• No results found

De jeugdige gemeenten op dit eiland bevonden zich in de negorijen, genaamd Serwaroe, Toetoekai, Seraai en Loehoeleli.

Batoemanawai. Loetoetoen n Tomra waren destijds nog niet gezind, om zich door het Licht des Evangelies te laten beschijnen. Oepoelere-feesten met de daarbij be-hoorende mul- en drankpartijen. waren nog machtige banden der duisternis, die hen gebonden hielden. Ser-waroe en Toetoekai waren losgemaakt en oefenden zich in de vrijheid, die het Evangelie hen bood. Het ging toen nog in die jeugdige gemeenten met vallen en opstaan.

o

vasle tred achter Christus i zoo maar niet in een jaar aangenomen. De kinder taat der nieuw geboren gemeenten kenmerkt zich door vele afwij kingen.

Ze staan tusschen twee machten, die een strijd aanbin-den op I ven en dood. Agenten van beide partijen influen-seeren de menschen. Dienaren der dui ternis voeden een natuurlijken gang \an zaken, met de minste onthöudlOg

inzake vereering der geesten en dien I der duivelen.

Dienaren des lichts daarentegen loonen Chri tus den gekruiste. den Overwinnaar van zonde, graf en dood.

Onthouding en trijd gebieden ze. Overwinning en eeuwig leven beloven ze. Het oude doet zien; het nieuwe zegt: gelooft.

Te Seraai vond ik de graven van Zendeling Je 'rick en van andere Europee che Zendingsvrienden. Het feit, dat in de nabijheid dezer kleine gemeente een toovernaar met een klinkende reputatie kon verblijven, toont in welke greep de jeugdige plantingen zich l>evonden, De [nlantl-sche leeraar der g meente deed zijn be t en had geen k.[t\chten over gemeenteleden.

Na volbrachten arbeid wendd ik mijn paardje 00 t-waarts. LoeilOeieli wa nu aan de beurt. Men staat ver-baasd over den grooten. ruwen, door ronde steenen opgeworpen ringmuur, rondom deze negorijen. Mijn jong wit paardje moe t er over, doch ik hield mijn hart vast.

Inzonderheid was deze barrikade eene reu achtige. Het dier ver tond deze kunst nog niet. Losgelaten zijnde, volgde hij zijn kam raad en het lukte. Op mijn vraag aan den Goeroe waartoe dat zware beletsel als een ring rondom de negorij lag, vertelde hij mij: dat muurtje was opgewor-pen om zeeschuimer en roover te beletten. bij nacht binnen te komen, met het voornemen te rooven en de noods te dooden. En - aldus ging hij voort - al heeft de Compagnie dit kwaad beteugeld. h t gevaar blijft be taan voor nachtbezoek van kwaadwilligen rondom ons.

In den arbeid dezer afgezonderde gemeente, vond ik bij vernieuwing kinderen God , die hunne zielen hadden overgegeven aan den Heere Jezu ; eenvoudige zielen, mf't brandende lampje en voorraad van olie, wachtend op de stem van den heraut: gaat uit, de Bruide~om kom tt

Oorverdoovend was het geluid der golfslagen tegen rotsen en klippen - in kracht en maeht toenemend, al.

de vloed zich keerde en zijn baren woe t voort tuwde over een zich diep in zee uitstrekkende rif. Wanneer

onder de prediking de eb intreedt en de stilte weldadig wordt, dan denkt men aan het psalm ver :

,,'t Gebruisch der zee doet Gij bedaren,

"Daar Gij haar golven stilt;

.:t Rumoer d.er volken, als der baren,

"Betoont Ge, waar Gij wilt.

"Die d' einden dezer aard' bewonen.

"Aan chouwen dag bij dag,

"De teek'nen, die Uw almacht toonen

"Met vreez' en diep ontzag."

Ja, wel teekenen van woe te golven. hetzij de l11el1-schen elkander met het kanon vermorselen, of zooals in deze landen: de duivelen dienen. De wortel dezer duistere woelingen wordt gedrenkt door de drassige verborgen wateren der helle en des doods. Het ~ebrui eh der zee doet God bedaren. Zijns zal de overwinning zijn. Alle zielen, die in alle plaatsen toetreden, tot de gemeente de levenden Gods, zijn teekenen van Christus almacht op de machten der duisterni .

Het getal der nieuwe belijders in alle bestaande ge-meentcn klom steeds in waarde. Overal werden menschen gedoopt. die 't Woord gaarne aannamen en werden met de aan'wczige catechisanten onderwezen in de Heilige Schriften.

