeten voorbereiden. "Ik zal tegen zoo'n grooten neef maar heelemaal eerlijk zijn - door al haar plechtstatigheid lijkt tante soms wel wat overdreven. Dan doe je maar net als mijn kinderen en neemt er niet veel notitie van, of maak rer met een onschuldig grapje af ... tante meent het goed. Je trekt maar veel met Hent op - hij is wel wat jonger dan jij, maar een hoofd grooter. En m'n kleine meid, onze Ans wordt bepaald jouw vertrouwde, een echte

%Us van je."

"Klein T' informeert het jongmensch, dat zich Ans' laatste portret voorstelt. "Ze is immers al zestien, jaT'

"Ha, ha! 0, die jongelui tegenwoordig! - ze wanen zich dadelijk volwassen. Als rrujn kleuter jou nu hoorde, groeide ze me nog hooger boven mijn haren. Ja, met jou zal ze wel opschieten. Ik wed, dat ze nu al op perron staat - ze was haast ziek van nieuwsgierigheid naar haar

1) Rok en jasje, meest gebatikt, de dracht van Indische vrouwen.

o ,

Indischen neef. Heusch - 'n schat van '0 kind! - dat zal jezelf gauw genoeg merken."

Op dien toon babbelt mijnheer Geenhof door over zijn dochter, zoodat in den luisterende een vraag rijst - wáárom zou oom slechts als terloops zijn zoon noemen, terwijl het onderwerp "An5" onuitputtelijk schijnt? Met gewekten argwaan onderbreekt de Oosterling dit gezang vol vadertrots:

"Vertel u eens - wat voor school loopt HentT'

"Hij is van school af en nu zoogenaamd treinstudent.

Hent wil koopman worden, daarom volgt hij te Utrecht een handelscursus, extra lessen bij 'n leeraar aan huis."

"Niet op een handelsschool?" verbaast de ander zich.

Geenhof doet of hij het niet hoort, praat weer over zijn aardige dochter vol guitenstreken, die hem op alle tochtjes vergezelt. Ondertusschen speurt de gepensioneerde kapi- tein drommelsch goed, hoe door zijn korte bescheid neefs nieuwsgierigheid naar Hent nog is gegroeid - oom kent zulke fijngevoelige karakters uit de beschaafde Oostersche kringen en juist dáárom vertelt hij niet meer van zijn zoon, dan hij strikt noodig oordeelt. Zelfs als vader kan hij niet op Hent pochen en zèggen hoeveel verdriet hij van hem heeft ... ? De oudere hoopt trouwens van harte, dat de Javaan, waarvan hij zooveel goeds vernam, een gunstigen invloed op Hent zal krijgen. Deze pas van school weg- gestuurde deugniet haalt ook thans nog de ongelooflijkste brutaliteiten uit, zoodat zijn nieuwe leeraar te Utrecht al weer een slecht rapport in7.ond. Geenhofs zus en huis- houdster echter verwent den kwajongen, houdt hem steeds de hand boven het hoofd. Blijkbaar wil zij, die zelf zoo'n trieste jeugd kende, den wees dubbel en dwars met liefde overladen. Met 'n verkeerd soort liefde, peinst de vader.

Terwijl dergelijke pijnlijke gedachten hem ernstig maken,

(12)

blijft bij echter kalm doorpraten: Zijn Ans van zestien vergoedt hem 2;OOveel. En door kleine voorvalletjes uit haar jeugd op te diepen gelukt het Geenhof z'n neef zoover op gemak te brengen, dat bij het te Baarn wachtende meisje blijde begroet:

"W ij zullen wel gauw goede maatjes zijn, Ans - jij bent immers 'n modeldochter, ja - waarvan geen lof genoeg kan worden gezongen!"

,,'k Hoop, dat we gauw vrienden worden, want ik be, grijp best, hoe vreemd het hier eerst voor jou moet zijn.

Maar dat betert vlug, niet waar, vader? U zou niet meer naar dat gloeiende Indië terug willen." Midden tusschen de reizigers slingert zij haar armen om Geenhof's hals, die de liefkozing van zijn schat lachend toelaat. Meteen echter schuift een kleine magere dame in donker mantelkostuum tusschen het drietal. Zonder eerst naar den aangekomene te kijken berispt juffrouw Smullers streng:

"Kind, wat weer een sentimentaliteit! Wanneer ga je je nu eens als jongedame gedragen? Wilhelm, hoe kan je Ans nu weer zoo laten begaan? Wat voor indruk moet neef wel van haar krijgen?"

Dus dit is oom's en vader's halfzus, tante Hermien!

Okko tuurt aandachtig naar het snippige, door haar ge' wichtig doen werkelijk potsierlijke vrouwtje, waarvan de fichu langer is dan zij4elf, zoodat ze probeert het ding gracieus op te houden. Oom trekt ondertusschen plagend aan de bruine meisjesvlechten. "Hu, paardje!" zegt hij luid, zoodat de Javaan direk.t bemerkt, hoe ook de oudere z.ich niet veel om tante's les bekommert. Nog steeds met die mooie haren in z'n knuisten wendt Geenhof zich tot het dametje:

"Moet ik je onzen neef nu nog voorstellen? Kom vent, doe maar net of tante je eigen moeder is, geef ze een

stevigen drukknoop op beide wangen. Hermien, is Hent soms bij den wagen?"

Juist of ze dit vragen naar Hent niet verstaat, stapt juffrouw Smullers met een tot wat minzaamheid vertrokken gelaat op Okko toe - doch hij weet zelf niet recht wat hem tegenstaat aan dit even glimlachende menschje. Van haar verder zoo ernstige gezicht gaat iets uit, waardoor hij oom 's gullen raad niet opvolgt. Dit wezentje en zijn heer' lijk moeke! - met haar, 4elfs voor het personeel nog goedig stralende zonnetjes, haar prettig opgeruimd uiterlijk. Neen, deze blanke met haar stekelige groene oogen heeft absoluut niéts van moes - daarin zag oom goed. Het jongmensch steekt slechts één hand uit, terwijl hij plichtmatig, als 'n van buiten geleerd lesje zucht:

"Wel aardig, ja, dat u mij van den trein wilt halen."

Daarbij wijkt Okko twee stappen terug, onderwijl het keurig buigen van zijn slanke lichaam juffrouw Smullers belet om hem te omarmen. Beduusd staart zij neef aan - wat een rare jongen! Juist zooals ze zich heeft gedacht ....

och, Willem stond erop dit Javaantje bij hem aan huis te nemen, maar anders ... ! - zij moet niets hebben van zulke gekleurde lui.

Daar Ans weer beslag legt op den nieuweling en mijn' heer voor de bagage zorgt, beproeft Hermien haar meest afstootende gelaat. De zoon van het warme land voelt zich, of hij naast een ijsberg langs de controle schuift, waar oom zich weer bij hen voegt. Om den grooten mailkoffer vraagt Geenhof nu opnieuw, waar hun taxi staat, doch zijn zuster beduidt hem, dat ze er geen bestelde.

"Zoo'n eindje kunnen we immers best wandelen. Zeg aan zoo'n witkiel, dat hij ons den boel thuis brengt."

"Tante ploos vanmorgen haar hui houdboek na en toen vond ze een auto'nemen zonde. Want Hent en ik. hebben

(13)

blijft hij echter kalm doorpraten: Zijn Ans van zestien vergoedt hem zooveel. En door kleine voorvalletjes uit haar jeugd op te diepen gelukt het Geenhof z'n neef zoover op gemak te brengen, dat hij het te Baarn wachtende meisje blijde begroet:

"Wij zullen wel gauw goede maatjes zijn, Ans - jij bent immers 'n modeldochter, ja - waarvan geen lof genoeg kan worden gewngen!"

