• No results found

Het wa mijn gewoonte geworden. op mijn reizen naar de nieuwe gemeenten, b vengenoemde plaat aan te doen, wut met de bevolkin y te preken en hun tabak te :.:c\'(:n.

Bij die voortdurende uitdeeling hadden de mannen groote schik.

Het waren groote kinderen, die elkander het ontvangene lieten /.ien en dan "chaarsch hedeelde \'OOr den mal hielden. Wat kern gezond volk \ a dit. Wat prachti~e menschen, met breede borsten en hooge ge tal ten. Mijn bede was deze men. chen te mogen bekend maken, met den schoonsten aller men,ehen-kinderen. In den laat ·ten tijd van mijn arbeid op Ceram, behaagde het den , \t\en-schen-redder de deur van Warasiwa voor Zijn heili~

Woord te openen.

In die ra tbare dui. tcrni ,leed I

lii

Zijn licht in.~aan.

Hoe verheugd was ik, dat cr twee en derti:.: mannen zich overgaven \'oor den H. Doop Dit getal was meer dan voldoende, OI1l uaar een wel ondem·ezen. gediplo-meerd god Jienstonderv. iJZer te plaats n. De Predikan-ten van Amboina lagen het helan~ dezer gedeeltelijke toelredil1~ zeer goed in. Dáár een licht in 't midden der duislerni te ontsteken. trok hen a,tn. Immer wilren de eerstelingen van dezen akker waarborgen gcn()e~, dat het grootste deel der hevolking, bij voorzi htige bearhei-ding v<ln het klein te. !.(cl >idclijk zou toetreden. tot de eer telingen. Zoo werd dan te mbon be loten, dat de Inlandsche leeraar "Holle" naar Warasiwa zou gaan.

Zelve heb ik het genot niet mogen smaken, den zegen te aanschouwen, die de Heer daar beliefde te schenken,

omdat ik ten jare 1896 met een jaar verlof naar Holland vertrok, en bij ,terugkomst in de Koloniën, te Ternate ge-plaatst werd. Mij is dienaangaande wel medegedeeld, dat de Inl. leeraar Holle te Warasiwa arriveerde en daar wonderlijke dingen aanschouwde, van de groote gedoop-ten en ongedoopte kinderen van zijn tandplaats. In zijn van Ambon meegebrachte melkblikjes, moeten de man-nen hunne parangs = lange hakmessen gestoken hebben, en den inhoud geproefd, op de wijze van het gebruik der rondgaande pinang en siri-doosjes, die van hand tot hand overgaan, tot amuseerend genotmiddel; en dat zij het lakensche pak van den man na eer t bewonderd te hebben, beO'onnen te passen aan hun eigen reusachtige lichamen. De één probeerde zich in de pantalon van den Goeroe in te werken, een ander perste de naden van de leeraars rok uit de voegen, door hem te willen aantrekken

or

dit nu volle waarheid is, kan ik niet verzekeren. Het zou kunnen. Ik herinner mij, cia t bij de tabak-uitdeeiing' vele mannen waren, die mij van de moeite der uitdeelin~

wilden ontheffen, door de geheele mand in be 'lag te nemen. Vaak denk ik aan dezen Gouvreezenden Broeder.

Hij mocht niet lang arbeiden te Wara iwa. Het behaagde God zijn dapper kind bij Christu ' profeten en po telen te voegen. Hij ging heen in volle zekerheid de. geloof, om zijn Koning jezu te zien en Hem op ander terrein te dienen. Zijn blijmoedig ontslapen, zal wel indruk op de luidruchtige gemoederen der bevolking te weeg ge-bracht hebben.

God wegen zijn wonderbaar. Collega Krayer van Aalst "'cnoo! het voorreoht daar veel zegen te hebben

'"

mogen verspreiden, en de gansche bevolking te zien

toe-treden, tot de gemeente van Christus, gekend reeds voor de grondlegging der wereld. Hoe klein, nietig en schijn-baar onbelangrijk de aanleidende oorzaken zijn van den overgang der heidenen, als daar zijn: een vriendelijke informatie naar 't welzijn van vrouwen kinderen, en een klein geschenk - God belieft deze oplettendheden te

~ebruiken, om de harten der ruwe speelsche heidenen tot vertrouwen in den Zendeling te neigen. Het schaadt niet al duurt het jaren, voor aleer dat vertrouwen ge-wekt is; zoodra het in de harten gloort en uit de oogen u tegen blikt, dan hebt ge, wat ge begeert. Ge kunt op dezen akker gaan zaaien. Aan 's Heeren zegen zal het niet ontbreken.