We moeten terug naar Serwaroe. Mijn ouderling uit die gemcente i gearriveerd en beide staan we voo~ de vreeselijken ringmuur. Zijn paard - ouder, wijzer en sterker dan mijn jong beestje gaat er veilig over op bevel

V,1Jl zijn meester: doch het mijne, pas in de leer zijn Iné'at

volgende, breekt zijn achterbeen. Ach, wat 'n ongl!luk:

zoo'n lief dier in den dienst van zijn meester, zoo direct totaal invalide te zien. 't Was om te weenen. De kapitein-ouderling leende mij zijn paard. mij verzoekende het in bezit te nemen, in ruil voor het mijne. Na verloop van jaren hoorde ik dat het paard niet alleen hersteld was, doch tevens moeder was geworden in zijn geslacht.

Na een uur stapvoets gereden te hebben, trof mij een geweldige regenbui. Het onweer kwam zoo onverwachts, dat ik mij niet had kunnen bergen, in een der verspreide tuinhuisje . Met moeite doorworstelde het oude paard een klein riviertje, dat al begon te zwellen. Voor mij lag een reusachtig groot rietveld, dat zich uit trekte tot de negorij Seraai. Het water stroomde met ZIllk een mildheid op aarde neder, dat ik het paard den vrijen teugel liet. Een

\lur lang bleef ik in den regen en tusschen het hooge riet.

De koude wa verschrikkelij k.

Mijn toestand was gevaarlijk. De afkoeling was te sterk en duurde veel te lang. Het hielp niet, dat ik te Seraai bij den Inland ehen lee raar van kleederen wisselde, mijn gezondheid was geknakt. Thuis zijnde, werd ik niet ziek, doch de beenen begonnen te weigeren eenige werk te verrichten. Het gevoel in die ledematen wa verdwenen.

Op twee stokken kon ik voortspringen naar de kerk, om mijn werk te verrichten. Het werd treurig. Men 'chelijk gesproken waren we op weg on dochtertje te volgen, Zó6 dacht de Po thouder, zóó de bevolking. Dat eerst-genoemde onze toestand aan den Re ident van Amboina rapporteerde, lag op zijn weg. De Resident greep dade-lijk in. en benoemde mij tot hulpprediker ten dienste der Inland che Christengemeenten, in het ressort 80ano. met

standplaats Loki. We verheugden on' in deze overplaat-sing, Het bleek, dat het klimaat van Leltie voor ons ongunsti;:?: was, en de nimmer eindigende koraallucht malaria-kiemen meevoerden, die voor mijn vrouw nood-lottig waren.

Zoo moesten we dan heiden van menschen, die ons lief geworden waren en van een eiland, dat voor mij steeds bekoorlijker werd. Tegen de komst van de mail-boot, sprak ik mijn afscheid woord tot de erwaroesche gemeente, naar aanleding van Joh. 14: 18a, "Ik zal u geen weezen laten."

Gedurende de godsdienstoefening kreeg een lan het te kwaad met een groote rat. Het gevecht begon boven in den nok van het gebouwen eindigde in den schoot eener vrouw, waar beide neerploften. Een klei 'Ie

op-chudding ontstond, toen de koster de vechtersbazen wil-de vangen Ze ontsnapten door een der groote gaten, die we ramen noemden. De vrouw was niet erg geschrokken.

De arme menschen zijn dergelijke toestanden gewend.

De levensschool waar het zout gemist wordt, kweekt

zenu~ achtiger menschen.

Mijn Ambonsche leerlingen hadden hun Serwaroesche vriend "Haroen" nog niet kunnen genezen van afgoden-vrees. Hij beefde bij het zien van zoo'n pop. Zij, aan-taande Goeroes' wilden per é een goede daad verrichten.

Het werd nu tijd. Het cheidc::n was nabij. Een hunner bond een zwarte draad om den hals van een tevige oepoelert' en plaat te het ding zóó, dat het voorover vallen moest, indien de draad dit niet verhinderde. De oud te hield buiten de woning den draad vast, terwijl de jongste genoemde vriend ging roepen.

Nauwelijks komen beide de keuken binnen, of de oepoelere buigt zich voor de vrienden neer. Haroen gilt en vlucht, doch zijn leidsman loopt hem na, bracht hem terug en liet hem het bedrog aanschouwen. De jongeling zag den oudste met de draad in de hand staan, en be-greep. In aller tegenwoordigheid werd het beeld met zijn neu op het vuur gelegd en de gedoopte Haroen zag, dat ,het beeld hout was en geen god.

Van deze kwaal zijns bijgeloof. wa hij radikaal genezen.

REIS VAN 'T EILAND LETTIE NAAR 'T EILAND