,,'k Hoop, dat we gauw vrienden worden, want ik be, grijp best, hoe vreemd het hier eerst voor jou moet zijn.

Maar dat betert vlug, niet waar, vader? U zou niet meer naar dat gloeiende Indië terug willen." Midden tusschen de reizigers slingert zij haar armen om Geenhof's hals, die de liefkozing van ûjn schat lachend toelaat. Meteen echter schuift een kleine magere dame in donker mantelkostuum tusschen het drietal. Zonder eerst naar den aangekomene te kijken berispt juffrouw Smullers streng:

"Kind, wat weer een sentimentaliteit! Wanneer ga je je nu eens als jongedame gedragen? W ilhelm, hoe kan je Ans nu weer zoo laten begaan? Wat voor indruk moet neef wel van haar krijgen?"

Dus dit is oom's en vader's halfzus, tante Hermien!

Okko tuurt aandachtig naar het snippige, door haar ge' wichtig doen werkelijk potsierlijke vrouwtje, waarvan de fichu langer is dan zijzelf, zoodat ze probeert het ding gracieus op te houden. Oom trekt ondertusschen plagend aan de bruine meisjesvlechten. "Hu, paardje!" zegt hij luid, zood at de Jav;an direkt bemerkt, hoe ook de oudere zich niet veel om tante's les bekommert. Nog steeds met die mooie haren in z'n knuisten wendt Geenhof zich tot het dametje:

"Moet ik je onzen neef nu nog voor tellen? Kom vent, doe maar net of tante je eigen moeder is, geef ze een

stevigen drukknoop op beide wangen. Hermien, is Hent soms bij den wagen?"

Juist of ze dit vragen naar Hent niet verstaat, stapt juffrouw Smullers met een tot wat minzaamheid vertrokken gelaat op Okko toe - doch hij weet zelf niet recht wat hem tegenstaat aan dit e en glimlachende menschje. Van haar verder zoo ernstige geûcht gaat iets uit, waardoor hij oom's gullen raad niet opvolgt. Dit wezentje en zijn heer' lijk moeke! - met haar, zelfs voor het personeel nog goedig stralende zonnetjes, haar prettig opgeruimd uiterlijk. Neen, deze blanke met haar stekelige groene oogen heeft absoluut niéts van moes - daarin zag oom goed. Het jongmensch steekt slechts één hand uit, terwijl hij plichtmatig, als 'n van buiten geleerd lesje zucht:

"Wel aardig, ja, dat u mij van den trein wilt halen."

Daarbij wijkt Okko twee stappen terug, onderwijl het keurig buigen van zijn slanke lichaam juffrouw Smullers belet om hem te omarmen. Beduusd staart zij neef aan - wat een rare jongen! Juist zooals ze zich heeft gedacht ....

och, Willem stond erop dit Javaantje bij hem aan huis te nemen, maar anders ... ! - zij moet niets hebben van zulke gekleurde lui.

Daar Ans weer beslag legt op den nieuweling en mijn' heer voor de bagage zorgt, beproeft Hermien haar meest afstootende gelaat. De zoon van het warme land voelt zich, of hij naast een ijsberg langs de controle schuift, waar oom ûch weer bij hen voegt. Om den grooten mailkoffer vraagt Geenhof nu opnieuw, waar hun taxi staat, doch ûjn zuster beduidt hem, dat ze er geen bestelde.

"Zoo'n eindje kunnen we immers best wandelen. Zeg aan zoo'n witkiel, dat hij ons den boel thuis brengt."

"Tante ploos vanmorgen haar hui houdboek na en toen vond ze een auto'nemen zonde. Want Hent en ik hebben

(14)

de vorige week veel te veel gesmuld," grapt Äns om de vroolijkheid te redden, wat haar een booze blik plus 'n berisping ~orgt:

,Kinderen begrijpen nog niet, hoe duur de centen zijn."

Tante vertelt dit feitelijk tegen Okko, die niet goed weet, hoe hij zich thans moet houden en daarom naar oom gluurt.

"Nu, nu," pruttelt Geenho{ zoetsappig. "Vandaag had je onzen nieuwen huisgenoot wel zoo 'n vriendelijkheid mogen bewijzen, Hermien. In Indië zijn ze het koninklijk gewend - wat jij Okko?"

"Dan is het juist goed, als neef dadelijk leert, dat wij hier niet zoo rijk leven. Hij is nu in een heel ander land,"

verhaalt het grappig-strenge tantetje totaal overbodig. En daar ze bang is, dat Geenhof nog een chauffeur zal wenken, trippelt ze als een statige pauw heen, - met pasjes, die precies bij haar afgemeten woorden hooren en met slippe- ren van de fichu, die in twee staarten ter zijde wappert.

Dat Holland geen Ja a is, hoeft zij den jongenman niet meer te zeggen - hij spert zijn kijkers wijd open om alle indrukken tegelijk op te nemen. Hier geen behulpzaam to ijlende inlanders, geen wuivende palmen, geen draag- baren, geen bonte, door bedienden opgehouden pajongs. 1 )

Nog bijna geen groen aan die voor Okko zoo dwaas lijkende wintersch·kale boomen, laag als de struiken van zijn tropi ch geboorteland. Niet, wat ook maar eenigszins aan een kleurig Oostcrsch tafereel kan herinneren! Zelfs geen vlekje van een wit kostuum, want overal hangt de grauwe armoede van den mistigen dag, die langzaamaan in een druilregen overgaat en waarom zelfs alle zich nog buiten wagende dames met donkere kleeding of glimmende regen·

ja en ver chijnçn. V oortwande1end tusschen het onaan- genaam tijve dametje en zijn thans ernstig geworden

1) parasols.

nicht, daalt weer een akelig verlatenheidsgevoel over Okko neer. Ver achter hen bij het station redeneert Geenhof nog steeds met den kruier, zoodat de Indiër besluit zij goedigen oom te wachten. Weemoedig schouWt de Javaan I door den akeligen middag, die heel de laan vol treung eI

weeft. Weenen alle takken om zijn intree hier? En oom's voorlichting in de coupé? - wat hij zei over tante! Dit laatste combineerend met haar koele begroeting weet de neef vast, dat zijn komst haar mishaagt. Zal hij eens rond- uit met oom spreken?

Ans schijnt te raden, wat er in hem snikt - onverwacht drukt ze haar arm door den zijnen, haar lief stemmetje schijnt hem te willen bemoedigen:

"Je zocht een nare dag uit, Okko. Maar als het aan mij had gelegen en als tante's onnoozele huishoudboek niet had bestaan, was jij op het perron al onder bloemen begraven.

Nu moest zoo'n mise en scène tot dadelijk op Vreugde- heuvel worden uitgesteld."

Twee koolzwarte oogen danken het meisje, Okko begrijpt dit moed-inspreken van het meevoelende schepseltje aan zijn arm. Neen, haar vader pochte vast niet te veel op zijn dochter en om Ans wat aardigs terug te zeggen, ver- telt hij, hoe ze reed is uitgeschilderd - waarna zij haar paps evenzeer ophemelt als hij haar deed. Het leidt hem af van tante's ijzige ontvangst en z'n nichtje babelt maar door:

"Nu in zoo'n damp lijkt het hier allesbehalve prettig, hè?

Maar als het zonnetje weer schijnt, verandert de gansche omgeving. Ik schreef je al vaak, Baarn is een van de fijnste plaatsen uit on land."

"Zoo gauw onze Ans bij je is, schijnt de zon altijd."

Mijnheer Geenhof heeft het groepje ingehaald en wijst naar een uit de hoornen schemerend optrekje. "Kijk, daar heb je Vreugdeheuvel al."