Nog straalt lijn genade-zon en vlieten Zijn wateren de wilderni in.

DE ADDER.

Het geschiedde, dat ik op een mijner reizen aan de kust van N. Ceram mij aan wal begaf, om een lIur op 't uitgestrekte strand te loopen. Zoo'n wandeling verkwikt en doet de aaiheid van 't lange zitten in een beweeglijk vaartuig verdwijnen. Mijn mensrhen trokken 't vaartuig aan de lijn en zouden mij wel zien zitten, hier of daar.

Na een goed uur geloopen te hebben, zette ik mij ver-moeid onder een chaduwrijken boom.

Na een half uur wachtens tonden mijn roeier weer bij mij. Eensklaps roept er een: Toean, spring op, een vergiftige slang! Verschrikt spring ik op, zie vlug de plaats des gevaars, doch heb geen tijd lang te zoeken,

daar de jongens geweldig met hun parang slaan. In waarheid, hun welgeoefend oog vergiste zich niet. Ze lie-ten mij een addertje zien, lang 16 e.M., gekleurd als dorre bladeren. Een steek van zoo'n diertje heeft een gewissen dood tengevolge. Naast dit ondier had ik gezeten, in groot gevaar des levens. Met de gedachte aan Gez. 12 : I droegen mijn flinke mannen mij aan boord.

DE WEENENDE MAN.

Tijden' een andere wandeling op 't zelfde strand ont-moette ik tusschen wat hooger staande boomen een al i-foer, net gekleed, met gebogen hoofde. Nader tredend begroette ik hem en zag tranen in zijn oogen. Op mijn vraag wat hem deerde, wees hij mij op een tuk grond voor hem, waar geen sprietje gras op stond en sprak:

Mijnhe rl hier liggen zeven menschen van mijn negorij, zonder hunne hoofden begraven. Ik verstond, dat hij de men chen betreurde, die hem hadden toebehoord, en die verradelijk waren gesneld. Arme menschen! alleen Gods Evangelie kan dit woeden der hel beteugelen.

Ik sprak met hem over den Heere Jezus Christus en Zijn verricht werk op aarde. Hij luisterde, doch ant-woordde niet. Ik groette hem en ging door. Aan hoofden en gemeenteleden vertelde ik deze treurige zaak, met het doel de oorzaak van zoo'n zevenvoudige moord te vernemen.

De antwoorden, die ik ontving, waren verschillend.

Deze veronderstelde, dat de moordenaars den toorn van hun stamhoofd tegen hen, wilden blusschen, door het

Mijn Leven onder de Koppen neller . 1

aanbrengen van de hoofden dezer mannçn, waaruit hUil trouw voor hem moest blijken. Gene opperde de bewering, dàt die hoofden noodig waren, voor het oprichten van een nieuwe verzamelplaats van Vorst en volk, waar al de belangen hen betreffende, onderling besproken werden.

Het was toe.n nog gebruik, onder elke zware hoekpaal van zoo'n open huis een gesneld menschenhoofd te leggen, zoodat het geheele huis op de hoofden der over-wonnenen ruste. Een derde vermoedde, dat een gevor-derde schuld niet op tijd vereffend was, volgens af praak van beide partijen.

Niet één antwoord deed in de verte vermoeden, dat er godsdienstige beweegredenen voor het snellen bestonden.

LOEMANE.

De intocht de Evangelies in deze plaat \0\ as zeer ge-makkelijk. De bevolking begeerde uit zichzelve tot het

Christendom over te gaan. De levensverandering in na-burige dorpen, die reeds door christelijke leeraren be-arbeid werden, werkten gunstig op de Loemaneërs. Het zingen der schoolkinderen verbaasde hen; en het lezen schrijven en rekenen der 1<leinen maakte hen jaloerseh.

