• No results found

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. "

Copied!
114
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KlTL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0229

(2)
(3)

,ftJ ... " . . . • - - - -

.CII"

(4)

~11111111111111~'l ilfj~l

00123503

lmil~I I~lllllllllll ll llllll

(5)
(6)

VRO~WENl~VEN l~ D~ DE~~A

DOOR

~1.

c .

E. VINK - OEH

.ounJJ.t' TER VAN: "IN HET ZO~NJ::LA~D"

( / 801]

L. J. VEEr - .DI TEIWAM

(7)

8011C-. COURANT· EN STI:INOAUKKE: ... J Q. J. THIIIMI, N1JMEQEN

VROUWENLEVEN IN DE IJE. 'SA

EEN ZENDELINOSVROUW'l'JE

KARnOUWENJOliOE'l'.JE

EEN A VONDWAliOEUNG •

EEN rltOE~" lilT

DE EER 'I'E I\UI

AT,I.EEN 'I'IIUIS

IIRAND IN DE KA1rr IW

MARGU' nEJ.DENDAAD.

nLADZ.

1

38 86 120 127 133 14!}

159 166

(8)

I.

Het was middernacht, de strandkampong lag in diepe rust; in de kleine inlandsche woningen geen geluid of beweging, alles sliep. Hier en daar schitterde een licht- puntje door de bilikwanden der huisjes, waarmee de palita, het primitieve olie- lampje, de duisternis in zÜn naaste om- geving verbrak.

Aan het eind van het dorp, door een vrij groot erf van de andere gescheiden, lag een huisje, dat niet in de algemeene rust deelde. Een zacht rumoer van stemmen drong naar buiten door, af en aanloopende

OVJNK'80EW, VROUWENLEVEN. 1

(9)

men 'chen, mee. t oudere vrouwen, traden de woning binnen of verlieten haal' en, bij het openen der deur, teekende zich even een helder lichtvlak op den grond, dat de duistel'1lis rondom noO' zwarter deed chijnen.

Er had een belangrijke gebeurtenis plaats gegrepen achter de vier mmen: er wa een kindje geboren; een aardig, mollig meisje had er zoo even haar intree gedaan. In een dui ter, heschut hoekje lag het jonge moedertje, dood til, met wijd geopende oogen, voor zich uit te ·t.aron. Zij wa zoo doodelijk vermoeid, de kleine Kami ah, het arme, afgestreden lichaam verlangde zoo vurig naar ru t. Maar zij mocht de groote, donkere oogen niet luiten, zij moest strijden tegen de alles overweldi- gende begeerte, want als de slaap langer dan een oogenblik haar de oogen look, dan kwamen de booze gee ten om haar en heul' kind in het oncreluk te torten.

Hardnekkig hing haar blik aan het flik- kerend licht van het lampje, terwijl zij

trachtte te lui teren naar de vermanende stem der over haar heen gebogen v~·ouw.

" Niet slapen, Kamisah, denk aan het kindje, morcren kun je volop ru ·ten, nu moet je waken, de kwade geesten waren rond."

"Ja, ja." Kami ah wist het wel, zij kende haar plicht en gaarne wilde zij haar kindje beschermen tegen booze invloeden. :Met een korte opflikkering van levens- kracht strekte zij de hand uit naar het kleine schepsel, dat men naa t haar had neergelegd. Voor het eer t doortrilde de jonO'e moeder een gelukkig dankbaar ge-

voel: dat warme, levende lichaampje aan heur zijde behoorde haar toe, 't was haar eigen kindje, dat zij, ten ko te van veel mart en lijden, het leven had gegeven.

't Moedertje beta tte de teel'e leedje, liefkoosde het ronde kopje, toen zonk de hand machteloos neer, de lano'e wimper daalden op de vaalbleeke wangen. Doch daar klonk weer de waar chuwende stem

(10)

aan haar oor: "niet slapen, Kamisah, niet slapen." Zij sloeg de oogen op met een uitdrukking in den blik als van een gewonde ree. Naast moeder boog zich nu (jOk haar man over Kamisah heen en wischte de groote zweetdroppels af, die haar op het yoorhoofd parelden.

Moeder drong hem op zijde, een trek van onrust vertoonde zich een sklaps op het oud, gerimpeld gelaat en haastig wenkte zij de doekoen. Deze sch een de onrust der oude vrou w te deelen; diep over Kamisah heen gebogen , begon zij het roerlooze lichaam van het jonge vrouwtje te streelen en te wrijven onder het preve- len van geheimzinnige woorden.

Op eens richtte de zieke zich op, greep met de bruine handjes om zich heen, opende den mond als om te spreken en zonk kreunend neer.

De hanen kraaiden den morgen te ge- moet, de vogel ontwaakten, de dag werd geboren en, in het kleine huisje aan zee, lag het vijftienjarig moedertje stijf en

koud: zij had het leven van haar kindje met het hare betaald.

Onbewust. dat zij, bij hare geboorte, het beste verloren had wat een mensch in bet leven wordt gegeveu: moederliefde en moederzorg, schreeuwde en kraaide kleine Wagini er lustig op los. Zij was een mooi, sterk kindje, al moedertjes levenskracht bad zij meegekregen. Groot- moeder zorgde met trouwe toewijding voor 't jonge leven, dat geheel van haar afhing.

De eer ·te dagen leefde Wagini van rijst- water met uiker, maar zij was nog geen week oud, toen' grootmoeder reed fijn- geknede pisang met dunne rüstepap ver- mengd in het begeerige mondje stopte.

Het kleintje gedijde: vol trot vertoonde de oude vrouw haar pleegkind; had men ooit flinker, aardiger meisje gezjen voor haar leeftijd?

Vader keek niet' veel om naar zijn

docbter~ie; hij wa een stil, stug man, die liefst alleen zijn gang ging. Wanneer hij

(11)

1

I

-

6

zich den dood van zijn jong, mooi vrouwtje had aangetrokken en haar betreurde, droeg hij zijn leed in stilte. Hij uitte zich teO'en niemand en, werd de naam der cioode ge- noemd, dan was er op zijn gelaat geen spoor van gemoedsaandoeningen te lezen.

Wagini telde nog geen twee jaar, toen haar vader op zekeren dag aan groot- moeder meedeelde, dat hij van plan was elders heen te trekken, naar een of andere groote stad, om daar werk te zoeken.

N énéh verdiende genoeg voor zich zelve en WaO'ini beiden, en naderhand 7.0U de kleine meid haar kunnen helpen.

Na een kalm af: cheid van zijn familie, verliet Kerto-Sadji du . op zekeren dag zijn woning en er zouden vele jaren voorbij- gaan eer hU haar weder betrad. Af en toe kreeg grootmoeder bericht, altijd bU mondelinge bood chap, dat het haar schoonzoon goed ging; ook deed hU haar nu en dan wat geld toekomen, dat door de oude vrouw teeds dankbaar in ontvanO' t l:l werd genomen. Zij dacht er niet over

I

7

na, en het ergerde haar dus ook niet, dat de vader in het geheel niet naar zijn kind verlangde. Kerto-Sadji was altijd een- zelvig geweest, het kleine meisje ontbeerde zijn liefde niet. Neen, Waaini wist niet beter of Grootmoeder - "nénéh" zooals de inlander haar noemt - was de eenige bloedverwant, die zij bezat.

Dat oude gel'impelde gezicht, die magere, bruine armen vel·tegenwoordigden voor 't kind à.l wat zij aan ouderliefde en oudel'- zorg behoefde. Van nénéh kreeg zij eten en drinken met menig noeperijtje boven- dien; tot nénéh vluchtte zij bij denkbeeldige gevaren, nén 'h knorde en trafte, maar liefkoosde haal' to h noO' meer.

Van een lief, mollig kindje werd zij al gauw een bijdehand, klein ding, wUs boven haar jaren, met een fijn O'evormd, rank figuurtje en mooi ae7.ichtje. HeUl' zwart haar sprong en krulde om 't effen voor- hoofd, in 't am'diO' nekje en bes haduwde de groote eru tige oogell, waaraan de lanO'e wimpers iet 7.waal'moediO' gaven. Gl'oot-

(12)

moeder bedierf het mooie kindje en schikte haar op wat zij kon. De fraaie zilveren bandjes om hare polsjes, het llalskettinkje van blauwe kralen, waar ze zoo grootsch op was, het vergulde sieraad in de kleine kondeh, alles kwam van nénéh. Maar, ze deed dan ook flink haar best, zesjarige dreumes die ze was, en hielp reeds, met parmantige wijsheid aan allerlei in het huishou.den. Met een oud-vrouw~jesachtige

bedrijvigheid liep ze af en aan, sjouwde met de waterkruik, die zij verderop aan de rivier vuLde, waschte de rijst) zocht brandhout bijeen en spoelde het vaatwerk af.