(15)

"Ik dacht, dat jullie op een hoogte woonden. Heuvel, ja ...

dat ... ," stamelt hij tegen Ans, die smakelijk lacht en hem duidelijk maakt:

"Tante wilde persé dien naam voor ons gewone huisje - zij heeft altijd tusschen heel voorname menschen gewoond."

Bij dezen laatsten uitleg kijkt het kind al weer ernstig, vertolkt de kleine mond meelij met haar opvoedster en het is of oom daarom nog nader verklaart:

"Mijn %u ter beweert, dat als je niet in de stad woont en je nestje %00 onder de hoomen ligt, dat het dan vanzelf een villa wordt."

Glundert de spreker om wat dwaze grillen, die Okko nog wel zal leeren kennen? Hij moet opnieuw naar het mei je lui teren, dat op haar eigen koddige manier grapt:

"Vreugdeheuvelstamt van Hilarity,hill, een groot buiten, waar alle Smullers Engelsch spraken, in hun wieg al. Bij die vreeselijk uitgestreken geschiedeni is tante opgegroeid en als ze er van vertelt, denk ik eIken keer aan rond ...

wandelende, vlekkeloos witte, krakend'stijf gestreken nachthemden! Heusch geen wonder, dat onte Hermien Smullers zoo'n donna is geworden! - wat u tantetje?"

't Lieve van de stem maakt, dat dit jokkernijtje zelfs de gevraagde laat glimlachen, alhoewel haar chaperonne meent pertinent te moeten berispen:

"Past het nu voor een jongedame om %ulke bijnamen te geven? Ik ben niet iemand van het tooneel. Zangeressen of tooneelspeel ters noemt men donna's en geen .... "

"Stil tantetje, brom nu niet? - gi ter gebruikte u zelf dit woord en tOE'.D vond ik het heel chique - toen heb ik het dadelijk opge2;ocht in mijn wijze boek, wat alles ver' klapt. Dat zei uitdrukkelijk: Donna is een eeretitel voor

~ zoo trouw mijn japonnen wascht. Niet paps?"

De tweemaal genoemde heeft geen tijd tot antwoorden _ om een nieuwe les van juffrouw Smullers te ontgaan holt de lachebek vooruit. Ze duwt een tuinpoortje open, bestormt Vreugdeheuvel, luidt de bel of heel Baarn in brand staat en als Daatje niet vlug genoeg opent, verdwijnt de haastige om den hoek. Thans is het ~aak om de piano te bereiken - Okko 's intree moet hier tenminste ~oo luisterrijk mogelijk zijn. Maar.... terwijl de Javaan de gang betreedt, onderwijl oom hem helpt bij den kapstok, dringt een huilerige meisjesstem tot beiden door:

"Jij, akelige pier! - toe, ga weg! - ik moet daar zitten!

'k Wil die stakkerd tenminste met muziek begroeten. 't Is al naar genoeg, als je %00 ver van huis bent. Ga weg, zeg ik!"

Er schijnt binnen een worsteling plaats te hebben, wat Geenhofs gelaat donkerder maakt dan den neveligen dag buiten. Zijn dochter gilt opnieuw recht kwaad:

"Treiter, die jij bent! 0 paatje, Hent knijpt me! Hij wil niet hebben, dat ik nu mijn stuk voor Okkie spee1."

"Zoo'n deugniet!" tuift meneer op. "Ik dacht al, waarom is hij niet aan het station? Waarom kwam Hent niet mee, Hermien?"

Als straks negeert juffrouw Smullers ook nu de~e infor' matie over den door háár verwenden lieveling. Met berekende kalmte reikt ze haar mantel aan de grijze dienst' bode en reeds door die geste weet ze duidelijk te maken:

Nu geen scène, alsjeblieft? - daar houd ik niet van. Ver' volgens wendt ze zich tot haar helpster:

"Wel, wat zeg jij van onzen nieuwen pupil, Daatje?"

Okko gloeit - 't lijkt wel of de woorden zijn berekend

(16)

om bem recht klein te houden. Tante echter gaat rustig afgemeten door:

.. Jij moet mijnheer en mij immers ook steunen om neef tot een degelijlc man te vormen."

Da snapt niet, wat haar overkomt - gewoonlijk is bet niet de juffrouw, maar z.ijn bet juist Ans en haar vader, die de ondergeschikte vriendelijkheden bewijzen.

"Wat weer een gekibbel binnen," ontwijkt de dienst' bode 'n antwoord. Ze veegt haar handen aan het schort af, reikt er plichtgetrouw een aan Okko, die zich met enkele hartelijke woordjes in haar goede zorgen aanbeveelt.

De grijze knikt tevreden: Wat een nette jongen! - heel anders dan Hent - véél bedaarder, zoo direkt wetend hoe het past tegen oudere lui. Maar hij is ook al achttien en zulke naar Holland reizende lndi che heertjes hebben reeds een mooi stuk van de wereld gezien. Ze keert met een werkelijk re pekt voor den tengeren Javaan naar haar pottenkast terug.

Onder dit gesprek in de gang riep meneer Geenhof door een krachtige handbeweging Ans' kwelgeest tot de orde - al de Ja aan naa t het pilaarachtige dametje binnen' stapt, klinkt hem eindelijk nichtje's fraaie sopraan tegemoet.

Haar telkens herhaald: "Nog fluistert uw stem, nog hoor ik uw woord!" lijkt hem als toegeroepen aan zijn liefsten op aard, waarvan de oceaan hem thans scheidt. Er kruipen tranen achter zijn oogleden en voor hij tijd heeft ze weg te wisschen, ver terft het slotakkoord, huppelt de pianiste op hem af en fluistert even ontroerd:

"Ik wi t wel, dat jij dit lied mooi zoudt vinden. Gewoon' lijk z.ing ik het mijn moesje toe, die dan in den hemel neer' buigt om te luisteren. Of ik verbeer me, dat ze daar weer naast me in haar stoèl zit en daarom dacht ik straks: Deze muziek zal Okkie ook wd even naar tijn moe terug brengen."

Hij dankt voor baar fijn gevoelde attentie en ziet ver' wonderd, hoe Hent nu tusschen hen schuift. De jongen

Ze veegt haar handen ....

doet opeens gemaakt'joviaal, steekt den vreemde twee handen toe en Icwasterig verandert hij zijn geluid tot een overdreven uitroep: "Welkom! Welkom!" De hoog opge- 8Choten lummd buigt zich daarbij naar Ollo over, praat

(17)

of hij een klein kind voor heeft en niet iemand, die ouder is dan hijzelf:

"Wel, ventje, ik hoop, dat je hier gauw went."

Het bloed vliegt den kleinen Javaan naar het hoofd - wat verbeeldt die lange vlegel zich wel? Reeds ligt er een minder prettig antwoord op de van 't beleedigd,zijn tril, lende lippen, als Okko een druk van nichtje's vingers merkt. Haar juist gezongen strophe haalt meteen weer dat lieve beeld terug, een dametje in sarong en kabaai, wat ver' maant: "Kijk nooit te lang naar het leelijke, maar zoek oeral den zonkant van de dingen." De zoon handelt ter' stond naar dezen raad - met een korten wedergroet voor Hent volgt de Oosterling het reeds om haar Benjamin bevreesde, bedisselend tu schen beiden komend tantetje.

