• No results found

Bij vernieuwing maken we ons gereed, nu om het donkere Noord-Ceram te gaan bezoeken als ZendelilIg, en

de oudste O'emeenten te Boano en te Manipa, in 't westen, als Hulpprediker.

De voorbereidingen zijn vele. Het vaartuig moet g(.'_

stopt, de zeilen gedeeltelijk vernie'lwd, de mast verwi '-seld, de katrollen eischen nieuwe a jes, touwen moeten van het weefsel der gemoetoe-booOl gedraaid en de anker geicerd. Htt is dagelijksc/J een bedrijvig en werk -zaam leven. Tus chen de calechisa tie-uren en andere diensten rest mij tijd genoeg, om alles na te gaan. Mijn vrouw, wetende, dat zij een stevige ma<lnd alleen zal zitten, is opgewekt en heeft genot.

Ze ziel, dat aldus de arbeidsgang van ha<lr man i , in den dienst des Heeren, en VOor haar de vruchtbare hui-selijke plichten bij haar kinderen, in gemeenschap van de vrouwen der gemeente. Nooit heeft ze geklaagd en haar lot in wachtenstijd betreurd. De genade onze Her-ren wa en bleef zichtbaar lJlet on., tot op dezen stond.

than!' dertig volle Jaren. Do h we moeten vertrekken.

Vroolijk worden de riemen in zee gezet en flink aan-getrokken. AI poedig krijgen we hulp, in den orllJ van bolle zeilen, en eer wc het goed bemerken, zijn wc rct:d.

VOor de groote Islamsche negorij Loehoe.

Visschers prahoe-tje!' passeeren we genoeg. Een der visscherlt vraagt of <.Ie hemanning twee levende var ken, mee wil nemen. die \'er 'chalk! en gestort in een voor hl'n gedolven kuil. N.1 \. 'rkregen verlof wordt het anker

gc-worpen, en de helft der hemannin" ~aat aan wal, 't dorp door en een tuin binnen. Oogenblikkelijk knallen twee schoten en twintig minuten later liggen twce zware keuën, een VÓór en een achter in 't vaartuig. Allen heb-ben schik, de islamrnen die zich nu niet te verontreinigen

hebben en de christenen die niet tc klagen hebben over te weinig teerkost. voor de lange rei . Straks, als het rten~­

lIur daar is, worden de7.e beesten schoongemaakt en tn stukken gesneden. Het ontbijt duurt niet langer dan ge-woonlijk. Op de tent van 't vaartuig worden de tukken uitgespreid, om te harden in den zonnegloed en de r~ 't wordt in een petroleumblik gekookt. We hebben hier gelegenhtid een frisch bad te nemen, in het kille water van een verborgen bron. Daar naast kunt ge u vergasten in een grot, waar wondermooi druipsteen aanwezig is.

Deze kust is op de vaart waardig bezichtigd te worden.

We pas eerden reeds den koper-berg, met zijn geel strand en een verborgen oliebron, waarin de jongens uit ' peels-heid hun handen gewasschen hebben. Een stukje zee wa daar met olie bedekt. Verder zeilend, zien we kaap Sial.

Dit i de Z. W. punt van Klein Ceram. oudtijds " Hoeamoe-al" geheeten. Voor die kaap zullen we den nacht doorb~en­

gen. De ,tilte van den morgen tond, i de meest goeselllkte tijd dat de woe te tuk stccn om te roeien, aangezien cr een sterke troom zich omheen tuwl.

Door een krachtigen Oostenwind gezegend, werpen wr aan de kust ten Noorden van 't eiland - de' ander n daag!' het anker. Nu volgt de arbeid in de aanbieding van het Evangelie der genade Gods. Wij passeeren een groote islamsche negorij, genaamd "Kawa" . We zullen de plaat niet aandoen, om reden de bevolking uit de hoogte op ons neerziet. Zij gevoelen zich de heeren der schepping, volgelingen van den waren profeet en mit dien de uit-verkorenen van hun Allah. Allen, die niet volgen, staan gelijk met onreine honden. In de eerste plaat de nat-sarani's. We hebben geen lust on te stooten aan hun

hoogmoed, gevoed uit de bron van domheid, en begeerte naar het bezit van den armen heiden.