Ze moe t nu ook poedig leel'en batikken, had grootmoeder gezegd, doch dit vooruit- zicht leek Wagini verre van pleizierig. Zij hield niet van stil zitten; met de vrien- dinnetjes spelen, hard loopen en springen, dat was haar grootste lust. Als de anderen huisjes van karang 1) bouwden, dan keek ze ongeduldig toe. Het was wel aal'dig

') Koraal.

om naderhand het lichtje te zien blinken tusschen de openingen der karangmuurtjes, maar het loonde toch de moeite niet, zoo- veel tijd aan het opbouwen te besteden.

Van het onderwij op de godsdienst- school, waar zij een uurtje per dag heen ging, profiteerde Wagini niet bijster veel.

Met groote moeite leerde zij de arabische letterteekens van elkaar onderscheiden, de kunst van lezen en chrijven werd zij nooit machtig. 't Kon niet anders, niemand lette er op of zij ál of niet naar school ging en WaO'ini had dikwijls weken achtereen allerlei werk, dat haar veel nuttiger en Doodiger toe eh een dan schoolbezoek. In een strandkampong geboren, was zij be- voorrecht kind boven velen; aan het strand 'pelen was zoo prettig. Het schoon del' zee trok maal' zelden haar aandacht, zij lette el' niet op of deze, in feesttooi gehuld, het heerlijk blauwe kleed met goud en diamanten overdekt, hare golven zacht tegen het ·trand stuwde, of wel diezelfde gol ven, met boos gebrul, hoog tegen den

(13)

oever opjoeg, zoo gulzig naar het laud happend, al wilde zij het verslinden.

Wanneer het water zoo heel woest te keer ging, wa' zij alleen wel een ban~,

dat het de kampong zou binnen tormen en in razende vaart alle meesleepen.

Doch, daal' Wagini dit nooit zag O'ebenren, verdween oeze angst met de jaren en leerde zij den oceaan als een kameraad beschouwen, die haar en den haren het noodige gaf om te leven. A Is dreumes van vijf, zes jaar, trok zij al ·voordeel van de zee op hare wijze. De kleiue sal'ong hoog opcre chort, liep zij het water in om vi chje en garnalen te vangen, en verdiende daarmede menig snoepduitje.

Dikwjjl tond Wagini aan het strand met een vuil handje boven de oogen, zooals zij het de zeelni in hare oUlO'evincr zag doen. Dan keek ze uit of de visschel's- prauwen in aantocht waren. Werden zij spoedig verwacht, dan was het kleine ding in haar element. Naast grootmoeder zat zij al lang van te voren aan het tl'alld,

gretig starend naar de blanke zeilen, die achtereenvolgens aan den horizon opdoem- den. En, wierp de vloot haar zilveren zeebuit op het land, welk een genot om de groote vi chen te bewonderen, ze te helpen voortsleepen llaar de kampong, de mannen achterna te 100pen, die de volle manden wegdroegen, er bij te zitten als de voorraad verdeeld werd onder de koopers, bij het eentonig tellen der vrouwen.

Vader had jaren geleden ook op een groote prauw gevaren, vertelde groot- moeder.

"Net zoo een als van Roestiman ?"

vroeg Wagini.

"Nog veel grooter, " verzekerde nénéh,

"zU

was bemand met wel twintig koppen en zoo mooi versierd met. schelletjes, stukjes blik en piegeltjes, die helder in de zon fonkelden, tu 'chen het tuigwerk. "

Vader had altijd een goede verdien te gehad met de vi cherü, maal'

hU

was ongedurig van aard,

bU

kon nooit lang bij hetzelfde werk blijven.

(14)

"Waar i die schuit nu?" vroeg Wagini, die meer belang stelde in de prauw dan in vaders wedervaren.

"Gestrand, kind, daar v er weg bij poeloe padjang; een tegenwind dreef haar op de karang, waar zij verging." En de oude vrouw strekte den dorren wijsvinger uit naar een witte plek in de verte, waar de golven in heftige branding gistten en woelden tusschen de koraalriff'en, die mijlen ver in zee het vaarwater onveilig maakten, Grootmoeder werd oud en sukkelend, de arbeid viel haar zwaar. Wagini deed bijna al het werk in huis en hielp nénéh boven- dien bij die bezigheden, waar wel is waar weinig verdiensten op zat, als garen pinnen, matten vlechten, batikken enz" doch die de n\jvere, oude handen bezighielden. Het jonge meisje droeg de zware vischmanden, grootmoeder de lichte vracht als zij pas- sarwaarts gingen.

't Kostte het oudje veel inspanning ver t.e loopen, doch zij liet haar kleindochter

niet graag alleen gaan; Wagini telde bijna veertien jaar en was het mooiste meisje uit de kampong.

"Kind, " sprak nénéh op zekeren dag,

"ik zal niet lang meer leven, je moet maar spoedig tromven, dan kan je man . voor je zorgen en grootmoeder het hoofd

rustig neerleggen."

II.

Zacht en volgzaam van aard, sprak Vil agini niet veel tegen; dat paste haar niet tegenover de oude vrouw, doch het vooruitzicht van een huwelijk vervulde het meisje met heftigen afkeer. Zij wist, dat moeder, even vijftien jaar oud, bij hare geboorte gestorven was. Wat had die arme moeder van het leven genoten?

Neen, Wagini wilde niet, als zij, jong sterven, ze had het veel te goed, ze was gezond en krachtig, het leven lachte haar toe. Al moest zij flink de handen uitsteken, al viel het sjouwen met de vi chmanden

(15)

"

I

I

I )

haar wel eens zwaar, er was toch veel, dat vergoeding O'af voor het harde werken, menig fee tje in de kampong of daar bui- ten kwam den eentonigen dage1Üksc.hen arbeid afwisselen.

Daar had men inlandsch Nieuwjaar, wanneer niemand werkte en ieder in zijn allerbesten pronk, vrienden en kenni sen ging geluk wen chen, terwijl er overal getrakteerd werd. Het was een genot op zich zelf voor kleine, ijdele Wagini, om, bij die gelegenheid, de fraai gebatikte sarong om de slanke heupen te plooien, en al wat zij aan iel'aden bezat, op de

fluweel en kabaja te he hten.

En dcLll het aardig ketoepatfee t, na afloop der va ten, al men met prauwen naar het naburig eiland voer, om de aan het feest geëigende lekkernijen te genieten en de inland che spelen te bewonderen.

Het deerde Wagini niet, dat zij uren lang in de felle zon moe t taan om de grappig verkleede clown hunne buitelingen te zien maken, de kleine dansers ga, te slaan die,

in meisjespakken O'estoken, van blauwe brillen en waaiertjes voorzien, hunne lang- zame, statige pasjes uitvoerden op de maat van hun eigen zang. De nagebootste dieren waren ook een kijkje waard; hoe harte·

lUk moest t mei ~e meelachen al ' zij de potsierlijke krokodillen met hunne gl'oote, klepperende bekken op de naastbijstaanden zag toespringen, die in den eersten schrik angstig achtel'uitstoven al of er werkelijk gevaar dreigde.

Wanneer grootmoeder van naar huis gaan prak, vleide WaO'ini teeds noO' een poo ~e te mogen blijven: het ketoepatfee t kwam maar eens in het jaar.

Maar de' te menigvuldiger waren de fee tjes in de kamponO': de edekahs en slametan bij huwelijken, geboorten en sterfgevallen of die, als zoenoffer, voor een gedane gelofte golden. Al jong meisje mocht Wagini niet tegenwoordig zijn bij die gelegenheden, doch zij gluurde met de vriendinnetjes om een hoekje, zag van verre het dansen der talldakmeisjes en

(16)

!

genoot van ue lieflüke tonen del' game- lang. Er leefde niet veel poëzie in haar

eenvoudig zieltje, maal' zij had gevoel voor muziek. Uren achtereen kon ze, met droomerig genot, zitten luisteren naar de klanken van gamelang, rebab (een soort viool) of fluit, als zü, op den adem van den avond wind gedragen, uit de verte tot haar kwamen.

0, ze was zoo gehecht aan haar kam- pong, aan de gebruiken van haar eigen volk, vreemden ging ze schuw uit den weg; doch onder haar kornuit jes voelde zij zich vrij als een vl'ool\jk, gelukkig kind.