Als 'n kille tocht snijdt het in Okko's ooren:

"Laten we nu dadelijk aan tafel gaan - jij hebt vast trek na zoo'n rei, Willem. Neef, ik liet voor u naast Hent dekken - dáár, over je nichtje .•

Hent zet zich met ontevreden geûcht neven Okko - de vreemde neemt immers het air aan van 'n volwassene

,

die ûch niet druk maakt om zulke jongensstreken. Nauwe' lijks is het gebed geeindigd of meneer Geenhof wendt zich tot zijn pupil:

"Het spijt me, dat onze ondeugd jou dadelijk zijn leelijk, sten kant toont. Nu kan ik je echter wel zeggen, waarover ik in den trein liever zweeg - ik hoop van harte, dat jouw kom t in mijn huis hem wat mag veranderen. Dat de omgang met iemand, waarvan zijn ouders nooit anders dan goed wisten te schrijven, onu:n Hent tot een verstandiger jongmensch mag vormen. En vertel jij nu eens: "Waarom was je niet op het station? '5 Zaterdags heb je immers vrij en gisteravond was je huiswerk al af."

Vader's naar den bengel gericht gelaat is niet streng,

maar recht verdrietig. Doch de knaap wordt boos om deze terechtwijzing in Okko's bijzijn. Hij pruttelt ongegeneerd:

,,'t Gaat me net als tante - ik houd ook niet van al die drukte om een vreemde. Bij ons op school hadden we vroeger drie Javaansche zoethoutpijpjes en ik kon ze gewoon niet uitstaan. Of ben jij niet zoo'n suikerriet je, Okko?"

De beleedigde kleurt nog donkerder, maar weet zich te beheerschen - hij gunt den onbeschaamde woord noch blik, terwijl oom den bruut bij een arm uit de kamer wil zetten. Dezen keer helpt hem een smeekende oogslag op tante niet, - zelfs bij haar heeft Hent het nu tè erg gemaakt. Zij pakt z'n bord en één wenk van vader dwingt hem naar de serre, waar Da de rest van zijn maaltijd deponeert. Zoodra de verontwaardigde oom echter wil uitpraten over dit intermezzo, snoert zijn zuster's statige geste ook hem den mond.

"Laten we het nu over iets prettigers hebben. Wat mag ik je nog eens aanreiken, neef? Houdt je van een brioche?" Met gracieus knikken van de slecht op haar kleine kopje passende pruik en 'n precies gebaartje presenteert

ze

den schotel pain,de-1ux, maar hij eet het fijne brood met lange tanden en zijn oog dwaalt treurig over de door Ans met bloemen gesierde tafel. Moet hij nu reeds een twist, punt zijn in dit, hem door oom zoo gastvrij geboden huis?

Aan den meestal eenvoudigen disch te Bandoeng smaakte hem zijn roti 1) veel lekkerder - wat kon moe altijd geurige thee zettet, al schonk ze

ze

niet met half zooveel drukte in, als tante doet. Makan'an soedag sedia,kah? 2) nog meent hij haar informatie door àe galerij te hooren galmen, juist als wat kokkie dan gewoonlijk antwoordde.

En daarna weer moeder's lief zanggeluid : Baik kasi tawoe

1) brood. - 2) Is het eten klaar?

'n Indisch Student in Holland. 2

(18)

sama toewan! 1) Wat zouden tijn ouders vandaag eten?

Praten ze nu misschien over zijn telegrafisch vernomen aankomst? - ook baboe? - die het vertrek van haar toewan,moeda 2) steeds opnieuw met klaagzangen be, jammerde?

De jonge man wijlt weer in het land van zon en warmte, 'n sterk verlangen drijft tranen in zijn oogen en door de emotie verstaat hij oom's nieuwe vraag niet. Want meneer probeert den z.oo dadelijk gestoorden vrede tusschen de jongelui te her tellen, hij stoort zich blijkbaar niet langer aan de afwerende blikken van zijn zuster:

"Zal je Hent's onvriendelijkheid vergeten, Okko? De jongen meent het niet zoo erg. " als ik hem straks bij je stuur, doe je maar net, of er niets voorviel. Hent sçhijnt eer t te moeten wennen aan het denkbeeld, dat hij nu een soort oudere broer in huis heeft." Het hoofd naar tante Herrnien draaiend vervolgt de vader: "Verwende kinderen zijn gewoonlijk jaloersch. Hoe vriendelijker jij blijft, Ollo, hoe gauwer je Hent hebt gewonnen."

De Javaan stelt hem gerust, hij zàl Hent steeds en in alles tegemoet komen. Maar inwendig is de gul vergevende lang niet gerust op zijn belofte, al merkt hij, hoe twee tralende, hem bewonderende meisjesoogen over tafel lachen. Wil Ans hem zoodoende moed geven? - zegt ze hem haar steun bij dit la tige karweitje toe? In dit lieve zonnetje zoekt Otto tenmin te kracht om later, wanneer Hent zich in den tuin bij hen oegt, heel gewoon te zijn.

k de belhamel handelt nu juist of hij niets mi deed - hij babbelt tegen den nieuweling van alles en nog wat, vooral over Indië, waarnaar An erg nieuw gierig is.

"Zal je me de4er dagen al die geheimen, die je in blikken en trommeltjes hebt meegebracht, laten tien?"

1) Goed, ga dan mijnheer roepen. - 2) jongeheer.

"Natuurlijk. Weet je, wat er ook in zit? Eitjes van het wandelende blad. Als later die larven .... "

"Wandelende blad?"

"Och, dat is een kever," leeraart Hent inplaats van Okko en met oogen of zus de domste vraag van de wereld had gesteld. Neef echter zet den geleerde terstond in het ware licht:

"Heb jij zeker wel eens gezien? - 'n leuk vliegje, hé?"

Ja knikt de jongen. Zonder verlegen te worden, debi' teert bij z'n leugen verder: "Net zoo groot als een wesp."

"Ha, ha!" moet de Javaan nu toch lachen. "Mis jonge' heer! Vaak zijn ze langer dan deze steel." Sprekers voet wijst naar een kolossale aardbeirank.

"Ha, ha, ha! Daar sta je er aardig op, mijnheer Weet' alles!" schatert zus. "Ha, ha - hij kent altijd alles beter dan mijn vriendinnen of ik." Ze proest nogmaals smakelijk om Hent's rood,worden, doch de oudste van het drietal herinnert tich oom's vraag aan tafel en tracht onaange' naamheid te voorkomen - voortstappend zoekt hij of er al rijpe aardbeien zijn.

"Wilde je die nu al he ben? Als je over een maand eens weer vraagt. Andere jaren is de eerste altijd voor broer, maar van 't zomer krijgt OHo ze, hé Hent?" tracht .Ans haar geplaag te herstellen, wat den kwajongen direkt z.ijn vollen overmoed schijnt terug te schenken. Haar stem nabootsend grapt hij ironisch:

"Okkie, Hent is altijd net zoo gul als zijn zus, die letter' lijk alles uit haar eigen mond spaart. Heb ik geen aardiger puk dan andere jongens?"

Spot de knaap of roemt bij het meisje? - dat bczig i onkruid uit baar perkjes te trelclcen. De Javaan krijgt hoe langer hoe meer het land aan den ondeugd, maar m geen spelbreker te zijn. neemt bij den scbertsenden toon over:

(19)

"Ik had altijd graag een zus gehad - vindt je het goed, Ans, dat ik je zoo beschouw? Als moeder hier was, hield ze vast veel van jou, ja."

Zijn kinderlijk aandoend, telkens herhaalde langere of kortere ja prikkelt de ooren van de brunette zoozeer, dat ze hem nazingt:

"Ik vind het best, Okkie - ja .. a ... a!"

Tante ving dit spel van de jongelui nog gedeeltelijk op, maar zoo gauw zij in hun midden staat, is het net, of de zoon van het 00 ten weer voor een ijsberg terug rilt.

Slechts met moeite spreekt hij nog mee over die, door het nichtje gezaaide of gepoote planten. Juffrouw Smullers' pleegdochter beweert lachend, dat er zelfs op Java geen mooiere kunnen zijn.