Voegt daarbij, dat de jeugdige christenen dagelijks 'n bad namen - een ongekende zaak in deze streek - dat de menschen zioh begonnen te kleeden, het hoofdhaar be-hoorlijk knipten en zich netje kamden, dat luiheid, on-matigheid en meer andere Ceramsche ondeugden zicht-baar verdwenen; dat allen. groot en klein, de Zonda({s de school bezochten. om daar te hooren bidden en een

half uur lang den Ambonschen onderwijzer hoorden ver-tellen uit het groote boek van God, dan verstaat ge, dat genoemde zaken en nog veel meer, de menschen be-wogen, ook een Goeroe te vragen.

Hun wensch werd gaarne vervuld. De Goeroe, het Evangelie, schoolonderwij , de H. Doop, in één woord: het mosterdzaad werd hier als met onzichtbare Hand in den hof gelegd .Het wies op, werd een boom, zoodat nog he-den de vogeltje nestelen in zijne takken. De overgave van genoemde kleine dorpjes had groote waarde voor de toetreding der meer volkrijke negorijen, in het gebied van Patasiwa. Immer hoorden ze, hoe zegenrijk het Evan-gelie zich inwerkte, in de jeugdige Christenen. Hoevelen der kakianisten aanschouwden met eigen oog de ver-anderingen ten goede, en toch weigerden velen, in mijn tijd. het Evangelie gehoorzaam te zijn.

Hoe verblijdend was mij het bericht, dat onder de bediening van mijn opvolger, het Woord Gods in dat zeer dui 'tere en oproerige gebied, Zijn licht her- en derwaart deed chijnen, zoodat er kerken en scholen ~onden ver-rijzen en 'n menigte Inlandsche Godsdienstonderwijzers de bevolking konden opheffen lIit de poelen der ailer-gruwelijkste z nden. Met veel tact heeft de heer Krayer van Aal t aldaar zijn per oneel en de jeugdige gemeenten

·'eleid. Den Zoon des Vader, zij daarvoor eer en heer-liikhei ({ gehracht.

OP BEZOEK.

Bij een \ an de regeerende hoofden, in dat deel van Ceram, dat Patasiwa genoemd wordt, bij vernieuwing

een poging wagend, den rrlan te bewegen voor de kin-deren zijns volks een Goeroe aan te nemen, opdat zij zouden kunnen leeren lezen en .:$chrijven, en hij zelve als hoofd niet meer behoefde te vragen, of een hadji zoo goed wilde zijn, den brief van zijn Chef voor hem te lezen, bracht hij terstond het gesprek op het terrein onzer' Re-geering.

Ik antwoordde hem, dat de 00 t-Indische Regeering zoo kwaad niet was, al hij vermoedde. Ik vertelde hem, dat onze Overheid onder de bevolking van haar gebied overal scholen oprichtte, dat ze breede vaste wegen aan-legde, dwars door de landen heen, dat ze in tijd van ziekten Doktoren zond en bij honfTer nood terstond tc hulp snelde met overvloed van rijst. Indien _ aldus gin~

ik voort - uw land aangevallen werd door een buiten-landschen vijand, dan ZOu de Regeering u terstond komen helpen en den vijand verJagen. Hij antwoordde: mijnheer vergeet twee dingen. Ten eerste: dat wij zelven zoo'n vijand wel zullen verjagen, en ten tweede: dat uw Re-geering hier niet te zeggen heeft. Het is nog nooit in ons opgekomen naar Holland te gaan, daar den baas te gaan spelen, bela tingen te heffen, wegen aan te leggen en wat meer is. Heeft de groote Heer aan elk volk zijn eigen land niet gegeven? Dit land is het onze. Hier dui-den we niemand. We kunnen zelf onze menschen Wf'1

besturen en breede wegen zijn nergens goed voor. Mijn-heer komt met den Godsdien t van de Compagnie. Niet noodig. We hebben al 'n godsdienst. Luister, sprak hij, niemand zal u kwaad doen, omdat ge niets bij u hebt dan een stok. Doch let goed op, zoolang ge in onze negorijen zijnde, vrouwen cn kinderen ziet, dan i alles

97

wel, doch als e ze weg ziet gaan, ga dan ook weg! Ik dankte hem voor zijn goeden raad.