Wanneer de maan vol en helder aan den hemel stond, heerschte er een gezel- lige, opgewekte geest in de kampong. Zij lag dan als in tooverlicht gehuld, al het leelijke der huisjes was verdwenen, men zag de vuile muren, de sjofele daken niet meer in dien blauwen zilvergloed. ud en jong kwam naar buiten; hier zaten groepjes mannen philosopheerend bijeen, onder het kalm genieten van een stroo~je

(cigaret), ginds behandelden de huismoe- ders, in druk en levendig gesprek, de op de passar gehoorde nieuwtjes. De kleintjes bleven laat buiteu spelen en sprongen als lu tige eekhorens heen en weer, terwijl zij bij hunne vroolijke pelletjes de hoogste liedjes uitgalmden.

Het was bijna jammer ter ru 'te te gaan, nu het zoo helder li ht bleef en de frissche avond wind over de kampong heenstreek.

In den kring harer peel noot jes zat Wagini druk mee te habbelen en te lachen.

"Je wordt de bruid, Wagini, vóór de maan weel' vol i ," plaagden de vrien- dinnetje, "ze zeggen dat je vader gauw thuis komt, dat je grootmoeder hem liet roepen. "

Boos keerde het meisje zich af. ,,'k Wil niet," sprak ze nor ch, stond eensklaps op en trad haar huisje binnen.

"Nénéh, het is immers niet waar, ik hoef toch nog niet te trouwen?" vroeg ze gejaagd.

OVINK·SOER, VROUWENLEVEN. 2

(17)

De oude vrouw zag haar kleinkind kalm in het angstige gezichtje.

"Grootmoeder en vader weten wat goed voor je i , kind," sprak ze bedaard, "maak je maar niet bezorgd en ga nu slapen,

hartje."

W agini bleef echter langen tijd op haar matje heen en weer wentelen en schreide zacht; zij wilde niet trouwen.

Doch naar haar wil wordt, in zake huwelijk, niet gevraagd bij het inlandsche meisje. De ouders of naaste verwanten zoeken een geschikte partij en het kind heeft te gehoorzamen.

Wanneer een klein kampongmei Je er aardig uitziet, ontbreekt het haar niet aan huwelijkspretendenten. 't Gebeurt dik- wijls, dat er, vóór het kind zes of zeven jaar oud is, reeds verscheidene keeren aanzoek om haar hand is gedaan. Dit gaat echter buiten de beide hoofdpet·sonen om. Heeft. de jonge man, wanneer hij vijf- tien jaar of ouder is, al eenige stem in het kapittel, het meisje wordt geheel

behandeld als een stuk koopwaar, dat van de eene hand in de andere overgaat.

Dit lot was ook Wagini beschoren. 'Vel is waar kwam de voorspelling harer vrien- dinnetjes niet uit, de maan werd weer vol, terwijl het meisje nog vrij en frank rondliep, doch zij had haal' noodlot intus- sehen met reuzenschreden nader zien komen.

Op zekel·en dag, terwijl Wagini tegen het vallen van den avond buiten zat te spin- nen, zag zij een haar onbekend man groot- moeders hui je binnentreden; even later stond het mei Je vóór haar vader. De ontmoeting tu schen vader en dochter was zeer kalm; wat kon het kind voor dien, haar geheel vreemden man gevoelen? On- derdanig, zooal het eene dochter betaamt, begroette zU bern, zonder grootmoeder blijdschap te deelen~ die Kerto-Sadji zeer hartelijk ontving.

Al spoedig bemerkte Wagini, dat vader alleen was thui gekomen om haal' uit te huwelijken. Sinds een jaar had hU vast werk aan een fabriek van mortions (vuur-

(18)

I '

werk) en wilde zoo poedig mogelijk weer terug naar de groote tad, waal' hij vrouw en kinderen achterliet.

Daar zijne tegenwoordigheid echter be- paald vereischt werd hij het huwelijk zijner dochter en de daaraa~ voorafgaande formaliteiten, wa hij op grootmoeders verzoek overgekomen; de oude vrouw wilde de zaak met poed tot een gewenscht einde brengen.

Met ang t en schrik zag het jonge meisje haal' huwelijksdag te gemoet; al werd zij geheel bui ten de voorafgaande onderhandelingen crehouden, al had zij zich zelfs vel' topt toen haal' aanstaande een kijkje kwam nemen naar zijne kleine bruid, zü wi t wel, dat verzet haar niets zou baten. De bruid geschenken waren gewisseld, er wa rekening gehouden met gunstige en' ongunstige voorteekenen en eindelijk werd een heilaanbrengende dag uitgezocht voor de huwelijksvoltrekking.

Tot bet laatst toe bleef Wagini hopen, dat een of ander toeval het onheil zou af-

wendf.'ln, doch, nu dit niet het geval bleek, berustte zij: het was Gods wil.

Op den gewichtigen dag kwam nénéh reeds om vijf uur haar kleindochter wek- ken, want het toilet eener inland che bruid kost veel tijd.

Terwijl men hiermede bezig was, begaf Wagini's bruidegom zich met zijne ver- wanten en vrienden naar de mo kee, om bet huwelijk door den priester te laten voltrekken. Bij deze plechtigheid beboeft de vrouw niet tegenwoordig te zijn;

Wagini was du reeds gehuwd vóór zij haal' man ooit ontmoette.

Intu chen liet het arme kind het lijdelijk toe, dat men haar in bruid tooi kleedde.

Onbeweeglijk bleef zij zitten, terwijl men haar lief gezichtje met boreh insmeerde en ook hals en armen met deze gele verf- stof bedekte. Nu werd een fmai gebatikte kain (soort sarong) om haar fijn middeltje gewonden en daarover een tweede kaïn of overkleed van blauw atijn geworpen en in kunstigen wrong, onder de armen door,

(19)

op den rug bevestigd, zoodat schouders, armen en een groot gedeelte der borst onbedekt bleven.

Het weelderige haar, in een komvormig kapsel op ge token, versierde grootmoeder met snoeren aan draden geregen bloemen, die langs het voorhoofd tot op de wangen hingen. Vergulde en zilveren armbanden schitterden aan bovenarm en polsen. ter- wijl de kleine, tengere vingers bijna ver- loren gingen onder het aantal grof bewerkte ringen, waarin groote, onechte steen en fonkelden. Grootmoeder had dit kostbaar bruidsgewaad met al den daarbij behoo- renden opschik natuurlijk niet zelve kun- nen bekostigen. Voor een rijksdaalder was al de pronk gehuurd, waarmede Wagini de bewondering van vrienden en verwan- ten zou wekken.

Het toilet der bruid was nu voltooid en zij moest, als een stUf aangekleede pop, stil blijven zitten tot de bruigom kwam.

Het huis vulde zich intu chen met ga ten en toeschouwers, ieder kwam de

bruid bewonderen. Wagini's hart klopte luid en angstig; had zij maar durven weg- loopen, het lot ontvluchten, dat haar wachtte! Maar waar moest zij heen, wie zou haar helpen?

Om vier uur verkondigde een groot rumoer reeds van verre de kom t van den bruidegom. Vergezeld van een stoet vrienden en bloedverwanten en dOOl' muziek begeleid, kwam hij te paard aanrijden en steeg af voor het huis der bruid, waarna hij door twee personen plechtig werd binnengeleid. Toen Warrini hem zaO' aan- komen, had zij het wel willen uit 'chreeu- wen. Tn plaats daarvan liet zij zich gedwee bij de hand nemen dool' de twee aan- gewezen vrouwen, die het bruidje haar man te gemoet voerden. WuO'ini hield de oogen neerge laO'en, slechts even wierp zij een schuwen blik op Sakel'to, toen zij vlak voor hem stond. p het ooO'enblik uer eerste ontmoetinO' tu chen man en vrouw wil het gebruik, dat het jonge paar elkaar met i1'ih werpt. ake1'to rol bracht dezen

(20)

plicht naar den ei eh, doch de hand van het vrouwtje beefde zoo sterk, dat het dichtgevouwen blad naast het hoofrl van haar man terecht kwam. Als bruidegom was deze niet minder fraai uitgedo t dan zijne bruid. Ook bij droeg het bovenlijf naakt en met boreh be meerd, zijne haren, eveneens met snoeren bloemen versierd, zwierden bem los op den rug, een kostbare kain omgaf zijne heupen en hing tot laag op de voeten neer, terwijl de luis, het handvat fonkelend van kleine 8teentjes, met bloemen wa verlSierd. Sakerto had een vriendelijk, goedig uiterlijk en telde dubbel zooveel jaren al Wagini.

Het feit dat hij reeds gehuwd wa geweest, gaf aa.nleiding tot eene nieuwe plecbtigheid. Men reikte Wagini een kom water, die zij over een stuk brandend hout moe t leeg (Tieten: een zinnebeeldige voor telling, dat het vuur, in bet eer 'te huwelük onderhouden, nu was uitgehlu.'cht.