"Tenminste niet met meer zorg omkranste perkjes en groenten," plaagt nu zelfs het één moment ontdooiende dametje, wat neef 'n bloemkooltje aanwijst. 't Kleinood taat onder een, door mist beparelde glazen klok en schijnt Ans' volle moederzorg in beslag te nemen.

"Sedert er tusschen die bladen een wit knopje op puilt, zit on meisje er voortdurend bij - ik geloof, dat ze het helpt groeien. 't Verwonderde me wèl, dat ze nog tijd had om jou af te halen."

"Ook wat!" verdedigt Ans zich. "Voor vader en Okkie zou ik altijd tijd vinden. En gister heb ik nog een heelen rok gezoomd."

"Een heelen rok! - zoo'n ding voor je poppenkost, school," spot Hent.

"Poppen?" raakt nu zelfs Okko haar eer van zestien jaren aan. Doch als het gezichtje boven dat peuterige broei' kastje betrekt, praat hij weer over haar liefhebberij: "Wat jezelf opkweekt, is altijd het mooist, Ans. Ik had wat een spijt, dat ik rrujn bloemen thuis moest achterlaten."

Het door haar opvoedster vaak niet begrepen meISJe glundert al weer - zie4oo! - nu is er buiten paps nog iemand, die denkt en voelt als zij! En het juicht in haar binnenste, daar zij nu de zus van dien grooten neef mag zijn - het zachte kind vormt allerlei voornemens om hem vooral in den eersten moeilijken tijd hier bij te staan. Haar goedige karakter verlangt slechts naar genegenheid en om genegenheid te geven, iets wat haar dien avond noopt voor het ledikant neer te knielen en met reeds sterke overtuiging te.bidden: "Om u, mijn God! Net als ik om u alle menschen wil goeddoen, zoo zal ik ook alles voor Okkie zijn."

Nu in den tuin echter, terwijl ze nog als een roos van voile tusschen haar zorgenkinderen neerhurkt, beseft ze slechts, dat ze een sterke hulp tegen haar luimigen broer erbij kreeg - een véél prettiger jongen dan Hent, want de laatste is immers precies het tegenovergestelde van haar' zelf. Maar Okko .... !

"Laten we je nu je kamer eens wijzen, neef. Misschien kunnen de jongelui je helpen uitpakken." Het zich be, wegende standbeeldje schuift oor hen naar binnen, terwijl Hent achterom galmt:

"Ans, ga je niet mee? Okko doet zijn koffer open."

De bij de tuindeur plassende werkvrouw krijgt met een genadig knikje tevens een opmerking van tante Hermien en het aanhollende nichtje, wat voor hen uit de trap opstuift, wordt een reprimande nageroepen:

"Foei, wat wild weer! Nooit twee treden tegelijk nemen.

Hoe vaak moet je dat hooren, kind? En een jongedame laat de heeren altijd voorgaan naar boven. Ja, neef - je doet me pleiz.ier, als je Ans ook opmerkzaam maakt, wanneer ze zich zoo kinderachtig gedraagt."

"Grut, Okkie - jij schijnt dadelijk tante's hart te hebben gestolen - dat ze jou nu al mijn opvoeding toevertrouwt,"

(20)

fluistert de hem opwachtende guit, waarna ze het van haar waardigheid bewuste dametje beetpakt en ermee over 't glad geboende portaal tolt. Beide toekijkenden proesten om dit kluchtige tafereel, doch juffrouw Smullers windt zich op en weet haast niet hoe haar prestige tegenover Okko te bewaren. Zenuwachtig raapt ze naar den gewoonlijk onafscheidelijk met haar verbonden fichu en zoekt naar woorden.

"Wacht, ik zal u helpen. Wat 'n stoute meid ook, hé tante?" Voor Hent of hun nieuwe huisgenoot het kan doen, legt Ans'zelf die afgewapperde sjaal weer om de hoekige schoudertjes. Ondertusschen verstaat ze duidelijk, wat broer aan Okko's oor vertelt:

"Kijk tante's gezicht eens. Wat 'n zuurpruimpje, hè?"

Een boos flikkeren van de zwarte pupillen houdt meer' dere lage scherts op de jongenslippen terug. De vlegel kijkt zelfs wat verbluft naar het hem aldus bestraffende bruine ventje, onderwijl tante zwijgend naar een deur stapt, den sleutel omdraait en even plechtig weer begint:

"Neef, hier zal je nu wonen - ZOO vaak je te Baarn verblijft. Oom wil, dat je dit vertrekje als van jou alleen beschouwt - maak het je dus maar recht gC4ellig."

't Zijn geen onvriendelijke woorden, maar doen koud aan en Okko's bedankje voor tante's zorgen gaat verloren in An 's pruilerigen uitroep:

"Hè, laat nu in hemelsnaam dat stijve, stijlvolle "neef', - dat zegt u ook tegen dien meneer, die eens per jaar op visite komt. OUie hoort nu gansch,und,gar bij ons, net als paps en broer. Niet waar, Ok - tante mag jou niet meer zoo noemen?"

Opnieuw spreken zijn zwarte oogen een duidelijke taal, die zelfs den vlegel naast hen verstaat - zoo dankt de Javaan ~'n nicht meer dan door wat %'n dille omgekrulde

lippen haar kunnen zeggen. Het goedige bruine gelaat lijkt Hent opeens ZOO vriendelijk, dat hij later in de keuken tegen Da volhoudt, dat zelfs de Indischen knap kunnen zijn. Ans vertelt het haar nog duidelijker: "Als ze in de Oost een ander gezicht moesten hebben, had Onze Lieve Heer ze dat immers gegeven," - en hiertegen weet dan zelfs de pottenkast'geleerde niets meer in te brengen. Nu, terwijl de koffers open zijn, buigt Geenhofs lieveling zich over alle verrassingen, die tante te Bandoeng ook voor het meisje inpakte. Zelfs vader komt naar boven en helpt bewonderen, doch als een pleiziepvooplater bergt Okko dadelijk allerlei blikjes in zijn kast. Ans' nieuwsgierig smeeken helpt niet - de Oosterling begrijpt reeds niet alles te moeten openen in bijzijn van den begeerig toe' schouwenden Hent.

De laatste zit op het bed en kijkt met steeds sterker interesse naar de waardevolle cadeaux, die Okko in moeder's naam uitdeelt. Hent berekent al, dat de door hem ont' vangen gesneden zilveren sigarettenkoker niet de waarde heeft van vader's geschenk... evenmin als van die uit ivoor gewerkte waaier voor zus of van tante's gebatikten slendang. 1) De jongen piekert er al over, oor hoeveel hij z'n koker zal kunnen verkwanselen - bijvoorbeeld vol, gende week, als niemand er meer aan denkt.

"Hé, heb jij er net zoo een?" en hij vergelijkt den zijnen met dien van Okko.

"Nu, jouw ouders sturen ons geen prullen," prijst oom, als hij een, in zwaar vergulde lijst gevat portret van broer en schoonzus in handen houdt.

"Moeder bedenkt altijd iets om anderen werkelijk pleizier te doen. " Voor haar zoon staat weer het vroolijk'lichte buis onder de nipapalmen, ofschoon hij hier woelt naar

1) Omslagdoek.

(21)

een tusschen zijn kleeren gestopte, op donker leer geschil, derde spreuk.... een stuk, wat moe expres voor hem werkte. De jongeman toont het pralend, hoog boven z.ijn hoofd, zood at allen de woorden kunnen lez.en, welke met goudkleurige orchideeën zijn omkranst: Zonneschijn geven!

Zonneglans zoe~en!

Is deze wijze raad voor haar kind tevens geen bede tot zijn nieuwe huisgenooten? - een bede om wat liefde voor haar Okko?