'

-NOENIALI.

Voor deze heiden che negorij werpen we het anker, met het '·oornemen, aan de hooge heeren van Patasiwa, prie ter en volksleider een samenkomst te verzoeken, ten einde hen te doen verstaan, wat doel ik met mijn komst beoog, in hun uitgestrekt gebied, en om hun het gebod des Heefen jezu te doen hooren voor Zijn ver-trek gegeven aan de Apo telen.

Verheugd, dat de men chen mijn verzoek aannamen, ga ik de negorij binnen en kom te ·taan, in cen groote loods voor vijf of ze mannen, die er netjes uittagcn. Hun bovenlijf was ongedekt, nette gordels bedekten hunne lendenen, terwijl neerhangende kwastje de bloote beenen tot aan de knieën bedekten. Tot de ~rijsaards onder hen richtte ik het woord, zeggende "Hoofden en leidslieden van Pata iwa, ik ben u dankbaar, dat gij mij vergunt, met 1I

te confereeren. Het i billijk. dat gij weten moet, wie ik ben en wat ik in uw land en onder uwe volken kOIll doen. Het is de groole Heer van hemel en aarde die mij hierheen voert, om 1I en uw volk een blijde t;jding te brengen, n.l., dat wij door Hem geliefd worden.

Hij, (fe Gro I-Machtige, die u Ceram maakt en Ol s schiep, wen eh! zich aan ons nader bekend te maken door Zijnen Zoon jezu Christu. Bewogen met onz~

vreeze des doods en angst voor een komende nooit ein-digende eeuwigheid, zond Hij Zijn Zoon op deze aarde,

die onze zonden droeg, voor ons de straf der zonden torschte en ons met Zijn Vader verzoende.

Hij opende ons door Zijn lijden, sterven en opstanding uit het graf de poorten van het Paradijs en verlangt nu, dat de menschen op aarde zich oefenen in geloof, in rein-heid des levens, in leeren lezen en chrijven. Zijn groot heilig boek heb ik bij mij. Hij wil, dat onze kinderen on-derwijs ontvangen in scholen, opdat zij zelven zouden kunnen lezen, hoe goed de groofe Heer voor ons is. Ik kom de menschen van Patasiwa en Patalima = negen deelen en vijf deelen, van Hem en Zijn Zoon vertellen ...

en als zij het willen, ontvangen zij een leeraar, die bij hen blijft en eIken dag de kinderen zal onderwijzen in de school cn des Zondags in de kerk."

Terwijl ik met die papaatjes sprak, vormde zich rondom die loods een groote menigte Alifoeren, wel gewapend.

Ik ontstelde eenigszin . Doch toen ik mijn boodschap had gebracht, en de oud ten had gegroet, opende zich deze levende ringmuur en ik daalde af naar mijn vaartuig. De mcnsehen hadden geen kwaad in het hart. Ik wist, dat ik mij bevond in de muil van den leeuw, doch ook, dat de Heere Jezu. Christus met mij zou zijn. Ze wisten nu, wat voornemens de Pendeta van Loki had en Wie hem zond. Ik kan mij niet herinneren, dat de negorij-hoofden mij ooit tegengewerkt hebben, in de meer dan acht jaren.

welke ik hunne negorijen bezocht. Ze beschouwden hun

~ebied hermetisch ge loten. door de duistere en ata-nische macht van hun Kakian-v<:rbond.

Ik ondervond dit, want de men chen, die zich voor de groote zaak des Evangelies overgaven, waren slechts twee en dertig zielen in de machtssfeer van Patasiwa.

We lichtten het anker en stevende naar een dorpje in Patalima, waar Rev. Graafland eenige men chen gedoopt had, namelijk:

PAOENI.

In deze plaats, waar het regeerend hoofd mij vrien-delijk tegemoet trad, gevoelden we on dra op ons 4-l'emak. De menschen zijn wel wat S huw, doch dil

ver-mindert, door 'n jongetje een knikker te geven en den man 'n weinig tabak. Spoedig weten allen, dat de ba-landa Hollander een Pendeta is.