Na afloop dezer cet·emonie nam het bruid - paar naa ,t elkander op een matje plaat,

er werd koffie en gebak rondgediend en het gevolg van den bruidegom bracht de huwelijk 'geschenken, mee ,t, smakelijke eet- waren, aan de bruid; ook ontving zij eenig geld van haar man, waarvoor zij hem onderdanig buigend dankte. Zonder een woord te wi el en zat het bruidspaar naast elkaar, de gelukwenscher' troom- den het hui uit en in, men at en dronk en was vroolük, er heerschte een drukte van belang, een bedrijvicrheid en heen- en weergeloop, die toenamen naarmate de avond viel. De lampen werden ontstoken, de muziek liet hare tonen hOOl·en, op het erfje verdrongen zich de toeschouwer, aangetrokken door de vroolijkheid en het beIder verlichte hui , waar men bruiloft vierde. Den O'eheelen nacht bleef het fee t voortduren, niemand dacht aan sla- pen. Wagini was doodmoe, zij kon de oogen bijna niet meer open houden, het scheen haar toe, dat de lampen dof begon- nen te branden, zij er 'iond niet meer wat men tot haar 'prak. Eindelijk nam

(21)

haar lijden een einde: toen het daglicht aanbrak vertrok de bruidegom met zijne vrienden en Wagini mocht gaan rusten, haar statiegewaad afleggen, voor eenige uren althans.

Den volgenden dag zat dejonO'getrouwde vrouw in haar bruidstooi gekleed, weel' om vier uur klaar, wachtend op uen bruigom.

ditmaal om met hem een rit door de stad te maken. Spoedig hield de fmaiver ierde bruidswagen, O'evolgd door wel twintig kar- retjes, waarin Sakel'to's vrienden hadden plaats genomen, voor Wagini's woning stil.

Door hare verwanten beaeleid, trad het bruidje naar buiten in den vollen zonne- schijn en daar tond zij, klein en tenger schepseltje, een vreemde onnatuurlijke ver- schijning met haar saffraankleurig gezich~ie

en cretooid in dat bonte, opgeschikte ae- waad. Zwügend nam zij naast haal' man plaats en zoolang de rit duurde bleven beiden als beweginO'looze poppen strak voor zich uit taren. Mi chien ginO' Sakerto

met hart en ziel in de glorie op, al bruigom zoo deftig en met groot gevolg rond te rijden en overal bekijks te wekken.

Ieder week voor den bruidsstoet uit, de kampongs liepen leeg om den optocht voorbij te zien komen. Maal' het bruidje kon hare tranen nauwelijks bedwingen en af en toe trilde het verraderlijk om den kleinen, strak ken mond. Eindelijk was ook deze lijdenstocht volbracht en nu stapte de bruiloftsstoet af voor het huis van den jongen man, waar deze met zijne moedel' en zuster woonde, en dat nu voortaan ook Wagini's tehuis zou zijn. Nadat de nieuwe choondochtel' plechtig was inge- haald, met inachtneming van al de ceremo- niën, die de adat voorschr\jft, trad de

"choonmoeder uit het binnenvertrek het

jonge vrouwtje vriendelijk te gemoet. El' lag een wereld van goedheid in de za hte, bruine oogen, toen zij op het schepsel~je l'U tten, dat voortaan een deel van haar gezin zou uitmaken. Wagini wa echter te ontdaan om dit op te merken.

(22)

Het bruidspaar vormde weer het midden van een aantal gasten en toeschouwers, de drukte was nog grooter dan den vorigen dag. Gul werd ieder uitgenoodigd zich te goed te doen aan den overvloed van pijzen, die stonden opgedischt: vleesch en visch met gekruide 'au en, rijst met toe-

pijzen, gebak in 'oOtten en een over- vloed van vruchten. Hartelijk dron<Y 'choon- moeder Bok Djemilah het bruidje toe te tasten en zette haal' het beste en lekker te voor, doch Wagini kon geen bete naar binnen krijgen. Zij had nog geen woord met haar lllan gewi eld en deze nam evenmin eenige notitie van zijn kind- vrouwtje; hij at en dronk en onderhield zich met zijne vrienden. Was dit fijn- gevoeligheid, begreep hij hoe peschaamd en verlegen zij zich voelde?

Grootmoeder liet het zich intusschen best smaken en keek vergenoegd rond;

zij had er niet het minste begrip van hoe het Waaini te moede was en meende tot be twil van het kind gehandeld te

hebben. Haar kleindochter gin er een aange- naam leven te gemoet, want Sakerto ver- diende flink geld met timmeren, hij was een zachtzinnig, bedaard mensch en zou zijn vrouwtje zeker goed behandelen. Wagini hoefde nu niet meer met de zware vi ch- manden te jouwen, want de dessa, waal' haar man woonde, lag niet aan zee. Zij had lechts hare plichten aL huisvrouw te verrichten en kon nog een aardig stuivertje bijverdienen in den tijd van den padi-oog t.

Op hare beurt kon zij grootmoeder nu teunen en het aoede kind zou nénéh op haar ouden dag het daerelijksch bordje rijst zeker graag gunnen.

De feeststemmin er onder de bruiloft gas- ten werd steeds grooter. Een pa.:'l.l' bont uit- gedoste dansmei je wekte de bewondering en den luiden bijval van het publiek, door de kunstige, lenige wijze, waarop zij hare ledematen wisten te draa,ien en te wrin- gen naar de eischen der tandakkunst.

Het ging alle als in een roes aan Wagini voorbij, die moeite had om wakker

(23)

te blijven; het arme kind kon zich bijna niet meer rechtop houden. Doch het werd weer morgen eer zij mocht opstaan om naar hare kampong teruggeleid te worden (de eerste dagen niL haar huwelijk slaapt de jonge vrouw nog in hare eigen woning).

Bijna omvallend van vermoeienis trad Wa- gini er binnen. Goddank, nu was het feest-

vieren achter den l'Ug,

Twee dagen later werd Wagini voorgoed in het huis van haar echtgenoot opgenomen, Zij moest nu hare schoonmoeder in het huis- houden helpen en naast haar man, ook deze gehoorzamen, Dit laatste viel het jonge vrouwtje gemakkelijk genoeg. Bok Djemilah was een goede vrouw, zij ver- langde niet te heer chen en te bevelen, haar stem klonk steeds zacht en vriende- lijk. Spoedig hield de nieuwe schoondochter bijna even veel van haal' als van groot- moeder, doch voor haar man bleef zij even angstig en schuw als op den trouwdag.

Weerspannige vrouw~jes worden bij den

inlander met de bamboe geregeerd, maar tot dit middel wilde Sakerto vooral nog zijn toevlucht niet nemen, al verdroot het hem geducht, dat Wagini hem uit den weg ging waar zij kon en zich ver- stopte of vluchtte als zij hem van verre zag aankomen. "Heb maar geduld, ze is nog zoo jong, het zal wel terecht komen,"

verzekerde Djemilah haar zoon, en zij wee het jonge vrouwtje intusschen met liefderijke woorden op hare plichten. Wa- gini luisterde onderdanig toe, prevelde:

"ja, ja," en bleef onwillig haar man zelfs een hand te reiken, Als een stout kind verschool zij zich nu eens onder een bank, dan weer in het kippenhok of zij klom in een boom, waar de roode mieren het haar zoo lastig maakten met hunne venij- nige steken, dat zij zich wel naar beneden moest laten glijden. In plaats van eenige genegenheid voor Sakerto op te vatten, werd haar afkeer van hem steeds grooter.

Die dwaze angst bezorgde Wagini op zekeren avond een ernstig ongeluk.

..

(24)

Het was al laat en het jonge vrouwtje had zich juist tus chen hare schoonzusters in, op haar matJe gevlijd, toen zij op eens haar man zau binnenkomen. Zij dacht, dat hij al lang sliep en, hoewel Sakerto niet de minste acht op haar sloeg, werd zij een klaps door zulk een grooten angst aangegrepen, dat ze overeind vloog, vlug over de om haar liggende gestalten heen wipte en naar de deur vluchtte.

Bij den drempel struikelde z\j, viel en bezeerde zich zoo hevig aan haar rechter- voet tegen een tuk ijzer. dat zij kreu- nend bleef liO'gen.

Weken lang moest Wagini voor hare dwaasheid boeten, de voet wilde slechts langzaam genezen. Grootmoeder kwam haar kleinkind bezoeken en bleef, om haar met Bok Djemilah te verplegen.

De beide vrouwen spraken hoofd- schuddend over Wagini's koppigheid en kuren.

Waal' moest dat heen? Straks verstootte Sakerto het ondeugende kind nog en groot-

moeder vouwde angstig de handen amen bij dit vreeselijk vooruitzicht.