Met een prop in de keel loopt hij naar het bed, doch aan den muur geen ha kje vindend, wendt hij zich als om hulp vragend tot de achter hem staanden. Die met tranen benevelde blik treft Hent's wat spottend omhoog getrokken wang en merkt tevens tante's onbewogen hautain,koel kijken. Moet dit alles nogmaals vertellen, wat de onhebbe' lijke reeds aan tafel eruit flapte? - hoe beiden niet houden van suikerriet jes?

Voor het eerst dien dag trekt er ook iets scherps door de gitten pupillen van den Javaan. Ans ziet dit duidelijk en begrijpt de beteekenis ervan - een oplaaiende driftbui om zoo eel kilte, terwijl Okko's moes nog pas de heele familie als met goedheid overpoeierde. En het meisje speurt ook uit 't afwenden van dat bruine hoofd, hoe de trots als een gloeiende bron in neef opkookt - trots, die zich stelt boven tante en broer saam - trots, die niet wil laten blijken, dat zij hem kunnen wonden. Zus haast zich naar haar eigen kamertje, trekt er een omgebogen haarspeld uit het behang en schijnt z.elfs niet te merken, dat het daaraan opgehangen beeldje over den vloer patst. Met een paar sprongen is ze weer naast haar neef:

"Kan je je hiermee behelpen? Maandag gaan we saam betere haakjes koopen, van die met koperen schildjes,

want zoo'n prachtig schilderstuk hoort niet aan 'n haar' Zonneschijn geven! Zonneglans zoeken!

(22)

speld - wat u, paatje? Heeft jouw moe dit werkelijk zelf gekleurd? Als ik het eens zoo mooi kon."

De spreekster duwt juffrouw Smullers onbeleefd op zij - laat tante liever heengaan, als ze OUo niets liefs weet te zeggen. Wat is er nu makkelijker dan dat? - bromt het meisje in zichzelf. Ze houdt het stukje in juiste belichting en vader prijst nu met haar mee:

"Ja, die Indische tante van jullie is een ware kunstenares.

Dit is heusch wat bijzonders, jongen - de raad op zichzelf lijkt me nog meer te bewonderen dan het prachtige werk."

Hun hartelijkheden verzachten een weinig de pijn, door juffrouw Smullers' stekend stilzwijgen den jongenman toe' gebracht, al spreekt ook zij later nog een paar woorden van lof over de van haar schoonzuster ontvangen geschenken.

Doch dat legt geen pleister meer op de zeere plek in Okko '5 binnenste - gedurende al de maanden, die neef onder haar huishoudelijk bestier gaat doorbrengen, herrijst bij hem steeds weer de herinnering aan dit onaangename moment - toen hij het dierbaar te, wat zijn koffer bevatte, voor haar ten toon stelde en zij geen enkele waardeering voor z'n moes kon vinden. Dit geschiedenisje blijft een van de moeilijkst te overwinnen barrières in Okko's strijd om moeder's raad op te olgen, om steeds zon te geven en te roeken - ofschoon hij later tante's handelwijze %al be' grijpen en veel zal weten te vergeven.

Merkt het vreemde en meestijds toch zoo goedige dametje lets van den door haar ontaktisch optreden gewekten wrevel? Ze trippelt weg, roept vanaf de hal tegen Ans:

"Bij alle drukte vergeet jij je dure pianoles, kind. Gauw!"

Zelf gaat ze met de gewaarschuwde naar beneden en dan weerklinkt een nieuw bevel: "Wat een manierenf .Alleen straatjongens glijden zoo over de leuning. Ga nog een keer de trap op en af - %ooals het een jongedame past."

't Meisje klimt pruttelend weer naar boven, kiekeboet daar om Ollo's deur, doch de heeren blijven ernstig, al loopt Hent dadelijk naar de leuning. Nu gaat Ans omlaag met de gestes van een prinses, die tien sleepdragers achter zich weet, zoodat broer's lachen ook vader en OUo naar de trap roept. Beneden draait de guit zich juist naar het tantetje, maakt een keurige buiging en daarna omhoog schouwend heft te onverwacht haar vuist, tegen Hent, die achter vader's rug vlegelmanieren verkoopt.

OUo heeft juist nog gezien, dat de naar Ans gestoken tong verdween, maar de niets vermoedende oom schudt vermanend zijn vinger tegen het meisje, dat tante nu beet heeft en tot straf zoo lang zoent, dat ook vader roept:

"Je pianojuf gaat .ast uit wandelen, hoor!"

Zijn dochter ijlt weg om haar muûek te halen, met wapperende rokken, vlechten en armen. Op dat oogenblik jammert het door heel de woning: Wat een manieren! Zeg netjes goedendag! Zeg netjes goedendag!

De Javaan zet rare oogen op - hij hoort tante's com' mando's, maar zal de parmantige wel ooit

zoo

gaan schreeuwen?

"Ha, ha," lacht meneer vroolijk. "Dat beest is goed gedresseerd, hè? Ha, ha. Naar het schijnt beter dan mijn kleine prul. Ja, Ans kan wel eens recht ondeugend doen, maar werkelijk leelijke streken haalt ze nooit uit. Hoor tante '5 vogel nu eens een wijsheid verkondigen."

,,0, een papegaai," begrijpt de Oosterling, die nog ver taat: Ans, voeten veegen!

De vermaande, nu met haar muziek in de hand, flapt de boeken plagend langs de kooi en bestraft het dier:

"Kijk beter uit je oogen, Tod! - ik ga juist de deur uit . Moet ik soms oppassen om de straat niet vuil te maken?'"

Weg is ze en de drie toeschouwers lachen.

(23)

"Pak je nu verder je koffer uit?" informeert Hent. Daar de vader ook heengaat, durft de jongen nog beter dan straks alle dingen betasten en becritiseeren - er tusschen door vertelt hij nonchalant van tante '5 papegaai:

"Dat dier moest al lang een extra pilletje hebben gehad.

&s kan geen keer in de gang komen, of Tod leeraart nog harder dan z.ijn meesteres .... tegen mij trouwens net

zoo.

Ik heb vreeselijk het land aan dat mormel - maar ja ....

als tante erbij is, doe ik natuurlijk of er geen lievere chat op de wereld is. Hebben jullie in Indië ook van die vogels?"

ZOO! - doe jij in tante's bijzijn "alsof", denkt de Ja aan, die weer een nieuwen kant van Hent's karakter opmerkt.

Huichelaars verraden z.ich.zelf toch altijd.

,,0 ja - in de 00 t zijn er een massa, maar in het wild lijken die d;eren me ver tandiger dan een heele boel men' schen. Bij ons zeggen de papegaaien: Zwijgen i goud!"

Begrijpt de jongen deze flinke les van z'n neef niet? Op even achtelooze wijze praat Hent door:

"Je ziet anders wel, dat wij ons van al het gedril niet veel aantr kken - An net

zoo

min als ik. Dat maakt tante wel een recht verdrietig, want je zal zelf ondervinden, dat vader zus vreeselijk verwent."

Wil hij mij op zijn beurt over m'n huisgcnooten inlichten?

vraagt Okko zich af, terwijl de op het ledikant zittende pedant doorgaat:

"En dan die vriendinnen van Ans! - onmogelijke wichten! Waarachtig -dan houd ik nog meer van Tod, al kan ik niet uitstaan, dat hij alles durft schreeuwen en zoo wordt vertroeteld."

Nu telt hij z'n jaloez.ie fijn ten toon, mijmert de zijn kast sluitende Javaan. Met een spottend flikkertje in de donkere oogappels laat luj lakoniek van z'n zware lippen rollen:

,,15 tante nooit verdrietig om jou?"