Na met den inlandsehen Gezaghebber het dorpje be-zichtigd te hebben, bemerk ik, dat hij .,lach" genoemd wordt. In zijn woning gekomen. zie ik zijn dochter er, schoonzoon - een lid van het Kakian-verbond uit Pa-lasiwa. Het verheugde mij. dat deze men, chen terstond genegen waren een Onderwijzer te willen ontvangen en tegen "het snellen" te be chermen. Er wordt afge pro-ken, een schooltje te bouwen, waar de kinderen zullen leeren lezen, schrijven en rekenen. De londags zal het gebouwtje gebruikt worden voor de prediking van God.

Woord. Bij een volgend bezoek zullen de kosten door mij worden betaald.

Tegen den avond worden deze men chen bedoort. op-dat er cene gemeente zij, met een Evangelie-di naar al-hoofd, die uit GOllvernements toelage zijn tractemcnt zal ontvangen. De Goeroe weet mij op volgende bezoeken te vertellen, dat zelf ouden van dagen met hunne kin-deren en kleinkinkin-deren zich op de schoolbankjes neder-zetten. Het i te verstaan, dat de grij aard de eerste

weg-blijvers waren, toen volgden de ouder . Doch de kinderen hielden vast. Ze leerden allerliefst. Dit dorpje werd als een oase in de woestijn. Het was zeer bemoedigend te mogen hooren, dat de achterlijke kinderen de blijdschap van mijn bezoek uitzongen, in geestelijke liederen. Bij schoolbezoek bleek weldra, dat de Ambonsche leeraar met kracht en tact gewerkt had. Er werd al gelezen, het schrijven ging al aardig en een flinke jongen wist me spoedig te antwoorden, dat, als één visch drie centen kost, hij zeven en twintig centen voor negen visschen moest betalen. Hoe verblijdend is het, den zegen Gods onder deze eenvoudigen te mogen zien. Er kwam orde in den chaos.

Huwelijken werden ge loten en lidmaten werden aan-genomen en bevestigd. lelden werd iemand gemi t in de God dienstoefening. De choonzoon van onze lach werd aangegrepen ,om te volgen.

Ook hij - de man van Kakian trad toe. Eén slecht wa er in de gemeente, die het hart hoog droeg. Het was de neef van het dorpshoofd. die bij zijn mondigverklaring, het bewind van zijn oom zou overnemen.

Aldu was het mosterdzaadje in den akker gelegd en het boompje wie voor poedig op. De eerst storm. die de planting in haar wortelen .deed beven, had deze oorzz:J k

De jeugdige Jakob was nog niet lang wettig getrouwd, toen hij ten onrechte vermoedde, dat zijn vrouw d oogen ophief naar 'n anderen man. Zijn toorn ontstak en zijn ijver ontbrandde.

Wetende, dat zijn vrouw in den tuin arbeidde, ging hij heen, greep haar en hieuw terstond haar hoofd af.

Dit was de eer te storm. waaraan 't chri telijk boompje 't

hoofd had te bieden. Beving en ontzetting greep ieder-een aan. De arme Jakob, door satan verblind, werd ge-boeid naar Wahaai gebracht, om nimmer meer terug te keeren.

Het oude leven in moord, wraak, onreinheid en dron-kenschap, geeft ZiLh in één jaar maar niet gewonnen. Er moet in de nieuwe gemeenten terdege gestreden en ge-beden worden. De vorst der wereld laat zijn negorijen en kampoengs niet gewillig los. Hij zal Jezus Christus den laatsten voet gronds betwisten.

Toen de Pendeta wel bevriend werd met den ouden Zach, vroeg de eerste: wel Zach! wat is er toch, dat ge zoo voortdurend zucht? Hij antwoordde Mijnheer, ik dur!

het niet zeggen. Raakt het zuchten je hart vriend, of gaat 't met je regeeren niet vlot. In 't laatste geval, spreekt gt' met den Kommandant te Wahaai; doch hebt ge wat in je hart dan zegt ge de zaak die je drukt aan mij. Na zich overtuigd te hebben, dat niemand hem kon beluis-teren, begon hij: "Toean. ik heb achttien mensch n ge-dood. De eerste zeventien doen mij geen kwaad, doch de laastte is altijd bij mij. Ik schoot hem niet goed dood.