Bij mijn vertrek vereerde hij mij met een geschenk, n.l.

cen kokertje van bamboe, gevuld met vruchten van den kanari-bOOIll. Ik stelde dit zeer op prijs en heb dit aan hem zelven getoond, bij mij \ ederkomst in zijn huis, lang daarna. De man wa altijd vriendelijk en kon logisch redeneer n, doch voor de zaak des Evangelies was zijn hart en zijn negorij hermeti eh ge loten. D Heer i op Zijn tijd gekom n en heeft getoond, dat onze Regeering door j'aar EvnngeliedienarC'n meer in Ceram gebracht dan daaruit genomen heelt

HET KAKIANfEEST.

Eer wij afscheid nemen van . Ccram rest ons nog de be. chrijving te leveren \. an hovengenoemd Ilationaal feest, dat georgani eerd werd door de drie verpriesle~s van Tala, Etie en apalewa; bijgestaan door een Kapi-tein, tv,'('c vaandeldragers, een Koning en een onderkoning, gewone prie~ters en ollden van dagen. De fee telijke op-roepig had plaat·, als er voldoende jongelingen aanwe-zig waren, tot toetreding in den A1ifoeren-bonu.

Drie dagen vóór den aanvang der plechtigheid onder-wijzen de priesters met de bewakers, al de jon~.e n~anne~

in de plaatsen der volk 'vergaderingen ,hoe ZIJ Zich biJ de intreding van hel Kakian-verbond te gedragen hebben.

Dit onderwijs gaat gepaard met het zingen van het lied "toetoehatoe" en duurt tot hel krieken van den da-geraad. Uit alle negorijen der genoemde gebieden, worden

de in te wijden leden, die bereid van hunne familiën af-scheid genomen hebben, naar een bekende negorij heen-geleid, dicht bij hun geheimzinnigen tempel. Van daar I

worden ze door een priester naar eene rivier gebracht, over welks water de man gebeden prevelt, en de jeugd gebiedt zich daarin te baden. Na het bad worden zij met geel gemaakte kalapa-olie be treken en gewijd. Hunne kleeding bestaat uit een luttel .geel schaamdockJC. op ,hun hoofden ieren van bamboe gevlochten mut en van de-zelfde kleur, en aan hunne halzen bengelen aaneen ge-regen koralen die bij het loopen geluid moeten geven.

Hunne priesters en bewakers vertrekken een dag vroeger uit deze negorij, naar eene geheiligde plaats, waar zij op de grens de candidaten afwachten. Bij aankomst der laatsten blazen de priester' op boeloe's (tahoeri), waar-op het aldaar zich bevindende volk met groote stem juicht, zoodat het bosch er van weergalmt. Tegelijkertijd zijn on zichtbaren bezig, legen hooge bOOllll'll te ' sinnn. jn wier stammen zich groote holten bevinden. Weer anderen schudden geweldig d opper te takken van kleinere boo-men, zoodat het nabij gelegen bo ch den indruk geeft, van door een geweldigen torm getei·t rd tc wor-den.

Eensklap vlucht een deel der Kakiani tische priesters in de richting der komende jon relingen. met 7ich bren-gende klewangs, peren en stokken, veinzende zeer ge-schrokken te zijn. Ze beven over hun gansche lichaam.

Als de jeugd dit gehoord en aanschouwd heeft, gaat ze den nacht doorbrengen in de aangewezen negorij, om den volgenden morgen naar de ware geheiligde plaats te gaan.

Op dezen tocht is het den jongelingen bang. Hunne be-wakers moeten hen voortdurend beschermen.

Tegen den avond zien ze den grooten duivel wand~le'1.

die ,hen nader tredende, stren.g <Yebiedt her noch der-waarts te gaan, opdat zij allen deelgenooten zullen kUIl-nen zijn, als men den aanstaanden morgen dieper bosc~­

waarts ingaat. Niemand der beklagenswaardigen zal ziclt aan dit verbod schuldig maken. De luwe priesters heb-ben terdege schrik en ang t in de harten der jeugd doen ingaan.

Een der priesters en wel de hoogste, fungeert voor duivel (nitoe), anderen blazen gedekt voor 't oog op flui-ten en weer anderen preken geheimzinpige taal, door

groote boeloe-kokers. Zelfs de menschen der negorIj, die in de verte oog.getuigen van deze bangmakerij zijn, vinden

des nachts in hunne huizen geen rust.