Maar het noodlot kwam Wagini te hulp.

Zij was nauweljjk' her teld en had zich voor den eer ten keer met lancrzame voor- zichtige pasjes buiten gewaagd, toen zij voor hare oogen het ongeluk zag gebeuren, dat haar, geheel onverwacht, hare vrijheid teruggaf.

Een eindje van het huis stond een klapperaanplant en Sakerto wa' in een hoo- gen boom geklommen, zooals hij reeds honderden malen gedaan had, om de rijpe vruchten af te kappen.

Wagini lui terde onwillekeuricr Daar het regelmatig kloppen en den harden plof,

waarmee de vruchten achtereenvolO'ens o naar beneden kwamen. Op eens werd het geklop gestaakt, een rauwe gil weerklonk door de lucht en tecrelijkertijd stortte Sakerto naar omlaag. Een kleine onvoor- zichtigheid had hem het even wicht doen verliezen, en, toen op Wagini' angst- geschreeuw , de hui genooten kwamen toe-

OVINK'80ER, VROUIVENLEVEli. 3

(25)

loopen, bleek het, dat de arme Sake~to zijn ruggegraat gebroken had, en onmid- dellijk een lijk was geweest.

Den volgenden morgen werd Sakerto

\. uegr(\ . ven diep , betreurd dOOl' zijne .. moeder en zu tet's, die weeklagend bUeen zaten.

Wagini trachtte haar te troosten, doch de oogen der weduwe zelve bleven droog.

Een jaar ruim is verloopen. Overal op ~e awahs heerscht vroolijke opgewekthel~, men is in het volle getij van den padl-

000' ·t. Vóór dag en dauw tijgen mannen eno vrouwen, meisje' en jonO'elin~~n naar de velden om de rijpe halmen e'n .-:oor , , met het scherpe mesje af te sn\)den

een, d

en tot bundel' saam te binnen. Er ':01' t van 's morgens tot" avonds gearheld en in de chemering ziet men overal men- schen met welgevulde bundels O!) d~n

rug, tevreden hui 'waarts gaan. D\.e me~

op eigen grond werkt, ~~rhuurt zich bU zijn buurman en hoe vlutlger de handen zich reppen, hoe grooter de bos padi, die

als welverdiend nijloon naar huis wordt meegedragen.

Geen tijd in het jaar, waarop de jonge- lieden prettiger en vrijer met elkaar ver- keeren dan wanneer de O'ouden halmen vallen, die den Javaan zijn levensbrood geven. Alle stijfheid en vormelijkheid wordt op zij gezet, oud en jong werkt lustig en opgewekt.

De zon is zoo even herrezen en giet haar gouden gloed over de akkers, zacht wiegelen de volle padihalmen op den adem van den morgenwind; ach armen, ze weten niet hoe spoedig het gedaan zal zijn met hun jong krachtig leven.

Zie, daar komen de snijdsters aan, achter elkaar loopend, op het malle pad. De mee - ten dragen het hoofd noO' onbedekt, do h allen hebben den grooten toedoeng of zon- nehoed in de hand, die haar straks bescher- men moet tegen de al te vuriae liefkoo- zingen der dagvor tin. Hoe vroolijk steken de kleurige baadje teO'en de omO'eving af, hoe veel lieve jonge gezichten ziet men

(26)

tusschen de oude, verweerde vrouwen in.

Het zijn hare dochters en kleindochters, die spoedig zullen worden als zij: hard werken in zon en regen maakt vroeg oud.

Maar aan die toekomst denken de jon- geren niet, nu is het leven nog heerlijk en vol beloften en velen lachen stil voor zich heen bij een of andere zoete herin- nering. Onder de padisnijdsters is ook Wagini, een mooie, tot haar vollen was- dom ontwikkelde vrouw, heerlijk om aan te zien met haar krullend haar en donkere schitteroogen. Zij lacht verstolen en slaat even de oogen op, als zij, druk aan het snijden, denzelfden jongen man, die haar nu reeds drie dagen het hof maakt, over het veld naar zich toe ziet komen. Wat een knap uiterlijk, wat een prettig gezicht heeft hij, die slanke Ramidin! Daar komt hij haar op zijde en lacht en Wagini, het schuwe preutsche vrouwtje, lacht terug en laat van terzijde, van onder de lange wimpers, haar blik met welgevallen op Ramidin rusten.

En nu begint tusschen dit paar het spelletje oud als de wereld: hij lokt en vleit, en zij doet als weet ze niet waar hij heen wil. Ze laat toe, dat hij de door haar gesneden halmen tot schooven bindt en ze voor haar draagt. Den heel en dag blijft hij haar tel' zijde en om het paartje heen lacht en fluistert men: die twee worden het é 'ns.

In de schemering, al zij naast elkander huiswaarts gaan, zij met den zwaren bundel padi, in de slendang op den rug gebonden, spreekt hij het groote woord en Wagini, fier en gelukkig, dat zij nu, in vrije keuze, de in praak van haal' hart mag volgen, reikt haar vriend de kleine, tenIYere band en belooft Ramidin, dat zij met hem door het leven wil gaan.

(27)

EEN ZENDELINGSVROUWTJE.

1.

..-

ZU hadden elkaar bijna drie jaar lang dagelijks gezien en aesproken, elkander goed, heel goed leeren kennen vóór hij het beslissend woord sprak, haar vroeg zijn vrouwtje te worden, en met hem mee te trekken naar het verre, vreemde land.

Als zij haar Johannes niet zoo innig had lief gehau, de blonde, slanke Dina, met eene liefde, die langzamerhand van kleinen knop tot een volle, heerlijke bloem was ontwikkeld, dan zou

zii

zeker geaarzeld, hem haar jawoord niet zoo gemakkelijk gegeven hebben, maal' nu .... En toch

hij vroeg zooveel ; voor hem moest zij haar "Heimat, " doch wat oneindig zwaar- der woog, haar dierbaar tehuis, haar "sOs- ses Mütterchen," verlaten. "Ach, waarom koos hij juist een werkkring, die hem naar verre landen riep?" zuchtte zij, droef te moede als zij aan de naderende scheiding dacht. Zij wist echter hoe lief haar aan- staanden man zijne roeping was, hij ver- telde het haar meer dan eens, hoe reeds als kind het denkbeeld hem bezielde Chris- tus' zachtaardige leer onder de onwetende heidenen te verspreiden en hun daarmede geluk en zegen te brengen.

In hare dwepende meisjesliefde zag zij een apostel in haar Johannes, even goed en zachtzinnig als de meest geliefde leer- ling van den Heer, toen deze nog rond ging op aarde. En Dina peinsde en droomde over de toekomst, doch meniamaal toefden hare gedachten ook in het verleden, toen zij zelfs den naam niet kende van den man, die haar nu alle en alles was.

Hoe goed herinnerde zij zich den avond,

(28)

waarop hij voor bet eer t bun hui betrad.

Zij was eeu aankomend mei ~e, de zware blonde vlechten nog hangend op haal' rug en als een echt bakvischje blozend bij iedere gelegenheid. Zoo was die lastige blos natuurlijk ook naar hare wangen ge tegen, toen zij kennis met hem maakte en voor het eer t den blik ontmoette van zijne eru tige, donkere oogen.

Vriendelijk en goedig had hij in het geheel niet laten bemerken, hoe in het oog vallend hare verlegenheid was geweest;

dat had haar toen reed dadelijk voor hem ingenomen.

Het sprak vanzelf dat hij, de zoon van haal' vader be ten vriend, spoedig als kind bij hen aan hui kwam, al de uren, die hij niet aan zijne studie wijdde, bij hen sleet.

Zij zag hoog tegen hem op in die dagen, als tot een zeel' ontwikkeld, knap man, die met haal' vader over onderwerpen redeneerde, waarvan zij nooit gehoord, veel minder over gedacht had.

Toch luisterde zij gretig toe, al begreep zij niet alles; het gebeurde dikwijls, dat Johannes zich tot haar wendde, of, om harentwille, het gesprek eene andere rich- ting gaf; dit vervulde haar steeds hei- melijk met trotsche blijd chap. Die nieuwe huisgenoot bleek voor het geheele gezin een groote aanwinst, spoedig kon hij niet meel' gemist worden in hun kring. Hij lStal Dina's hart dool' zijne vriendelijke attenties voor "lieb Mütterchen," zijne tille hulpvaardigheid en groote deelneming in ft! wat de haren betrof. Aan alles kon zij bemerken, dat hij graag in hun midden toefde; zelf stil en ernstig van aard, zich aangetrokken voelde door den opgewekten toon, die bij hen heerschte. Zij was ~iets

ern. tig, integendeel, zij kon den verper- soonlijkten levenslust voorstellen, het leven bood haar tot nu toe enkel rozen.