Zijn worstelen was verschrikelijk. Het jongetje, dat bij mij was, sloeg wel met de klewang, om het hoofd weg te nemen, doch het gelukte hem niet. Ik spoedde mij pr heen, doch het gorgel-geluid was zoo benauwend, dat 't in mijn hart kwam. Het gaat er niet uit. Ik hOOi het altijd, bij dag en bij nacht.ln mijn droomen zie ik den man en hoor het zachte klagende geluid van zijn bloed Nooit was ik na dien dag gelukkig meer. Mijn hart i' bang. Dit is de reden. mijnheer! waarom ik zucht." Ik sprak Zach! nooit zal ik deze zaak vertellen aan de

Overheid, doch de Heere Jezus Christus moet het weten, uit onzen mond moet Hij het hooren. Wij moeten onze mi daden Hem belijden.

Breng gij die achttien doode menschen in je gedachte voor Gods Aangezicht, als ge bidt op je knieën. Zeg dan, Heere, mijn God! deze menschen, die mij geen k"'aad deden, heb ik doodge choten, om hunne hoofden te hebben. Ik dacht, daardoor gelukkig te worden, doch ik werd ongelukkig.

o

mijn God! mijn Godl vergeef mij deze zonden om Jezus' wil. Ik heb berouw in mijn hart en ik schaam mij voor u en voor de levende menschen.

Bid mijn vriend, roep dag en nacht tot God. Gods Zoon kan, wil en zal je zonden vergeven, al ge Hem bij volharding zoekt. Bedenk, dat het gestorte bloed van onzen Zaligmaker jezll onze harten schoon wasch t, van al onze gruwelijke misdaden. Zacht luisterde en prak:

"ik zal het doen. Toean!' Zoo laten wc dan dezen man met allen over aan de barmhartigheden Gods, die vele zijn. Christus heeft zijn hand op dit plaatSje gelegd. Hem zij het in Zijn liefde toeverlrou\\'tI.

Toen nu de gemeente Paoeni, na verloop van jaren, goed en wel onder de bead ming' de Evangelies een betere levensrichting was Ingetreden, verzocht ik de no-tahelen der bevolking. de vroef!er gesnelde koppen, die he, aard werden in een gaba-~aba-kist, rustende op vier palen. te begraven. Ze vonden goed. dat deze afschuwe-lijke teekenen van hunne vroegere daden zouden ver-d, ijnen in de aarde.- Deze zaak heeft mij groote zorg veroorzaakt. Den~ende, dat zij die doodshoofden achter 't dorp jn den grond zouden stoppen, gingen ze heen en

."ijn Leven onder de Koppen5netler. 6

maakten een gat in hef zeestrand, waarin de chedel begraven werden. Niet vele dagen daarna, rolde de vloed door 'n flinke bries geholpen, legen die plaats aan, beukte het losse zand weg, nam de mensehenhoofden op en ver-spreidden ze her en derwaarts. ever taat. wa t 'n con-sternatic er onder de bevolking van Paä - een neder-zetting uit 't gebied van Pata iwa - ont 'IOnd, bij het aanrollen van deze ehedel , op hun strand. Een aan-klacht tegen den pendeta kon niet achterwege blijven. Te Ambon zijnde, legden de Predikanten mij een tevig pro-ces-verbaal voor, van den Militairen Kommandant van Wahaai. Na de toedracht der zaak aan genoemde Oee -telij ken medegedeeld te hebben, kwam deze aHai re in tt reine. 0 eh ik nam mij voor, in vervolg van tijd

voor-zichtiger toe te zien, hoe mijn verwcken werden uitge-voerd. Ik verstond met smart, dat er men 'chen zijn, die bij de heiligheid des drieëenigcn Gods plechtig hadden beloofd mede te arbeiden, fot de komst van Zijn Konink-rijk op aarde - en nu zij daartoe in de gelegenheid wa-ren, hun verbond belofte wilden vergeten, uit oorzake van wrevel tegen de godsdien tige, zedelijke en economi che opheffing der bevolking. Het is waar, dat de heidenen, die bearbeid worden door het Evangelie, leeren zien, hoe zij zelven en anderen staan, in hun levenswandel voor God. Die dezen toel niet kan verdragen of door·taan, Tolle zijn matje op en beproeve 'n betrekking te verkrij-gen onder de Islamieten, waar de Geest van Chri 'tu der blinden gen niet dan schaar opent.