Hé, zus won er blijkbaar al weer een vriend, een ver' dediger bij! - prikt neefs spot den jaloerschen knaap.

"Wanneer jij hier ZOO begint, moet jezelf maar zien, wat er gebeurt," dreigt de ondeugd, die 'n ivoren pennemes neerlegt en naar de deur stapt. Met verwaand gezicht keert Hent zich op den drempel nogmaals om: "Geloof maar - tante zal jou ook nog wel onder handen nemen. Maar àls

jij meent hier alleen klaar te komen .... !" Dan weer dreigend en een pas naderend: "Voor ééns en altijd wil ik je waarschuwen - wàt jij hier ook komt uitvoeren, be' moei je nooit met mijn zaken! Steek je nooit tusschen mij en mijn vrienden, want dan loopt het mis, nikkertje!"

Deze laatste titel voelt Okko als 'n slag om z'n ooren, doch hij houdt zich kras - de straks boven het bed gehangen spreuk vermaant hem, zood at hij uiterlijk kalm antwoordt:

"Als jij het liever hebt, blijf ik graag uit jouw clubs. Er zijn in Baarn vast wel aardige jongens van mijn eigen leef, tijd. Heb je veel vrinden - jaT'

Hé! - vliegt die bruine nu niet eens op? Ba, ook weer zoo'n stroopbal zonder fut. En nog duidelijker hoont de kwajongen, die zich ergert over Okko's wijzen op het ver' schil in leeftijd:

"De lui hier zijn me allemaal veel te zoet - ze lijken wel van koekdeeg aan elkaar geplakt. Me dunkt, net wat voor jou."

Thans springt de naast zijn raam staande op den vlegel toe - OkkO '5 kijkers sproeien vuur, waarvoor de laffe beleediger een paar pzssen terugdeinst. Jakkes - die neef lijkt wel een lenige kat en als het erop aan komt, moet Hent niets hebben van vechten. Wanneer de lafaard echter de eerste traptrede bereikt, merkt hij, dat de ander aan geen

(24)

kloppartij denkt - zijn drift schijnt reeds bekoeld, al schreit er in hem weemoed om zóó'n onsympathieke behan' deling. Hij richt zich fier tot den hem met opzet sarrende:

"Wat vind jij eraan om een jouw totaal onbekende telkens zoo stekelig te beleedigen? Je stelt jezelf wel in een verdacht licht. Kan jij dan nog niet eens begrijpen, ja, dat ik juist vandaag behoefte heb aan wat vriendschap? Je zus schijnt dit wel te voelen - geen wonder dat ik direkt van haar houd, ja ... net als oom me vanmorgen vroeg. Ik zou niets liever willen, dan ook met jou ....

,,0, dank je beleefd - ik heb genoeg aan mijn eigen makkers." Hent drentelt met valsch uiterlijk naar beneden en laat Okko geheel alleen bij den leegen koffer. De Javaan blikt in die holte, of hij wil gaan huilen. Mocht hij alles maar weer inpakken. Doch dan heft hij met energisch gebaar het hoofd naar de spreuk boven z'n ledikant en weet, dat moeder's laatste woorden op de boot waar zijn: Ook in Holland zal hij het mooie kunnen vinden, wat het leven aangenaam maakt. Waarom dan nog langer over dien ondeugenden bengel geprakkizeerd?

P iruend zet OUo zich in de lage vensterbank - oom '5

tuin kan hij van hier niet zien, maar aan den overkant van den weg zijn groote groenende rozenbedden, die reeds wijzen naar geur en fleur. Ze druipen wel van den mist, jui t als alle ranken, die zich langs een, aan dat huis grenzende veranda lingeren, - maar dit h pvolle groen lijkt den trieste als een gr et uit het eigen warme vaderland.

Het voert den Oosterling terug naar het eeuwige blad ven en om de ouderlijke woning, waarin moeder onder e n ware bI emweelde rondwandelt. Naar een galerij, waar jui t als aan dat huis rijke planten omh g woekeren en warbij het eronder dribbelende figuurtje geheel past.

'n Machtig heimwee nikt in Okko 's keel, doch meteen is

het wonderbare daar! In die veranda aan den overkant schijnt zijn verlangen tot werkelijkheid geworden: Is het niet of moeder ginds staat?

Onder het glazen dak loopt nu een dame met matbruine tint, 'n nonna, in bont zijden sarong en kabaai, die een tweede donkere vrouw tot zich wenkt. Baboe moet de pot' ten en kuipen verplaatsen.

Opeens voelt de Indiër zich niet meer zoo alleen in d~e vreemde omgeving, want zijn landgenooten hebben ook hem opgemerkt en mikken vriendelijk - zoo lang, tot het jongmensch haar terugwuift. Precies moes! - net haar wiegend gangetje, haar leuke maniertjes voor onderge' schikten. Okko vliegt weer naar zijn bed, waar hij met blij

g~icht de gulden raadgeving herleest: Zonneschijn zoeken!

Zonneglans geven! Nu helpt juist de pijn om z'n neefs lafheden, om tante's ijzige terughouding den Javaan een sterk besluit te vormen: Ja, hij wil moe's raad volgen! In oom's en Ans' bijzijn zal het zon zoeken en geven hem geen moeite kosten, daar schijnt Mata Hari 1) immers vanzelf.

Maar ook voor het zonderlinge tantetje en den vlegel' achtigen neef wil hij voorkomend en aardig blijven ... vast zijn mooiste en grootste daad hier te Baarn!

De jongeman onderdrukt zoo zijn heimweetranen, spoedt zich terug naar de woonkamer.

"Je hebt hier allandgenooten van je gezien, hé? Mevrouw Sluiters groette tenminste naar je raam en baboe ook. Dat trouwe mensch mag ik graag. Als ... "

"U heeft ze nog nooit gesproken," valt Hent z'n vader in de rede.

,Jij kunt later wachten, tot ik ben uitverteld - dat is niet meer dan beleefd, jongen. Wat ik zeggen wilde, Okko - als je die dien tbode met haar kleine Sluitertjes

1) Zon.

(25)

bezig ziet, moet je haar vanzelf waardeeren. Niet waar, Hennien?"

De gevraagde knikt drie keeren achterelkaar het hoofd, waardoor haar, voor het nietige kopje te groot lijkende pruik in gevaar komt. Hent giehelt hoorbaar - ook omdat juffrouw Smullers' waarheidsliefde haar noopt meneer's meening te bevestigen, maar tevens tot een opmerking over baboe '5 uiterlijk:

"Anders 'n vreeselijk leelijk persoontje. Indische vrouwen zijn altijd vroeg oud en rimpelig."

Elk woord klinkt kalm afgepast, zoodat Okko eruit be, speurt, dat een en ander niet wordt gelanceerd om hem onaangenaam te zijn. Daarvoor hecht tante trouwens te veel aan haar prestige, doch oom kijkt boos - kan Hermien dien tegenzin voor Oosterlingen niet wat beter opbergen?

Meteen merkt hij echter het glundert je om Okko's mond en meneer begint zelf ook maar goedig te lachen: Zijn zus schijnt zich het onbeduidend'peuterige van haar eigen persoonlijkheid niet bewust - anders zou ze vast zwijgen over baboe's rimpels. Werkelijk te waardeeren, dat Okko het

z,oo

schijnt op te nemen en geen revanche zoekt.

Na het diner, waaraan Hent zich na een strenge les van ader netje gedraagt, toont Ans den nieuwen huisgenoot al haar liefhebberijen - geklad met verf, hoopen recht vroolijke muziekstukken, bergen aanzichten uit alle wereld, deelen en.... een collectie zelf'genaaide babykleeren.