Alt\jd gezond en opgewekt, geliefd kind in huis, ja zelfs wel een beetje verwend en vertroeteld als eenige dochter en zuster, zou zij haat· lot met niemand

(29)

hebben willen ruilen, en wenschte zij, dat het maar immer zoo blijven mocht.

Doch het kind groeide op tot jonkvrouw en het uur kwam, waarin ook in haar het stille, reine, heerlijke gevoel ontwaakte, dat liefde heet. 't Was ongemerkt en als vanzelf gekomen, dat de genegenheid en vriendschap, die zij voor Johannes koes- terde, langzamerhand in een dieper en inniger gevoel veranderden. En zij wist, zij voelde het aan duizend kleiniO'heden;

een lange blik, een zachter klank in zijne stem als hii tot haal' prak, een heimelijke handdruk, deze alle zeiden het haar, dat hare liefde beantwoord werd. Haal' eigen zoet geheim bewaarde zij als een scbat diep in haar hart, zelfs Mütterchen kon zij er niet over spreken, en zoo wachtte zij vol geduldiO', hoopvol vertrouwen, tot Johannes tot haar komen zou om het woord te spreken, dat over bun beider toekomst zou beslissen. Toen dat uur aanbrak, wie kon haar geluk beseffen?

Alles ,jubelde in haar en, nauw was zij

alleen, het gelaat nog nat van vreugde- tranen of zij knielde neder en deed de stille gelofte om haar Johannes waarlijk een zegen te zijn, hem vol vertrouwen en toewijding te volgen waarheen hij ook gezonden mocht worden, zijne lasten lichter, zijne vreugde grooter te maken en hem zoo, in ieder opzicht, te wezen een licht op zijn pad. Die heilige, goede voornemens bleef zij trouw, ook toen zij de haren vaarwel moest zeggen. De verloopen maan- den waren Dina als in een droom voorbij- gegleden : haar korte engagementstijd, haar huwelijk, een verrukkelijk rei de langs den Rijn,- gevolgd door de niet minder heerlijke weken, die zij als jong getrouwde vrouw bij haar ouders aan huis had doorgebracht.

Maar nu naderde het cheidingsuur met droevige snelheid en de arme Dina ont- waakte uit haar O'elukkigen droom en leed bijna meel' dan z\j dragen kon. Ze wilde haar man geen verdriet doen en verborg hem haar strijd, doch 't viel het arme vrouwtje oneindig zwaar haar geliefd huis

(30)

te verlaten en dikwijls moest zij naar eenzame hoekjes vluchten om eens flink uit te schreien. Vooral wanneer zij, Müttel'chen aankijkend, bedacht, dat de uren geteld waren, waarin zij dat lieve, dierbare gelaat voor het laatst zou aanschouwen

,

was het haar of zij dit niet kon over- leven. Maar kost het strijd en bittere pijn, ook het zwaarste leed wordt I:) O'edraO'en ,

en zoo kwam ook Dina door het vreeselijk scheidingsoogenblik heen, en nam zij als troost naar het verre land de herinnerinO' o aan moeders kussen en de vurÎO'e zeO'en-o 0 beden harer ouders mede. - De tijd, de vele nieuwe gewaarwordingen op de rei, eerst over land, naderhand over zee en vooral de groote liefde van haar trouwen Johannes, zij deden het overige; toen het jonge paar Batavia bereikte, had Dina hare aangeboren opgeruimdheid grootendeels herwonnen en verlangde zij vol geestdrift den werkkring van haar man te deelen.

Hoe bewonderde zij hem in zijn vasten wil en doorzettingskracht; zoodra hij

zeker wist, dat zijn al'beidsveld op Java zou liggen, was hij aan het moeielijk Javaansch begonnen, ieder vrij UUT, met taaie volharding aan die studie wijdend;

Dina's bewondering maakte echter ook wel eens voor naijver plaats op die nare boeken welke al Johannes' tijd in beslag namen; slechts af en toe kon hij een uurtje aan vrouwlief wijden en zij had altijd wat te vragen en te babbelen, wilde haar man immer naast zich hebben om hem deelgenoot te maken van iedere gedachte. In die uren van eenzaamheid overviel haar eiu fürchtbares Heimweh, dat zij niet altijd ovel'won, al streed zij er dapper tegen.

\Vanueer zij maar eenmaal in haar eigen huisje zat, zoo sprak het jonge vrouwtje zich zelve moed in, dan zou alles beter gaan, zij zou hare vaste bezigheden heb- ben en trachten Mutter's verzekering,

"dat Dina eene uitstekende hui 'houdster wa ," niet te be chamen. Het duurde ook zoo lang en de tijd kroop voorbij jui t

(31)

omdat zij zoo verlangde naar haar eigen

"Herd," "doch endlich bleibt nicht ewig aus," troo tte zij zich. Groot was hare vreugde toen Johannes met de welkome tijding tot haar kwam: "Ik heb mijne aanstelling, Dina, wij gaan naar oeka Slamat, waar ik de kleine gemeente, die broeder J. vijftig jaar geleden stichtte, zal voorgaan. Langen tijd hebben die Christenen geen leeraar gehad, er staat ook nog geen kerkje, maar het geld er

voor i al (l'rootendeel bijeen."

Dina klapte in de handen." ,Johanne, hoe heerlijk, dan zult gij de kerk inwijden, niet waar? Krijgen we een lief hui ~e, man?"

"Dat i ook in aanbouw. We zullen daal' heel stil wonen, kindlief, zonder Europe- anen in de buurt. 'k Hoor zelfs, dat in den regentijd de weg naar de hoofdplaats der afdeeling onbegaanbaar moet wezen. Ziet ge er niet tegen op, vrouwtje, in die een- zaamheid te leven met je stillen man tot oenig gezel chap?"

Maar Dina sloeg de armen om zijn hals

en betuigde vol nadruk: "Neen, neen, ik zie er geen ziertje tegen op. Ik mag je helpen met je werk, hé Johannes? Als de vrouw van onzen " pastor, " mag ik mij wijden aan de vrouwen en kinderen der gemeente, niet waar? En dan boe heerlijk om mijn eigen huishouden te hebben, je lievelingskost jes te koken, alle rein en net om ons heen te houden,o man!"

HU

glimlachte over haar enthu iasme.

"Nu beste, als dat vooruitzicht je be- koort, zul je j~ hart kunnen ophalen, je zult de handen nog al een moeten uit- steken, vrees ik. Wat bedienden betreft zullen we daar, op dat afgelegen plekje, niet veel keuze hebben en dan.... we moeten het zuinig overleggen, kind."

" Of dM mij schrik zou kunnen aanjat'Yen, "

lachte het jonge vrouwtje, "ik heb thui . wer- ken geleerd, dat verzeker ik je," en hem met een vroolijk gebaar hare niet kleine, doch welgevormde handen voorhoudend, voegde . zij el' bij: "Deze twee ver taan de kunst van

aanpakken, dat zult ge een zien."

(32)

Hij kuste haar dankbaar. "Wanneer ver- trekken we?" vroeg Dina, haal' oogen, met een blijden glans tot haar man opslaande.

"Zoo gauw je klaar kunt komen, kind."

Dat hield zij zich voor gezegd. O! zii was het kofferlevell zoo moede, hoe goed en vriendelijk de menschen ook waren bÜ wie zij deze verloopen maanden ga t- vrijheid hadden genoten, zij verlangde met heel haar hart hun vaarwel te kunnen zeaaen' Eiaener Herd ist Goldeswerth."

' 0 0 . " 0

Onder het pakken zong het zendelings- vrouwtje half haal' repertoire Duit che liedjes aJ; zij was zoo innig gelukkig en Johannes niet minder, al voelde hij niet, als zü, de behoefte om zich zoo luide te uiten. Op de hoofdplaats der afdeeling, waartoe de gemeente van Johannes behoorde, kon het jonge paar maar één huis vinden, ge chikt om te bewonen, tot het hunne in de bergen gereed zou zijn. Ofschoon het oud en vervallen was en zij er, als beiden hoopten, slechts kort in zonden

blijven, trachtte Dina het el' toch zoo gezellig en aardig mogelijk in te richten.

Zij schikte hare huwelijk geschenken op tafeltjes en kasten, ver ierde de stoelen met de handwerkjes, haal' dool' de vrien- dinnen vereerd, en maakte zoo de plekjes, waar zij het meest zouden zitten, bepanJd

"gemüthlich." Hare vroolijke, optimistische levensbeschouwing kwam haar nu te pas.

o

heden, wat een gesukkel was dat met die inlandsche bedienden. Hoe hemels- breed verschilden zij met haar in opvat- ting van reinheid, zuinigheid en orde.