HERELAU.

Dit dorpje ligt niet ver van Paoeni verwijderd. Bij mijn eerste komst aldaar trof mij een onaangename stilte en verder gaande, proefde mijn reukorgaan een zwoele IlIcht van onreine wonden, afkomstig van vrouwen, die bezig waren elkanders hoofdhaar te reinigen van "' ... ... .

Mij onverwachts ziende, prongen zij op en vluchten gillend. In de loods waar zij gezeten hadden, zag ik met schrik bijna twintig men chenhoofden hangen, zeer dorre, half dorre en van jongeren datum .De Orang Kaja gaf mij niet lang tijd, om over die dood hoofden na te denken.

De man had het teeken zijner waardigheid bij zich, n.1. een zwarte tok met zilveren knop, waarin he! "Ik zal handhaven' prijkte. Hoewel er bijna dertig jaar voorbij gesneld zijn, kan ik toch dien dag en die kenni, making-niet vergeten. In zijn huis noemde hij zijn naam " Kaite-lapetai". Daar de man goedig was, be!{on ik lep,tond hem de reden van mijn komst te vertellen. Hij lui terde opmerkzaam en beloofde mij, mijn aanbieding zijn m n-sehen bekend te maken. Een Goeroe, die ik bij mij had, kon daar blijven. p voigende reizen werden deze men-schen gedoopt. Onze Burg-elllcc ter belloorde bij de laat te groep. De man boog eerbiedig zijn kni ën, hief het voorhoofd wat naar boven en ontving hef heilig- teeken van het verbond der genade. Daarop " erd zijn vrollw gedoopt, die veel ouder was dan hij. Toen ik meende met dankzegging tp kunnen eindigen, lag ik nog e ne vrouw taan, van omstre k dertig jaar, erg verlegen en beverig.

p mijn vraag aan de gedoopten, wie die vrouw 1'."3',

verstond ik poedig, dat ze de tweede vrouw van het

negorij-hoofd was. Hem aanziende, vertelde hij mij, dat deze jeugdige bij hem inkwam, toen zijn eer te vrouw oud en gebrekkig werd. De omstanders gevoelden reeds, dat de zaak niet goed stond. Het Woord Gods was hier al ingeslagen. Zijn Geest had reeds gewezen op de oor-spronkelijke ordinantie des huwelijks. Iedereen zag mij aan. Wat zou de Pendeta doen; die vrouw den H. Doop ontzeggen of haar die toedienen? Tot allen sprak ik:

,.aldus zegt de Heere God: elk man zal eene vrouw hebben en elke vrouw een man. De Orang Kaja zal met zijn oud te vroU\ wettig huwen en haar nooit ver tooten.

Komt de oude vrouw te overlijden, dan trouwt hij ter-stond met de jongere rouw, opdat Christus eere en heerlijkheid ontvan e. De Orang Kaja beloofde dit en de jongere vrou\\' werd gedoopt tot aller blijd hap.

Het zal geen nut hebben, op het bovenstaande eritiek uit te brengen Ik vermoed, dat d Apo telen ook wel twee vrouwen van één man zullen gedoopt hebben. Waar komt dit in de heiden wereld niet voor? Zou de lezer zoo'n vrouw, die zich van geen chuld bewu t was, toen zij bij dien man kwam, het ingaan in de gemeente durven betwi ten?

Ik dtlrfde het niet. Nooit heb ik er onvrede over gevoeld.

De vrouw was' en bleef eene van de ijverigste leden der gemeente. Ze leerde verstaan, dat haar barmhartig-heid \'las geschied.

81

HORALE.

Eer we de baai van Sawaai verlaten, rest mij nog een

Eer we de baai van Sawaai verlaten, rest mij nog een