Nauwelijks haalt ze de doos met deze nuttige dingen te voorschijn of haar broer kraait van pret:

"Hi, bi' Die prullen vindt Okko vast heel interessant.

Hi, bi'"

"Leer jij je les," snipt Ans, terwijl de neef verwondert kijkt en naief begint:

"Heb jij werkelijk nog zulke groote poppen?"

"Neen maar! Houd je mij nu waratjes oog voor roo'o papkind?" Ze ~egt het lachend, maar haar verontwaar' diging piept door iederen klank.

.. Dat heeten voorbeelden, oeef," legt een kalme hooge stem hem uit. De Javaan hoeft niet op te uen - hij weet reeds, wie hier zoo spreekt, juist of elke letter van een goudschaaltje rolt.

"V oorbeelden?"

.. Ja. En die heb ik zelf gemaakt. Had jij niet verwacht, hé?" 't Meisje is al weer een zonnetje in lach en stem - vader plaagt ze van achter zijn krant:

.. Ze wil een hemden, en broekenfabriek opzetten."

.. Neen, 'n babyschool, want die kan ze baas," treitert Hent.

.. Allemaal jokkes'" Zij stopt den heelen boel weer onder het deksel - met wat leedw~en om het niet begrepen worden voegt ze er bij: "Misschien dat mijn prullen later nog eens blije menschen maken. Dan deugen ze toch nog ergens voor."

.. Met dit werk zit je tenminste nu en dan '0 oogenblikje stil." Tantetje's lippen plooien zich, of het vanavond haar laatste opmerking zal zijn, doch nauwelijks verdwijnt Ans uit de kamer om haar schatten weer naar boven te brengen, of juffrouw Smullers verhaalt Okko, dat z'n nicht een naaikrans heeft opgericht: "Zoo onder vriendinnen, alle' maal zéér nette meisjes. Het kind moet wat te doen hebben in haar vrije uren - ik ben er niet voor, dat jongelui hun tijd verknoeien."

Daarmee schijnt dit thema voldoende belicht, doeh als Ans weer binnen komt, begint haar broer nogmaals te plagen:

"Die vriendinnen van mijn zus zijn de grootste suiker' harten van Baarn."

'0 Iodiech Student in Hollaad. s

(26)

"Och, lachen JIJ en tante ons maar uit. Tante meent geloof ik, dat deze naaikrans niets dan 'n bevlieging is.

Maar een volgenden winter zullen jullie wel hooren, hoe graag de missiezusters zulke kleertjes hebben."

Juffrouw Smullers schuift nog meer naar voren op haar stoel - Okko is haast bang, dat ze er af zal rollen.

"Ik lachen om je werk? - dàt vernam neef al beter. Ik ben juist blij, dat jij wat degelijks uitvoert, kind. Want naaien is altijd goed, al deed je het maar om je te oefenen.

Wat een gedachten over je tante .... al keur ik je andere grillen vaak af. Niet waar, neef? - grillen deugen voor niemand en vast niet voor Ans."

Onder deze met pathos voorgedragen zinnen rijst het vrouwtje al hooger boven het tafelblad uit, de handjes gaan boven het voor haar staand theekopje heen en weer, 't eigenaardig gepruikte hoofdje wiegt rythmisch op een veel te langen hals. Net 'n dunne steel onder 'n verflenste, breed uitgezakte tulp, denkt haar nieuwe pupil. Onwillekeurig let hij met de scherpte van den nieuweling op al deze dingen, als was vader's

zus

een heel vreemdsoortig wezentje.

Haar gezwollen taaltje is hem onaangenamer dan de natte misère buiten. En wanneer zijn oog Ans' mistroostig gezichtje treft, herinnert de Javaan zich, hoe ook te Ban- doeng een naaivereeniging bestaat, die katoenen kleeren voor de arme inlanders vervaardigt. 'n Damesbond, die een groote steun voor den missionaris beteekent.

"Ans doet net als mijn moeder - zij maakt ook zulke stukken voor arme kinderen en dat zijn immers geen grillen, ja."

Juffrouw Smullers trekt de wenkbrauwen hoog - pH - die jongen durft haar nu al tegenspreken. Dat belooft wat voor de toekomst!

Ans echter stijgt erdoor in de wolken van haar idealisme:

,Jij raadt het precies, Okko!" Om tante's donkere, een onweersbui voorspellende blikken fluistert ze de rest aan zijn oor: "Later leg ik je mijn plannen wel eens uit."

Hent toont zijn nieuwen huisgenoot eenige zelf ge' schilderde landschappen. En al kan de Oosterling ze niet prijzen als kunst, gedachtig aan het straks gemaakte voor' nemen tracht hij den jongen voor zich te winnen door nu heel eerlijk al het goede in zijn arbeid te zoeken. Zood ra het nichtje hem wat zelf gekleurde bloemen laat zien, blijft Okko even eerlijk - hij meent, dat z.ij op dit punt niet veel aanleg verraadt.

"Trek nu geen pruillip, pop - je hebt het al zoo vaak van mij gehoord - je weet best, dat het waar is. Maar daarom kan je voor je pleizier wel wat met verf knoeien, ,- troost de vader.

Tante keert juist uit de gang terug en verkondt reeds op den drempel: "Ik heb anders niets op met dat geklad der ...

haar jurken dragen er al sporen genoeg van."

Heeft de papagaai achter haar rug op dit stemgeluid gewacht? Zoodra hij Ans ziet, vermaant de vogel heel ernstig: Daar is water! Daar is zeep! Daar is water!

"En 'n akelig nest, dat Tod heet!" meent het meisje.

Lorre echter repeteert ongestoord z.ijn les aan haar adres:

Daar is '0 handdoek! - zoodat het nichtje werkelijk den doek naast het fonteintje grijpt en ermee om de kooi slaat.

Pappie giert nijdig door het huis: Naar nest! Naar nest!

-doch als tante Hermien om het hoekje kijkt, hijgt Tod's leerlinge al onder haar last van verfdoos en aanzichtalbum de trap op. Het dametje protesteert daarom bij vader tegen dit sarren van haar lieveling:

"Hoe kan je nu om zoo 'n kinderachtig gedoe zitten lachen, Willem? Die arme Tod wordt altijd dupe, als Ans slecht gemutst is."

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hooghartige moeder zag wel, dat het jonge echtpaar zeer gelukkig was, maar zij kon toch haar woede niet verkroppen , dat de heer en mevrouw V an Waarde

't Was veilig! Nog nooit was er een ongeluk mee gebeurd en al zou 't kunnen gebeuren, John wist dat zijn Moeder ver- trouwen had in 't werk van haar man en dat stelde hem gerust.

karweitjes op te knappen. Zoo goed hij kon, ruimde hij op, wat er op te ruimen viel. En dat was héél wat. Zoo af en toe kwam er wel eens een van de bemanning naar beneden en zette

_ ... 0, wat dat betreft, daarvoor behoefde zij geen angst te hebben, want in de laatste dagen was el' niets ernstigs gebeurd, en als er dooden waren, dan zou dit al dadelijk naar

witkoppen, rondom de boot, dic het duidelijkste bewijs wa- ren, dat zij het land naderden. Een zeeooijevaar is ongeveer zoo groot als een eend, een witkop heeft

blies Jacob door zijn tanden, wien deze tirade te kras werd, en mevrouw haastig, om te voorkomen, at hij iets zeggen zou, want zij zàg den spottenden hoon

Nu het uit zijn isolement (loor Be tuurs-beschaving en Zending is uitgedreven.. Hun mooi gezond land wordt door velen bezocht. Landskinderen worden in

M t bijna bazig sprongetj stond mevrouw Van der Kooy naast het wagentje, knikte in ronde hart lijkh id naar de heeren, die haar uit de voorgalerij tegcmo t kwam