De jonge vrouw had tal van groote en kleine ergernis en, doch viel er wij elijk haal' man niet mede lastig. Aan de thee- tafel toonde zij hem lechts den grappigen kant van hare beproevingen, en beschreef in kluchtige verhalen hare ontzettino' over de vuilheid van arina, de kokkin, die maar één baadje cheen te bezitten en dat nacht en dag aan had. En schaterend van het lachen vertelde zij verder, dat de huisjongen alles precie omgekeerd deed

OVJNK-SOER, VROUWENLEVEN.

(33)

als zij gelastte; baar gebroken Maleisch wilde hij maar niet begrijpen. Nu dacht zij er over hare bevelen precies in om- gekeerden zin te geven, als zij ze wenschte uitgevoerd te zien, dan moest het immers goed uitkomen ? Neen, bet smerige, luie stelletje bedienden, dat zij nu had, nam zij zeker niet naar de bergen mee; kokkie had n. b. opslag durven vragen ook.

"En die heb je haar zeker dadelijk beloofd," plaagde Johannes, "t mensch kan dan een tweede baadje koopen. "

"Dat kun je zoo denken! Ik heb haar juist gezegd, dat ze dil'e ,t gaan kon, die luie sIon , ik kan beo t zelf voor ons beid- jes koken op onzen "Herd"; hoe heerlijk

toch, dat wij die uit Duit. chland mee- namen. Ik verbeeld mij zoo, dat wij op Soeka Slamat betere bedienden zullen vinden dan hiel' zijn te krijgen. Dat zij nooit bij Europeanen dienden kan mij niet schelen, ik leer hun graag alle, mits zij IJlaar zindelijk en eerlijk zijn."

Johannes was reeds eenige keeren naar

Soeka Slamat geweest; tot hare teleur- stelling had Dina hem niet kunnen ver- gezellen. De rei wa te lastig nu, in den regentijd, meende Johannes; allerlei onge- makken, die hij al man zoo erg niet telde, werden onoverkomelijke bezwaren waar het eene dame gold; Dina moest geduld hebben tot hun hujsje daarginds gereed was.

Zes maanden na hunne aankom t te N.

was het zoover. "Voor het laat. t en nu voorgoed," juichte het zendelingsvrouwtje onder het inpakken. Alles deed zij zelve bijna; het orgel waaraan zij zoovele genot- rijke uren te danken had, al zij er, geac- compagneerd door haar man, hare liederen bij zong, emballeerde zij met bijzondere zorg en keek met een ongerust hart de kar- bouwenkar na, lie haar schat naar de nieu- we woning zou brengen. Gelukkig, dat Jo- hannes stemmen kon. want op dat schud- den en schokken op den bergachtiIYen weg had zij het niets begrepen, het orgel . leed er stellig van. Maar alle bekommer-

nissen, de behouden overkom t van haar

(34)

meubilair betreffend, zette Dina ver van zich toen zij naast haar man, in hunne nieuwe bendy gezeten, de reis aanvaardde naal' het plekje, dat voortaan hun eigen zou zijn. Zij klaagde over hitte noch stof op den langen grootendeels onbe chaduw- den weg, zij telde het niet wanneer zij, af en toe, kleine einden te voet moesten gaan, omdat Johannes de primitieve brug- gen niet vertrou \Vde; aan het einde van dien weg lag immers hun "tehui ?"

Toen zij het eindelijk bereikten en Johannes haar binnen leidde, kon zijn vrouwtje niet spreken van vreugde. "Het is een verrukkelijk huisje!" riep zij eindelijk vol blijd chap uit: drie galerijen en vier kamers, niet groot, maar flink hoog, wat konden zij meer verlangen? En alles blonk van nieuwheid; zij behoefde hier geen vuilgroene plekken aan den muur te

" cacheeren" of zich te ergeren aan het

uitslaan van een vochtigen grond.

Had Dina hare tijdelijke woning zooveel mogelijk gezellig trachten te maken, hier

was het haar een genot hun eigen hui Je op te sieren en wonderen te doen mèt de middelen, die haar ten dienste stonden.

Toen zij ten laatste alles geheel naar haar genoegen in orde had gebracht, riep zij Johannes en wandelde ziel tevreden met hem het heele huis dool', al een kind genietend bU zijne betuigingen van bewon- dering voor haar goeden smaak en prac- tischen zin. Het keurig nette keukentje was haar groot te trots; daar stond "der

Herd", zoo glimmend O'epoet t, dat men

zich er in kon piegelen en het niet minder blinkend keukengerei, keurig tegen den wand geranO' chikt. "Ja, ja," schert te

.Tohannes, "dat i het tokpaardje van de

Duitsche vrouwen: Die Küche, die Küche. "

"Neen, niet alleen: die Küche, wir lieben drei K's," lachte Dina vroolijk: "Küche, Kirche uud Kinder. "

Ir.

Haar gelaat betrok terwijl zij het laatste woord uit prak en el' kwam een droevige

(35)

trek op. "Kiuder," ach zij had zoo vurig gehoopt spoedig moedervreugde te zullen smaken en tot nu toe had zij er niet aan behoeven te denken toebereidselen te maken voor een welkom en kleinen gast. Haar eerst zoo hartstochtelijk ver- langen was in de afgeloopen twee jaren langzamerhand in een hopend wachten overgegaan. . .. maar toch, het gemis van een kindje op haar schoot ontlokte haar menig smartelijken zucht. "Niet mijn, maar uw wil, 0 Heer," die ootmoedige woorden wilden Dina niet over de lippen, wanneer haar man haar tot berusten maande.

Dina kreeg nu een druk, werkzaam leven; spoedig leerde zij de taal een weinig verstaan en kon er zich, zij het dan ook gebrekkig, in uitdrukken, Vol ij ver aanvaardde zij de haar vanzelf toe- gewezen t.'tak als raadsvrouwen onder- wijzeres voor vrouwen en kinderen op te treden. Zij vergezelde haar man op zijne huisbezoeken en, naarmate zij de menschen

beter leerde kennen, trad zij ook dikwijls zonder hem hunne huisjes binnen of haastte zich, als men haar raad en hare hulp inriep, deze in persoon te gaan brengen.

In de dessa's en kampongs der gemeente zag men het vroolijke, vriendelijke zen de- lingsvrouwtje gaarne komen en Dina van haar kant mocht hare "Christenleutchen"

van harte lijden. Vooral tot het opgroeiend geslacht voelde zij zich :1.'Lngetrokken, Drie keer in de week hield zij school voor groote en kleine meisjes, die zij in het naaien en zingen onderwees. De anderen nam zij dikwijls mede naar de keuken, niet zoo zeer om haal' het koken te leeren , want de meesten konden de inlandsche spijzen beter toebereiden dan zij zelve, maar om haal' aan het verstand te bren- gen, dat reinheid op handen en keuken- gereedschap tot de hoofdvel'eischten behoort van eene goede kokkin. De aanstaande huisvrouwtjes trachtte Dina te doen begrij- pen hoe veel aangenamer en gezonder zij hare hui je konden maken, wanneer zij

(36)

deze zindelijk en frisch hielden en er alles een behoorlijke vaste plaats gaven, en zoo gaf zij duizend kleine wenken meel' die zü zich ten nutte konden ma- ken. En zij waren gewillig en volgzaam genoeg, Dina's groote zoo wel als kleine leerlingen. Allen deden haar best om het hare geduldige, altijd opgeruimde onder- wijzeres naar den zin te maken. Een ver- wijtende blik of een afkeurend hoofi'chud- den wal'en de eenige strafmiddelen van de jonge vrouwen met beide deed zij wonderen.

Er verliep hOna geen dag of Dina ging minsten tweemaal met J obanne naar het in aanbouw zijnde kerkje. Beiden zagen met groot verlangen de voltooiing te gemoet. De oefeningen werden nu bij hen aan hui gehouden, waar de noodige ruimte ontbrak en tal van andere bezwaren hen ieder keer tot elkander deden zeggen:

"wanneer zal het voor 't laatst zijn?"

"Ik heb heusch ons kerkje al lief."

betuigde het zendelingsvrouwtje af en toe,

terwijl zij vergenoegd het nette, ruime gebouw rondkeek. "Zie eens hoe flink hoog de vensters zijn en hoe vele zijn er wel! Mij dunkt, wij zullen het hier niet warm hebben, het dak is zoo hoog en er staan overal boomen om het huis. Waar zullen we het orgel zetten, Johannes?

Dáár voor het podium?" Zij wipte vlug de steenen treden op, en vervolgde: "Hier zult ge staan, hé, man, wanneer je preekt?