Zoo nu en dan worden kreten van vrouwen en kin-deren vernomen, luidende "oe poe sopane" = geëerbie-digde heer. Tegen het begin van de vierde nachtwake gaan de jongelui. vergezeld van hunne bewakers, uit, 0111

de gewijde plaat , waarop het Kakian-huis verscholen taat, te bezoeken. Ze loopen met het aangezicht ter aarde. Hunne leidsmannen zingen het volkslied: "Hija hoe", terwijl de boomen - als loegen ze maat -

ge-weldig slingeren. Elkeen hoort wonderlijke geluiden. Op de grens van het duivelsgebied gekomen zijnde, schrikt de voorloopende prie ter geweldig en zegt door den groo-ten nitoe betwist te worden, verder te gaan. Geweldig zijn de klewang-houwen, die hij slaande in de lucht, te zien ·geeft. Met een forsehen spron.g gaat hij de gewijde plaats in, gevolgd door de menigte. Als de laatste

kakia-nist zijn v et op dezen grond gezet heeft, worden allen gevolgd door een per oon, die met het zwarte harige weefsel van den gemoetoe-boom omwonden is. Vreeze en doodangst maken zich van vrouwen en kinderen mees-ter. Ze weenen en klagen, bang zijnde. dat de groote duivel hunne beminden zal verderven. Nu wordt "halt"

geblazen, en dadelijk tuss hen kakiani ten en volgelingen een kruis in de aarde geplaatst, waaraan klewang en stelen van kalapa-boomen worden gehangen, ten teeken, dat de volgelingen niet mogen naderen. Dit kruis wordt na enkele uren verwijderd, zoodat familieleden en be-kenden dóór kunnen gaan, naar den tempc"!.

Dit wonderlijke huis rust op sterke palen, heeft een planken vloer en i{aba-I-{aha wanden van circa twee meter hoog. Het dak is van achter zóó laag, dat het bijna den grond raakt, doch het front staat vrij hoog. In de planken vloer zijn drie groote gaten. wier vorm net "e-sneden draken-monden voorstellen. groot genoeg om er flink gebouwde mannen door te kunnt.n laten 7akken,

tot

op den grond. Deze drie openingen ':':-I:ven tOl.!gJng tot drie gangen, die poedig in één pad samenvloeien. Dit is een zinnebeeldige voorstelling van de eenheid der drie kakian-gebieden; Tala. Etie en Sapalewa. Deze drie ineen vloeiende gangen leiden henen. naar cen tweede ge-bouwtje, niet zoo omvangrijk als het boven beschrevene.

De jongelingen in di theiligdom gekomen zijnd , heb-ben zich onkenbaar gemaakt door het nemen van een modderbad. Terug geleid naar het grootere huis, worden zij tusschen twee evenwijdig loop ende balken geplaat t en vastgebonden, waarna de groote priester ecn zwaren, geweldigen eed over hen uitspreekt. Terstond nemen oude

verbondsleden een angstwekkende houding aan, hen drei-gende te zullen dooden. Déze zwaait gevaarlijk met de klewang, géne wil verwoed met de lans doorsteken.

Weer andere'n stammpen met de voeten zóó geweldig op de planken vloer, die 1,25 M. van de grond verwijderd is, dat de buitenstander niet ander denken, dan aan een verwoed gevecht daar binnen. Oogenblikkelijk daarop doop en de Kakianisten hunne speren in varkensbloed, plaatsen de van bloed lekkende wapenen, met het staal naar boven, tegen de tel11pelwanden en doen de omstan-der door aan ohouwen ver taan, dat de jongelingen door

den duivel onthal ct zijn geworden. Na deze bloedige vertooning gelasten de bewakers hunne pupillen, zich te laten zakken door de drie drakenmonden, waarop zij hen van onder den vloer ten tweede male naar 't andere gedeelte van het huis brengen, met het doel, hen d be-teekenis van den grooten eed te verklaren.

Dit volbracht zijnde, ontvangen de bondelingen de dui-vel klallw op hunne lichamen. De bewakers tatoueeren met naald en eigen gemaakte inkt op borst, armen en schouders, de beelden van vogel , vaartuigen, hemelli-chamen, alles versierd met kleine terretjes en kleine kruisjes.

Dit volbracht zijnde, ontvangen de bondelingen de dui-vel klallw op hunne lichamen. De bewakers tatoueeren met naald en eigen gemaakte inkt op borst, armen en schouders, de beelden van vogel , vaartuigen, hemelli-chamen, alles versierd met kleine terretjes en kleine kruisjes.