Jammer, dat er geen geld genoeg is voor een preekstoel, maar een kerkklok krijgen we toch zeker, niet waar?" '1'oen J ohanne niet dadelük antwoordde, verdween de

vroolüke trek op Dina't; gezichtje en, hare vraag herhalend, keek zij hem angstig a~n.

"'k Vree er voor, vrouwtje," ~tntwoordde

de zendeling eindelük, "het spijt mij zoo, maar het is toch 1 eter, dat ik het je maar ronduit zeg. Ik geloof, neen ik weet zeker, dat wij onze kerk niet met klok- gelui zullen inwijden, de ko ten zijn niet meegevallen en .... " Hij zweeg, want hij las op Dina's gelaat zooveel teleurstelling,

(37)

verslagenheid en verdriet, dat het hem aan het hart ging en haar liefkoozend op den schouder kloppend, troostte hij:

"Kom, mijn beste, trek het je zoo niet aan, later .... "

Het jonge vrouwtje knikte maar eens, zij kon niet 'preken, de tranen zaten haar in de keel. "Glockengelttute, " zij kende geen liefelijker, schooner muziek ter wereld; van kind af had het gelui der kerkklok een onuitsprekelijk zoete aantrekkingskracht voor haar gehad, het riep tal van geheimzinnige gewaarwor- dingen in hare ziel wakker, het maakte haar vroom en goed, het deed haar dubbel erkentelijk z\jn voor de zeO'eninO'en in haar leven.

En nu zou die beminde roep tem ont- breken als hun eigen kerkje werd ingewijd;

zij zou niet over het land heenbeieren, om der O'eheele gemeente in heldere metaal- klanken te verkonden, dat de groote dag daar was, waarop zij voor het eerst in haal' eigen God huis kon vergaderen. Het was

heel hard, vond de arme Dina, en telkens als zij over de inwijding spraken, zuchtte zij heimelijk, als zij bedacht, dat toch eigenlijk het voornaamste zou ontbreken, om dien plechtigen dag voor haar tot een dag van inwijding te maken.

Maar ter wille van Johannes, deed zijne vrouw haar best om hare teleurstelling zoo goed mogelijk te dragen en hielp hem ijverig het programma voor den inwijdings- dag opmaken. Deze naderde nu snel, "in het begin der volgende week kwam de kerk zeker klaar," had de opzichter ver- zekerd; den daarop volgenden Zondag zou de inw\jding plaats hebben.

Het was een heerlijk frissche morgen,

"net een lentedag in mUn lief Heimatland, "

dacht Dina, toen zij buiten trad . ., Was het haar eigen opgewekte stemming, die alles om haar heen zulk een bijzonder feestelijk aanzien eraf?" vroeg het zende- lingsvrouwtje zich af, terwijl zij beurte- lings den blik richtte naar de stralende

(38)

zon, de heldel' blauwe lucht en den vollen bladerrükdom der hoomen, waar de wind vroolijk doorheen speelde. Zongen de vogel- tjes niet nog liefelüker dan anders, ver- spreidden hare rozen geen heerlüker geuren dan gi teren? Dina glimlachte om zich zelve.

Dat alles was maar zoete verbeeldinO'

0'

omdat zij zich zoo heel gelukkig voelde, omdat heden de blijde Zondagmorgen was aangebroken, waarnaar zij, hanr man en de geheele gemeente met hen maanden lang verlangend hadden uitgezien, de inwij- dingsdag van lmn eigen kerk. Om neO'en uur zou de plechtigheid aan vanO'en , het was nu al zes uur geslagen en er viel nog ,eel te doen. De jonge vrouw spoedde zich in huis en riep haar volkje bÜ elkaar.

Weldra waren alle handen in de weer om de kerk nog eens een extra beurt te geven. De vloer en de banken werden geboend en afgewl'even, hier en daar knaapjes geplaatst om leege plekje te vullen. Vóór het podium stond het orgel juist op zijn plaats en er bleef ruimte

genoeg over voor de leden der gemeente, die er zich bij het gezang om heen zouden scharen. Inmiddels hadden andere gedien-

tige handen het gebouw buiten versierd, guirlandes van groen waren om de pilaren ge lingerd en in groote bogen voor de open vensters bevestigd. Dina offerde hare mooi -te rozen "met hart en ziel," betuiO'de zij haar man. "Es musz überall festlich geschmückt aussehen."

Toen alle klaar was mocht zij met gewettigden trots op het werk neêrzien.

De ruime zaal met drie rijen banken dool' twee flinke gangpaden gescheiden, met de breede deuren, en vele hooge vensters bood een even vriendelijken als gastvrij en indruk. El' is plaats voor velen, noodden de lange banken, er is frissche lucht in overvloed voor iedereen, beloof- den de wijd geopende ramen en buiten suizelde de wind door het frissche groen:

de boomen en ik, wij beiden, zullen de onbe cheiden zon verhinderen het u lastig te maken.

(39)

Dina bleef maar ronddrentelen en Johan- nes moest haar wel driemaal aanmanen om zich nu heusch te gaan kleeden, ten einde gereed te zijn als hare gasten kwamen.

Behalve het bestuur van de atäeelings- hoofdplaats, verwachtte Johannes de zen- delingen in de residentie werkzaam, bene- vens eenige goede vrienden en particulieren, die van hunne belanl1;stelling blijk wilden geven. "Van de gemeente zou stellig nie- mand thuis blijven," dacht Dina, terwijl zij vlug voortmaakte; 0 de kerk zou vol genoeg zijn!

Met een aardig blo je en een hartelijk welkom in de heldere oogen, ontving het zendelingsvrouwtje een half uur later hare gasten. Zij voelde zich ietwat zenuwach- tig, het was de eerste keer, dat Johannes bepaald zou preeken voor zooveel men- schen. Zou hij zich niet beklemd gevoelen en op een gegeven oogenblik naar zijne woorden moeten zoeken?

Doch al die 0111'U t verd ween, toen de jonge vrouw, in de kerk gezeten, haar

man zoo kalm vooruit zag treden, en zich achter het hooge tafeltje plaatsen van waar hij de gemeente zou toespreken.

Geen plaatsje was onbezet gebleven, de banken waren dicht gevuld en al die menschen zagen tot haal' Johannes op, vouwden op zijn voorbeeld de handen en bogen stil het hoofd, terwijl hij God' zegen over de bijeenkomst inriep. Dina ver tond slecht enkele woorden en van de aanspraak, die nu volgde, zou zij ook veel gerni t hebben, wanneer zij deze niet van te voren in het Duitsch had gelezen.

Nu kon zij den zin vrij goed volgen.

Johannes . prak langzaam en duidelijk;

ieder moest hem ver taan en met belang- telling luisteren, dacht zijn vrouwtje, waar hij over het ontstaan der gemeente vertelde.

Ret eerste zaad, nu vijftig jaar geleden uitgestrooid, was in vruchtbare aarde gevallen. Telde de gemeente in den aan- vang eenige tientallen, nu wa' zij zoovele honderdtallen groot. Slechts enkelen wer- den afvallig of onwaardig gekeurd langer

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hooghartige moeder zag wel, dat het jonge echtpaar zeer gelukkig was, maar zij kon toch haar woede niet verkroppen , dat de heer en mevrouw V an Waarde

't Was veilig! Nog nooit was er een ongeluk mee gebeurd en al zou 't kunnen gebeuren, John wist dat zijn Moeder ver- trouwen had in 't werk van haar man en dat stelde hem gerust.

karweitjes op te knappen. Zoo goed hij kon, ruimde hij op, wat er op te ruimen viel. En dat was héél wat. Zoo af en toe kwam er wel eens een van de bemanning naar beneden en zette

_ ... 0, wat dat betreft, daarvoor behoefde zij geen angst te hebben, want in de laatste dagen was el' niets ernstigs gebeurd, en als er dooden waren, dan zou dit al dadelijk naar

witkoppen, rondom de boot, dic het duidelijkste bewijs wa- ren, dat zij het land naderden. Een zeeooijevaar is ongeveer zoo groot als een eend, een witkop heeft

blies Jacob door zijn tanden, wien deze tirade te kras werd, en mevrouw haastig, om te voorkomen, at hij iets zeggen zou, want zij zàg den spottenden hoon

Nu het uit zijn isolement (loor Be tuurs-beschaving en Zending is uitgedreven.. Hun mooi gezond land wordt door velen bezocht. Landskinderen worden in

M t bijna bazig sprongetj stond mevrouw Van der Kooy naast het wagentje, knikte in ronde hart lijkh id naar de heeren, die haar uit de voorgalerij tegcmo t kwam